Tag: inkomensongelijkheid

  • Millennials gaan er financieel nauwelijks op vooruit

    Millennials gaan er financieel nauwelijks op vooruit

    De Amerikaanse economie zit al bijna tien jaar in een opwaartse trend, maar daar lijkt niet iedereen van te profiteren. De afgelopen tien jaar is het inkomen van millennials namelijk veel minder hard gestegen dan het inkomen van mensen in een hogere leeftijdscategorie. Gecorrigeerd voor de inflatie lag het gemiddelde inkomen van de leeftijdscategorie van 25 tot 34 jaar in het jaar 2017 zelfs lager dan in het jaar 2000. Werknemers van 55 jaar en ouder zagen hun inkomen de afgelopen decennia wel significant stijgen.

    Vergeleken met het begin van de jaren tachtig is het inkomen van de jongste generatie werknemers wel wat gestegen, maar die stijging valt in het niet bij die van de 55-plussers en 65-plussers. Dat de inkomenspositie van de millennials amper verbetert heeft ook gevolgen voor hun vermogenspositie. Zoals de tweede grafiek hieronder laat zien zijn de jongere generaties amper hersteld van de klap van de kredietcrisis in 2008.

    Millennials profiteren nauwelijks van economische groei

    Deze cijfers suggereren dat millennials in de Verenigde Staten meer moeite hebben om hun vermogenspositie en hun inkomen te versterken. Hoge studieschulden en onbetaalbare woningen zorgen ervoor dat millennials weinig vermogen kunnen opbouwen. Hun inkomen is niet toereikend om een huis te kopen, waardoor ze op de langere termijn minder vermogen kunnen opbouwen. Met een stijging van de huizenprijzen wordt de kloof tussen jong en oud alleen maar groter. De meeste overwaarde komt namelijk ten goede aan de oudere generatie, die vaker een eigen huis bezitten.

    Veel van deze problematiek is ook van toepassing op de situatie in Nederland. Ook hier hebben jongeren meer moeite om een huis te kopen en moeten ze meer lenen voor hun studie.

    Inkomensgroei binnen verschillende leeftijdsgroepen (Bron: New York Times, Federal Reserve)

    Vermogensgroei binnen verschillende leeftijdsgroepen (Bron: New York Times, Federal Reserve)

    Volg Marketupdate nu ook via Telegram

    Waardeert u de artikelen en analyses op onze site, steun ons dan met een eenmalige of periodieke donatie. Met uw donatie kunnen we mooie artikelen blijven schrijven en worden we minder afhankelijk van inkomsten uit advertenties. Klik hier om te doneren!




  • Column: Waar komt inkomensongelijkheid vandaan?

    Deze week overleed Stephen Hawking, een man die door velen geroemd wordt voor zijn inzichten op het gebied van natuurkunde, wiskunde en kosmologie. Maar daar bleef het niet bij, want hij deelde ook interessante inzichten over allerlei maatschappelijke en economische ontwikkelingen.

    Een van die vraagstukken is waarom we allemaal nog steeds zo druk zijn met ons werk en dus weinig vrije tijd hebben, terwijl alle technologische innovaties van de afgelopen decennia het leven juist veel makkelijker hebben gemaakt. Hoe kan het dat we ondanks de robotisering en automatisering nog steeds zo weinig vrije tijd hebben?

    Volgens Stephen Hawking is daar wel een verklaring voor te vinden, namelijk dat de productiviteitsgroei door automatisering en robotisering niet gelijkmatig verdeeld wordt onder de hele bevolking. Zou dat wel gebeuren, dan zou iedereen daar in theorie van moeten profiteren in de vorm van een stijgend inkomen of meer vrije tijd.

    Productiviteit versus inkomen

    Er wordt dus wel meer welvaart gecreëerd, maar een groot deel daarvan komt bij een hele kleine groep mensen terecht. Dat zien we ook als we de cijfers van de afgelopen decennia erbij pakken.

    De eerste grafiek laat zien dat de productiviteit van werknemers in de Verenigde Staten de afgelopen decennia gestaag is toegenomen en vandaag de dag ongeveer 2,5 keer zo hoog ligt als in 1948. Leggen we daar de loonontwikkeling naast, dan zien we dat die twee tot begin jaren zeventig redelijk gelijk op liepen.

