Categorie: Columns

  • ‘Home is where the heart is’

    ‘Home is where the heart is’

    Zomaar een stukje in zomaar een krant: De Financial Times gaat opnieuw het pand betrekken waaruit het 30 jaar geleden is vertrokken. De krant gaat terug naar Bracken House in de buurt van Saint Pauls Cathedral. Zo’n bericht voelt vreemd in een tijd dat technologie het bedrijven mogelijk maakt om te gaan en staan waar ze willen. Maar het Japanse bedrijf Nikkei, de eigenaar van de FT, ziet waarde in geschiedenis en dus keert de FT terug naar zijn plaats van origine.

    Zou het mogelijk zijn, dat ook in de zakelijke sector van de maatschappij origine een grotere rol speelt dan we eigenlijk willen weten? Volgens aandeelhouders van Berkshire Hathaway is dat wel degelijk het geval. Ze maken jaarlijks een pelgrimage naar Omaha om goeroe Warren Buffett in zijn thuisomgeving mee te maken.

    Industriële bedrijven in de 19e en 20ste eeuw hadden een vaste standplaats. Dat ligt voor de hand. Bij voorkeur waren de fabrieken gebouwd op een plek met een goede mogelijkheden voor transport, zoals aan de oevers van een rivier. Vandaag de dag drijft de economie meer en meer op diensten en spelen de vereisten voor de zware industrie geen rol meer van betekenis. Er zijn bij veel bedrijven bijvoorbeeld geen grondstoffen meer nodig. Daarvoor is wel iets in de plaats gekomen. Diensten vragen om meer en meer mensen. Universiteitssteden ‘produceren’ goed geschoolde werknemers en dus trekken bedrijven bij voorkeur naar die steden.

    Financial Times gaat terug naar Bracken House

    Financial Times

    Zoiets speelde ook toen de Financial Times Bracken House betrok. Het was gelegen tussen Fleet Street, het voormalige hart van de Britse krantenindustrie en de City. Fleet Street is niet meer. Er zitten nu banken! De globalisering heeft ook hier zijn werk gedaan. De banden met het verleden spelen voor bedrijven een mindere rol. Nog steeds zijn, zeker Europese bedrijven, gehecht aan de plaats waar het ooit begon, maar belastingen kunnen een motief zijn om naar een andere plaats of zelfs naar een ander land te vertrekken. De grootste hinderpaal is om de medewerkers te overtuigen de baas te volgen of om in de nieuwe plaats van bestemming opnieuw de juiste mensen te vinden.

    Deze manier van denken heeft het karakter van een spreadsheet exercitie. Het gaat eraan voorbij dat een bedrijf een fysieke identiteit heeft en dat reikt verder dan een spookidentiteit. Een band behouden met het verleden, met de plaats van origine, reikt verder dan nostalgie of sentimentaliteit. Het is belangrijk voor de werknemer, maar ook voor de waarde van het merk. Daarvoor zijn voorbeelden te over. Nestle vestigt het hoofdkantoor van Nespresso in Vevey, waar ooit in 1867 Henri Nestle voor het eerst babyvoeding maakte. Het mooiste voorbeeld is misschien wel dat van Ferrari. Dat produceert nog steeds auto’s in het stadje Maranello, waar Enzo Ferrari in 1943 zijn eerste fabriek bouwde. De combinatie van origine en vakmanschap maken het Ferrari mogelijk zijn afnemers hoge prijzen in rekening te brengen.

    Ferrari bouwt haar auto’s nog steeds in Maranello

    De band met het verleden mag nooit een sta-in-de-weg zijn voor innovatie. Een van de redenen voor de teloorgang van Fleet Street was het halsstarrig vasthouden aan verouderde drukmethodes, waardoor de kosten hoog opliepen. Het omgekeerde is echter ook het geval. Als er alleen aandacht is voor de homo economicus, maar niet voor de homo ludens (de spelende mens), dan gaat het op den duur ook fout. Mooie recente voorbeelden daarvan zijn General Motors, General Electric en 3M.

    Cor Wijtvliet

    corwijtvliet-logo

    Deze bijdrage is afkomstig van www.corwijtvliet.nl

    Tot slot:

    • Hebt u opmerkingen en/of vragen? Mail ze gerust aan: [email protected]
    • Of via mijn twitteraccount: @wijtvliet
    • Voor meer door mij geschreven artikelen bezoekt u mijn website: www.corwijtvliet.nl
    • Of bezoek www.Beurshalte.nl
    • Ontvangt u het Cor Wijtvliet Journaal niet rechtstreeks? Abonneert u zich dan hier!

    Vindt u deze columns van Cor Wijtvliet interessant, dan kunt voor €25 per jaar donateur worden van het CorWijtvlietJournaal. Ook kunt u een geheel vrijwillige bijdrage overmaken naar NL14RABO0156073676, ten name van Wijtvliet Research.

    Donateurs krijgen niet alleen zonder vertraging het CorWijtvlietJournaal in hun mailbox, maar kunnen ook rekenen op een wekelijkse extra nieuwsbrief met vijf beleggingstips van Cor Wijtvliet. Neem voor meer informatie contact op met Cor Wijtvliet via het hierboven genoemde mailadres.




  • ‘Centrale banken zorgen voor meer vermogensongelijkheid’

    ‘Centrale banken zorgen voor meer vermogensongelijkheid’

    Het ruime monetaire beleid van centrale banken heeft de afgelopen honderd jaar bijgedragen aan de inkomensongelijkheid in de wereld. Dat is de conclusie van een nieuw wetenschappelijk onderzoek dat in opdracht van De Nederlandsche Bank werd uitgevoerd. De onderzoekers Mehdi El Herradi en Aurélien Leroy analyseerden cijfers vanaf 1920 tot en met 2015 in twaalf verschillende landen en ontdekten dat periodes met een ruim monetair beleid stelselmatig gepaard ging met een sterke toename van het inkomen van de top 1%.

    De laatste decennia is de inkomensongelijkheid en vermogensongelijkheid in de ontwikkelde economieën sterk toegenomen. Op dit moment is die ongelijkheid zelfs op het hoogste niveau sinds het begin van de vorige eeuw. Ondertussen stagneerde het inkomen van de lagere inkomensgroepen, zo constateerden de onderzoekers. Ze zagen dat de meest welvarende mensen gedurende periodes van ruim monetair beleid flink profiteerden door een waardestijging van hun bezittingen, terwijl de mensen met een lager inkomen zich op dat moment juist dieper in de schulden moesten steken om mee te komen. Hieronder een passage uit het onderzoek.

    “De potentiële verdelingseffecten van het monetaire beleid zijn recent een veelbesproken onderwerp geworden in het ongelijkheidsdebat als een gevolg van de onconventionele instrumenten die centrale banken na de financiële crisis hebben geïmplementeerd (zie Colciago et al. (2019) voor een volledige enquête). Dit was ongebruikelijk, omdat algemeen wordt aangenomen dat centrale banken zich niet moeten bekommeren om ongelijkheid. In feite zijn ze onafhankelijk van het politieke proces en daarom ligt het behandelen van verdelingsvraagstukken buiten hun mandaat.

