Tag: zijlstra

  • Wikileaks cables: De Zeist bijeenkomst over goud

    Op 22 en 23 april 1974 kwamen de Europese ministers van Financiën bijeen om te praten over de rol van goud in het internationale monetaire systeem. Hierbij waren onder andere schatkistbewaarder Coen Oort en de president van de Nederlandsche Bank, Jelle Zijlstra, aanwezig. Eerder dit jaar publiceerden we al een vertaling van een vertrouwelijke Wikileaks ‘cable’ over deze bijeenkomst, waarin het plan om goud vrij verhandelbaar te maken voor centrale banken centraal staat beschreven.

    Via het Goudstudieforum werden we gewezen op een ander Wikileaks document, dat eveneens betrekking heeft op deze informele (maar daardoor niet minder belangrijk) bijeenkomst in Zeist. Hieronder volgt een integrale vertaling van het Engelstalige document, waarin verslag wordt gedaan aan het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. Belangrijke passages hebben we groen gemarkeerd.

    ——————————————–

    Zeist Informal Discussion on Gold

    Parijs, 9 mei 1974

    Geadresseerd aan:

    Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken

    Hier volgt de verklaring die de Nederlandse schatkistbewaarder Coen Oort op 7 mei verstuurde naar alle aanwezigen van de bijeenkomst in Zeist. De bijeenkomst van 22 en 23 april over goud.

    Mij is gevraagd om verslag te doen van een informele discussie – en ik benadruk het woord informele, ik herhaal, een informele discussie – die de ministers van Financiën van de EEG op 22 en 23 april in Zeist hielden met betrekking tot goud.

    Voordat ik je op de hoogte breng over de uitkomst van deze discussie wil ik graag duidelijk maken dat het noch tot een formeel besluit van de EEG-landen noch tot een gedegen voorstel in een bredere internationale context heeft geleidt.

    Wat uit de bijeenkomst in Zeist is gekomen is een consensus over een zekere onafhankelijke positie. Een positie die verder verkend moet worden voordat deze voorgelegd zal worden bij de volgende vergadering van de Europese ministers van Financiën van de EEG. Als er in een later stadium overeenkomst wordt bereikt over een bepaalde positie, dan kan het de volgende stap zijn dat de Europese gemeenschap een formeel voorstel indient. Een voorstel van hoe men om dient te gaan met het probleem van goud in de periode voorafgaand aan de hervorming van het internationale monetaire systeem.

    In Zeist hebben de ministers overeenstemming bereikt over twee algemene kwesties. Ten eerste hebben ze opnieuw bevestigd dat de SDR de primaire reserve moet worden in het toekomstige systeem en dat de afspraken over goud in deze tussenperiode niet inconsistent mogen zijn met dat doel. Ten tweede zijn ze overeen gekomen dat zulke tussentijdse afspraken monetaire autoriteiten in staat moeten stellen om de monetaire goudreserves te benutten als instrument voor internationale betalingen.

    Er was een consensus onder de ministers dat een verhoging van de officiële goudprijs, hoewel dat mogelijk het tweede doel dient, strijdig is met het eerste doel. Om monetair goud als internationale reserve te kunnen mobiliseren hebben ze het volgende overeengekomen:

    1. Monetaire autoriteiten moeten in staat zijn om onderling goud te kopen en te verkopen, op de vrije markt en tegen een marktgerelateerde prijs. De monetaire autoriteiten zouden volledige vrijheid moeten hebben om goud te kopen of te verkopen en zouden niet verplicht moeten zijn om deel te nemen aan specifieke transacties.

    2. Sommige delegaties zijn van mening dat goudtransacties in de vrije markt, over een bepaalde periode gezien, niet mogen resulteren in een toename van de gecombineerde officiële goudreserves.

    3. Om deze principes toe te kunnen passen kan men verschillende praktische oplossingen overwegen. Een daarvan is dat monetaire autoriteiten periodiek een minimum- en een maximumprijs voor goud vaststellen, waarbij ze geen goud verkopen of kopen op de markt. Een andere oplossing is om een buffervoorraad te maken die beheerd wordt door een instantie die in opdracht van de monetaire autoriteiten op de markt kan interveniëren. Zodanig dat de vrije markt voor goud zich ordelijk gedraagt.

    4. Deze afspraken kunnen voorlopig aangenomen worden, om ze vervolgens te herzien nadat er ervaring mee is opgedaan.

    Ik rond af, meneer de voorzitter, door nogmaals te benadrukken dat hetgeen wat ik zojuist gezegd heb – en ik herhaal – geen voorstel is van de EEG, maar een verslag van een tussenfase in deze besprekingen. De ministers hebben ons toestemming gegeven om dit verslag te schrijven, met als doel u zo spoedig mogelijk te informeren over de richting waarvoor de EEG landen een overeenkomst proberen te bereiken. Ze verwachten dat afgevaardigden deze informatie weten te interpreteren in het licht waarin ik het zojuist geschetst heb.

    ————————————————–

    h/t: Shanti (Goudstudieforum.com)

    Wikileaks dossier

    Marketupdate heeft eerder dit jaar al een reeks artikelen over goud gepubliceerd die rechtstreeks afkomstig zijn uit Wikileaks documenten die begin dit jaar zijn vrijgegeven. Klik hier voor een overzicht van al deze artikelen of klik rechtsboven in het menu op het dossier Wikileaks.

