Tag: ontwikkelingshulp

  • Column: Patriottisme, welvaart en migranten

    Column: Patriottisme, welvaart en migranten

    Zelfs in kringen van de PvdA leeft een gevoel van patriottisme. Mensen behoren trots te zijn op hun Nederlanderschap, er wordt gesproken over Nederlandse waarden en normen, mensen van buitenlandse komaf moeten zich aanpassen aan ‘onze’ waarden en normen. En als je hier wilt blijven wonen en werken dan moet je een soort examen afleggen. Dat examen gaat niet alleen over de Nederlandse taal, ook over de vaderlandse geschiedenis, je moet het Wilhelmus kunnen zingen, en natuurlijk ook respect tonen voor het homohuwelijk en andere verworvenheden. Dat alles wordt dan dikwijls samengevat met de uitdrukking ’de Nederlandse identiteit’.

    Daarmee lijkt de Nederlandse staat, en daarachter de Nederlandse bevolking een instrument in handen te hebben om onderscheid te maken tussen ‘zij’ en ‘wij’. ’Wij’ zijn natuurlijk beter, ‘zij’ minder. Er gaat een gevoel van superioriteit verscholen achter deze manier van maken van onderscheid. Dat doet denken aan het ontstaan van het ‘blanke’ racisme in de 17e en 18e eeuw: je definieert de ander als inferieur, aan de hand van zelf omschreven maatstaven, bijvoorbeeld huidskleur of godsdienst, en dan mag je die ander ook behandelen als iemand met minder kwaliteiten en minder rechten. En dus koloniseren.

    Kindheidsoptocht

    Dat werd vroeger al op allerlei manieren gesocialiseerd, ook hier in Nederland. Uit mijn kindertijd in de jaren veertig van de vorige eeuw herinner ik mij het fenomeen van de rooms-katholieke Kindheidsoptochten. Die waren onderdeel van speciale aan de missie gewijde weken waarin onze verantwoordelijkheid voor de mensen in Afrika, Azië en Amerika gepredikt werd.

    Wij verkleedden ons als kinderen uit die streken. In zo’n optocht zag je schoolkinderen verkleed als Chineesje, als Japannertje, als Afrikaantje, als Indiaantje (heel populair). Die ‘andere’ kinderen waren zielig want heiden en arm. Voor hen en hun bekering moest gezorgd worden, wij waren de beteren en verantwoordelijk voor hun verheffing. En dus werden onze missionarissen op allerlei manieren gesteund. Met deze Kindheidsoptochten maar ook met fancy fairs, speciale missen, collectes, missiebusjes, en nog meer acties om steun te verwerven en geld in te zamelen.

    Ik wil dat alles niet zo maar wegzetten als propaganda en uitdrukking van racisme. Er waren ook gevoelens van solidariteit en van opoffering, mensen en in het bijzonder de missionarissen hadden het beste voor met die ‘heidenen’. Maar dat daarmee een breed spectrum van interventies in die ‘verre streken’ werd gelegitimeerd, inclusief de gewapende onderwerping van vele volkeren en het uitroeien van onaanvaardbaar geachte gedachten en culturele praktijken, daar werd niet over gesproken.

    ‘Waar de blanke top der duinen’