    Daarna begon het gemiddelde inkomen – gecorrigeerd voor de inflatie – te stagneren. Het verschil tussen die twee lijnen wordt door economen ook wel aangeduid als de ‘Productivity Gap’. De productiviteitswinst werd daarna niet meer gelijkmatig verdeeld.

    Productiviteit stijgt, maar inkomen stagneert… (Bron: Economic Policy Institute)

    Kijken we dan waar die welvaart gebleven is, dan krijgen we een bevestiging te zien van wat we al vermoedden. De hoogste inkomens hebben de laatste decennia met afstand het meest geprofiteerd van de productiviteitsstijging van de economie. Onderstaande grafiek laat dat goed zien.

    Vooral de hoogste inkomens profiteren (Bron: cbpp.org)

    Hoe wordt de welvaart verdeeld?

    Natuurlijk heeft ook de gewone man geprofiteerd van de toegenomen arbeidsproductiviteit. Mobiliteit wordt steeds comfortabeler en elektronische apparaten worden steeds beter én goedkoper. Maar door het achterwege blijven van de loonontwikkeling houden veel mensen toch nog steeds weinig geld over. Tegenover alle producten die goedkoper zijn worden staan ook uitgaven die ieder jaar weer duurder worden, zoals onderwijs, gezondheidszorg, woonlasten en niet te vergeten de belastingen…

    Nu kunnen we proberen de inkomensongelijkheid te verkleinen door ons belastingstelsel aan te passen, maar we zouden ook kunnen kijken naar de oorzaken van de groeiende ongelijkheid. Hoe komt het dat de inkomensstijging in de Verenigde Staten eerst nog gelijk liepen met de productiviteitsgroei, maar dat die relatie ergens in de jaren zeventig plotseling wegviel?

    Het antwoord van Stephen Hawking roept dus ook weer nieuwe vragen op. Zijn er andere factoren die verklaren waarom er een groeiende ‘productivity gap’ is? Heeft het misschien niet ook te maken met een fundamentele verandering in ons geldsysteem na het loslaten van de koppeling met goud in 1971? Of met de globalisering, waardoor werknemers in het rijke Westen moeten concurreren met goedkope arbeid in de rest van de wereld? Of heeft het te maken met een belastingsysteem, waarin de belasting op arbeid hoger is dan die op kapitaal?

    Het probleem van de ‘productivity gap’ is dus veel complexer dan deze op het eerste gezicht lijkt (en daarmee ook lastiger op te lossen)…

    Frank Knopers

    Deze column van Frank Knopers verscheen eerder op GoudstandaardGoudstandaard is gespecialiseerd in de verkoop en opslag van fysiek edelmetaal. Wilt u meer informatie over beleggen in edelmetalen? Bel ons op +31(0)88 46 88 488 of mail naar [email protected].




  • Amerikaanse middenklasse wordt uitgehold

    Amerikaanse middenklasse wordt uitgehold

    De afgelopen veertig jaar is de Amerikaanse middenklasse steeds verder uitgehold, zo blijkt uit een nieuwe onderzoek van het Pew Research Center. Bij de laatste meting behoorde nog slechts 49,9% van de volwassenen in de VS tot de middenklasse, tegenover een ruime meerderheid van 61% in 1971. De extremen worden daarentegen steeds groter, want de hoogste en laagste inkomensgroepen zijn sinds 1971 juist steeds groter geworden.

    Een combinatie van stagnerende inkomens en stijgende uitgaven voor huur, gezondheidszorg en levensmiddelen zetten de middenklasse onder druk. Daar komt bij dat er veel verborgen werkloosheid is en dat veel nieuwe banen sinds het uitbreken van de crisis betrekking hebben op laaggeschoold werk.

    middle-class-shrinking

    Middenklasse wordt steeds verder uitgehold in de Verenigde Staten (Bron: Pew Research)

    Inkomensongelijkheid

    Ook wordt de inkomensongelijkheid steeds groter, omdat de hoge inkomens sneller stijgen dan de middeninkomens en de lagere inkomens. Sinds 1970 zijn de hogere inkomens met 47% toegenomen, terwijl de middenklasse en de lagere inkomensklasse een veel minder grote stijging van respectievelijk 34% en 28% wist binnen te halen. De volgende illustratie laat duidelijk zien hoe het inkomen van de middenklasse is uitgehold. Was deze groep in 1970 nog goed voor 62% van alle verdiende inkomens, vandaag de dag is dat nog maar 43%.