    Desalniettemin wordt ervan uitgegaan dat de combinatie van een klimaat van extreem lage rente en grote opkoopprogramma’s de rente-inkomsten op bescheiden spaartegoeden van huishoudens hebben verlaagd en een prijsopdrijvend effect hebben gehad. Ondertussen zijn centrale bankiers in de eurozone en elders ervan overtuigd dat hun onconventionele monetaire beleid een bescheiden effect heeft gehad op de verdeling van inkomens en vermogens. In plaats daarvan betogen zij echter dat de gereedschapskist van het monetaire beleid na de crisis ruimte heeft gemaakt voor herstel van de groei en een hogere werkgelegenheid, die voornamelijk ten gunste is gekomen van huishoudens met een laag inkomen.

    Dit debat onderstreept, in de geest van Coibion ​​et al. (2017), dat de uitkomst van het monetaire beleid met betrekking tot inkomensongelijkheid zou worden gekanaliseerd via 1.) de samenstelling van de inkomens van huishoudens (sommige zijn voornamelijk afhankelijk van arbeidsinkomsten, terwijl andere inkomsten kunnen ontvangen uit huur of dividend), 2.) heterogene effecten van conjunctuurschommelingen met betrekking tot inkomsten (bescheiden en laaggeschoolde werknemers worden over het algemeen het meest blootgesteld aan onverwachte schokken) en 3.) de verdeling van activa en passiva tussen huishoudens (financiële activa worden voornamelijk aangehouden door rijke huishoudens, die als eerste profiteren van hogere activaprijzen).”

    ‘Wealth effect’

    De theorie van verschillende centraal bankiers is dat het verlagen van de geldkraan en het laag houden van de rente leidt tot meer werkgelegenheid. Ook heeft het een prijsopdrijvend effect, dat door voormalig Fed-voorzitter Ben. Bernanke het ‘wealth effect’ werd genoemd. Deze theorie houdt in dat mensen zich rijker gaan voelen door een prijsstijging van vastgoed en vermogenstitels, waardoor ze makkelijker geld uitgeven en de economie weer gaat draaien.

    Op deze theorie valt het een en ander aan te merken, omdat een groot deel van alle vermogenstitels en het vastgoed in handen is van een relatief kleine groep mensen. Het zijn de rijkste mensen die profiteren van het zogeheten ‘wealth effect’, terwijl de voordelen voor de lagere inkomens en de middenklasse minder uitgesproken zijn. Natuurlijk zijn er huishoudens die op papier meer vermogen hebben door een stijging van de huizenprijzen, maar daar staan ook huishoudens tegenover die zich veel dieper in de schulden moeten steken om nu nog een huis te kunnen kopen. Die profiteren dus niet van het ‘wealth effect’.

    Ook mag niet onbesproken blijven dat de pensioenfondsen last hebben van de lage rente. Zij maken al jaren minder rendement dan waar hun modellen rekening mee houden, met als gevolg dat pensioenen al een lange tijd niet meer geïndexeerd worden. Combineer dat met de snel stijgende kosten van levensonderhoud en je begrijpt waarom veel mensen met een lager inkomen er nauwelijks op vooruit gaan.

    ‘Vermogensongelijkheid neemt toe door beleid centrale banken’ (Grafiek via Statista)

    Meer vermogensongelijkheid

    Het onderzoek, dat werd uitgevoerd in Australië, Canada, Italië, Denemarken, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Japan, Nederland, Noorwegen, Zweden en de Verenigde Staten, laat zien dat de vermogensongelijkheid met name de laatste decennia sterk is toegenomen. Dat is wellicht voor een deel toe te schrijven aan de effecten van globalisering, maar het is ook zeker aannemelijk te maken dat centrale banken een rol hebben gespeeld.

    Een ruim monetair beleid heeft immers een prijsopdrijvend effect en kan in sommige gevallen leiden tot bubbels, bijvoorbeeld in aandelen of in vastgoed. Dat laatste lijkt ook in Nederland te gebeuren, waar vermogende beleggers zich op de woningmarkt storten en huizen voor veel geld kunnen verhuren. In een wereld met extreem lage rente hebben vermogende mensen meer mogelijkheden om rendement te maken, terwijl de lagere inkomens en minder vermogende huishoudens die mogelijkheden niet hebben.

    De onderzoekers concludeerden op basis van hun bevindingen dat centrale banken niet alleen moeten kijken naar de monetaire effecten van hun beleid, maar ook naar de ongewenste bijwerkingen ervan. Het is echter maar de vraag in hoeverre centrale banken daar invloed op uit kunnen oefenen.

    Deze column verscheen eerder op Goudstandaard




  • Doet de olieprijs er nog wel toe?

    Er was een tijd dat stijgende olieprijzen een voorbode waren van economische ellende. Het laatste voorbeeld stamt uit de periode 2011 – 2014. Hoge prijzen voor een vat olie waren een sta-in-de-weg voor een snel herstel. Het zou daarom logisch zijn als de sterke stijging van de olieprijs sinds december 2018 voor de nodige onrust zou zorgen. Maar nee, aandelenkoersen zijn alleen maar verder omhoog gekropen en de vrees voor een recessie wordt steeds kleiner.

    Economen wijzen op twee factoren ter verklaring. De stijging van de olieprijs is volgens hen slechts ten dele te wijten aan mogelijke tekorten, maar ten dele ook aan een verbeterde vraag dankzij een sterkere economie. Daarom zijn olie-consumerende landen ook beter in staat de stijging probleemloos te verwerken. Een tweede factor van belang zijn diepgaande veranderingen in de oliemarkt zelf. Dan gaat het vooral om de productie van schalie-olie in de VS. Die is zo snel gegroeid en de kosten zijn zo omlaag gegaan dat klassieke schokken steeds minder waarschijnlijk lijken.

    Wil een schok in de aanvoer van olie echt een uitwerking hebben, dan moet de verstoring een langdurig karakter hebben. Het wegvallen van Venezuela en Iran is tot dusverre gemakkelijk opgevangen door Amerikaanse schalie, Russische olie of olie uit OPEC-landen die om geld zitten te springen om hun economie meer te diversifiëren.

    Olieproductie

    Ondanks al dat optimisme kan een olieschok een fragiele economie nog steeds schade toebrengen. Onder de huidige instabiliteit in de wereld kunnen prijzen langdurig hoog een ook nog volatiel zijn. De Amerikaanse schalie-productie kan niet eindeloos opgevoerd worden. Bovendien blijken bedrijven niet altijd bereid of in staat om de productie op te voeren, telkens wanneer prijzen omhoog gaan. Ondanks alles duurt het toch minstens zes maanden om een productieverhoging in de praktijk waar te maken. Daar komt nog bij dat het schalielandschap veranderd is. Het veld wordt nu bevolkt door grotere en gevestigde bedrijven. Die kunnen wel leven met tijdelijke prijsvolatiliteit en zijn alleen al daarom uit kostenoverwegingen minder geneigd om steeds opnieuw de productie naar boven of naar beneden aan te passen.

