Tag: deflatie

  • Deflatie bedreigt de toekomst van de eurozone

    Vrijdag 1 november jl. bleek uit cijfers van Eurostat, dat de kerninflatie in de eurozone nog slechts 0,7% bedraagt. Dat is ver onder het door de ECB gewenste niveau van 2%. Daarmee is het gevaar van deflatie in de eurozone een stuk reëler geworden, dan een gevaarlijke stijging van de inflatie.

    Uiteenvallen van de EU
    De oorzaak van de nieuwe dreiging ligt in de manier waarop de schuldencrisis tot nu toe is aangepakt. De remedie luidde verregaande bezuinigingen in de periferie in combinatie met dalende lonen. Tegelijkertijd vonden er in het noorden geen aanpassingen aan, zoals het opvoeren van de bestedingen om zo de export vanuit het zuiden meer kans te geven.

    Dat het gevaar van deflatie beslist niet meer denkbeeldig is, blijkt uit de woorden van een bestuurslid van de ECB, Benoît Coeuré. Hij waarschuwde onlangs voor Japanse toestanden in Europa. Dat betekent, niet meer en niet minder, dat we hier serieus rekening moeten houden met een verloren decennium in combinatie met een complete verloren generatie. De crisis zou zodoende zo diep kunnen gaan ingrijpen, dat het uiteindelijk tot een uiteenvallen van de eurozone kan leiden en misschien zelfs van de Europese Unie. Daardoor zou Europa ver terug de geschiedenis in geslingerd worden en zou zijn rol op het wereldtoneel volledig uitgespeeld zijn.

    Redenering
    De enige manier om dit horrorscenario te voorkomen is volgens sommige analisten de afschaffing van de euro. Dat zou weliswaar ook het einde van de eurozone betekenen, maar het zou de EU redden. Op deze redenering is echter nogal wat op aan te merken. De manier waarop de eurozone tot nu toe de crisis heeft gepoogd op te lossen, dreigt nu te ontaarden in een deflatoire Europese omgeving. Om die het hoofd te bieden, is juist een sterk politieke unie nodig met grote beslissingsbevoegdheden. De instituties binnen de Europese Unie zijn hier ten ene malen niet voor opgericht. De EU kan dus nooit een ingewikkelde macro-economische situatie oplossen.

    Integratie
    Het zou daarmee maar beter zijn de eurozone als het hart van de Europese integratie te beschouwen. Vanuit dit standpunt geredeneerd, is het gemakkelijker om verdragen en instituties aan te pakken, die een sta-in-de-weg zijn om de (huidige)complexe monetaire situatie naar behoren te managen. Uiteindelijk lijkt alleen nog een sterke politieke unie kansrijk om de huidige schuldproblematiek het hoofd te bieden. Tegelijkertijd kunnen er dan instrumenten komen om (toekomstige) schulden gemeenschappelijk te verklaren. Een politieke unie maakt ook een sterke bankenunie waarschijnlijker. Een politieke unie tenslotte kan de broodnodige transfer van middelen van noord naar zuid regelen.

    Electoraat
    Problematisch voor deze houding is de opstelling van een groeiend deel van het electoraat van de lidstaten van de eurozone. Die houden in steeds grotere getalen Europa verantwoordelijk voor de huidige crisis. Dit electoraat zal er daarom weinig voor voelen macht vanuit het eigen land over te dragen aan Brussel. Het is derhalve de dure taak van Brussel om de ontevreden bevolking van de lidstaten te overtuigen van het fatale alternatief: een Europa gedompeld in deflatie en geteisterd door aanhoudend lage groei. Als dat niet lukt, dan zijn euro en EU verloren.

    Dat moet bijna wel gebeuren! Kijk maar naar de manier waarop Brussel nu het electoraat probeert te paaien: management by communication. Beleidsmakers worden niet moe ons te vertellen, dat de crisis voorbij is. Er zullen slechts weinigen echt geloof hechten aan deze uitspraken. Misschien beginnen de beleidsmakers zelf wel terug te verlangen naar de jaren van voor de euro en de eurozone. Toen was het leven nog heel gewoon!
    Cor Wijtvliet

    Bron:
    Wolfgang Münchau, Worry about the euro, niet the European Union. Financial Times, November 3, 2013

  • Japan is ons afschrikwekkende voorbeeld

    Een van de heikele onderwerpen in de westerse politiek is de vergrijzing. In de meeste westerse landen wordt de groep ouderen en gepensioneerden steeds groter, terwijl de groep jongeren en middelbaren verhoudingsgewijs steeds kleiner wordt. Dat heeft grote sociale en economische gevolgen, die om een andere strategie en politiek van de overheid vraagt.