    Natuurlijk, als ik Lodewijk Asscher lees over patriottisme dan ga ik ervan uit dat hij zich verre wil houden van racistische gevoelens en opvattingen en gedragingen. Het gaat hem erom dat je best trots mag zijn op je vaderland. Dat neemt niet weg dat dat lied op allerlei manieren gezongen wordt, waarbij ’wij’ nogal eens tot superieur verklaard worden, en dus anderen tot inferieur. Voor het maken van de daarvoor noodzakelijke onderscheidingen worden verschillende termen gebruikt, als buitenlanders, allochtonen, mensen met een niet-Nederlandse achtergrond. Ook ik ben, vrees ik, besmet met dit virus. Want hoe kan het nou dat de laatste dagen het aloude patriottistische lied ‘Waar de blanke top der duinen schittert in de zonnegloed’ dat ik vroeger op de lagere school heb geleerd, door mijn kop loopt? Daar moet toch een trigger voor zijn? Hoe dan ook, het verbaast mij hoe gemakkelijk er opeens gesproken wordt over de Nederlandse identiteit. Dat spreken gaat verder dan alleen maar het zingen van André Hazes lied ‘Nederland, o Nederland, wij worden kampioen’. Het krijgt een steeds ernstiger ondertoon. En die ernst komt tegenwoordig zelfs op allerlei drastische manieren tot uitdrukking, zoals het weren van asielzoekers, het beschadigen van moskeeën, uitingen van haat, tot zelfs het bedreigen en beschieten van mensen met andere kleuren en opvattingen. ‘Zij’ moeten worden als ‘wij’, en anders .... Of nog radicaler: ‘zij’ zijn anders, en hebben dus geen rechten. ‘Wij’, aldus sommigen in deze kringen, komen voort uit de ‘joodschristelijke’ cultuur en geschiedenis, ‘zij’ niet. Ik vind weinig christelijks aan veel van deze vertogen. Ik denk dat als Jezus van Nazareth nu hier zou rondlopen, hij de eerste zou zijn om dat zelfprijzend en ahistorisch ideaalbeeld van christelijkheid met zweep en al uit het publieke domein te verjagen. En dat zou hij ook doen met terugwerkende kracht. Wat zou hij gevonden hebben van bijvoorbeeld de ‘politionele’ acties van de Nederlandse staat in het vroegere Nederlands Oost-Indië in de jaren veertig van de vorige eeuw, of van de Atjeh oorlog in de 19e eeuw, of de slavenhandel, en de slavenhouders in het voormalige West-Indië? Nu niet bepaald christelijk. De trots op Nederland is op de keper beschouwd een zeer eenzijdig beeld van de werkelijkheid.

    Economische rechten

    Tot de rechten die ‘hen’ betwist worden behoren in ieder geval de economische rechten. Je hoort dikwijls het argument dat ‘wij’ die welvaart van nu hebben opgebouwd en daarom de eersten zijn die daarop recht hebben. Is dat zo, hebben ‘wij’ dat gedaan? Ongetwijfeld zijn er vele Nederlanders geweest die hard gewerkt hebben om vele goederen en diensten en voorzieningen voort te brengen. Menig metselaar heeft daar een structurele rugpijn aan overgehouden, veel mijnwerkers hebben stoflongen opgelopen, veel stratenmakers hun knieën verruïneerd, vele hardwerkende boeren en boerinnen gezorgd voor eten en drinken, vele verpleegkundigen zich ingezet voor de gezondheid van anderen, vele bakkers ons brood gebakken. De welvaart van nu is aan hen te danken. Maar, in hoeverre? Alleen aan hen? Alleen aan ‘ons’?

    Kolonialisme

    Dat wat wij als onze welvaart beschouwen is ook gegrondvest op de onttrekking van geld, grondstoffen en voedingsmiddelen, mineralen en edelmetalen, en half- en eindfabrikaten uit heel de wereld. Kijk alleen maar eens naar ons moderne voedsel en onze kleding, waar komen die vandaan? In belangrijke mate uit wat vroeger ‘verre streken’ werden genoemd. Heel onze Nederlandse en Europese geschiedenis is doordrenkt van interventies in samenlevingen buiten Europa die de economieën van die landen in verregaande mate afhankelijk hebben gemaakt van ‘onze’ economieën. Het is verheugend dat er weer actiegroepen zijn in Nederland die bijvoorbeeld wijzen op de betekenis van slavenhandelaars en slavenhouders in de Nederlandse geschiedenis. En ook verheugend is het hernieuwde debat over de naoorlogse ‘politionele acties’(eufemisme voor een koloniale oorlog). kolonialismeDikwijls wordt gedacht dat toen de eerste ontmoetingen plaatsvonden tussen Europa en Afrika, Azië en Amerika, Europa verder ontwikkeld was dan die andere volkeren en streken. Niets is minder waar. Neem Afrika. Dat was zoals Walter Rodney[1] dat noemt een normaal gebied waar qua welvaart ook sprake was van ongelijke ontwikkelingen, ongelijk in de tijd en naar streken. Samir Amin[2] bevestigt dit, volgens hem maakten Afrikaanse volkeren toen eigen autonome ontwikkelingen door, het ene welvarender dan het andere, net als in Europa. In die voor-koloniale periode waren er ook al handelsrelaties tussen delen van Afrika en Europa, zij het niet zo intensief als tegenwoordig. De eerste premier van India, Jawaharlal Nehru[3], heeft het ironiserend over ‘de ontdekking van India’, alsof dat gebied pas bestond toen de Britten zich daar meester van maakten. Hij wijst er op dat geschiedenis bijna altijd geschreven is door de overwinnaars en veroveraars. India was in die tijd van eerste grootschalige ontmoetingen met Europa een rijk geschakeerd gebied dat alle kentekenen vertoonde van zowel primitiviteit als van hoogstaande culturen. Mamoria[4] beschrijft onder anderen de textielmanufacturen die al bestonden vóór de Britse kolonisatie, en die door diezelfde Britten om zeep werden geholpen ten gunste van de opkomende textielindustrie in Engeland.