    Speelveld veranderd

    Alle partijen zijn het er echter over eens dat het speelveld in de afgelopen jaren sterk veranderd is. De olieproducenten, die zwaar te lijden hadden van de lage prijzen vanaf 2014, komen nu beter in hun financiële jasje te zitten. Met dat extra geld kunnen ze de gevolgen van heftige prijsbewegingen op de vraag ietwat verzachten. Ook Europa is minder kwetsbaar geworden, omdat zowel productie als consumptie minder olie-intensief zijn geworden. De groei komt uit de dienstverlening en de arbeidsmarkten floreren. Volgens de ECB heeft een olieprijs van $75 weinig of geen impact op de ontwikkeling van het reële inkomen of op de consumptie.

    Het zijn toch vooral de opkomende landen die de prijs betalen. Landen als Turkije en Argentinië leunen voor hun groei zwaar op olie-importen. Een prijs van $100 per vat scheelt al snel 1% economische groei. Ook landen als China en India zijn nog steeds erg gevoelig voor prijsbewegingen. Dat is vervelend, want beide landen spelen een vooraanstaande rol binnen de wereldeconomie.

    Hogere olieprijs

    De belangrijkste verandering is misschien wel het verbreken van het verband tussen de prijs van een vat olie en de groei van de Amerikaanse economie. Volgens het Brookings Instituut had de prijsdaling vanaf 2014 op papier moeten zorgen voor een extraatje van 1%. In de praktijk kwam de netto stimulering uit op nagenoeg 0%. Het voordeel voor de consument in de vorm van lagere benzineprijzen werd totaal teniet gedaan door een scherpe daling van de investeringen in de olie-industrie.

    De olieprijs verandert door het veranderende landschap van een economisch in een politiek probleem. Politici moeten nu de belangen van de consument afwegen tegen die van een bloeiende olie-industrie en alle mensen die daarin werkzaam zijn. Hoge olieprijzen zijn niet langer verkeerd voor de Amerikaanse economie als geheel. Leg dat maar eens uit aan de consumenten/kiezers in de o zo belangrijke swing states!

    Cor Wijtvliet

    corwijtvliet-logo

    Deze bijdrage is afkomstig van www.corwijtvliet.nl

    Tot slot:

    • Hebt u opmerkingen en/of vragen? Mail ze gerust aan: [email protected]
    • Of via mijn twitteraccount: @wijtvliet
    • Voor meer door mij geschreven artikelen bezoekt u mijn website: www.corwijtvliet.nl
    • Of bezoek www.Beurshalte.nl
    • Ontvangt u het Cor Wijtvliet Journaal niet rechtstreeks? Abonneert u zich dan hier!

    Vindt u deze columns van Cor Wijtvliet interessant, dan kunt voor €25 per jaar donateur worden van het CorWijtvlietJournaal. Ook kunt u een geheel vrijwillige bijdrage overmaken naar NL14RABO0156073676, ten name van Wijtvliet Research.

    Donateurs krijgen niet alleen zonder vertraging het CorWijtvlietJournaal in hun mailbox, maar kunnen ook rekenen op een wekelijkse extra nieuwsbrief met vijf beleggingstips van Cor Wijtvliet. Neem voor meer informatie contact op met Cor Wijtvliet via het hierboven genoemde mailadres.




  • Het gevaar van Modern Monetary Theory

    Het gevaar van Modern Monetary Theory

    De laatste maanden horen we steeds meer over Modern Monetary Theory (MMT) als middel om de economie te stimuleren. Het uitgangspunt van deze theorie is dat overheden een grotere rol krijgen in de sturing van de economie. In plaats van indirecte stimulering via centrale banken moeten overheden de economie rechtstreeks gaan stimuleren, bijvoorbeeld door overheidsuitgaven te verhogen of belastingen te verlagen. De achterliggende gedachte is dat overheden op deze manier de geldhoeveelheid beter kunnen sturen en verdelen dan centrale banken.

    Deze theorie bestaat al langer, maar wint aan populariteit nu de effectiviteit van centrale banken lijkt af te nemen. Centrale banken hebben de rente al drastisch verlaagd en hebben daarna ook verschillende rondes van monetaire verruiming uitgevoerd, maar daar heeft niet iedereen evenveel van geprofiteerd. Tien jaar na de crisis kunnen we concluderen dat het monetaire beleid vooral gunstig was voor de rijken en dat de vermogensongelijkheid alleen maar verder is toegenomen.

    Het is om die reden dat er in verschillende wetenschappelijke en politieke kringen wordt opgeroepen tot meer fiscale stimulering, vooral aan de linkerzijde van het politieke spectrum. Juist nu de rente laag is zouden overheden meer geld moeten uitgeven om werkgelegenheid te creëren en de middenklasse te ondersteunen. Het is een nobel streven, maar het is nog maar de vraag of dit beleid ook op de langere termijn houdbaar is.

    Modern Monetary Theory (MMT)

    Voorstanders van Modern Monetary Theory zien weinig bezwaren. Als overheden kunnen lenen in hun eigen valuta, dan kunnen ze altijd extra geld bijdrukken om hun schuldverplichtingen na te komen. Wel kan de inflatie als gevolg van overheidsstimulering verder oplopen, maar dat kan volgens voorstanders van MMT worden opgevangen door de belastingen te verhogen. Op die manier kan er weer geld uit de economie worden gehaald en kan de inflatie gecontroleerd worden, zo luidt de theorie.

    Ook vermogensbeheerder Ray Dalio ziet meer fiscale stimulering wel zitten. In een nieuw artikel op LinkedIn schrijft hij dat beleidsmakers eigenlijk geen andere keuze hebben dan om deze theorie te omarmen. Hij concludeert dat zowel de inkomensongelijkheid als de vermogensongelijkheid de afgelopen decennia door het beleid van centrale banken sterk is toegenomen. Het is nu de uitdaging voor beleidsmakers om “welvaart te creëren voor de meeste mensen in een tijd dat monetair beleid niet meer werkt”, aldus Dalio.

    In zijn analyse bespreekt de vermogensbeheerder de verschillende mogelijkheden van rechtstreekse fiscale en monetaire stimulering. De meest subtiele manier is een uitbreiding van het opkoopprogramma van centrale banken, waarbij zij meer soorten activa opkopen. Bij meer agressieve vormen van monetaire en fiscale stimulering moeten we denken aan het kwijtschelden van publieke en private schulden of het uitdelen van geld aan overheden en huishoudens. Denk bijvoorbeeld aan de invoering van een soort basisinkomen.

    Volgens Dalio is het na renteverlagingen en stimuleringsprogramma’s tijd voor een derde fase van stimulering. Deze fase omvat meer coördinatie tussen fiscaal en monetair beleid, wat in de praktijk zoveel betekent als een nauwere samenwerking tussen overheden en centrale banken. Ook Christine Lagarde van het IMF heeft zich onlangs positief uitgelaten over het idee van meer fiscale stimulering. Volgens haar kan de theorie van MMT zeer nuttig zijn in een nieuwe crisis, omdat daarmee deflatie effectiever aangepakt kan worden.