  • Kissinger over Europese herwaardering van goud (1974)

    In 1974 sprak Kissinger (veiligheidsadviseur en Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken) met zijn staf over het Europese voorstel om goud weer terug te plaatsen in haar rol als de ultieme monetaire reserve. Het balletje begon na 1971 te rollen, toen Nixon de koppeling van de dollar met goud losliet. Dat deed hij, omdat de Verenigde Staten haar belofte niet langer na kom komen om goud uit te leveren tegen een vaste prijs van $35 per troy ounce. Nixon weigerde de dollar opnieuw te devalueren tegenover goud en nam in 1971 het omstreden besluit om de koppeling van de dollar met goud volledig los te laten.

    Het balancerende effect dat goud moest hebben op het monetaire systeem werd geëlimineerd, met als gevolg een lange periode van ongekende inflatie. De Verenigde Staten konden vrijwel onbeperkt geld lenen, omdat het buitenland de dollarreserves direct weer aan de VS uitleende in ruil voor staatsobligaties. Onder andere Charles de Gaulle zag al spoedig in dat dit systeem van zwevende valuta op een dag zou eindigen in rampspoed. In de beroemde toespraak van 1965 wees de toenmalige Franse president al op de gevaren van het loslaten van goud als monetaire reserve.

    De Europese herwaardering van goud

    In Europa begonnen rond die tijd de gesprekken over een alternatief voor het dollarsysteem. Een alternatief dat goud weer terug zou zetten in het middelpunt van het monetaire systeem (lees ook de analyse van Jaco Schipper over de memoires van Jelle Zijlstra). Goud als de ultieme reserve die centrale banken kunnen gebruiken om de betalingsbalans in evenwicht te brengen.

    Dat was tegen het zere been van de Verenigde Staten, want die hadden stapsgewijs juist de disciplinerende werking van goud uit het geldsysteem gehaald. Dat begon al in 1944 met Bretton Woods, toen Amerikaanse schuldverplichtingen de status kregen van een volwaardige reserve op de balans van de centrale bank. In 1971 kwam de ontkoppeling van goud met de dollar en was de dollar het nieuwe referentiepunt voor waarde geworden. Goud werd daarna door de Amerikanen op de balans gezet tegen een vaste prijs van $42,22 per troy ounce. Ook in 2013 waardeert de Federal Reserve de goudvoorraad van de VS nog steeds tegen die historische koers, waarmee ze in feite aangeven dat goud geen rol meer speelt als monetaire reserve. Het plan van Europa om goud weer te activeren als waardereserve (waarderen naar de marktprijs) was een directe bedreiging voor de macht die Amerika had met de dollar.

    Vertaling

    Marketupdate heeft een vertaling gemaakt van de notulen, die te vinden zijn op History.state.gov. We werden via het Goudstudieforum gewezen op dit historische document, dat vooral een heel interessante kijk geeft in de keuken. De sfeer van de bijeenkomst, die op 25 april 1974 werd gehouden in Washington, komt in de notulen goed naar voren. Belangrijke passages hebben we groen gemarkeerd. De meest essentiële passage is groen en dik gedrukt weergegeven. Tussendoor hebben we in het blauw wat notities toegevoegd die helpen om het verhaal in het juiste perspectief te plaatsen.

    ——————————————

    Washington, April 25, 1974, 3:13–4:16 p.m.

    Minutes of Secretary of State Kissinger’s Principals and Regionals Staff Meeting

    Kissinger: We hebben hier Enders, Lord en Hartman. Ze zullen gezamenlijk of onafhankelijk van elkaar spreken. (gelach)

    Hartman: Een trio.

    Lord: Ik denk dat ik mijn kennis over goud vrij snel kan uitputten.

    Kissinger: Ik heb een afspraak met Shultz om niet over goud te praten tijdens deze personeelsbijeenkomst, omdat hij verwacht dat er hetzelfde over in de kranten zal verschijnen als wat ik ervan denk. Ga je iets bespreken wat al publiek besproken is?

    Enders: Het ligt er dicht bij. Het staat momenteel in de kranten: Het voorstel van de Europese Commissie (EC).

    Kissinger: Waarover, de herwaardering van hun goudreserves?

    (Op 22 en 23 april bereikten de Europese ministers van Financiën en de centrale bankiers van de betreffende landen overeenkomst over hun gezamenlijke positie t.a.v. goud. Ze gaven de Nederlandse minister van Financiën (W. Duisenberg) en de president van de Nederlandsche Bank (J. Zijlstra) de taak mee om dit Europese voorstel over goud in de Verenigde Staten over het voetlicht te brengen. In Washington zouden Duisenberg en Zijlstra het voorstel bespreken met de Federal Reserve en het Amerikaanse ministerie van Financiën)

    Enders: De herwaardering van de goudreserves in de individuele transacties tussen centrale banken. Dat is wat er in de kranten heeft gestaan. Het onderwerp ligt uiteraard zeer gevoelig, maar ik denk dat het niet meer is dan de gebruikelijke mate van gevoeligheid omtrent goud.

    Kissinger: Nou, wat is onze positie?

    Enders: Je weet hoe het voorstel van de Europese Commissie eruit ziet?

    Kissinger: Ja.

    Enders: Het heeft geen betrekking op een verandering in de officiële goudprijs. Het gaat om het toestaan van aankopen én verkopen van goud van centrale banken met de private markt, zo lang één centrale bank in een jaar geen netto koper wordt van goud uit de private markt. Daarnaast komen er rechtstreekse verkopen tussen centrale banken

    Kissinger: Hoe kunnen ze de verkoop van goud aan de private markt toestaan? En dan? Daarna kopen ze weer uit de private markt?

    Enders: Daarna kopen ze weer van de private markt.