    Barbaarsheden

    Van de dikwijls zeer gewelddadige ontmoetingen tussen Hollanders en de volkeren van voormalig Nederlands Oost-Indië getuigen vele documenten. De Hollanders waren tuk op de schatten uit de Oriënt, waaronder de specerijen. Er zijn vele verhalen van moordpartijen en van vernietigingen van woongebieden. Thomas S. Raffles, aangehaald door Karl Marx[5], heeft het over ‘een niet te overtreffen beeld van verraad, omkoperij, sluipmoord en laagheid’. Marx citeert ook W. Howitt: ‘De barbaarsheden en de goddeloze gruweldaden van het zogenaamde Christelijke ras in ieder deel van de wereld en tegen ieder volk dat zij konden onderwerpen, vinden hun weerga niet in enig tijdperk van de wereldgeschiedenis en bij welk ras ook, ook al is het nog zo wild en onbeschaafd, onbarmhartig en schaamteloos.’ Dat kan ook gezegd worden van de gebieden die na de ‘ontdekking’ door Europa Amerika werden genoemd. aseh-warIn eerste instantie leidden de grootschalige bemoeienissen vanuit Europa met de ‘vreemde’ volkeren niet tot verregaande onderwerping en koloniale verhoudingen. Het ging o.a. de Nederlanders om roof en om lucratieve handel, waaronder de slavenhandel. Geleidelijk aan werden die gebieden herordend tot koloniale wingewesten waarbij de economieën onderworpen werden aan de belangen van de koloniale mogendheden. De ontwikkeling van het op dwangarbeid gebaseerde Cultuurstelsel op Java is een van de beruchtste voorbeelden. Vele voorbeelden kennen wij ook van de andere gebieden. Zij werden steeds meer gedefinieerd als gebieden waar grondstoffen en voedingsmiddelen werden verbouwd, mijnen minerale grondstoffen leverden, en producten uit de koloniale mogendheden afzetgebieden vonden. Mamoria beschrijft dit voor India: Boeren werden gedwongen, via o.a. belastingheffingen, om katoen als cashcrop te verbouwen voor Engeland, ten koste van de eigen voedselvoorziening. Tegelijkertijd werden de in India bestaande manufacturen kapot belast, ten gunste van de import van Engelse textiel en andere producten.

    Ontwikkeling van de onderontwikkeling

    Wat waren de gevolgen van deze ‘ontwikkeling van de onderontwikkeling’ (A.G. Frank[6])? Nu niet bepaald positief, althans voor de volkeren van Afrika, Azië en Amerika. Keith Griffin[7] beschrijft diverse voorbeelden: Vernietiging van scheepsbouw, metaalbewerking en textielproductie op Java, de afbraak van Malakka als voor die tijd belangrijkste handelscentrum in Zuidoost Azië. De gemiddelde jaarlijkse rijstconsumptie op Java en Madoera daalde van 114 kilo in 1856-70 naar 89 in 1940. De industrie in India ging snel achteruit als gevolg van het beleid van de-industrialisatie. Reële lonen daalden met tientallen procenten. In Afrika werden samenlevingen door de slavenhandel volledig overhoop gehaald. De beste, gezonde krachten werden geroofd en daarmee onttrokken aan de mogelijkheden van verdere ontwikkeling. In verschillende gebieden was dan ook sprake van ontvolking. En grote gebieden met de beste gronden werden onttrokken aan de volkslandbouw. Van Algerije laten gegevens voorbeelden zien van de achteruitgang in volkslandbouw en veeteelt. Zo daalde de per capita output van inlandse voortbrenging van granen van gemiddeld 1.000 kg per capita in 1863 naar 202 kg per capita in 1954. De bevolking van Congo daalde in 40 jaar met zo’n 50%, aldus Griffin. In Zuidwest Afrika werd het volk van de Herreros bijna volledig uitgeroeid. De bevolking van Mexico daalde in enkele decennia van 13 miljoen naar 2 miljoen. Colin Clark, aangehaald door Griffin, schatte dat in 1500 de oorspronkelijke bevolking van Amerika zo’n 40 miljoen mensen omvatte. Daarvan waren er in 1650 nog zo’n 12 miljoen over. Overgrote delen van Azië, Afrika en Amerika werden gekoloniseerd en gericht op de Europese economieën. Tekenend voor de Europese mentaliteit was de Conferentie van Berlijn (1884/1885), gedurende welke Afrika ‘eerlijk’ werd verdeeld onder de Europese mogendheden, met dikwijls kaarsrechte lijnen die bestaande volkenkundige territoria doorkruisten en opsplitsten. De gevolgen daarvan zijn nu nog zichtbaar. Overigens herhaalden Frankrijk en Engeland begin van de twintigste eeuw dat kunstje in het Midden-Oosten, met de bekende gevolgen.

