Tag: roosevelt

  • Confiscatie van zilver?

    De meeste mensen die beleggen in edelmetalen zijn wel bekend met de confiscatie van goud in de Verenigde Staten in 1933. De toenmalige Amerikaanse president Roosevelt gaf met ‘Executive Order 6102‘ opdracht aan alle burgers om hun gouden munten, goudbaren en goudcertificaten in te leveren tegen een vastgestelde koers van $20,67 per troy ounce. Deed je dat niet, dan riskeerde je een hoge boete oplopend tot $10.000 of een gevangenisstraf van maximaal 10 jaar.

    Toen de Amerikaanse centrale bank genoeg goud had binnengehaald werd de dollar gedevalueerd, van $20,67 naar $35 per troy ounce goud. En daarmee had de Amerikaanse overheid in feite een deel van het vermogen van haar bevolking in beslag genomen. Na de devaluatie kreeg je voor iedere 100 troy ounce goud nog maar 59 troy ounce voor hetzelfde geld, een devaluatie van 41%.

    Confiscatie goud in 1933 onder ‘Executive Order 6102’

    Confiscatie van zilver?

    De nationalisatie van goud is bij velen bekend, maar wat veel minder mensen weten is dat ook zilver niet veel later genationaliseerd werd. Dezelfde regering onder leiding van Roosevelt kwam in augustus 1934 met ‘Executive Order 6814‘, wat in feite een nationalisatie van de binnenlandse zilvervoorraad was. De regering publiceerde zelfs een document getiteld ‘Hoarders of Silver‘, waarin de grootste particuliere bezitters van zilver vermeld werden.

    Alle zilverbaren moesten bij de Amerikaanse overheid worden ingeleverd tegen een zilverprijs van $0,50 per troy ounce, terwijl zilvermijnen hun voorraden voor een hogere prijs van $0,645 per troy ounce aan de regering moesten verkopen. In de negentig dagen dat deze maatregel van kracht was werd er in totaal iets meer dan 100 miljoen troy ounce zilver ingeleverd.

    In 1934 moest ook het zilver ingeleverd worden

    Zilver versus goud

    Een belangrijk verschil tussen de confiscatie van goud en zilver was dat er in het geval van zilver een uitzondering werd gemaakt voor muntgeld. Dat is op zich niet vreemd, omdat daar in die tijd een aanzienlijk hoeveelheid zilver voor gebruikt werd. De dollarmunten bestonden toen tenslotte nog voor 90% uit zilver.

    Met het uit omloop halen van de gouden munten in 1933 kwam er dus meer vraag naar andere vormen van geld, zoals dollarbiljetten en zilveren dollarmunten. Dit verklaart waarschijnlijk ook waarom er minder dan een jaar na de nationalisatie van goud ook een nationalisatie van zilver volgde. Een andere mogelijke verklaring is dat men onder de confiscatie van goud uit probeerde te komen door zilverbaren aan te houden.

    Vergelijken we de nationalisatie van goud met die van zilver, dan kwamen de particulieren die hun zilver inleverden er in die tijd veel beter van af. Terwijl de dollar in 1934 in één keer met ruim 40% werd gedevalueerd ten opzichte van goud duurde het nog jaren voordat de dollar evenveel in waarde gedaald was ten opzichte van zilver.

    Frank Knopers

    Correctie: In het oorspronkelijke artikel stond dat de dollar met 65% gedevalueerd werd, maar die berekening klopte niet. De dollar verloor ongeveer 41% van haar waarde, wat overigens nog steeds een aanzienlijke waardedaling is.

    Deze column van Frank Knopers verscheen eerder op GoudstandaardGoudstandaard is gespecialiseerd in de verkoop en opslag van fysiek edelmetaal. Wilt u meer informatie over beleggen in edelmetalen? Bel ons op +31(0)88 46 88 488 of mail naar [email protected].




  • Beproeft alles en behoud het goede

    rooseveltDe geschiedenis leert geen lessen! Maar aan wie of wat ligt dat? Ligt dat aan de geschiedenis zelf of ligt het aan de mensen die denken het beter te weten dan de geschiedenis. Een mooi voorbeeld van die menselijke hovaardij biedt het uitbreken van de financiële crisis in 2008. Al snel was duidelijk, dat deze crisis qua intensiteit die van de Grote Depressie van de jaren dertig van de vorige eeuw benaderde. Daarmee zou het scenario bekend moeten zijn hoe het best de nieuwe crisis het hoofd te bieden. Helaas hebben beleidsmakers niets met de lessen van de jaren dertig gedaan.