    De omgekeerde trend zagen we bij de hoogste inkomens, die inmiddels 49% van alle inkomens van alle Amerikanen opstrijken. De laagste inkomens zijn er ook op achteruit gegaan. Terwijl het percentage Amerikanen in deze groep van 25 naar 29 procent groeide, daalde het aandeel van deze groep in het totale inkomen van alle Amerikanen van 10 naar 9 procent.

    middle-class-share-of-income

    Hoge inkomens vertegenwoordigen steeds groter deel van totale inkomens van alle Amerikanen (Bron: Pew Research)

    Vermogensongelijkheid

    De inkomensongelijkheid neemt dus toe, maar dat is nog niets vergeleken met de vermogensongelijkheid in de Verenigde Staten. Het stimulerende beleid van centrale banken heeft vooral de allerrijksten geholpen, omdat de waarde van hun bezit door de extreem lage rente en de verschillende QE-programma’s fors gestegen is. Aandelen, obligaties, vastgoed, kunst en dergelijke werden allemaal meer waard, bezittingen die sterk geconcentreerd zijn bij een relatief kleine groep Amerikanen.

    Het is schokkend om te zien dat vrijwel de volledige vermogenstoename aan de allerrijksten toe komt. Hun vermogen verdubbelde tussen 1983 en 2013, terwijl de middenklasse er in deze periode maar twee procent op vooruit ging. De groep mensen met het laagste vermogen heeft vandaag de dag gemiddeld zelfs minder bezit dan in 1983.

    middle-class-wealth-gap-widens

    Vermogensongelijkheid is sinds 1983 extreem toegenomen in de VS (Bron: Pew Research)

  • Amerikaanse middenklasse armer dan in 1987

    Ongeveer 90% van alle Amerikaanse huishoudens is vandaag de dag armer dan in 1987, zo blijkt uit een nieuw onderzoek van het National Bureau of Economic Research. Door de financiële crisis en het leeglopen van de vastgoedzeepbel werd de vermogenspositie van met name de lagere inkomens en de middeninkomens aangetast. Ook daalde het gemiddelde inkomen, wanneer je een correctie toepast voor de inflatie.

    Inkomensdaling

    De volgende grafiek laat zien dat het totale inkomen van de onderste 90% al vier decennia op rij daalt. Tussen 1970 en 2013 daalde het gedeelte van het totale inkomen dat in handen kwam van de 90 procent minst rijke huishoudens van meer dan 70% naar minder dan 60%. Dat betekent dus ook dat de top 10% van hoogste inkomens in de Verenigde Staten er flink op vooruit ging. Hun aandeel in het totale inkomen van alle Amerikanen steeg van 30 naar 40 procent, een stijging van een derde.

    income-share-bottom90percent

    De inkomens van de middenklasse daalt al meer dan veertig jaar

    Vermogensongelijkheid

    Niet alleen de inkomensongelijkheid is de afgelopen decennia sterk toegenomen, maar ook de vermogensongelijkheid. De volgende grafiek laat zien dat de vermogensongelijkheid in de Verenigde Staten de laatste 25 jaar weer sterk toeneemt. De 10% meest vermogende huishoudens bezitten gezamenlijk ruim 75% van het totale vermogen van alle Amerikaanse huishoudens, terwijl dat in 1987 nog minder dan 65% van het totale vermogen was.

    top10percent-wealth-share

    De 10% meest vermogende huishoudens zijn er sinds de crisis sterk op vooruit gegaan