    Kissinger: Maar ze kopen niet meer goud dan ze verkopen.

    Enders: Ze kopen inderdaad niet meer goud dan ze verkopen. Er zal geen netto toename zijn in de goudvoorraad van centrale banken die ligt bij de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Het goud kan door anderen aangehouden worden. Ik heb hier twee dingen over te zeggen Kissinger: Ten eerste, als dit gebeurt – zoals men heeft voorgesteld – dat zou dat op de volgende manieren strijdig zijn met onze belangen

    Kissinger: Heb je het geaccepteerd of is dit een Frans voorstel?

    Enders: Het is een informele overeenkomst die de landen met elkaar zijn overeengekomen.

    Kissinger: Hebben ze dat ook met ons besproken?

    Enders: Niet op een systematische manier. Ze hebben voorgesteld om de Nederlandse minister van Financiën en de president van de Nederlandsche Bank naar Washington te sturen om met ons ministerie van Financiën te komen praten.

    Kissinger: En wat is de visie van Arthur Burns?

    (Arthur Burns was tussen 1970 en 1978 de president van de Federal Reserve)

    Enders: Arthur Burns… Ik heb gisteravond met hem gesproken en hij heeft er nog geen standpunt over ingenomen. Hij was daar niet toe bereid. Hij zei dat hij eerst meer aandachtig naar het voorstel van de EC wilde kijken. Henry Wallich, de man van internationale zaken, gaf deze morgen aan dat hij de voorkeur geeft aan de traditionele positie. Dat is dat we goud uit het internationale monetaire systeem faseren. Hij wil er nog wel een keer naar kijken. Dus Henry Wallich gaf te kennen dat hij waarschijnlijk tegen dit voorstel is. Maar hij wil dat standpunt nog niet definitief nemen, voordat hij er nog een tweede blik op geworpen heeft.

    Kissinger: Maar in de praktijk betekent het dus dat ze hun goudreserves gaan herwaarderen?

    Enders: Exact!

    Kissinger: Hun goudreserves.

    Enders: Dat klopt. En kort daarna zal er een voorstel komen voor een nieuwe officiële goudprijs…

    Kissinger: Dat maakt geen verschil. Als ze goud op de marktprijs gaan waarderen hebben ze in feite al een nieuwe officiële goudprijs neergezet.

    Enders: Zoiets, maar hun….

    Kissinger: Nu is economie niet mijn sterkste punt, maar begrijp ik het goed dat ze met dit voorstel, als ze het overbrengen op andere landen, ze in feite goud weer terugzetten in het systeem tegen een veel hogere prijs?

    Enders: Correct.

    Kissinger: Nou, daar zijn we consistent tegen geweest.

    Enders: Ja, dat klopt. Je hebt converteerbaarheid als zij…

    Kissinger: Ja

    Enders: Beide partijen moeten hiermee instemmen. Maar het zal [1] binnen twee of drie jaar resulteren in een terugkeer van goud in het systeem, tegen [2] veel hogere prijzen en [3] tegen een prijs die vastgesteld kan worden door een paar centrale bankiers die onderling deals sluiten.

    Wat je in feite zal krijgen is een kleine groep bankiers die bij elkaar komen om een geldpers voor zichzelf te bemachtigen. Zij bepalen dan in een klein groepje de waarde van hun reserves.
    Daar mankeren twee dingen aan.

    Kissinger: En dan staan wij er buiten.

    (Centrale banken kunnen onderling een nieuwe goudprijs afspreken, waarmee ze in feite de waarde van deze monetaire reserve kunnen sturen. Europese landen hebben relatief veel goudvoorraden, waardoor ze veel meer zeggenschap hebben dan in een systeem waarin de Amerikaanse dollar de reserve is)

    Enders: We kunnen er ook aan deelnemen, maar er zijn maar heel weinig landen in de wereld die een grote goudreserve hebben. Dat zijn voornamelijk de Verenigde Staten en West-Europa. De minst ontwikkelde landen en veel van de andere landen – inclusief Japan – hebben relatief gezien weinig goud. Het is aan de ene kant dus een zeer inflatoire, en aan de andere kant zeer ongelijkmatige, manier om de reserves te vergroten.

    Kissinger: Waarom hebben de Duitsers ermee ingestemd?

    Enders: De Duitsers hebben ermee ingestemd – zo hebben wij te horen gekregen – op voorwaarde dat het voorstel besproken wordt met de Verenigde Staten.

    Kissinger: Ze worden gestraft voor het feit dat ze dollars aanhouden.

    Enders: Ze worden gestraft voor het feit dat ze dollars aanhouden. Dat zal voor de Duitsers momenteel waarschijnlijk niet veel verschil maken, aangezien ze veel reserves hebben. Echter, ik denk dat ze erop terug zullen komen. Ofwel omdat wij ertegen zullen zijn, ofwel omdat ze de portemonnee moeten trekken en de tekorten van Frankrijk en Italië in zekere zin moeten financieren. Dus waarom laten we ze niet eens dit voorstel uitproberen?

    De Europese Commissie is waarschijnlijk verdeeld over dit onderwerp. Als ze maar genoeg onder druk komen te staan, dan komen die verschillen vanzelf boven drijven.

    Kissinger: Dus wat is onze aanpak?

    Enders: De aanpak die wij suggereren is om niet mee te werken met dit voorstel…

    Kissinger: Ik ben bijzonder allergisch voor een unilateraal Europees besluit dat de belangen van de Verenigde Staten fundamenteel aantast, zonder dat ze ons daarbij betrokken hebben. En ik ben geneigd om al hun pogingen neer te slaan, totdat ze leren dat ze niets kunnen doen zonder eerst met ons te praten. Dat zegt mijn instinct, los van de inhoud van het voorstel.