    Ray Dalio ziet verschillende mogelijkheden voor fiscale stimulering (Bron: LinkedIn)

    Meer overheidsinterventie

    Op de korte termijn zou meer fiscale stimulering zoals hierboven wordt beschreven zeker kunnen helpen. Dat is ook meteen het grootste gevaar, want als je eenmaal deze weg inslaat is er geen weg meer terug. Fiscale stimulering zal worden gevolgd door nog meer fiscale stimulering, waardoor men uiteindelijk het vertrouwen in het geld verliest. Daar houdt de theorie van Modern Monetary Theory geen rekening mee, omdat die gebaseerd is op de aanname dat de overheid altijd belasting kan heffen en geld kan bijdrukken. Boekhoudkundig klopt de theorie, maar er wordt geen rekening mee gehouden dat men het vertrouwen in de overheid kan verliezen. Een scenario van hyperinflatie valt dan niet uit te sluiten, zo leert de geschiedenis ons.

    Een ander gevaar van deze theorie is dat het nog meer macht geeft aan overheden om de allocatie van middelen in de economie te sturen. We weten allemaal dat het herverdelen van de welvaart gepaard gaat met een afname van de economische productiviteit, omdat overheden nou eenmaal minder efficient kapitaal kunnen toewijzen dan de vrije markt. Dat probleem los je niet op met nog meer overheidsuitgaven, zeker niet op de langere termijn. Toch is de kans groot dat we het pad van fiscale stimulering gaan bewandelen, om de simpele reden dat de meeste mensen zullen kiezen voor politici die veel leuke dingen beloven voor de mensen. Bezuinigen is zowel in goede als in slechte tijden niet populair, zeker niet in een wereld waarin overheden bijna gratis kunnen lenen…

    Deze column verscheen eerder op Goudstandaard




  • Moeten overheden meer doen voor de middenklasse?

    Moeten overheden meer doen voor de middenklasse?

    De crisis van 2008 ligt alweer ver achter ons, maar dat wil niet zeggen dat alles weer goed gaat. Het is waar dat de werkloosheid daalt en de economie weer groei laat zien, maar lang niet iedereen lijkt daarvan te profiteren. Vorig jaar concludeerde de Rabobank al dat het besteedbare inkomen van de meeste huishoudens de afgelopen decennia amper is gestegen.

    We zijn weliswaar meer gaan verdienen, maar door stijgende vaste lasten en een hogere belastingdruk blijft er onderaan de streep niet veel meer koopkracht over. Het is een trend die we niet alleen in Nederland zien, maar in de hele Westerse wereld. Ook in andere landen blijven lonen achter bij de arbeidsproductiviteit en bij de groei van de economie als geheel. Voeg daar een alsmaar stijgende belastingdruk aan toe en je begrijpt dat de middenklasse steeds verder uitdunt.

    Middenklasse krimpt

    Onlangs waarschuwde ook de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor deze zorgwekkende trend. In een nieuw onderzoek laten ze zien dat de middenklasse in steeds meer ontwikkelde economieën krimpt. Van de millennials kan ongeveer 60% tot de middenklasse gerekend worden, terwijl dat bij de babyboom generatie op dezelfde leeftijd nog 70% was. De OESO schreef daar het volgende over.

    “De kosten van een levensstijl in de middenklasse zijn sneller gestegen dan de inflatie. Huisvesting is met ongeveer een derde van het besteedbare inkomen de grootste uitgave voor huishoudens met een gemiddeld inkomen, ten opzichte van een kwart van het besteedbare inkomen in de jaren negentig. De huizenprijzen zijn de afgelopen twintig jaar driemaal sneller gegroeid dan het mediaan inkomen van huishoudens.

    Meer dan één op de vijf huishoudens met een middeninkomen geeft meer uit dan zij verdienen. Een te hoge schuldenlast komt bij deze groep vaker voor dan bij huishoudens met een laag inkomen of een hoog inkomen. Bovendien zijn de vooruitzichten voor de arbeidsmarkt steeds onzekerder geworden. Zo heeft één op de zes werknemers met een gemiddeld inkomen een baan met een hoog automatiseringsrisico, vergeleken met één op de vijf werknemers met een laag inkomen en één op de tien met een hoog inkomen.”

    Huizenprijzen zijn veel harder gestegen dan de middeninkomens (Bron: OESO)

    Stijgende lastendruk

    Dat de stijgende belastingdruk en hogere woonlasten een negatief effect hebben op het besteedbare inkomen mag duidelijk zijn, maar de vraag is wat we kunnen doen om de situatie te verbeteren. Als het aan de OESO ligt moeten overheden deze taak op zich nemen, bijvoorbeeld door een beter sociaal vangnet te creëren. Ook moet ze maatregelen nemen om wonen betaalbaar te maken, bijvoorbeeld met financiële ondersteuning, schuldverlichting of belastingvoordelen.

    De suggestie dat de overheid meer moet doen om wonen betaalbaar te maken roept natuurlijk ook vragen op. Laten we als voorbeeld Nederland nemen. De hypotheekrenteaftrek was bedoeld om het kopen van een huis te stimuleren, maar inmiddels kunnen we concluderen dat deze maatregel vooral een prijsopdrijvend effect heeft gehad. Het voordeel van de renteaftrek ben je kwijt in de vorm van hogere maandlasten, terwijl de bank de lachende derde is.

    Hetzelfde probleem is er met de huursubsidie. Deze maatregel is bedoeld om huren betaalbaar te maken voor lagere inkomens, maar in een land waar het aanbod van huurwoningen schaars is leidt het vooral tot veel hogere huren. Verhuurders hebben een machtspositie en kunnen dankzij de huursubsidie veel meer huur vragen dan anders het geval zou zijn geweest. Zo kunnen verhuurders de huursubsidie grotendeels of zelfs volledig naar zich toe trekken. De samenleving betaalt daar de rekening voor.

    Minder overheid?

    Wanneer de overheid de taak op zich neemt om wonen betaalbaar te maken en het resultaat is dat de woonlasten juist steeds hoger worden, dan moeten we ons afvragen of méér overheid wel de oplossing is. Misschien zijn middeninkomens wel veel meer gebaat bij minder overheidsinterventie op de woningmarkt en een verlaging van de belastingdruk. Laten we marktverstorende maatregelen als de hypotheekrenteaftrek en huursubsidie geleidelijk afbouwen, zodat de woonlasten op termijn weer kunnen dalen en huishoudens met hun inkomen meer geld overhouden voor andere dingen.

    Deze column verscheen eerder op Goudstandaard




  • Negatieve rente voedt angst voor ‘secular stagnation’

    Negatieve rente voedt angst voor ‘secular stagnation’

    Op het moment van schrijven hebben staatsobligaties met een totale waarde van pakweg $10 biljoen een negatieve rente. Dat wijst erop dat de wereld afkoerst of opnieuw beland is in deflatoire tijden. Hoe het ook zij, beleggers en beleidsmakers maken zich terecht zorgen over de gezondheid van de wereldeconomie. Die kan wel eens sneller aan vaart verminderen dan nog aan het begin van 2019 voor mogelijk werd gehouden.

    Japan en Duitsland zijn nu in een race verwikkeld voor de prijs van staatsobligaties met de grootste vergoeding. Japan leidt deze onzalige race, maar gevreesd moet worden dat Duitsland wel eens een nationaal record kan breken. In 2016, op het hoogtepunt van de discussie over secular stagnation bereikte de vergoeding op de 10-jaars Bund een dieptepunt van -0,19%. De yield heeft dit jaar -0,07% aangetikt.