    Vergrijzing en ontgroening

    Maar hoe moet zo’n nieuwe strategie er uitzien om de problemen van de vergrijzing te bestrijden? Niemand in het westen die het weet. Maar in Japan kampen ze alweer jaren met de problemen, die verbonden zijn aan een vergrijzende maatschappij.

    Daar is de bevolking door ontgroening en vergrijzing al sinds 2010 aan het dalen. Als er niets gebeurt, zal de bevolking in een halve eeuw tijd terugvallen van 127 miljoen nu naar 86 miljoen in 2060. In dat jaar zal ook 40% van de bevolking ouder zijn dan 65 jaar.

    De grote groep ouderen heeft grote politieke invloed, niet alleen omdat ze talrijk zijn. Het zijn ook nog eens trouwe stemmers. Dat is goed te merken. Op alle sociale uitkeringen wordt stevig gekort, maar niet op pensioenen en andere sociale uitkeringen voor ouderen. Voor starters op de arbeidsmarkt is het nagenoeg onmogelijk om een vaste baan te krijgen. Dat voorrecht is nog slechts weggelegd voor de ouders en soms de grootouders. Bijna 38% van de jongeren verkeert in zulke economisch onzekere omstandigheden, dat ze geen eigen bestaan kunnen opbouwen.

    Overheden in veel Westerse landen moeten goed bestuderen wat er in Japan aan de hand is. Een land als Duitsland ziet zijn bevolking ook al krimpen, maar ook veel perifere landen in het oosten en zuiden van Europa kampen met een snelle vergrijzing en een dreigende krimp van de bevolking.

    Kosten

    Maar dat is nog niet alles. Vergrijzing en ontgroening zijn duur. De Japanse staatsschuld is met 230% van het bruto nationaal product (BNP) een van de hoogste ter wereld. Zelfs in deze wereld van extreem lage renteniveaus gaat ongeveer 25% van de jaarlijkse begroting op aan de kosten voor sociale zekerheid. Het vervelende is bovendien, dat de Japanse economie sinds de vastgoedbubbel van meer dan twintig jaar geleden amper of niet groeit. Alle maatregelen tot dusverre om de economie een impuls te geven hebben niet gewerkt of hebben zelfs verkeerd uitgepakt. Het beleid om de rente ultra laag te houden heeft verkeerd uitgepakt. Zwakke banken konden zo gemakkelijk overleven en nu kampt Japan met zogeheten zombiebanken die niet naar behoren kunnen functioneren. Het is dan ook zonder meer zorgwekkend, dat het fenomeen zombiebank ook opgang maakt in Europa. Ook hier weigeren overheden om de gezondheid van banken flink te testen.

    Sociaal

    Japan verkeert in zwaar weer en voor een niet onbelangrijk deel is dat toe te schrijven aan de hang naar grote onderlinge solidariteit en sociale cohesie. Daarom accepteren jongeren, dat ze geen vaste baan kunnen krijgen, maar hun ouders wel. Daarom accepteren veel ouderen, dat ze een robot naast hun bed aantreffen. Ze willen niet dat er op grote schaal immigranten het land binnen stromen.

    Het zijn uiteindelijk de hoge kosten van deze solidariteit en de alsmaar rijzende staatsschuld die de overheid nu aangezet hebben tot wel zeer radicale stappen. De huidige premier, Shinzo Abe, heeft in innige samenwerking met de Bank van Japan een monetair stimuleringsprogramma opgesteld, waarbij dat van de Fed wel heel bleekjes afsteekt. De doelstelling is om 2015 een inflatie te hebben van 2%, waardoor een einde komt aan een periode van 20 jaar deflatie. Dat is dodelijk gebleken voor de economische groei. Inflatie moet de groei terugbrengen, waardoor de kosten van de vergrijzing dragelijker worden.

    Radicaal

    Het zijn radicale stappen, waarvan niemand eigenlijk weet hoe ze gaan uitpakken. Maar een ding wordt al wel duidelijk. De bevolking heeft zijn jarenlange apathie afgeworpen en er schijnt zich een nieuw elan van het land meester te maken. Japan mag dan een weinig aantrekkelijk voorbeeld in het oosten zijn, dat absoluut geen navolging verdient, zijn huidige leider is dat zeker wel.

     

  • Italië wordt het Japan van Europa

    Het gaat niet goed met Italië, ondanks recente, opbeurende berichten. Sinds 2008 is het bruto nationaal product (BNP) met maar liefst 8% gedaald, is de werkloosheid met bijna een miljoen mensen gegroeid en is een vaste baan nagenoeg een fata morgana geworden. De regering doet echter te weinig om de problemen fundamenteel aan te pakken. Het opvallendste aspect van de tamelijk hopeloze situatie is misschien nog wel, dat de bevolking rustig blijft en niet de straat opgaat.