    De vermogensongelijkheid wordt nog duidelijker in beeld gebracht door de volgende grafiek, die betrekking heeft op het vermogen van de top 0,1%. De rijkste huishoudens hebben vandaag de dag naar verhouding twee keer zoveel vermogen als in 1987. Hun vermogen groeide de laatste decennia vooral door stijgende aandelenkoersen, dividenduitkeringen en cashflow uit andere beleggingen.

    top-01percent-wealth-us

    Percentage van het totale vermogen in handen van de top 0,1% is sinds 1987 verdubbeld

    De volgende grafiek uit het rapport laat zien dat het vermogen van de top 0,01% de laatste dertig jaar sterk is toegenomen. Vooral de waardering van aandelen en van andere beleggingen die cashflow genereren ging fors omhoog. Vergelijken we de samenstelling van het vermogen van de top 0,01% met dat van de onderste 90%, dan zien we dat die laatste groep de afgelopen dertig jaar juist armer is geworden. Hun vermogen zit vooral in vastgoed, dat door de financiële crisis sterk in waarde daalde. Aandelen en obligaties, die sinds het uitbreken van de crisis wel sterk in waarde zijn toegekomen, heeft de middenklasse bijna niet meer. Een schrale troost is dat het pensioenvermogen van de onderste 90% wel geprofiteerd heeft van de bull market in aandelen en de waardestijging van obligaties.

    composition-top001wealth

    Vermogen van de rijkste huishoudens nam toe, terwijl dat van de minder rijke huishoudens daalde

    Spaargeld

    De meest vermogende huishoudens kunnen een aanzienlijk deel van hun inkomen sparen, zoals blijkt uit onderstaande grafiek. De top 1% kan nog ongeveer een derde van het inkomen sparen, terwijl de grote 90% groep vanaf eind jaren '90 tot en met vandaag vrijwel niet heeft kunnen sparen. Zo blijft de vermogensongelijkheid in stand. Uit een recent rapport van Credit Suisse kwam naar voren dat de Verenigde Staten op de zevende plaats komt in landen waar de vermogensongelijkheid het grootste is. Het grootste is de vermogensongelijkheid overigens in Rusland, waar 84,8% van al het vermogen in handen is van de top 10 procent. In de VS is dat 74,6% van het totale vermogen.

    savings-rate-wealthy

    Alleen de meest vermogende huishoudens kunnen veel sparen

  • Democratie en ongelijkheid in de 21ste eeuw

    De aanhoudend heftige discussie over ‘Capital in the twenty-first century’ van de Fransman Thomas Piketty verraadt, dat het boek een open zenuw in onze maatschappij heeft geraakt. We worstelen er als samenleving mee, dat steeds meer rijkdom en vermogen terecht komt in de handen van steeds minder mensen. Dat raakt ons zo, dat sommigen de groeiende ongelijkheid botweg willen negeren.

    Piketty maakt in zijn boek aannemelijk, dat de periode van ongeveer 30 jaar na WO II een anomalie in de geschiedenis was. In deze jaren viel een sterke economische groei samen met een unieke sociale cohesie. Daardoor was de onderkant van de samenleving relatief het best uit! Het aantreden van het conservatieve duo Margaret Thatcher en Ronald Reagan markeert min of meer het aflopen van deze periode. Hun hervormingen vertraagden het tempo van groei en een happy few trok profijt van de groei die overbleef.