    Kongokonferenz

    Conferentie van Berlijn

    Nieuwe wereldeconomie

    Zo ontwikkelde zich een nieuwe wereldeconomie waarbij volkeren van heel de wereld op een organische wijze met Europa werden verbonden. En dat alles gericht op de belangen van laatstgenoemde: verkrijgen van goedkope grondstoffen, voedingsmiddelen, mineralen en edelmetalen, half- en eindfabrikaten, goedkope arbeidskrachten en grond, afzetgebieden voor Europese producten, en gebieden waar Europese ondernemingen, al dan niet in samenwerking met vorstenhuizen als die van Engeland, België en Nederland grote winsten konden behalen. Ernest Mandel[8] schat op basis van verschillende bronnen dat de in die gebieden door Europese ondernemingen en overheden in de periode 1500 tot 1750 behaalde winsten meer bedroegen dan de waarde van het totale belegde kapitaal in alle Europese industriële ondernemingen omstreeks 1800. Deze winsten zijn van beslissende betekenis geweest voor de zich in Europa ontwikkelende industriële revolutie inclusief de aanleg van infrastructurele voorzieningen als wegen, spoorwegen, kanalen en havens.

    Internationalisatie

    Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het karakter van de onderlinge verwevenheid. Allereerst door het fenomeen van de onafhankelijkheidsbewegingen: vele landen wisten hun staatkundige onafhankelijkheid te verwerven. Tegelijkertijd ontwikkelden zich op wereldniveau monopolies en oligopolies die al dan niet gesteund door o.a. de Europese overheden een dominante positie wisten te verwerven in producties, handel, en financiering. Er ontwikkelde zich een internationalisatie van kapitaal (term ontleend aan Christian Palloix[9]) waarbij producties internationaal worden georganiseerd, eindproducten meestal bestaan uit onderdelen voortgebracht in verschillende landen. Daardoor worden de verschillende economieën nog meer met elkaar verbonden. Dit wordt versterkt door de mondialisering van de kapitaals- en arbeidsmarkten. De facto verdwijnen nationale economieën, opgegaan in de wereldeconomie. En dat alles geleid door het principe van maximalisatie van winsten en vermogens ten koste van onderbetaalde werkers, van ernstig gehavende natuur en milieu, en van staten die in onderlinge concurrentie zijn verwikkeld om met zo laag mogelijke belastingen en profijtelijke arbeids- en milieucondities ondernemingen te begunstigen.

    Omgekeerde ontwikkelingshulp

    Deze nieuwe mondiale economische structuur is zeer profijtelijk voor Europa en andere rijke landen. Ik heb zelf op verschillende momenten onderzoek gedaan naar de financiële stromen tussen de ontwikkelingslanden en de rest van de wereld, ofwel de omgekeerde ontwikkelingshulp. Laatstelijk over de periode 1980-200610. Ik heb daarbij gekeken naar de volgende categorieën: de verslechtering van de ruilvoet; de betalingen door ontwikkelingslanden aan rente en aflossingen vergeleken met de binnenkomende leningen; en de uit ontwikkelingslanden vloeiende winsten vergeleken met de binnenkomende particuliere investeringen. Dat leverde voor de ontwikkelingslanden een netto verlies op van ruim US $5,6 biljoen. Recentelijk is een rapport verschenen van Noorse en Amerikaanse onderzoekers over hetzelfde fenomeen[11]. Zij gebruiken iets andere categorieën dan ik. Hun conclusie is dat gemeten over de periode 1980-2012 de ontwikkelingslanden een netto verlies hadden van US $16,3 biljoen. Zeker zo belangrijk is vast te stellen dat als gevolg van de mondiale economische integratie er - economisch gezien - gesproken kan worden van een organische verbinding van iedereen met allen in deze wereld. Ons bestaan is verbonden met dat van iedereen. In die zin kun je, economisch gezien, nauwelijks spreken van de Nederlandse economie als relevante categorie. Natiestaten hebben steeds meer een kunstmatig karakter. Hun relevantie ligt vooral in het vinden van maatstaven om sommigen in te sluiten en te zien als rechthebbende op ‘onze’ welvaart, en anderen daarvan uit te sluiten.