    Spaartegoeden

    De relatieve rust laat zich verklaren met een verwijzing naar de forse spaartegoeden van vooral de oudere generaties. Maar er speelt meer. Onderliggend worden trends zichtbaar, die een onstuitbare neergang van dit land bewerkstelligen. Het zijn trends die al veel langer spelen in Japan en ook daar al 20 jaar zorgt voor een proces van achteruitgang.

    Twintig jaar lang heeft de Japanse overheid nagenoeg niets gedaan om de overheidsschulden te saneren. Die bedragen nu al meer dan 220% van het  BNP. Waarom hebben politici dit niet gedaan? Het antwoord is, omdat de kiezer dit niet eiste. Dat is weer het gevolg van de demografie van dit land. De Japanse bevolking behoort tot de meest vergrijzende ter wereld. De gemiddelde leeftijd bedaagt 45,8 jaar. Ter vergelijking, in Nederland is de gemiddelde leeftijd 39 jaar. De grote groep ouderen in Japan zitten op een berg spaartegoeden. Dat maakt hen relatief onkwetsbaar voor economische tegenwind. Sterker nog, de aanhoudende daling van de consumentenprijzen verhoogt in feite hun koopkracht. Het doel van de oudere is om die koopkracht te beschermen en als het even kan nog te vergroten. Ze hebben er dus geen belang bij de status quo te veranderen.

    Renteniers

    De situatie in Italië is niet fundamenteel anders. Ongeveer 33% van de bevolking is al ouder dan 55 jaar en evenals hun tegenvoeters in Japan zit deze groep op een fors berg spaartegoeden. In Italië ontvangen vandaag de dag 18,6 miljoen Italianen een pensioen en zijn er maar 12 miljoen Italianen met een vaste baan. Het is derhalve niet vreemd, dat de tegenstelling tussen de renteniers en de productieve groeit. Vooralsnog werkt de wet in Italië in het voordeel van de renteniers. Ze hoeven slechts 12,5% belasting te betalen over hun beleggingswinst. Iemand, die een bedrijf wil beginnen, betaalt 50% over zijn eerste investeringen. De huisbaas betaalt 15% belastingen over zijn huurinkomsten, maar de ongeschoolde arbeider betaalt 23% belasting over zijn vaak schamel inkomen.

    Tegenstellingen

    De renteniers danken hun sterke positie aan hun hoge opkomst bij de verkiezingen. Van de jongeren tot 34 jaar gaat 60% naar de stembus, maar van de 55 plussers 72%. En dus dienen politici vooral de belangen van deze bovenliggende partij. Daardoor raken de werkenden steeds meer vervreemd van het democratisch bestel, dat hun belangen verwaarloost. De combinatie van een sterke groep renteniers met daar tegenover grote groepen ontevreden werknemers is een feilloos recept voor economische neergang. Japan is daar het angstaanjagende  voorbeeld van. Pas na twintig jaar dreigt het land uit de verlammende patstelling te breken. Daar was wel de dreiging van een steeds sterker China voor nodig. Hoe de wake up call voor Italië er moet uitzien, weet niemand nog. Maar het is voor alle Italianen niet te hopen, dat die nog twintig jaar uitblijft. Dan zal de neergang niet meer te stoppen zijn. Overigens zullen ook in andere landen van Europa de tegenstellingen tussen renteniers en productieven snel gaan toenemen als het economisch herstel nog lang uitblijft. Cor Wijtvliet Bron: Federico Fubino, Europe’s Japan? Project-syndicate September 20 2013 >> Wilt u de dagelijkse column van Cor Wijtvliet zonder een dag vertraging ontvangen? Klik hier om u aan te melden voor de gratis Wijtvliets Investment Insider nieuwsbrief! <<

  • Column: Deflatie in Japan is een illusie

    De volgende bijdrage is van Edin Mujagic, monetair econoom, journalist en auteur van de boeken Tien jaar euro: biografie van een jonge wereldmunt (2009), Het Inflatiespook (2010) en Geldmoord (2012). In zijn boeken wijst hij de lezer op de gevaren en gevolgen van inflatie. Mujagic was van 2005 tot 2010 tevens redacteur macro-economie van het zakenweekblad FEM Business. 

    De rode lijn in mijn boek ‘Geldmoord: hoe de centrale banken ons geld vernietigen’ is dat te veel geld in omloop vroeg of laat tot stijgende prijzen – de moderne definitie van inflatie – leidt. De moderne definitie, omdat oorspronkelijk inflatie voor het verhogen van de geldhoeveelheid zelf stond.