    Enders: Hier spelen naar mijn beleving twee dingen mee. Het eerste is dat we ze niet kunnen laten gaan met dit voorstel, vanwege de reden die je genoemd hebt. Ook is het slecht economisch beleid dat fundamenteel tegen onze belangen indruist.

    Kissinger: Er is ook een fundamentele verandering in het beleid dat wij de afgelopen jaren gevoerd hebben, nietwaar?

    Enders: Ja.

    Ten tweede biedt het de mogelijkheid om – maar daarvoor moeten we onderhandelen – richting een demonetarisering van goud te gaan. Dat wil zeggen om goud uit het systeem te halen.

    Kissinger: Maar hoe doe je dat?

    Enders: Nou, er zijn verschillende manieren. Een manier is om tegen Duitsland te zeggen dat ze dit voorstel mogen aanvaarden, mits het goud via een internationale instantie – het IMF of een speciale entiteit – op de markt wordt gebracht, zodat er een geleidelijke stijging plaatsvindt.

    Kissinger: Maar daar zullen de Fransen nooit mee instemmen.

    Enders: We kunnen een tegenvoorstel doen. Er is een ander voorstel, namelijk dat het IMF haar goudvoorraad van 7 miljard begint te verkopen op de wereldwijde markt. Dat moeten we proberen uit te onderhandelen. Dat zou het begin kunnen zijn van een demonetisering van goud.

    Kissinger: Waarom willen we zo graag goud uit het systeem halen?

    Enders: We willen het graag uit het systeem halen – luister goed – omdat het balancerend werkt in beide richtingen. Als dit voorstel erdoor komt, dan komt goud terug in het centrum van het systeem.

    Kissinger: Maar waarom is het tegen onze belangen? Ik begrijp het argument dat het tegen onze belangen is dat de Europeanen een unilateraal besluit nemen dat haaks staat op ons besluit. Maar waarom is het tegen ons belang om goud in het systeem te hebben?

    Enders: Het is tegen ons belang om goud in het systeem te hebben, omdat het zou betekenen dat goud periodiek opnieuw gewaardeerd moet worden. En hoewel we nog steeds een substantiële goudvoorraad hebben – ongeveer $11 miljard – is een groter gedeelte van het goud geconcentreerd in West-Europa. Dit geeft Europa een dominante positie in de wereldreserves en het dominante instrument om reserves te creëren. We hebben geprobeerd om van dit systeem los te komen en over te stappen naar een systeem waar wij de controle over hebben….

    (Sinds de komst van de Euro worden de goudreserves van het Eurosysteem ieder kwartaal opnieuw gewaardeerd naar marktwaarde. Dat is het eindproduct van de gesprekken die al een paar decennia daarvoor gevoerd werden in Europa en die steeds niet tot een gezamenlijke strategie kwamen. Sinds 1999 is de verhouding tussen valutareserves en goud binnen het Eurosysteem geleidelijk omgeslagen van ongeveer 70/30 naar 40/60. Dit geleidelijke proces brengt goud terug in het systeem. Zie ook dit artikel voor een verdere toelichting over de herwaardering van goud)

    Kissinger: Maar dat is een probleem voor de betalingsbalans.

    Enders: Ja, maar het is de vraag wie er dan op internationaal niveau de meeste zeggenschap heeft. Als zij het instrument hebben om reserves te creëren – door het meeste goud te bezitten en door in staat te zijn om de prijs van het goud periodiek aan te passen – dan hebben ze ten opzichte van ons een aanzienlijke machtspositie. Een lange tijd hadden wij een sterke machtspositie ten opzichte van Europa, omdat wij de goudprijs naar wens konden aanpassen. Dit is niet langer mogelijk, het zal niet langer geaccepteerd worden. Daarom zijn we naar Special Drawing Rights (SDR’s) gegaan, die ook onpartijdig en neutraal zijn, die de belangen van de minder ontwikkelde economieën behartigen en die de macht weg houden bij Europa. En het is meer rationeel in de zin….

    Kissinger: “Meer rationeel” in de zin van meer in onze belangen, of wat?

    Enders: Meer rationeel in de zin dat het gehoor geeft aan de behoefte van de wereld, maar ook dat het meer in ons belang is door…

    Kissinger: Zou het je verbazen als ik zegt dat ik vergeten ben hoe SDR’s gecreëerd worden. Via een overeenkomst?

    Enders: Via een overeenkomst.

    Kissinger: Er is geen automatische manier?

    Enders: Er is geen automatische manier.

    Lord: Misschien sommige Europeanen, maar de minder ontwikkelde economieën staan aan onze zijde en zullen hen niet steunen.

    (De Verenigde Staten wisten heel goed dat het Europese voorstel weinig draagvlak zou krijgen buiten Europa, omdat de minder ontwikkelde landen een relatief kleine goudvoorraad hadden. Deze landen zouden weinig opschieten met een herwaardering van de goudreserve en zouden dus even makkelijk voor een Amerikaans alternatief als de SDR kiezen. Het is niet uit te sluiten dat Europese centrale banken tot en met 2009 een substantieel gedeelte van hun goudvoorraad verkochten om ook buiten Europa draagvlak te creëren voor een herwaardering van goud! Bedenk dat alle BRICS-landen zich inmiddels hebben aangesloten bij het Europese model om de goudvoorraad periodiek naar marktwaarde te waarderen!! (marked to market). Opkomende economieën als China, Rusland, Brazilië, India en Zuid-Afrika steunen in monetair opzicht de koers van Europa).