    De nuevo es nuestra

    Het is niet meer dan logisch dat steeds meer mensen uit Afrika, Azië en Latijns Amerika die grenzen de facto niet erkennen. Zij zien dat hun economieën nog steeds onvoldoende kans krijgen zich te ontwikkelen. Maar ook zij hebben recht op de wereldwelvaart, dezelfde rechten als wij. Ook voor hen is de hele wereld een uitdaging. En met niet te onderschatten successen. Ik herinner mij een interview in de jaren negentig van de vorige eeuw met een van oorsprong Mexicaanse mevrouw die al jaren in Los Angeles woonde. Dat interview stond in de Mexicaanse krant La Jornada. Zij verwees naar de versnelde latinoficatie van LA als gevolg van de grote aantallen daar wonende migranten uit Mexico en de andere Midden-Amerikaanse landen. Niet voor niets wordt de naam van die stad steeds meer op de Spaanstalige manier uitgesproken. Niet voor niets. Want zoals deze mevrouw het uitdrukte: ‘De nuevo es nuestra’. Ofwel: ‘Los Angeles is opnieuw van ons’. Vermelde bronnen
    1. Walter Rodney: How Europe underdeveloped Africa (1973)
    2. Samir Amin: Underdevelopment and dependence in Black Africa –their historical origins and contemporary forms (1973)
    3. Jawaharlal Nehru: The Discovery of India: The ideology of Empire. In: Immanuel Wallerstein: The Colonial Situation (1966)
    4. C.B. Mamoria: Organisation and financing of Industries in India (1971)
    5. Karl Marx: Het kapitaal – een kritische beschouwing over de economie - Deel I (1972)
    6. A.G. Frank: The development of underdevelopment (1973)
    7. Keith Griffin: Underdevelopment in Spanish America – An interpretation (1969)
    8. Ernest Mandel: De theorie van Marx over de oorspronkelijke akkumulatie en de industrialisering van de derde wereld (1972)
    9. Christian Palloix: l’Internalisation du capital – Éléments critique (1975)
    10. Lou Keune: The myth of development aid In: Matti Kohonen en Francine Mestrum, ed.: Tax Justice - Putting Global Inequality on the Agenda (2009)
    11. Dev Kar en Guttorm Schjelderup: Financial Flows and Tax Havens: Combining to Limit the Lives of Billions of People. (2016)
    Voor meer teksten van Lou Keune zie www.loukeune.nl of www.platformdse.org.

  • Column: Nergens voor nodig

    Door: Lou Keune

    Met de feestdagen moest ik weer aan haar denken. Ivania Brooks Torres stierf in 2006, 33 jaar jong. Zij liet vijf kinderen achter waaronder een adoptief kind. Doodsoorzaak? Zij stierf aan armoede en aan ons onvermogen om dusdanige voorzieningen te treffen dat zoiets als haar is overkomen niet meer zal gebeuren.
    Ik heb Ivania nooit persoonlijk ontmoet. Wel haar kinderen en ouders, en ook anderen uit haar omgeving, met wie ik lange gesprekken heb gevoerd. Dat was in 2012. Fotograaf Piet den Blanken heeft haar wel goed gekend. Over haar heeft hij een tentoonstelling gemaakt die in veel plaatsen in Nederland en België bezoekers trok. Wij besloten over haar een boek te maken.