    Het is niet alleen een economische theorie, maar ook de historie die dat onomstotelijk uitwijst. De Grote Prijsrevolutie in de Middeleeuwen kwam niet zomaar uit de lucht vallen maar had alles te maken met het leegroven van Midden- en Zuid-Amerika door de Spanjaarden. Vanaf ongeveer 1530 begonnen goud- en zilvervloten in Spaanse havens aan te meren. Honderden tonnen goud en zilver werden verscheept naar Europa. Aangezien in die tijd goud en zilver geld waren, kwam het er simpelweg op neer dat de geldhoeveelheid in Europa in die tijd explodeerde.

    Inflatie

    Niet geheel toevallig begonnen rond 1540 de prijzen in Europa te stijgen. Wat volgde was een langdurige periode van inflatie in Europa. Daar kwam een einde aan toen er geen schepen met goud en zilver uit de Nieuwe Wereld in Sevilla en andere Spaanse steden aanmeerden omdat goud en zilver op waren (precieze cijfers over omvang van goud- en zilvervloten en de ontwikkeling van de prijzen in Europa zijn te vinden in ‘Geldmoord’).

    Dit historische feit en overtuiging dat de centrale banken zoals de Fed en de Europese Centrale Bank (ECB) niet op tijd en in voldoende mate zullen ingrijpen om te voorkomen dat de Westerse economieën verdrinken in geld, is voor mij dé reden hogere inflatie te verwachten de komende jaren. Of anders gezegd: dat de geldmoord, die sinds 1914 en zeker sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog aan de gang is, zal blijven doorgaan.

    Japan

    Diegenen die het niet met mij eens zijn, komen zo goed als altijd met Japan als hét voorbeeld dat geld bijdrukken niet tot inflatie hoeft te leiden. Zij wijzen er dan op dat Japan in een diep deflatiemoeras vast is komen te liggen, ondanks het zeer ruime beleid van de Japanse centrale bank.

    Sinds 1995 dalen de prijzen in het land van de rijzende zon. Volgens de officiële inflatiecijfers van het Japanse bureau voor de statistiek waren tussen 1995 en het begin van de huidige crisis zeven jaren waarin de prijzen zijn gedaald. In evenveel jaren stegen de prijzen echter. Per saldo waren de prijzen in 2008 in Japan iets hoger dan in 1995. Met andere woorden, per saldo was er sprake van inflatie in Japan over die periode.

    Inflatie en deflatie in Japan sinds 1995Inflatie en deflatie in Japan sinds 1995 (Bron: Tradingeconomics)

    Geldgroei

    Er is dus geen sprake van een diep deflatiemoeras in Japan. Kijken we vervolgens naar de geldgroei (ik gebruik hier de ruime M2 + deposito’s definitie van geldgroei) dan zien we dat die in 1990 rap is gaan dalen. Groeide de geldhoeveelheid in eind jaren tachtig nog met ongeveer 13 procent, begin jaren negentig nam die niet meer toe. Sindsdien bedraagt de gemiddelde groei van de geldhoeveelheid in Japan ongeveer 2 á 3 procent per jaar.

    Economen zijn het er over eens dat dé fout die de Japanse centrale bank gemaakt heeft, is dat ze te laat ingreep. Omdat de bank te laat in actie is gekomen, is het zogeheten monetaire transmissiemechanisme in Japan zo goed als kapot. Monetaire transmissiemechanisme is wat monetaire economen het proces van kredietverlening door banken noemen: als dat mechanisme werkt, vloeit het geld van de centrale bank naar de huishoudens, die het vervolgens uitgeven waardoor na enige tijd inflatie begint te stijgen.

    Dat mechanisme werkt dus in Japan al twee decennia mondjesmaat. Sinds 1990 groeit de geldhoeveelheid er met tussen 2 en 3 procent per jaar. In tegenstelling tot een hardnekkig misverstand is er in Japan geen sprake van een diepe deflatie: tussen 1990 en de huidige crisis waren prijsstijgingen even frequent als prijsdalingen. Per saldo lagen aan het begin van de crisis de prijzen in Japan hoger dan begin jaren negentig. Dat de inflatie zo laag is, heeft te maken met het feit dat de geldgroei in Japan al twee decennia lang mager is.

    Kortom, Japan is niet hét voorbeeld dat het verband tussen geldgroei en prijzen er niet is. Japan is juist hét voorbeeld dat het verband tussen geldgroei en prijzen zeer sterk is.

  • Video: Eric Mecking over de nieuwe Grote Depressie

    Update: In het oorspronkelijk artikel stond dat de video was opgenomen in mei 2011. Dat bleek niet het geval, de uitzending is van 8 februari 2009.

    Eric Mecking bij VPRO Boeken (video uit mei 2011)