    Tussen 1929 en 1932 was voor toenmalig president Herbert Hoover een evenwichtig budget de sleutel naar herstel. Een dergelijk budget zou het bedrijfsleven vertrouwen inboezemen. Dat was toch een absolute voorwaarde om bedrijven te bewegen weer te gaan investeren. Het heeft allemaal niet mogen helpen en Hoover moest als president plaats maken voor Franklin D. Roosevelt. Die gooide het economisch gesproken over een heel andere boeg en had een simpele strategie: probeer alles om de vraag te verhogen en de productie te verbeteren en wat ook nog de werkloosheid kan verlagen. Alles wat werkt, daar ga je mee door en de rest gooi je overboord.

    Voor Roosevelt was een verantwoord budget een non-issue. Hij verhoogde de geldhoeveelheid en liet de tekorten lustig oplopen. Onder hem lieten de Verenigde Staten de Gouden Standaard los. Hij nam werklozen in overheidsdienst en gaf garanties af aan burgers die dreigden huis en haard te verliezen. Tenslotte ontwierp hij een antitrust beleid bedoeld om de monopolies in het bedrijfsleven te doorbreken. Natuurlijk was het beleid van Roosevelt geen onverdeeld succes, maar hij is er wel in geslaagd de crisis een halt toe te roepen en de economie weer op het spoor van groei te zetten. Was het nu zo vreemd geweest om in 2008 de receptuur van 1933 weer van de plank te halen en om te bezien wat dit keer wel en wat niet werkte. Het heeft niet zo mogen zijn. Teveel partijen haddenelection-hoover op onderdelen bezwaren tegen een dergelijk beleid. Zou bijvoorbeeld steunen van huiseigenaren, wier huis onder water stond, niet verkeerde keuzes belonen? Idem, zou hulp bij de herkapitalisatie van banken niet een verkeerd signaal uitzenden, namelijk dat roekeloos gedrag beloond wordt. Ook veel economen hebben zich verloren in eindeloze welles-nietes verhandelingen in plaats van een serieuze en redelijke aanpak van de crisis te ontwerpen. Kortom groepsbelang en eigenwaan hebben de aanpak van de crisis in zowel de Verenigde Staten als in Europa gefrustreerd. Misschien moeten alle lobbyisten en economische betweters maar eens goed de woorden van toen nog kandidaat Roosevelt uit 1932 ter harte nemen: ‘the country needs and demands bold, persistent experimentation. Take a method and try it. I fit fails, admit it frankly and try another. But above all, try something!’ Cor Wijtvliet Bron: J. Bradford DeLong, Try everything, Project-syndicate December 31 2014

    try-something

    Over Cor Wijtvliet: Als econoom studeerde Wijtvliet af op economische geschiedenis en kent hij als geen ander de valkuilen en mogelijkheden van crises. Wijtvliet werkte tot de vorige crisis van 2008 als onderzoeker, analist en vermogensstrateeg voor banken en instellingen zoals het Nederlands Instituut voor het Bank- en Effectenbedrijf (NIBE), Centraal Bureau voor de Statistiek, KBW-Wesselius, Friesland Bank Securities en Van Lanschot Bankiers. Die wereld laat hij in 2009 achter zich en vestigt zich succesvol als onafhankelijk analist. Hij schrijft in 2009 onthullende commentaren en vileine columns en wordt regelmatig gevraagd zijn doortastende kijk op geld- en beleggingszaken te geven in de Nederlandse media. Zo was Dr. Wijtvliets opinie onder andere te zien, te horen en te lezen in RTLZ, Business Nieuws Radio (BNR) en Het Financieele Dagblad (FD). Meer informatie:

  • Gebrek aan gedurfd denken belemmert het economisch herstel

    U kent de discussie nog wel van enkele jaren terug onder economen. Hoe zou het komende herstel er gaan uitzien? Zou het in de vorm van een V zijn zoals gebruikelijk? Of zou het in de vorm van een U zijn of als alles tegen zou zitten, in de vorm van een W? Na vijf jaar crisis komt een nieuwe letter uit het alfabet aan bod om het herstel te duiden en wel de letter L.