    ivania

    Ivania vóór en na uitbraak AIDS

    Prostitutie

    Ivania heeft heel haar leven, zeker sinds zij op 15-jarige leeftijd zwanger werd, gezocht naar mogelijkheden om te overleven. Zij woonde met haar moeder en haar stiefvader in Managua, in een achterstandswijk: veel armoede en alles wat daar mee samenhangt, geweld, tienerzwangerschappen, werkloosheid. Zij was slim en zeer energiek. Maar door een op zich niet eens zo’n grote beperking aan haar ogen, en daarnaast door een maatschappelijke omgeving waarbinnen het neoliberalisme met al haar interventies in het dagelijks leven zijn gang kon gaan, kon zij moeilijk werk vinden. Van alles heeft zij ondernomen, als naaiwerk en een winkeltje aan huis. Dat mislukte steeds weer, mede ook door haar slechte ogen. Geld om een aangepaste bril te kopen was er niet. Zij kreeg er wel eens een cadeau. Maar ja, in een huisje van zo’n 25 m2 met 5 kinderen brak gemakkelijk haar bril. Haar bleef geen andere uitweg dan de prostitutie. Zij walgde van dat werk. Zoals zij meerdere malen heeft gezegd en geschreven, kon zij niet anders, er moest eten zijn voor haar kinderen, die gingen voor alles. Zoals zoveel prostituees raakte zij besmet met AIDS.

    Kinderarbeid

    Toen zij stierf was haar oudste kind, Dorlan, 16 jaar. De vijf kinderen moesten vanaf toen voor zich zelf zorgen, voorzieningen waren er niet, de grootouders woonden ergens anders en waren ook heel arm. Dat werken waren de kinderen al gewend tijdens Ivania’s ziekte. Dorlan verzorgde gedurende de laatste maanden zijn moeder, wijkverpleging of iets wat daarop lijkt, was er niet, behalve overigens enkele buurvrouwen die meehielpen. Voor zijn zorgtaak thuis moest hij zijn werk op een metaalbedrijfje laten zitten. Oudste dochter Bielka, net zo slim als haar moeder, verdiende bij met huiswerkbegeleiding voor better-to-do kinderen. Op Ivania’s sterfdag werkte het derde kind, Pedro, 12 jaar oud, bij een aannemer buiten Managua, hij sliep op zijn werk, in een vrachtwagen. De twee andere kinderen, Margina en Samantha, waren nog te klein om geld te verdienen.

    Migratie

    De armoede zette zich voort in de kinderen. Ook bij hen kwamen al vroeg zwangerschappen. Werk is moeilijk te vinden in Nicaragua, zeker bij zo’n hoge jeugdwerkloosheid. Niet voor niets overweegt Pedro om zijn vriendin en twee kinderen tijdelijk te verlaten om te gaan werken in een ander land. Arbeidsmigratie dus, en dan uiteraard illegaal. Wat moet je anders? Overigens waren op het moment dat ik de kinderen van Ivania bezocht de sociale omstandigheden iets verbeterd. Mede dankzij geld uit Chávez’ Venezuela was er toen, in 2012, in de wijk een gezondheidspost waar jonge moeders terecht konden, en was er ook meer geld voor het onderwijs zodat Margina en Samantha zonder veel extra geldproblemen naar school konden. Inmiddels is Chávez overleden en Venezuela in grote financiële problemen, dus einde aan Chávez’ goedgeefsheid.

    Oorzaken

    Had dat niet anders gekund? Had Ivania geen ander leven kunnen krijgen? Ik denk van wel, het had eigenlijk geen groot probleem moeten zijn om haar en haar kinderen bestaanszekerheid te garanderen en verschrikkelijke keuzes als prostitutie en kinderarbeid te vermijden. Er is een al decennia oud debat over de oorzaken van de armoede in de wereld. Dat debat gaat heel wat kanten uit. Een daarvan heeft te maken met de dichotomie exogeen dan wel endogeen. Komt die armoede door oorzaken van buiten of van binnen. Ik herinner mij nog de visie van onder meer Bert Hoselitz, al heel wat decennia geleden, die het zocht in de verkeerde patroonvariabelen van veel mensen in ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld gebrekkige ondernemingszin. David McClelland had in de jaren zestig ook zo’n toen populaire theorie. Volgens hem waren veel mensen in ontwikkelingslanden te weinig achievement oriented, prestatiegericht, dus moesten mensen daarop getraind worden. Terecht werd in die tijd door André Gunder Frank erop gewezen dat juist in die landen mensen heel veel ondernamen, bijvoorbeeld migratie en opstanden, was dat dan geen ondernemingszin? Kijk ook naar mensen als Ivania en haar kinderen die alles ondernamen en ondernemen om te kunnen bestaan. In de wat oudere literatuur worden veel oorzaken van armoede gezocht in het kolonialisme. Zie o.a. boeken van Eduardo Galeano, Pandit Nehroe, Jomo Kenyatta, en Walter Rodney (How Europe Underdeveloped Africa) waarin de nefaste invloeden van het kolonialisme werden aangetoond. Wij hebben de neiging om bij de beoordeling van allerlei ontwikkelingen in ontwikkelingslanden die periodes te vergeten. Behalve dan wanneer wij weer eens met de neus op de feiten worden gedrukt. Bijvoorbeeld naar aanleiding van de huidige stromen van vluchtelingen uit het Midden-Oosten, dan blijkt dat nog steeds de door Europese grootmachten vele jaren geleden kunstmatig getrokken landsgrenzen van grote invloed zijn op de ontwikkeling van failed nations aldaar. Op allerlei manieren zijn wij, Nederlanders, Europeanen, historisch gezien betrokken bij allerlei ontwikkelingen in de andere werelddelen. Dat zet zich nog steeds voort, bijvoorbeeld bij in het kader van ‘structurele aanpassingsprogramma’s’, aan ontwikkelingslanden opgelegde neoliberale beleidsmaatregelen als privatisering en vrijhandel. De nefaste gevolgen daarvan worden nu zelfs door aanstichters van dat beleid, het IMF en de Wereldbank, erkend.

