Tag: fdic

  • Amerikaans garantiestelsel spaargeld is schijnzekerheid

    Het Amerikaanse garantiestelsel voor spaartegoeden is veel minder solide dan je zou verwachten, want tegenover de $6,8 biljoen aan spaartegoeden die gedekt worden door het Federal Deposit Insurance Fund (FDIC) is slechts $80,7 miljard gereserveerd om spaarders uit te keren bij het omvallen van een bank. Dat is een dekkingsgraad van 1,18% tegenover de totale spaartegoeden, een bedrag dat in een grote bankencrisis volstrekt ontoereikend is om alle spaarders te compenseren.

    Veel mensen denken dat hun spaargeld geld veilig is op de bank, maar wat ze niet beseffen is dat er nauwelijks voorzieningen getroffen zijn voor het geval een bank dreigt om te vallen. In de Verenigde Staten bestaat het garantiefonds om spaarders te compenseren al sinds 1933, maar dat was in een tijd dat spaartegoeden verspreid waren over meer dan 14.000 verschillende banken. Het garantiestelsel was toereikend, omdat de banken een beperkte omvang hadden en relatief weinig risico’s mochten nemen.

    Glass-Steagall Act

    Dat veranderde allemaal vanaf 1999, toen Bill Clinton de Glass-Steagall Act terugdraaide. Door financiële deregulering konden spaarbanken en meer risicovolle investeringsbanken hun activiteiten samenvoegen, waardoor het bankenlandschap drastisch veranderde. Er vonden tal van fusies en overnames plaats, waardoor het totaal aantal banken in de Verenigde Staten tussen 1985 en 2016 meer dan halveerde naar 5.927 verschillende banken.

    In september beheerden de vier grootste spaarbanken (JP Morgan Chase, Bank of America, Wells Fargo en Citibank) samen maar liefst 44,6% van de totale spaartegoeden. Deze vier banken beheren allemaal tussen de $1.000 tot $1.500 miljard aan spaartegoeden, waarmee ze eigenlijk veel te groot zijn voor het FDIC garantiefonds. Mocht één van deze banken in de problemen komen, dan is er niet genoeg geld om alle spaarders van de betreffende bank te compenseren.

    Deregulering

    Als gevolg van de financiële deregulering van de afgelopen twintig jaar zijn de banken in de Verenigde Staten niet alleen veel groter geworden, ook zijn ze meer risicovolle activiteiten gaan ontplooien. Denk aan handel in derivaten, high-frequency trading en het bundelen en doorverkopen van verschillende soorten leningen. Het Amerikaanse garantiestelsel is dus niets meer dan een schijnzekerheid. Gaat het echt mis, dan moet opnieuw de overheid in actie komen, net als bij de redding van verzekeraar AIG tijdens de financiële crisis van 2008.

    dollars-pixabay

    Amerikaans FDIC garantiestelsel voor spaargeld is schijnzekerheid

  • Risico’s banken nog steeds ernstig onderschat

    Sinds het uitbreken van de crisis hebben banken veel inspanning geleverd om hun buffers te versterken. Door strenger toezicht en door de implementatie van de Basel III richtlijnen staan banken er vandaag de dag beter voor dan toen. Of toch niet?

    In een opiniestuk in de Wall Street Journal schrijft Thomas M. Hoenig, vicepresident van de FDIC en voormalig president van de Federal Reserve van Kansas, dat banken eigenlijk vandaag de dag veel meer risico’s op hun balans hebben dan we denken en dat de kapitaaleisen voor banken nog steeds ver beneden de maat zijn.

    Op dit moment is het zo dat toezichthouders – en in sommige gevallen de banken zelf – een inschatting maken van het risico van alle bezittingen die op de bankbalansen staan. Op basis van deze inschattingen wordt bepaald hoeveel buffers een bank moet aanhouden om klappen op te vangen. En dat is waar het volgens Hoenig nog steeds mis gaat.




    Toezichthouders

    Dat zagen we bijvoorbeeld bij het uitbreken van de financiële crisis in 2008. Vele miljarden aan hypotheken en andere kredieten die als 'zeer veilig' op de balansen van banken stonden bleken opeens zo goed als onverkoopbaar. En de verzekeringen die de waarde van al die slechte leningen garanderen bleken ook niets meer waard, want de Amerikaanse verzekeraar AIG die al die risico's van banken had afgedekt bleek niet in staat haar verplichtingen na te komen. Banken hadden bijna geen buffers voor de rommelhypotheken, omdat die voor de crisis nog als 'zeer veilig' werden aangemerkt door de toezichthouders. Je zou denken dat toezichthouders en banken hiervan hebben geleerd, maar het tegendeel blijkt waar. Eind vorig jaar hadden de grootste banken ter wereld maar voor 45% van al hun bezittingen een buffer aangelegd om risico's op te vangen. Dat betekent dat voor meer dan de helft van alles wat banken op hun balans hebben staan er geen enkel risico werd ingecalculeerd. Je hoeft geen financiële achtergrond te hebben om te begrijpen dat dit geen normale situatie is. Honderd procent risicovrij bestaat niet, zeker niet in een financiële wereld die heel snel verandert. Toch komen banken ermee weg, omdat ze de verantwoordelijkheid makkelijk kunnen afschuiven op de toezichthouder. De toezichthouder die altijd net iets minder informatie heeft dan de banken zelf en die dus altijd net iets later zal ontdekken dat bepaalde 'veilige' bezittingen opeens toch heel risicovol blijken te zijn. En dan is er ook nog iets als 'too big to fail', dat grote banken in het meest extreme geval altijd kunnen rekenen op steun van de belastingbetaler.

    dollars-pixabay

    Banken zijn veel risicovoller dan we denken

    Risicovrij bestaan niet

    Als we iets hebben geleerd van de financiële crisis van 2008 dan is het dat er niet zoiets bestaat als 'risicovrij'. Hoe kan het dan dat meer dan de helft van alle bezittingen van alle grote banken nog steeds met goedkeuring van de toezichthouders als zodanig wordt aangemerkt? Zo worden staatsobligaties, ondanks de negatieve rente en de hoge staatsschulden van landen, nog steeds aangemerkt als risicovrije bezittingen. Het wordt spannend als opeens blijkt dat landen hun schuldverplichting niet na kunnen komen en in default treden...

    gs-logo-breed

    Deze bijdrage wordt u aangeboden door Goudstandaard, uw partner voor aankoop en opslag van fysiek edelmetaal.

    Ga voor meer informatie naar www.goudstandaard.com of bel naar 088-4688488