    cartoon-grotebedrijven

    Het belang van het boek is, dat een grote toename in vermogen niet langer gepaard gaat met een stijging van de lonen. Reële lonen stagneren al decennia in de VS, maar ook in Europa. Dat kan het gevolg zijn van het gegeven, dat het toegenomen vermogen niet samengaat met een dito stijging van het geïnvesteerd productief kapitaal. Vermogen kan groeien als de waarde van het onroerend goed stijgt. Het valt niet te ontkennen, dat de wereld aan de vooravond van 2008 in een geweldige onroerend goed bubbel was beland. En het is nog maar zeer de vraag of die bubbel helemaal voorbij is. Competitie tussen rijken voor de beste plekjes houdt prijzen in sommige steden en regio’s onnatuurlijk hoog! gold-desk-officeFinanciële rijkdom kan ook het gevolg zijn van veranderde omstandigheden, die meestal wijzen op een vermindering van de economische prestatie. De facto, monopolies verhogen de winst van een bedrijf en is uit te drukken in termen van een grotere financiële rijkdom. Hetzelfde gebeurt als bijvoorbeeld banken en verzekeraars erin slagen hun klanten dubieuze producten als de woekerpolis te slijten. Ook dat verhoogt de winst van de bank en de financiële rijkdom van de bankiers en de gemeten rijkdom van een heel volk. Maar het gaat wel ten koste van het sociaal welzijn en van de economische efficiency. Te gemakkelijk gaan we eraan voorbij, dat die verrijking ten koste gaat van het welzijn en welvaart van de doorsnee burger. Soortgelijke ontwikkelingen hebben we in de crisisjaren zien gebeuren. Bankiers slaagden erin hun verliezen op de maatschappij af te wentelen en hun woekerwinsten voor zich te houden. Ondanks de diepe crisis verbeterde de bancaire sector zijn positie. Te gemakkelijk gingen beleidsmakers in hun dadendrang voorbij aan de verzwakte financiële positie van de belastingbetaler na de reddingsoperaties.

    1462691a

    In alle bovenstaande gevallen is er, behalve van een toenemende rijkdom bij sommigen, sprake van een stagnatie van de lonen van de meerderheid en een daaraan verbonden groeiende ongelijkheid. Dat is niet de uitkomst van een normaal functionerende markteconomie, maar veeleer van het falen van het politieke systeem. Het is het systeem, dat er voor gezorgd heeft door regelgeving, dat de werking van markten verstoord raakt. Daardoor kunnen bedrijven en de rijken de doorsnee burger onder druk zetten en misbruiken. Markten kunnen immers niet in een vacuüm bestaan. Zij kunnen alleen maar binnen een systeem werken. Het is het politiek proces, dat voor de regels binnen het systeem zorgt.

    obama-maximum-wage

    Heeft de verstoring zijn negatief werk gedaan, dan groeit er een samenleving waar geen gelijke kansen meer bestaan. Dat ontaardt weer in een wereld van zeer geringe sociale mobiliteit. Volgens Piketty zal de ongelijkheid alleen maar toenemen. Hierin lijkt hij echter te pessimistisch. De huidige trend hoeft niet onontkoombaar en onomkeerbaar te zijn, juist omdat de politiek zoveel invloed op het systeem kan uitoefenen. Het is, kort door de bocht gezegd, een kwestie van vernieuwde wetgeving op het vlak van bijvoorbeeld vermogensbelasting, maar ook wetgeving gericht op verbetering van de toegankelijkheid van het onderwijs en een gedegen antitrust wetgeving, gekoppeld aan corporate-governance regelgeving die bijvoorbeeld een einde maakt aan de veel te hoge beloning van het topmanagement van bedrijven en instellingen. Tenslotte moet er een veel strengere wetgeving komen voor de financiële sector. Die moet het onmogelijk maken, dat deze sector er opnieuw in kan slagen de burger en de maatschappij op grote schaal te misleiden en naar haar pijpen te laten dansen. Waar het uiteindelijk om draait, is of de politieke wil aanwezig is om de juiste stappen te nemen in de richting van een samenleving en economie, die lijkt op die van de naoorlogse jaren. Het gaat dus om de vraag hoe de democratie van de 21ste eeuw wil en kan functioneren! Cor Wijtvliet Bron: Joseph E. Stiglitz, Democracy in the twenty-first century. Project-syndicate, September 1 2014 BELANGRIJK:

  • Ongelijkheid: soms goed, meestal slecht

    Ongelijkheid tussen mensen is van alle tijden. In sommige periodes neemt de ongelijkheid toe en soms neemt die af. In het westen is de ongelijkheid de afgelopen decennia bijna stiekem omhoog gekropen. Er was een diepe financiële crisis voor nodig om duidelijk te maken hoe groot de maatschappelijke en economische verschillen in het Westen geworden zijn. Daarmee is ongelijkheid een door etterend maatschappelijk probleem geworden. Alleen de rijken profiteren ten volle van het beetje groei, dat er is!

    piketty

    Voor een goed verstaan van dit probleem is het noodzakelijk zicht te krijgen tussen groei en ongelijkheid. Is ongelijkheid slecht of goed voor economische groei. In landen als de VS en China is de ongelijkheid heel groot, maar de economische groei is er fors. Is ongelijkheid nodig om te groeien? Is er zoiets als een positieve correlatie tussen groei en ongelijkheid? Doe conclusie is te voorbarig. Als we de hele wereld in ogenschouw nemen, dan neemt de ongelijkheid juist af! Steeds meer opkomende landen zijn in staat hun burgers deel te laten nemen aan de welvaart dankzij een onstuimige economische groei.