    Enders: Ik denk dat niemand ze zal steunen.

    Kissinger: Maar kunnen ze het überhaupt doen?

    Enders: Ja, maar om dat te doen moeten ze belangrijke artikelen van het IMF schenden. Dus dit is geen totale departure (gelach). Maar dit zal bij bepaalde Europeanen weerstand oproepen. We kunnen het ook minder interessant voor ze maken door alvast te beginnen met de verkoop van ons eigen goud. Dat zal ze onder druk zetten.

    Maw: Waarom zou het ze niet goed uitkomen als wij alvast ons goud verkopen tegen een prijs?

    Kissinger: Maar hoe heeft dit in vredesnaam kunnen gebeuren zonder dat wij hier van tevoren iets van wisten?

    Hartman: We hebben hier van tevoren al consultaties over gehad. Verschillende landen zijn bij ons geweest om ons standpunt over dit onderwerp te krijgen. De reden waarom ze nu pas bij ons komen met dit voorstel heeft denk ik te maken met het feit dat ze nu weten dat wij er negatief tegenover staan.

    Enders: Ik denk dat onze eerste positie moet zijn om het voorstel te breken, tenzij ze bereid zijn tot een vorm van demonetisering [van goud].

    Kissinger: Maar dat is onmogelijk voor de Fransen!

    Enders: Nou, het is onmogelijk voor de Fransen onder de regering van Pompidou. Maar is dat ook een breekpunt voor een toekomstige Franse regering? Dat moeten we uittesten.

    Kissinger: Als zij goud hebben om de betalingsbalans in evenwicht te brengen, dan komen we vroeg of laat voor hetzelfde scenario te staan. Dan zullen anderen gevraagd worden op hieraan mee te doen.

    Dat is toch wat ze van plan zijn?

    Enders: Ik heb het gevoel dat we een scenario van de demonetisering van goud niet op voorhand moeten uitsluiten, omdat we er beide van kunnen profiteren. Daarmee bevrijden we goud op een hogere prijs. Wij hebben een goudvoorraad en sommige Europese landen hebben een goudvoorraad. Onze belangen zijn in lijn met hun belangen. Dit kan zinvol zijn. Ook kan het aan de andere kant geleidelijk de dominante positie die Europa in economisch zin heeft, wegnemen.

    Kissinger: Wie staat er aan onze zijde inzake het demonetiseren van goud?

    Enders: Ik denk dat we de Duitsers mee kunnen krijgen. En de Nederlanders en de Britten, over een langere periode.

    Kissinger: En de Japanners?

    Enders: Ja. De Arabieren hebben overigens geen grote belangstelling getoond voor goud.

    Kissinger: We kunnen ze met veel goud opzadelen.

    Sisco: Ja. (gelach)

    Sonnenfeldt: Tegen een hoge prijs in dollars. Ik zou niet weten waarom ze dat goud zouden willen hebben.

    Kissinger: Voor de badkamers in het gastenhuis in Rio. (gelach)

    [….]

    Kissinger: OK. Mijn instinct is om tegen het Europese voorstel te stemmen. Wat is jouw mening, Art?

    Hartman: Ja. Ik denk dat het moeilijk te verdedigen is in het systeem dat wij voor ogen hebben.

    Kissinger: Ken?

    Rush: Nou, ik denk dat ze het gewoon gaan doen. De vraag is: Stel dat ze het voorstel doorvoeren zonder ons erin te betrekken. Wat dan?

    Kissinger: Dan pakken we ze!

    Enders: Ik denk dat we in dat geval heel serieus moeten overwegen om een substantieel gedeelte van onze goudvoorraad te verkopen, met als doel de goudmarkt voor eens en voor altijd te overvallen.

    Rush: Ik ben er niet zeker van of we dat kunnen doen.

    Kissinger: Als ze op eigen houtje verder gaan en een positie innemen die recht tegenover onze belangen staat, dan moeten we laten zien dat ze daar niet mee weg kunnen komen. Hopelijk hebben we dan de juiste positie. We kunnen ze echter niet steeds laten met deze unilaterale stappen weg laten komen.

    Lord: Is het Ministerie van Financiën het met ons eens op dit onderwerp? Ik bedoel, als die man komt op het moment dat de minister in het buitenland is…

    Kissinger: Wie komt?

    Enders: De Nederlandse minister van Financiën (Duisenberg) en de president van de Nederlandsche Bank (Zijlstra). Ik denk dat we ongeveer twee weken nodig hebben om een krachtig standpunt op dit onderwerp in te nemen. Het Ministerie van Financiën zal ons leiderschap op dit onderwerp accepteren. Het zal wel wat tijd vereisen om dit door te spreken met Arthur Burns. We zullen zien wat zijn reactie is.

    Rush: We hebben ongeveer $45 miljard tegen de huidige prijs.

    Enders: Dat klopt.

    Rush: En er is ongeveer $100 miljard aan goud.

    Enders: Dat klopt. En de jaarlijkse omzet in de goudmarkt is ongeveer 120 miljard.

    Kissinger: De goudmarkt is iets waar Arthur Burns wel verstand van heeft.

    Enders: Ja, dat is ook mijn ervaring. Dus ik denk dat we Arthur moeten ompraten.

    Kissinger: Arthur is een redelijke man. Laat mij met hem praten. Hij heeft belachelijk veel tijd nodig om een punt te maken, maar het is een redelijke man.