    Japan-scenario

    De trend in Duitsland en in mindere mate in bijvoorbeeld Nederland geeft steun aan de veronderstelling dat de eurozone aan het Japaniseren is. Natuurlijk heeft Japan in het verleden unieke fouten gemaakt waardoor in 1990 twee bubbels tegelijk klapten, namelijk de beurs en het onroerend goed. Maar er zijn wel degelijk parallellen. Denk bijvoorbeeld aan de demografische ontwikkeling. Dat is trouwens een ongunstige trend die overal in de westerse wereld terug te zien is.

    Er zijn nog meer parallellen. In de nasleep van de financiële crisis droogde de kredietverlening op, omdat vooral huishoudens en bedrijven fanatiek hun schulden gingen afbetalen, ook al was de rente extreem laag. Dat veroorzaakte in de termen van Richard Koo van Nomura een balansrecessie. Dat overkwam Japan in de jaren na het klappen van de bubbels. Amerikanen en Europeanen reageerden op deze balansrecessie door de fiscale kraan open te draaien en door een extreem soepel monetair beleid te introduceren. Toen de publieke schuldenlast tot in de hemel gestegen was, draaiden overheden de fiscale kraan dicht, zoals Japan in de jaren negentig van de vorige eeuw herhaaldelijk had gedaan.

    Duitse 10-jaars rente opnieuw omlaag (Bron: Bloomberg)

    Seculiere stagnatie

    Het heeft uiteindelijk allemaal niet mogen baten en in 2016 moesten centrale banken erkennen dat ze feitelijk geen wapen meer in handen hadden om de stagnatie te doorbreken. Toen verscheen president Trump op het toneel en met hem een hernieuwde poging tot fiscaal stimuleren. Mede geholpen door het beleid van ‘Abenomics’ in Japan en de Chinese massieve fiscale stimulering kwam de economie weer van de grond.

    Hier houden overigens de overeenkomsten op. Zo financierden de Verenigde Staten hun stimulering door de verkoop van obligaties aan de private sector, terwijl China het stimuleringsbeleid betaalde doordat de centrale bank indirect de aankoop van obligaties door banken financierde. In Japan nam de centrale bank de rekening in het geheel op haar conto. De rente op de Amerikaanse 10-jaars Treasury ligt nog steeds royaal boven het niveau van 1,36% van juli 2016, in tegenstelling tot de eerdergenoemde Bund. De verschillen in niveau onderstrepen nadrukkelijk de groeimogelijkheden van beide economische blokken.

    China

    Misschien geldt het gevaar voor Japanisering nog wel het meest voor China. Vooral dankzij de een-kind-politiek van de afgelopen decennia slaat nu de vergrijzing in combinatie met de ontgroening heel hard toe. De bevolking groeit nog maar amper of niet, terwijl de beroepsbevolking al sinds 2010 aan het krimpen is. Die krimp zal in de komende jaren alleen maar versnellen. Daarentegen zal het aantal senioren groeien van de huidige 10% van de totale bevolking naar 20% in 2035. Deze demografische trends hebben de overheid gedwongen om hun economische groei minder afhankelijk te maken van investeringen en meer te laten leunen op consumptie. Dat blijkt een succes. De spaarquote is gedaald van 42% van het beschikbaar inkomen in 2010 naar 35% in 2018.

    Een belangrijke pijler onder de Chinese groei is altijd het proces van urbanisatie geweest, de massale trek van het platteland naar de stad. Er moest heel snel en heel veel gebouwd worden. Dat stuwde de economie. Nu begint die trek op te drogen door een afnemend aantal jongeren, met als resultaat dat het positief effect van de bouw op de economie aan het verdampen is. Dat gaat druk op de groei zetten!

    Structureel lagere groei

    Japan, China, de Eurozone en de VS, al deze economische blokken zien een structureel lagere groei. De Japanse les zou moeten zijn dat vooral grootschalige fiscale stimulering een effectief antwoord kan zijn. Maar die les is nog steeds niet geleerd, ook niet door Japan zelf. Dat land gaat later dit jaar de consumptie zwaarder belasten.

    Van Duitsland weten we dat ze daar gruwen van fiscale stimulering. Het is echter ook nog maar de vraag of de Trumpiaanse vorm van fiscale stimulering wel de juiste is. Van een gezamenlijke en eenduidige aanpak is nog geen sprake. Waarschijnlijk is de nood nog niet hoog genoeg!

    Cor Wijtvliet

    corwijtvliet-logo

    Deze bijdrage is afkomstig van www.corwijtvliet.nl

    Tot slot:

    • Hebt u opmerkingen en/of vragen? Mail ze gerust aan: [email protected]
    • Of via mijn twitteraccount: @wijtvliet
    • Voor meer door mij geschreven artikelen bezoekt u mijn website: www.corwijtvliet.nl
    • Of bezoek www.Beurshalte.nl
    • Ontvangt u het Cor Wijtvliet Journaal niet rechtstreeks? Abonneert u zich dan hier!

    Vindt u deze columns van Cor Wijtvliet interessant, dan kunt voor €25 per jaar donateur worden van het CorWijtvlietJournaal. Ook kunt u een geheel vrijwillige bijdrage overmaken naar NL14RABO0156073676, ten name van Wijtvliet Research.

    Donateurs krijgen niet alleen zonder vertraging het CorWijtvlietJournaal in hun mailbox, maar kunnen ook rekenen op een wekelijkse extra nieuwsbrief met vijf beleggingstips van Cor Wijtvliet. Neem voor meer informatie contact op met Cor Wijtvliet via het hierboven genoemde mailadres.




  • Podcast: Sander Boon over de falende verzorgingsstaat

    Met het loslaten van de goudstandaard hebben staatsobligaties de rol van goud overgenomen als fundament van ons financiële systeem. Daarmee werd het mogelijk om schulden te gebruiken als onderpand voor nieuwe schulden. De kredietbubbel die daarmee werd opgeblazen stelde overheden in staat om de verzorgingsstaat verder uit te breiden.

    Nu de grenzen van dit monetaire systeem in zich komen en het vertrouwen in overheden en centrale banken afneemt worden mensen ook onzekerder over de toekomst. In deze podcast vertelt Sander Boon hoe het loslaten van het monetaire anker van goud geleid heeft tot de situatie waarin we nu zitten.

    In 2007 voorspelde Boon dat er meer sociale onrust zou komen, waaruit nieuwe politieke bewegingen zouden opstaan. Met de gele hesjes in Frankrijk en de opmars van Forum voor Democratie in Nederland is dat inderdaad werkelijkheid geworden. Ook verwacht Boon dat de belangstelling voor goud de komende jaren zal toenemen. Vanaf minuut 48 in het interview gaat hij daar verder op in.

    Hieronder kunt u de Batavieren Podcast met Sander Boon terugluisteren.

    Volg Marketupdate nu ook via Telegram

    Waardeert u de artikelen en analyses op onze site, steun ons dan met een eenmalige of periodieke donatie. Met uw donatie kunnen we mooie artikelen blijven schrijven en worden we minder afhankelijk van inkomsten uit advertenties. Klik hier om te doneren!