    Mythe van de ontwikkelingshulp

    In dit verband is het relevant te wijzen op de mythe alsof ‘wij’ die landen helpen door de ontwikkelingshulp. Uiteraard zijn er van veel ontwikkelingsprojecten en programma’s positieve resultaten te noemen, als daar zijn de snelle verbetering van de gezondheid (zie bijvoorbeeld de spectaculaire daling van de kindersterfte) en het onderwijs (de enorme stijging van de graad van alfabetisme). Komt dat vooral door de internationale ontwikkelingshulp dan dat het vooral gevolg is van lokaal overheidsbeleid: veel van deze positieve ontwikkelingen vereisen nu eenmaal relatief weinig investeringen. Trouwens, is er nu echt sprake van overdrachten (al dan niet in de vorm van schenkingen, leningen en investeringen) aan ontwikkelingslanden? Al sinds jaar en dag bepleit ik oog te hebben voor wat ik de omgekeerde ontwikkelingshulp noem. Ter illustratie van dat fenomeen de volgende van Eurodad afkomstige grafiek. Die doorbreekt de illusie alsof wij netto gezien bijdragen. Interessant is ook in dit verband dat Nederland een van de populairste safe tax havens is geworden. Dat biedt vermogenden en internationale ondernemingen de mogelijkheid om maximaal belasting te ‘ontwijken’ zoals dat eufemistisch heet. Volgens Oxfam Novib verliezen ontwikkelingslanden door belastingontwijking via Nederland zo’n €460 miljoen per jaar. Zo verliest Nicaragua als gevolg van wat in de Eurodad grafiek illicit capital flight wordt genoemd (het grootste deel daarvan wordt veroorzaakt door prijsmanipulaties van internationale ondernemingen) jaarlijks ruim $300 per hoofd van de bevolking per jaar, en dat bij een per capita inkomen van iets meer dan $1.500. Stel je voor als dat geld binnen Nicaragua was gebleven, dan was de kans groter dat Ivania betere huisvesting had gehad, en een fatsoenlijke bril.

    ontwikkelingshulp-chart

    Interne oorzaken

    Dat wil uiteraard niet zeggen dat armoede alleen maar door externe oorzaken te verklaren is. Nicaragua is een voorbeeld van een land waar de binnenlandse verhoudingen lange tijd en nog steeds grote beperkingen opleggen aan de bevolking. Zie bijvoorbeeld de gevolgen van de dominantie van de Somoza kliek waaraan de Sandinisten in de jaren zeventig en tachtig een einde maakten. Zie ook, om een ander voorbeeld te noemen dat ook van belang is bij de vele tienerzwangerschappen, de streng conservatieve opvattingen over en praktijken van geboortebeperking opgelegd door het huidige Nicaraguaanse regime en de aardsbehoudende katholieke kerk.