    Tevredenheid
    Natuurlijk, het afgelopen jaar mocht er best zijn, zeker voor de ontwikkelde landen. De eurozone krabbelde op uit een reeks van recessies en in de VS is het niveau van werkloosheid lager dan in welk jaar van de crisis ook. Zelfs Japan begon tekenen van leven te vertonen na jaren van een comateuze slaap.
    Als we echter iets verder graven, dan blijft er weinig over om tevreden over te zijn. In de eurozone dreigen meer landen in de malaise weg te zinken dan de gebruikelijke uit de periferie. Denk maar aan ons eigen land en bijvoorbeeld Tsjechië. In landen als Frankrijk en Zweden is de groei zo abominabel, dat het inkomen per hoofd van de bevolking aan het dalen is. In economisch sterke landen als de VS en Duitsland laat de arbeidsmarkt nog steeds zeer te wensen over. In Duitsland dreigt de werkloosheid weer licht omhoog te gaan, terwijl in de VS de onderliggende werkloosheid hoger is dan ooit tevoren. Dat kan in de toekomst tot nodeloze fricties op de arbeidsmarkt leiden. Iedereen is er trouwens van overtuigd, dat het herstel in Japan van korte duur zal zijn, als premier Shinzo Abe niet onverdroten verder gaat met hervormen. van-rompuy-status-quo-herstel Figuur 1 Van Rompuy is tevreden met de status quo Gebrek aan innovatie Het is met andere woorden niet louter kommer en kwel, maar er is ook weinig om met enig optimisme de nabij toekomst in te turen. Daar komt nog iets bij. Moderne technologie maakt het mogelijk, dat de bewoners van de opkomende landen gemakkelijk deelgenoot kunnen worden van de wereldwijde markten. Dit proces heeft vooral de ontwikkelde landen zwaar getroffen, omdat er geen innovatie is die compenseert voor het verlies van werkgelegenheid en groei van deze nieuwkomers. Er zijn ook weinig innovatieve ontwikkelingen waarneembaar, die aannemelijk maken dat de ontwikkelde landen zich ontworstelen aan de nadelen van de nieuwe economische verhoudingen. Sterker nog, het denken van de beleidsmakers in de westerse landen is geenszins meegegroeid met de nieuwe verhoudingen in de wereld, laat staan dat het een antwoord weet te formuleren op de uitdagingen van het voortschrijdend proces van globalisering. franklin-d-roosevelt Figuur 2 President Franklin D. Roosevelt zocht naar nieuwe antwoorden om de Grote Depressie het hoofd te bieden Terughoudend Voor een deel is deze stagnatie in denken en doen goed te begrijpen. Crises nopen tot voorzichtigheid, zowel in het geval van de ondernemer als in het geval van de beleidsmaker. Men kiest in eerste instantie voor voorzichtigheid en voor wat men kent en vertrouwt. Nieuwe projecten en initiatieven worden in eerste instantie op de lange baan geschoven. Dat kiezen voor voorzichtigheid en vertrouwdheid blijft echter maar voortduren, terwijl na vijf jaar crisis het duidelijk is dat nieuwe antwoorden nodig zijn op nieuwe en ongekende uitdagingen. Dat resulteert in een geestelijke opstelling waar zekerheid een absolute conditio sine qua non is en waar het waden in onbekende wateren bijna een doodzonde is. Het betekent wel, dat de beleidsmaker en zijn adviserende econoom voor de status quo kiezen. Ze gaan er aan voorbij, dat de status quo alleen nog maar meer slachtoffers zal maken en meer verliezers zal tellen. Illustratief daarvoor is het halsstarrig vasthouden aan de 3% norm in de eurozone, terwijl na vijf jaar van bezuiniging die norm steeds verder weg lijkt te komen liggen! In Nederland blijven economen en beleidsmakers hameren op het aanbeeld van het loonoffer alsof daarmee het schrikbeeld van het totaal wegvallen van de binnenlandse koopkracht weggepoetst kan worden! John-maynard-keynes-herstel Figuur 3 Keynes brak met het oude denken Aanpak Iedere grote crisis vraagt om zijn eigen aanpak. In Nederland zijn we er nog steeds van overtuigd, dat we de Grote Depressie van het begin van de 21ste eeuw kunnen bestrijden met de wapens, ontwikkeld ten tijde van de crisis van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Zolang die manier van denken prevaleert in Nederland en meer in het algemeen in het westen, dan zal ervan groei van enig formaat geen sprake kunnen zijn. Cor Wijtvliet, Bron: Kaushik Basu, the fear of ‘L’. Project syndicate, January 5 2013