    Toch zijn er aanwijzingen die aannemelijk maken dat snel toenemende ongelijkheid slecht voor de groei is. Als een samenleving te weinig kansen biedt, dat kan dat als gevolg hebben dat de sociale consensus voor een groei georiënteerd beleid gaat afbrokkelen. Juist het maatschappelijk en economisch uitsluiten van bevolkingsgroepen op basis van willekeur kan funeste gevolgen hebben voor het onderschrijven van het economisch beleid. Maatschappelijke stijgers vormen een aanwijzing, dat een samenleving kansen biedt. Er mag ongelijkheid bestaan binnen een maatschappij, maar die samenleving moet dan op aan aantal vlakken iedereen gelijke kansen bieden. Iedereen heeft recht op goede gezondheidszorg en op goed onderwijs. Als bijvoorbeeld het onderwijs kwalitatief verslechtert, dan zal de bovenkant van de maatschappij zijn eigen onderwijs gaan organiseren. Een dergelijk verschijnsel verkleint de kans op maatschappelijke stijgers en daarmee op mobiliteit tussen verschillende generaties.

    wallstreet

    Er zijn nog meer voorbeelden van een negatieve correlatie tussen ongelijkheid en groei. Hoge inkomens en grote vermogens gaan vaak hand in hand met groeiende politieke invloed. Dat kan er in uitmonden, dat beleidsmakers kiezen voor het handhaven van de status quo om de gevestigde belangen te beschermen. Het kan er ook toe leiden, dat de economie meer gesloten raakt om diezelfde gevestigde belangen tegen externe concurrentie te beschermen. Daarmee verliest de economie aan dynamiek. Dat maakt duidelijk, dat er verschillende vormen van ongelijkheid zijn, die niet per se allemaal slecht zijn. Als ongelijkheid de uitkomst is van afschermen van bestaande belangen, dan kan dat slecht voor de maatschappelijke cohesie uitpakken. Ongelijkheid, die de uitkomst is van meritocratische beginselen, kan maatschappelijk juist gunstig uitpakken. De inspanning wordt uiteindelijk beloond. Daarom is de anti-corruptie campagne in China zo belangrijk voor de Communistische Partij. Door corruptie wordt de toegang tot markten en transacties beperkt tot de happy few. Dat kan op den duur de geloofwaardigheid van de partij aantasten.

    broken-dollar

    In landen als de VS, maar ook in Europa, kan groeiende ongelijkheid ongelukkige beleid tot gevolg hebben. Te veel burgers gaan te hoge schulden aan om toch hun consumptie op peil te houden. Verkeerd beleid is ook, dat overheden grootschalig gaat lenen om consumptie en werkgelegenheid op peil te houden. Zulk beleid kan problemen scheppen op het gebied van productiviteitsontwikkeling en concurrentievermogen. Als verschillende landen, dan ook nog dezelfde munt hebben, dan worden die problemen alleen maar groter. Vraag dat maar aan de Grieken en de Spanjaarden. Maar wat kun je eigenlijk tegen de groeiende ongelijkheid doen? Op korte termijn is dat maar heel weinig. Een vorm van inkomensondersteuning voor die groepen die slachtoffer zijn van de nieuwe structurele problemen is zonder meer wenselijk. Voor de langere termijn zou de overheid er streng op moeten toezien, dat publieke diensten en het bijzonder het onderwijs voor iedereen toegankelijk blijft. De overheid moet ook toezien op de kwaliteit van de publieke dienstverlening. Alleen op die manier benut een samenleving zijn economisch potentieel ten volle. Cor Wijtvliet Bron: Michael Spence, Good and bad inequality. Project-syndicate, August 26 2014 BELANGRIJK: - Opmerkingen en vragen kunt u richten aan: [email protected] - Bezoek ook de website van Cor Wijtvliet en lees meer door hem geschreven artikelen - U kunt Cor Wijtvliet boeken voor een inspirerende spreekbeurt. Laat u verrassen! - U kunt zich hier abonneren voor het wekelijks Cor Wijtvliet Journaal, voor het geval u deze nog niet automatisch ontvangt. - Klik HIER (u downloadt een pdf) en maak kennis met de Crash Investor, een waardevolle bijdrage voor de actieve belegger!