  • Wie het laatst lacht, lacht het best

    Aandelenbeleggers zijn naar hun aard onverbeterlijke optimisten. Volgens humeurige obligatiebezitters is dat optimisme gebaseerd op een combinatie van onwetendheid en een te groot zelfvertrouwen. Het mag dus niet verbazen dat de kijk op de wereld van aandelen- en obligatiebezitters scherp uiteenloopt.

    De aandelenbezitter beziet de huidige stand van zaken met hernieuwd vertrouwen. Koersen stijgen weer, evenals de prijs van verschillende grondstoffen. Dat wijst erop dat de aandelenmarkt denkt dat de huidige zwakte slechts tijdelijk is en dat er in de loop van het jaar weer de vaart in komt. Daar staat een heel andere kijk tegenover. Wereldwijd is schuldpapier met een negatief rendement opgelopen tot een waarde van $9 biljoen. De obligatiebelegger heeft er blijkbaar weinig vertrouwen in dat de voorspelde groei en oplopende inflatie inderdaad werkelijkheid worden.

    Stijging aandelenmarkt

    Deze scherpe tegenstelling heeft gevolgen. Veel beleggers zien er toch maar van af om in te spelen op het herstel van het begin van 2019. De uitzondering is China. Zowel voor als na het toelaten van Chinese aandelen tot de MSCI Emerging Market Index, stroomde heel veel geld naar de Chinese aandelenmarkten. Die aandelenmarkten doen het dan ook uitstekend. Over het algemeen gaat er echter meer geld de aandelenmarkten uit, dan ernaartoe stroomt, zo hebben analisten becijferd. Welbeschouwd drijft Wall Street op de terugkoop van eigen aandelen door bedrijven.

    Er is genoeg reden om je zorgen te maken. Ondanks alle oorspronkelijk optimisme schiet het niet echt op met het oplossen van het handelsgeschil tussen de VS en China. Daarmee is de vraag gerechtvaardigd hoe reëel de bloei van de Chinese aandelenmarkten is. Fondsmanagers hebben er niet zoveel vertrouwen in, zo blijkt. Het aantal defensieve aandelenposities is hoog en rendementen op obligaties verkeren in een diepe winterslaap. Los van bezorgdheid over geopolitieke problemen, kijkt de fondsmanager ook met zorg naar de economische ontwikkelingen. Een zwakke Amerikaanse economie zou tot gevolg kunnen hebben dat de prestatie van Amerikaanse aandelen meer en meer gaat lijken op die van de rest van de wereld.

    Europese aandelen blijven achter

    De afgelopen tien jaar lieten Amerikaanse aandelen en aandelenbeurzen de rest van de wereld ver achter zich. Een van de resultaten is wel dat Amerikaanse aandelen nu duur lijken. De koers/winst verhouding van de S&P 500 voor 2019 bedraagt pakweg 17x, terwijl de FTSE All World Index, zonder de VS, niet verder komt dan 12x.

    Die kloof is de afgelopen jaren geleidelijk verbreed en dat is enerzijds te danken aan de opmars van de Tech-aandelen en anderzijds te wijten aan het slecht presteren van de financials in bijvoorbeeld Europa en de opkomende markten. De Stoxx banks index is heel goedkoop gelet op zijn boekwaarde. Die komt al sinds 2007 niet meer boven 1. Dat is misschien ook wel het beste bewijs dat er veel mis is met de bankensector in Europa. Beleggers hebben allermist de behoefte de vingers te branden aan de sector.

    Zijn Amerikaanse aandelen duur?

    De vraag is nu of Amerikaanse aandelen duur zijn en daarom toch maar beter ten faveure van goedkopere markten vermeden kunnen worden? Dat is beslist niet het geval, als we kijken naar de return on assets. Dan is de S&P 500 een absolute uitblinker!

    Blijkbaar is de hogere waardering van Amerikaanse aandelen gerechtvaardigd, omdat Amerikaanse bedrijven betere vooruitzichten hebben en waarschijnlijk meer profijt sullen trekken van technologische innovaties. Daardoor kunnen ze hun positie verdedigen en verder uitbouwen. Wie die stelling onderschrijft, kiest voor een overweging van Amerikaanse aandelen.

    Dat neemt niet weg, zoals eerder gezegd, dat er reden voor zorgen blijft. Het is helemaal niet uitgesloten dat er een correctie aan zit te komen. Bij de huidige lage rentestand kan de correctie wel eens meevallen, waardoor ook in de komende periode aandelen het beter zullen doen dan vastrentende waarden.

    Door de huidige extreem lage yields op schuldpapier kan het nettorendement op bijvoorbeeld de Treasury ongeveer 0% bedragen. Zelfs als het nettorendement op Amerikaanse aandelen in de komende jaren met een derde terugloopt, dan nog verslaan ze de concurrerende vermogensklassen en aandelenmarkten met gemak! Wie het laatst lacht, lacht het best!

    Cor Wijtvliet

    corwijtvliet-logo

    Deze bijdrage is afkomstig van www.corwijtvliet.nl

    Tot slot:

    • Hebt u opmerkingen en/of vragen? Mail ze gerust aan: [email protected]
    • Of via mijn twitteraccount: @wijtvliet
    • Voor meer door mij geschreven artikelen bezoekt u mijn website: www.corwijtvliet.nl
    • Of bezoek www.Beurshalte.nl
    • Ontvangt u het Cor Wijtvliet Journaal niet rechtstreeks? Abonneert u zich dan hier!

    Vindt u deze columns van Cor Wijtvliet interessant, dan kunt voor €25 per jaar donateur worden van het CorWijtvlietJournaal. Ook kunt u een geheel vrijwillige bijdrage overmaken naar NL14RABO0156073676, ten name van Wijtvliet Research.

    Donateurs krijgen niet alleen zonder vertraging het CorWijtvlietJournaal in hun mailbox, maar kunnen ook rekenen op een wekelijkse extra nieuwsbrief met vijf beleggingstips van Cor Wijtvliet. Neem voor meer informatie contact op met Cor Wijtvliet via het hierboven genoemde mailadres.




  • Federal Reserve maakt pas op de plaats

    Federal Reserve maakt pas op de plaats

    Een paar weken geleden schreef ik in mijn column dat centrale banken eigenlijk niet meer weten wat ze moeten doen. Het bewijs daarvan werd deze week geleverd, toen de Federal Reserve bekendmaakte dat er dit jaar helemaal geen renteverhogingen meer zullen volgen. Voor volgend jaar houdt de centrale bank rekening met slechts één renteverhoging. Het was een 180 graden draaien ten opzichte van vorig jaar, toen de rente nog gestaag werd opgeschroefd.

    We hadden dit eigenlijk al kunnen zien aankomen. Het herstel van de economie sinds de financiële crisis van 2008 kan namelijk voor een belangrijk gedeelte worden toegeschreven aan het ruime monetaire beleid van centrale banken. Door de lage rente hebben huishoudens, bedrijven en overheden op grote schaal geld geleend.

    Schuld gedreven economische groei

    De rente bleef langdurig laag, met als resultaat een periode van schuld gedreven economische groei. Aandelen, obligaties en vastgoed, alles leek wel in prijs te stijgen. Het creëerde een gevoel van welvaart, precies wat de voormalig voorzitter van de Federal Reserve Ben Bernanke het ‘wealth effect’ noemde.