    Enders: Hij heeft nog geen kans gehad om naar het voorstel te kijken.

    Kissinger: Ik praat nog wel even met hem voordat ik weg ga.

    Enders: Goed.

    Boeker: Ik denk dat het verkopen van goud pas de tweede fase is in een strategie die het Europese voorstel kan breken. De eerste stap moet zijn om een Amerikaans tegenvoorstel te formuleren om diegene die er het meest tegen zijn te isoleren; de Fransen en de Italianen. Dat zal aanzienlijke steun ontvangen. Het zal ook in de smaak vallen bij de Japanners en bij anderen. Ik denk dat dit vrij makkelijk gedaan kan worden. Een tegenvoorstel zal op zich al aanzienlijke druk geven op de EEC om tot een voorlopige consensus te komen.

    Hartman: Het is geen confrontatie. We kunnen de verschillende aspecten van dit voorstel bespreken.

    Kissinger: Inderdaad. We moeten hier uiteraard over discussiëren. Maar ik houd niet van het idee dat zij iets organiseren en dat ze vervolgens andere landen uitnodigen om zich daarbij aan te sluiten.

    Hartman: Daar ben ik het mee eens, maar het is niet wat ze nu gedaan hebben.

    Sonnenfeldt: Kunnen we ze laten komen na de Franse verkiezingen, zodat we niet achter de feiten aan lopen?

    Rush: Ik denk het wel.

    Kissinger: Ik denk ook dat het beter is om dit voorstel te bespreken na de Franse verkiezingen.

    Enders: Goed. Ik ben dan terug. Ik zal ook praten met Simon. Schultz zal tegen die tijd uit functie zijn.

    Sonnenfeldt: Hij is vanaf 4 mei uit functie.

    Enders: Ja. In de tussentijd gaan wij onze positie bepalen op basis van deze discussie.

    Kissinger: Ja.

    Enders: Goed.

    Kissinger: Ik ben het ermee eens dat we nog geen consultatie moeten plegen, zo lang we nog over dit onderwerp in gesprek zijn met het Ministerie van Financiën.

    Kissinger

    ——————————————

    Bron: History.state.gov h/t: @darenpa72, @boefkeNL, Goudstudieforum.com

  • Dr. Zijlstra’s Final Settlement: Gold as the Monetary Cosmos’ Sun

    Whenever I am in Amsterdam, I go to a bookstore and browse the second-hand shelves in the economics section. Recently I found two books by Dr. Jelle Zijlstra: “Dr. Jelle Zijlstra, Conversations and Writings” (1979, second edition) and “Per Slot Van Rekening” (1992, fifth edition). The latter title is a Dutch figure of speech that may be translated as “The Final Settlement.”

    By Jaco Schipper

    Jelle Zijlstra was a renowned Dutch economist and one of Holland’s finer statesmen. Early in his career in 1948, shortly after World War II, he became a professor, specializing in the velocity of money. By 1952 he was appointed minister of economic affairs, then Dutch treasurer from 1958 to 1963 and again from 1966 to 1967. During his last term as treasurer he led the Dutch Cabinet as prime minister as well until 1967, after which he became president of De Nederlandsche Bank (DNB). While president of the Dutch central bank he was appointed as the president of the Bank for International Settlements (BIS) as well, positions he held until his resignation in 1981.

    Dr_Jelle_Zijlstra

    You can read a little about this extraordinary man at Wikipedia here.

    In Zijlstra’s first book, “Dr. Zijlstra,” he writes about his career and his time as president of De Nederlandsche Bank and the BIS. While he was DNB president the international Bretton Woods agreement collapsed, and he goes into great detail about what happened. He writes about the “European” group’s interests, about the cultural and financial ties between Germany and the Netherlands, the relationships with France and Great Britain, and, of course, about the position of the United States.

    It gets especially interesting when Zijlstra writes about then-U.S. Treasury Undersecretary Paul Volcker and Federal Reserve Board member Dewey Daane of the Richmond Federal Reserve Bank. On the July 7, 1971, Volcker and Daane arrived in Amsterdam to urge the Dutch govement not to convert any more of its dollar reserves into gold.

    Zijlstra writes (p. 191): “From the beginning of 1971 we had already converted almost $600 million in retu for gold or an asset on an equal footing.”

    This phrase — “an asset on an equal footing” — is peculiar, since from an investor’s or central banker’s perspective there is no equivalent to physical gold. Let this be very clear: There is no asset that stands on equal footing with gold. You either own it or you do not.

    But central bank balance sheets account for official gold reserves under the description “gold and gold receivables” and apparently have done so back to times before Zijlstra became a central banker, before Bretton Woods collapsed. This is quite revealing.

    In the eyes of gold bugs, “gold receivables” is a bit of a contradiction in terms and has been the cause for much suspicion. Can we really trust the numbers on central bank balance sheets?

    The essence of this question is one of accounting, because gold reserves are either “allocated” or “unallocated.”

    The big difference is that when gold is “allocated” one has legal title to specific metal vaulted by someone else. But when gold is “unallocated” one has merely a fiduciary claim on a future delivery of gold. This implies counterparty risk.

    Zijlstra and Volcker: “Monetary Adversaries”

    As an economist, I knew of the visit by the U.S. officials in 1971. It is remembered by many Dutch economists because of Zijlstra’s famous anecdote about a conversation he had with Volcker, who went on to become Fed chairman.

    When Volcker visited Zijlstra as Treasury undersecretary, Volcker said, “You are rocking the boat.” Zijlstra replied: “If the boat is rocking because we present $250 million for conversion into gold or something that can be considered an equal asset, then the boat has already perished.” (P. 191.)