    Vervlechting

    Met deze en andere voorbeelden wil ik maar zeggen dat wij, Nederlanders, Europeanen, op allerlei manieren betrokken zijn bij de armoede in ontwikkelingslanden. Dat geldt eens te meer nu je nauwelijks nog van nationale economieën kunt spreken. Als gevolg van de sinds de jaren zestig enorm versnelde mondialisering van de wereldeconomie is ons bestaan economisch, en ook politiek en cultureel op velerlei wijzen vervlochten met dat van mensen elders in de wereld. Mensen als Ivania en haar kinderen en kleinkinderen zijn onze medeburgers. Maar dan wel met de aantekening dat de Nederlandse bevolking mondiaal gezien behoort tot de rijkste klasse, met onze inkomens zijn wij onderdeel van de rijkste twintig procent van de wereldbevolking, net als overigens de rijken van veel ontwikkelingslanden. Ivania en haar familie en buren zijn onderdeel van de mondiale onderklasse. Alleen al daarom maar ook om vele andere redenen dragen wij medeverantwoordelijkheid voor het gebrek aan bestaanszekerheid van de Ivania’s in deze wereld. Tot die andere redenen behoort onder meer dat wij ons nog veel te weinig bekommeren om de noodzaak van structurele veranderingen en verbeteringen in de wereldeconomie. Neem het voorbeeld van de illicit capital flight, hoe lang wordt er al niet door diverse sociale bewegingen, ook in Nederland, bepleit iets te doen aan het probleem van de tax havens. Daar komt eindelijk een beetje schot in, binnen de OECD liggen er nu diverse voorstellen.

    Voorzieningen van bestaanszekerheid

    Daar komt nog iets bij. Dat is dat het eigenlijk nergens voor nodig is dat de Ivania’s van tegenwoordig dergelijke verdrietige keuzes moeten maken. De wereld heeft intussen veel ervaringen met het treffen van voorzieningen van bestaanszekerheid. Zie bijvoorbeeld de sociale zekerheid in Nederland. Daar is natuurlijk van alles op aan te merken, zeker sinds al die neoliberale bezuinigingen van de laatste decennia. Maar in de grond is bestaanszekerheid verzekerd. Dergelijke en ook andere regelingen kennen ook vele andere landen. Het hoeft zeker in technische zin geen groot probleem te zijn om iets dergelijks wereldwijd te organiseren. Daarvoor circuleren diverse ideeën en voorstellen. Tot de bekendste daarvan behoren voorstellen voor stelsels van basisinkomens. Een ander bekend voorstel is ontwikkeld door de International Labour Organisation – ILO dat voorziet in het opbouwen van vangnetten in ontwikkelingslanden. UNICEF bepleit al vele het opzetten van vangnetten voor ‘moeder en kind’. Ook daarmee zijn ervaringen opgedaan. Kortom, wat let ons? Veel argumenten tegen dergelijke voorstellen hebben te maken met nog steeds bestaande vooroordelen en opvattingen als die van Hoselitz en McCleland. Die gaan dan dikwijls vergezeld van achterhaalde opvattingen over natiestaten. Mensen als Ivania en kinderen behoren dan tot de anderen, andere samenlevingen, andere natiestaten. Wij plaatsen hen zo buiten ons. Ja, zij behoren inderdaad tot de anderen, maar dan als behorende tot onze eigen onderklassen.

    Wat kost het?

    Andere bezwaren hebben te maken met de aloude vraag: wat kost het? Mij lijkt dat best mee te vallen. Ik heb wat zitten rekenen. De Wereldbank heeft in een zeer recent rapport berekend dat als je de maatstaf van $1,90 per persoon per dag ziet als de grens van extreme armoede, dat dan zo’n 900 miljoen mensen het moeten doen met bestaansmiddelen beneden die grens. Nu vind ik deze maatstaf erg aan de lage kant. Want het leven in deze moderne samenleving, en dat geldt ook voor de meeste mensen in ontwikkelingslanden, vereist onder meer dat je toegang hebt tot de digitale wereld. Dat is een basisbehoefte geworden waar je moeilijk omheen kunt. Ook de kinderen van Ivania hebben Wifi en PC nodig. Dat wordt niet meegerekend in deze maatstaf van $1,90. Toch gebruik ik ze maar. Stel dat deze ‘extreem’ armen aanvullende inkomens en voorzieningen nodig hebben ter waarde van een derde van dat bedrag om op of boven de grens van $1,90 uit te komen. Dan kost dat wereldwijd op jaarbasis, ongeveer $210 miljard. Dat is ongeveer 0,4 % van het inkomen van de rijkste landen, ook van Nederland. Dat hoeft toch geen probleem te zijn? Wat minder groei van onze (toch al) overconsumptie en een kleine belastingverhoging, en het probleem is in principe geregeld. En daar krijg je dan ook wat voor, de drang naar kinderarbeid, prostitutie en migratie wordt stukken minder. Voor meer teksten van Lou Keune zie www.loukeune.nl of www.platformdse.org.