    De Federal Reserve heeft de afgelopen jaren de rente gestaag verhoogd, dus het was slechts een kwestie van tijd voordat de negatieve effecten daarvan zichtbaar zouden worden. En dat moment kwam eind vorig jaar, toen de beurzen wereldwijd opeens hard onderuit gingen. Beleggers werden nerveus en de vrees was dat het over zou slaan op het economische sentiment.

    Federal Reserve draait geldkraan dicht

    Door het verkrappende beleid van de Federal Reserve kwamen ook opkomende economieën in de problemen, omdat deze ook erg afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van dollarliquiditeit. Neemt de beschikbaarheid van dollars af, dan komt dat in de rest van de wereld hard aan. Maar ook in eigen land stuitte de verhoging van de rente op veel weerstand, onder meer bij president Trump. Hij ziet een stijgende rente als een directe bedreiging voor de economie.

    Een economie die verslaafd is aan goedkoop krediet kan zich niet zo makkelijk aanpassen aan een hogere rente. En zeker als de rente langdurig laag is beginnen huishoudens en bedrijven daarop te anticiperen. Zij doen investeringen die nu nog rendabel zijn, maar die dat niet meer zijn bij een hogere rente. Daarmee wordt het op een gegeven moment zelfs onverantwoord om de geldkraan verder dicht te draaien.

    Centrale banken hebben hun hoop gevestigd op een geleidelijk aanpassingsproces, waarbij schulden langzaam door inflatie wegsmelten. Een risicovol beleid, omdat het op de lange termijn het vertrouwen in de waarde van het geld ondermijnt. We hoeven alleen maar naar de prijzen in de supermarkt te kijken om te zien dat de inflatie in werkelijkheid veel hoger is dan wat de officiële statistieken laten zien.

    Obligatiemarkt voorspelt nieuwe recessie?

    De onzekerheid over de economie kunnen we ook aflezen aan de ontwikkelingen op de obligatiemarkt. De laatste maanden zit de rente op langlopende staatsleningen in een sterk dalende trend. De Duitse 10-jaars rente dook voor het eerst sinds 2016 weer onder nul, terwijl de Amerikaanse rentecurve voor het eerst sinds 2007 weer is omgekeerd. Dat laatste wordt door velen gezien als voorbode voor een nieuwe crisis, zoals ik beschreef in mijn column van eind vorig jaar.

    Een dalende rente op langlopende staatsobligaties betekent dat beleggers weer vluchten naar veiligheid, omdat staatsleningen het meest liquide zijn in tijden van crisis. Maar hoe moeten we deze ontwikkeling duiden, als tegelijkertijd de aandelenmarkt omhoog gaat? Zo is de AEX-index is sinds het begin van dit jaar al met 10% gestegen. Op basis daarvan zou je zeggen dat er niets aan de hand is…

    Omgekeerde rentecurve voor Amerikaanse staatsleningen (Bron: Bloomberg)

    Een oude beurswijsheid leert dat wanneer de aandelenmarkt en de obligatiemarkt verschillende signalen afgeven, dat de obligatiemarkt in de meeste gevallen gelijk krijgt. Welke kant het nu op zal gaan, dat moeten we nog maar zien. Het lijkt erop dat de goudmarkt de kant van de obligatiemarkt heeft gekozen, want de goudprijs is de afgelopen maanden ook al behoorlijk gestegen. We gaan het zien!

    Deze column verscheen eerder op Goudstandaard




  • De oliesector is op de tast op zoek naar de toekomst

    ExxonMobil gaat als een van de grootste oliebedrijven zijn investeringen fors opvoeren. In 2018 bedroegen die $26 miljard, maar in 2020 gaan ze $33 – $35 miljard uittrekken om de productie van olie en gas fors te verhogen. Die verhoogde productie moet vooral komen uit het Permian Basin in de VS en de nieuwe velden in Guyana. Exxon Mobile noemt beide vindplaatsen de aantrekkelijkste sinds 1999.

    De ceo van Exxon Mobile zei er zich van bewust te zijn, dat de wereld streeft naar het verlagen van de CO2 uitstoot, maar dat diezelfde wereld nog steeds afhankelijk is van de productie van fossiele energie. ExxonMobil investeert uiteraard niet uit pure menslievendheid. De Amerikanen gaan ervan uit dat de investeringen in de jaren tot 2025 zullen resulteren in een winstgroei van pakweg 45%. Dan moet de prijs van een vat olie wel gemiddeld $ 60 bedragen.

    Nieuwe investeringen

    De investeringsplannen van ExxonMobil komen op een moment dat de industrie met zichzelf en met zijn toekomst worstelt. Dat spreekt uit de marketingcampagne die verschillende grote spelers in de sector over de wereld uitstrooien of gaan uitstrooien. Kenmerkend voor die campagnes is dat ze zich niet mooier willen voordoen dan ze zijn. Dat betekent dat ze enerzijds laten zien dat ze moeite doen om de CO2 uitstoot te beteugelen, maar anderzijds niet verhullen dat ze groot zijn in fossiele energie en dat fossiele energie nog steeds onmisbaar is voor de wereld. Dat is een vuile boodschap, maar wel een noodzakelijke boodschap, zo oordelen ze.

    Tegelijkertijd zijn de bedrijven er zich pijnlijk van bewust dat het verminderen van de CO2 uitstoot de komende jaren alleen maar actueler wordt. Klimaatverandering is een thema dat niet meer weggaat en alleen maar aan belang zal winnen. Met andere woorden, vroeg of laat zal de sector met een nieuwe strategie voor de dag moeten komen, willen ze de woedende toorn van de publieke opinie voor zijn.

    Hoe rendabel is duurzame energie?

    Maar daar wringt de schoen. Voor de meeste bedrijven, misschien wel alle, is het nog onduidelijk hoe ze hun businessmodel kunnen aanpassen en hun uitstoot kunnen verminderen zonder dat zulks ten koste gaat van het financiële belang van de aandeelhouders. Investeren in renewable energy is leuk, maar genereert vooralsnog te weinig middelen vergeleken met de fossiele energie. Dat spreekt ook uit hun investeringsplannen. Gemiddeld gaat 1% naar renewable energy.

    En dus aarzelen de bedrijven en weten ze niet goed hoe de zaken aan te pakken. Het risico is wel dat te lang aarzelen ten koste gaat van het klimaat, maar ook ten koste van hun bestaansrecht en toekomst. Steeds meer institutionele beleggers willen duidelijkheid over hoe de oliebedrijven denken om te gaan met klimaatverandering. Volgens sommige is het gevaar reëel, dat de wereld bij ongewijzigd beleid steeds minder fossiele energie gaat gebruiken met alle gevolgen van dien.

    Bedrijven als ExxonMobil en Saudi Aramco zijn daar niet zo bang voor. Fossiele energie is voorlopig nog onmisbaar. Sterker nog, de vraag zal de komende jaren alleen maar blijven groeien dankzij Azië en Afrika. Bedrijven moeten er wel voor waken om zich volledig onmogelijk te maken bij de jeugd, zeker de talentvolle jeugd is nodig om het bedrijf ook morgen gaande te houden.