  • Grafiek: Inkomensongelijkheid vanaf 1920

    Sinds het uitbreken van de financiële crisis is er veel meer aandacht gekomen voor het fenomeen inkomensongelijkheid. We zijn misschien geneigd te denken aan ontwikkelingslanden, maar ook in de Westerse wereld is de verdeling tussen rijk en arm soms bijzonder scheef. De volgende grafiek uit “The Macroeconomics of Piketty” laat de Amerikaanse situatie zien over de afgelopen honderd jaar.

    Weergegeven is het percentage van het totale inkomen van de Amerikaanse bevolking dat ten goede komt aan de 0,1% van de bevolking met het hoogste inkomen. Zoals je kunt zien bereikte de inkomensongelijkheid in 1928 en 2007 een piek. In beide gevallen precies een jaar voor het uitbarsten van een grote financiële crisis.

    Niet alleen dat is opvallend patroon, ook valt op hoe de samenstelling van het inkomen van de top 0,1% door de jaren heen veranderd is. In de periode van 1910 tot en met het begin van de Tweede Wereldoorlog haalden de superrijken het grootste deel van hun inkomen nog uit de cashflow van beleggingen (dividend op aandelen, rente op obligaties en inkomsten uit verhuur van vastgoed) en brachten inkomsten uit bedrijven en salarissen relatief gezien minder geld in het laatje. In de afgelopen 20 jaar wisten de superrijken een veel groter deel van hun inkomen uit salarissen en bedrijfsinkomsten te halen en is de cashflow op beleggingen veel minder belangrijk geworden.

    income-distribution

    Wealth Effect

    Het lichtgroene gedeelte in de grafiek weerspiegelt de waardestijging van financiële activa als aandelen, obligaties, vastgoed en kunst. We zien dat deze component van het inkomen buitensporige proporties heeft aangenomen in de jaren vlak voor de crisis. In 2007 werden de superrijken op papier nog rijker, doordat de waarde van hun beleggingen alsmaar bleven stijgen. Dat precies hetzelfde gebeurde in de ‘Roaring Twenties’ laat de grafiek ook duidelijk zien.

    Het verschil met de Grote Depressie is dat er destijds niet direct grootschalig monetair gestimuleerd werd, waardoor een periode van ernstige deflatie volgde. Dat zien we op de grafiek terug in het bijna opdrogen van de capital gains na de crash van 1929. Vanaf 2008 werd er volop gestimuleerd door centrale banken, zodat die deflatie niet zou optreden. Bernanke noemde dat eens het ‘Wealth Effect’. We zien dat de capital gains de laatste jaren alweer sterk zijn toegenomen, vooral voor de allerrijksten.

  • Grafiek: De rijken krijgen steeds meer

    Dat er sprake is van inkomensongelijkheid in de VS zal voor niemand nieuws zijn, maar de volgende grafiek laat zien dat de verdeling van de welvaart niet altijd zo scheef verdeeld is geweest. Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot en met de periode 1975-1979 groeide het inkomen van de ‘bottom 90%’ namelijk harder dan van de ’top 10%’.

    Sindsdien komt een steeds groter deel van de welvaart ten goede aan de 10% met de hoogste inkomens. Sterker nog, sinds het uitbreken van de financiële crisis moest de middenklasse inleveren, terwijl de rijkste 10% hun inkomens het snelst zagen stijgen in vijftig jaar tijd.

    Is dit het economische herstel waar we op zitten te wachten? Zo lang het geld onvoldoende bij de middenklasse en de lagere inkomens terecht komt zal de economische groei zwak blijven, omdat de consumptieve bestedingen achter zullen blijven.

    Steeds groter deel inkomensgroei komt ten goede aan de rijken

    Steeds groter deel inkomensgroei komt ten goede aan de rijken (Grafiek via Zero Hedge)

  • Grafiek: Wereldwijde inkomensongelijkheid

    De volgende grafiek van het International Comparison Programme (ICP) laat in één oogopslag zien hoe groot de inkomensongelijkheid in de wereld is. Langs de verticale as zien we het reële bbp per hoofd van de bevolking van vrijwel elk land en op de horizontale as zien we de omvang van de populatie van de betreffende landen. Op basis van cijfers uit 2011 komt daar de volgende ‘curve’ uit rollen.

    Wereldwijde inkomensongelijkheid in één overzicht

    Wereldwijde inkomensongelijkheid in één overzicht

  • Inkomensongelijkheid in de VS

    De Amerikaanse economie liet de economische crisis officieel in 2009 al achter zich. Sindsdien groeit de Amerikaanse economie al vijf jaar onafgebroken. De groeicijfers zijn niet exorbitant maar desalniettemin is er wel degelijk sprake van groei. Vorige week liet een peiling van NBC News en de Wall Street journal zien 57 procent van de Amerikaanse volwassenen nog steeds het idee heeft dat de economie zich in een recessie bevindt. Waar komt de discrepantie tussen de (positieve) groeicijfers en het gevoel van de Amerikaanse burgers vandaan?
    De oorsprong van dit verschil is eigenlijk niet ingewikkeld. De Nederlandse bevolking ervaart op moment van schrijven een vergelijkbaar fenomeen. Het CPB kwam met positieve cijfers over de Nederlandse economie. Een gegeven dat maar al te graag door de zittende politieke beleidsbepalers wordt aangegrepen om hun verkiezingsretoriek mee te verrijken. Met andere woorden, we groeien weer! De mensen die hier de vruchten van plukken zijn echter moeilijk te vinden en zo is het ook in de Verenigde Staten. Afgelopen jaar kwam de econoom Emmanuel Saez, verbonden aan de Universiteit van Californië, met een onderzoeksresultaat dat 95% van de inkomensgroei tussen 2009 en 2012 naar de top 1% ging. Dit resultaat betekent niet direct dat de top 1% het bijzonder goed doet. Hun inkomens groeien zelfs trager dan de laatste twee periodes van sterke economische groei. Het betekent daarentegen dat de inkomensgroei van het overige deel van de Amerikaanse beroepsbevolking sterk achter blijft. De inkomens van de 99% groeien met een schamele 0,1% per jaar.

    Inkomensongelijkheid

    Sterker nog, als we naar de onderstaande grafiek kijken zien we dat tussen 1973 en 2012 de inkomens voor 60% van de Amerikaanse mannen is gedaald. Logischerwijs betekent dit dat over enkele decennia de inkomensongelijkheid sterk is toegenomen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een grote meerderheid van de Amerikaanse bevolking het idee heeft dat de economische recessie nog heerst. De economische groei van de afgelopen vijf jaar heeft geleidt tot hogere bedrijfswinsten en aandelenkoersen maar heeft zich niet vertaald in significante hogere lonen. Voor het grootste deel van de Amerikaanse bevolking is een recessie nog steeds de dagelijkse realiteit. inkomensongelijkheid-verenigde-staten

  • Grafiek: Extreme inkomensongelijkheid

    Hoe breng je het verschil in welvaart in beeld tussen de top 1% en de top 0,01%? Catherine Mulbrandon van Visualizing Economics doet een poging en zet het inkomen van de allerrijksten en de rest van de bevolking in één treffende grafiek. Zo blijkt dat het gemiddelde vermogen van de top 1% schraalt afsteekt tegenover het gemiddelde vermogen van de top 0,01%. Hoe verder we op de ladder komen, hoe groter de verschillen worden…

    Inkomensongelijkheid in de VS

    Inkomensongelijkheid in de VS