    Voor critici is het duidelijk dat de nieuwe marketingcampagnes niet meer zijn dan een voortzetting van de misleidende campagnes uit het verleden. Een bedrijf als ExxonMobil wist immers al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw, dat het grootschalig gebruik van fossiele energie grote risico’s met zich bracht.

    Cor Wijtvliet

    corwijtvliet-logo

    Deze bijdrage is afkomstig van www.corwijtvliet.nl

    Tot slot:

    • Hebt u opmerkingen en/of vragen? Mail ze gerust aan: [email protected]
    • Of via mijn twitteraccount: @wijtvliet
    • Voor meer door mij geschreven artikelen bezoekt u mijn website: www.corwijtvliet.nl
    • Of bezoek www.Beurshalte.nl
    • Ontvangt u het Cor Wijtvliet Journaal niet rechtstreeks? Abonneert u zich dan hier!

    Vindt u deze columns van Cor Wijtvliet interessant, dan kunt voor €25 per jaar donateur worden van het CorWijtvlietJournaal. Ook kunt u een geheel vrijwillige bijdrage overmaken naar NL14RABO0156073676, ten name van Wijtvliet Research.

    Donateurs krijgen niet alleen zonder vertraging het CorWijtvlietJournaal in hun mailbox, maar kunnen ook rekenen op een wekelijkse extra nieuwsbrief met vijf beleggingstips van Cor Wijtvliet. Neem voor meer informatie contact op met Cor Wijtvliet via het hierboven genoemde mailadres.




  • Europa is weer zwakste leerling van de klas

    Het is standaard. Als het in de VS en China economisch iets minder gaat, dan gaat het in Europa veel minder. Dat lijkt in 2019 weer het geval. Met een verwachte groei van 6 tot 6,5 procent doet de Chinese economie het heel slecht. In decennia is de groei niet zo laag geweest. Ook de verwachtingen voor de VS zijn omlaag bijgesteld. De kans dat de economie dit jaar nog met pakweg 3% gaat groeien is ongeveer 20%. Voor de Eurozone wordt de kans op een krachtige groei op nagenoeg 0% gesteld, terwijl de verwachting dat dit werelddeel wegzinkt in een korte recessie op 25% geschat wordt.

    De kwetsbaarheid van Eurozone voor externe schokken mag geen verrassing zijn. Het belangrijkste land, Duitsland, leunt voor zijn economie zwaar op de internationale handel en daar zit door de handelsoorlog tussen China en de VS en het daarmee gepaard gaande protectionisme behoorlijk de klad in. Mocht de zone in een recessie wegzinken, dan is het zeer denkbaar dat de problemen van gisteren weer de kop op steken in de vorm van een mogelijke default van een of meerdere lidstaten. Ook kan de discussie over een mogelijk opbreken van de eurozone weer de oplaaien. Of we het nu leuk vinden of niet, het concurrerend vermogen van landen in het zuiden, noorden en oosten loopt zeer sterk uiteen. In tijden van recessie zullen landen in het oosten en zuiden onevenredig zwaar getroffen worden en dat kan in die landen, maar ook tussen landen, voor de nodige stress zorgen.

    Wat kan Europa doen?

    Het treurige van het verhaal is dat de Eurozone weinig middelen ter beschikking heeft om een neergang te bestrijden. Het is de ECB verboden het verruimingsbeleid op Japanse schaal te voeren. Tegelijkertijd zou een periode van deflatie voor de nodige stress in een aantal lidstaten kunnen zorgen. Het is dus begrijpelijk dat Mario Draghi op buitengewone stappen zint. De stand van zaken oogt zorgelijk. De kerninflatie is pakweg 1%, terwijl de ECB-rente nagenoeg 0% is.

    Hoe moeten de centrale bank en de Eurozone een behoorlijke recessie te lijf gaan? Het lijkt logisch om het bestaande opkoopprogramma in ieder geval niet terug te draaien bij gebrek aan andere oplossingen. Het politieke probleem is dat dit programma in een aantal lidstaten als Nederland en vooral Duitsland nooit populair is geweest. Het tweede probleem is dat de ECB nu al tegen de grenzen aanloopt van wat wettelijk is toegestaan.

    Een voorbeeld maakt dat duidelijk. De ECB mag pakweg 25% van de Duitse staatsschuld in bezit hebben. Nu al is dat 22%. De juridische spelregels beperken de slagkracht van de centrale bank. Terzijde, op zich zijn die beperkingen wel te begrijpen. Het is niet gezond dat de ECB de dominante financier in de zone wordt. Ook moet voorkomen worden dat het landen met grote schulden, zoals Italië, extra gaat steunen.

    ECB loopt tegen grenzen van mandaat aan met haar opkoopprogramma (Bron: Financial Times, Bruegel)

    Monetaire of fiscale stimulering?

    Maar wat dan? Is fiscale expansie een mogelijkheid?  Voor een land als Duitsland met zijn grote overschotten zou dat een probaat middel zijn. Op Europese schaal schiet een fiscale expansie in Duitsland te kort. Misschien moet de ECB de obligaties van een Europese instelling als de Europese Investeringsbank gaan opkopen. Zodoende zou het een zeer groot, op Europese leest geschoeid, investeringsprogramma kunnen ondersteunen.

    Het is maar zeer de vraag of zoiets mogelijk zal blijken, zelfs als de Eurozone weer wegzakt in een crisis. Daar is weinig voor nodig, maar scherpslijpers zullen erop blijven hameren dat het beleid van de ECB illegaal of in ieder geval dom is. Daarbij verliezen ze de mogelijke schade van een nieuwe recessie voor het gemak uit het oog. Misschien moeten ze een voorbeeld nemen aan onze voorouders, de Romeinen. Dit zeer legalistisch ingesteld volk had als stelregen dat de veiligheid van de republiek het hoogste goed, de hoogste wet was. Immers, als het systeem niet meer veilig is, dan is niets meer veilig. Waarvan akte!

    Cor Wijtvliet

    corwijtvliet-logo

    Deze bijdrage is afkomstig van www.corwijtvliet.nl

    Tot slot:

    • Hebt u opmerkingen en/of vragen? Mail ze gerust aan: [email protected]
    • Of via mijn twitteraccount: @wijtvliet
    • Voor meer door mij geschreven artikelen bezoekt u mijn website: www.corwijtvliet.nl
    • Of bezoek www.Beurshalte.nl
    • Ontvangt u het Cor Wijtvliet Journaal niet rechtstreeks? Abonneert u zich dan hier!

    Vindt u deze columns van Cor Wijtvliet interessant, dan kunt voor €25 per jaar donateur worden van het CorWijtvlietJournaal. Ook kunt u een geheel vrijwillige bijdrage overmaken naar NL14RABO0156073676, ten name van Wijtvliet Research.

    Donateurs krijgen niet alleen zonder vertraging het CorWijtvlietJournaal in hun mailbox, maar kunnen ook rekenen op een wekelijkse extra nieuwsbrief met vijf beleggingstips van Cor Wijtvliet. Neem voor meer informatie contact op met Cor Wijtvliet via het hierboven genoemde mailadres.