    Zijlstra refused to heed the U.S. request and converted DNB’s dollar holdings for gold. And since the reasons behind this “heavy American delegation” — as he described it — were quite obvious, he suspected that the gathering storm he had foreseen for some years was about to break loose. Or, as we say these days, he knew that “the fiat was about to hit the fan.”

    A Man of Precision and Conviction

    Also interesting about Zijlstra’s first book is that he is very detailed and precise in explaining his views. For example, he describes inflation as “the most gross social injustice” which “hits the less fortunate the most,” and he practiced what he preached.

    He explains how, as Dutch treasurer (1958-63 and 1966-67) he managed his Cabinet to be fiscally prudent, which he connects to his opposition to inflationary policies. To illustrate his objections, in his second book he writes:

    “Despite an additional flow of funds due to increasing retus on Dutch natural gas reserves and the second oil crisis, this Cabinet also proved it could grow hungrier while eating.”

    Also, and in this respect very typically, he defines the Dutch guilder in terms of gold: “F. 1 = 0.334987 grams of fine gold” (p. 181), and in a footnote on this page he included the numbers needed to calculate the value of the guilder after the 1978 devaluation: 0.13333 grams of fine gold.

    This points out something really important. Why does a central banker, a former BIS president, calculate the value of his currency in terms of gold when gold backing had been officially removed?




    "The Final Settlement"

    In Zijlstra's second book, "Per Slot Van Rekening," we find a very candid man, even contrarian. He gives a very precise description of how central bankers conduct their business and maintain their independence from govement interference. This makes this particular book so refreshing. For example, whereas conventionally monetary debasement is described euphemistically, Zijlstra explains what central bankers actually do, and more importantly, acknowledges that the price of gold is kept far too low. Central bankers have thus known what gold bugs long have been saying. Let me take this one step at the time. Dr. Zijlstra writes that revaluing is "'putting a bit more gold in your currency' so it becomes more valuable than other currencies. Summarizing: it is about the choice between 'adjustment' inflation or revaluation. Germany decided to revalue the German deutschemark on March 3, 1961, with 5 percent; we decided ... to follow. To my regret, then and still, Germany did not revalue more; I would have defended a revaluation of 10 percent zealously if Germany would have done so. ... A devaluation was more or less seen as a defeat, a testimonium paupertatis for a country." (p. 220.) Now that's a really honest way of explaining currency devaluation. But it gets far more interesting. Zijlstra explains his understanding of the role of gold in what he eloquently calls the international "monetary cosmos": Gold functions like the sun, with all currencies as planets orbiting around it, with only the sun in fixed position:
    "... It is perhaps nice to get into the role of gold and its meaning in the time before the monetary cosmos collapsed into more chaotic conditions. Throughout centuries gold was a protection against [natural] disasters, arbitrariness, and persecution. ... Because natural production levels hardly allow overproduction with substantial depreciating values as result; because it does not rust and, once produced, never perishes, excessive scarcity can never occur. That's why gold developed its image of solidity, stability, and reliability. ... Gold coins then have been used over the centuries as means of exchange in primitive currency frameworks and were later, with the development of paper money, seen as a reliable basis. In the heydey of the gold standard one could take a banknote to the central bank and -- if you would like that -- get gold in retu. The famous Englishman Beard Shaw once said one has the choice between the natural stability of gold and the natural stability of honesty and intelligence of govement. And he was of the opinion this choice was not hard." (p. 221.)
    Zijlstra explains how all this was relevant during his time as president of the DNB and during his presidency of the BIS. He explains that the United States was debasing the dollar. Most interestingly, Zijlstra writes about his idea of a solution for the "international chaotic non-arrangements":
    "A good solution would have been to drastically raise the price of gold, since it was extraordinarily peculiar that in the post-World War II world, in which everything became more than three to four times more expensive than in the 1930s, the price of gold remained the same. Actually, two things had to be done. The official gold price in all currencies had to be raised ('their gold content had to be reduced') and, beside this, the official dollar price of gold had to be raised extra, to allow the dollar to devalue against all other currencies". (p. 222.)

    Zijlstra writes about the American reaction to his proposals:

    "However, the Americans found this idea like swearing in a cathedral. Because, by that, the dollar would in regard to gold become second, and the American ideal was and is to have the dollar central in its role on the economic stage. As a consequence, there was only one exit and that was cutting the tie between the dollar and gold. That would eventually happen in August 1971 when President Nixon announced that the dollar was no longer convertible into gold. After increasing American pressure, step by step, the actual convertibility of dollars in gold was curtailed until it was formally ended." (p. 222.)
    But it gets even more interesting. Zijlstra wittingly or unwittingly confesses what most gold bugs assert. He writes: "An important step on this road was the creation of a whole new international monetary instrument, the SDR (Special Drawing Rights). This is about an inventive construction whereby 'something' is created out of 'nothing.' The International Monetary Fund would -- through precise administrative procedures -- create rights on the fund, with which central banks can settle their payments among each other. Those rights would -- according to certain measurements -- be credited to the members of the fund. The idea behind this was that it was expected that in due time there would be too little gold (I am inclined to say: what do you expect with such an artificially maintained, much too low gold price) to serve as 'international means of settlement.'" (p. 222.) This speaks for itself, but just in case you missed the elephant in the room of international finance, Zijlstra writes, even if it is in a mere aside, "Gold is artificially kept at a far too low price." He continues that the introduction of SDRs in 1967 was warmly welcomed, becoming soon "a fantasy for intellectuals" to have the SDR perform the function of the sun in the "monetary cosmos." But despite this warm welcome, the SDR went the way of the dodo bird. Zijlstra elaborates about the SDR that in the late 1980s and early 1990s, "we do not hear much of it. At first, it appeared as if the foremost Americans were enthusiastic proponents of this new international monetary instrument, but this proved to be pretence. They welcomed the SDR to move gold even further away. As soon as gold was removed as a central point in the international monetary framework, their love for the SDR disappeared. The SDR has become a piece for a museum." (p. 223.) And: "But in case there is no complete international means of settlement, no gold, no SDR, wherein should central banks settle? The logical end-piece of this development was giving up on fixed parities" to gold. "The currencies are currently exchanged on international markets. The resulting prices bring supply and demand in balance and there is no way of settling. No more cosmos, no sun with planets: All currencies are formally equal. One can buy and sell them on international currency markets." (p. 223.)
    "It may be so that in the formal sense of currencies one can say that all are equal, but that in reality it proves that some are more equal than others. The dollar is back as the material core of the international financial and monetary arrangements. That the countries of the EEG [currently the EU] have begun constructing their own monetary cosmos, I have mentioned already." (p. 223.)
    What most pundits are missing about Europe and the euro is what Zijlstra refers to: The euro has been established as a solution and is orbiting gold. Now if you took notice of the consolidated European Central Bank's system-wide balance sheet -- see here -- you can figure the shadow value of one euro in terms of grams of fine gold much as Zijlstra explains in his books. According to my calculation, with the ECB's gold holdings at 502.5 tons of gold, divided by the number of euros in circulation (note how all other balance sheet items are "denominated"), one will find that 1 troy ounce is worth the equivalent of around E55,000. And that's what you really want to make use of -- that is -- after everything else has failed. If there emerges an absolute need to fix the financial crisis, you can be sure of one thing: We'll have a pricing mechanism for physical gold at least.

    In tragedy lies humor

    Even humor finds its way into Zijlstra's second book, and something that is quite revealing as well. It also illustrates his adversarial relationship with Volcker, if one of a professional nature. When Zijlstra stepped down from the BIS presidency in 1981, Volcker, then chairman of the Fed, gave Zijlstra an "$DR Note of 10 billion" depicted here:

    Zijlstra_SDR_note_front

    The SDR banknote Volcker gave to Zijlstra

    The note is dated December 1981, carries a photo of Zijlstra's face, is signed by Volcker, and bears the legend: "The Fund May Prescribe ... As Holders ... Institutions [and Persons] that ... Perform Functions of a Central Bank for More than One Member." Zijlstra writes: "This gift has become a lasting memory of the feelings on both sides: It will never be something, respectively, it may never be something with the SDR."(p. 234.) Knowing his religious and, more generally, his Dutch background, I think this was Zijlstra's way of saying he appreciated Volcker's reflection and irony. The other side of the mock SDR note says: "To Meet the Need, As and When It Arises, for a Supplement to Existing Reserve Assets." In between it says: "1 SDR = 0.8886671 gram of fine gold(?)."

    Zijlstra_SDR_note_back

    We'll have to check some numbers, but perhaps we should make a contest for gold bugs to determine what's behind this calculation. For the question mark says a lot: Behind the scenes, central bankers were still discussing their currency values in terms of gold, at least into 1981 when Zijlstra stepped down as president of the BIS. By the way, on the left side of the mock SDR note, it says in small print: "This note is freely convertible into useable currencies at widely fluctuating rates." Zijlstra must have thought: "Funny money indeed!"

    Conclusion

    All this information Zijlstra shared in his books is quite something. During his terms in office central banks were converting their dollars into something other than real gold in possession and probably did so all along from the start of the Bretton Woods agreement in 1944. An asset "on an equal footing of gold" makes you think: You either have possession or not. Apparently central banks converted their dollars into something "funny." A real giveaway is that Zijlstra wrote this in the 1990s: "The gold price is artificially kept far too low." And most important, he has provided all the necessary information to reach the conclusion that central bankers are always evaluating their currency in terms of gold. Why? Because, before and after all has failed, gold is the sun in our "monetary cosmos." As a central banker Zijlstra was a statesman in heart and mind. His legacy and his insights are a tribute to honesty. He explained that we must not think of the dollar or any other currency as the sun of the "monetary cosmos" -- not anything but gold. Not the SDR either, just gold. This, in my opinion, is the essential point Zijlstra is conveying. He will not speak further. He died in 2001. May he rest in peace. He provided us with an enduring lesson. Two things were needed back then but are ever more desperately needed now. The official gold price in all currencies had to be raised ("their gold content had to be reduced") and the official dollar price of gold had to be raised extra, "to allow the dollar to devalue against all other currencies," to quote Dr. Zijlstra a final time. Now you know why you should own some physical gold. It is like the sun, which, in the end, we are all circling, whether we do so consciously, with acknowledgment, or in denial.

    About the author:

    Jaco Schipper is a Dutch economist who wrote this study for MarketUpdate.nl and GATA. His sources included: Jelle Zijlstra (1979), "Dr. Jelle Zijlstra -- Gesprekken en Geschriften samengesteld door Dr. G. Puchinger met bijdragen van Dr. W. Drees Sr.," Strengholt's Boeken (Naarden), second edition; ISBN: 90-6010-430-7, and Jelle Zijlstra (1992), "Per slot van rekening", Uitgeverij Contact (Amsterdam), fifth Edition; ISBN: 90-254-0181-3. The author is long physical gold (and silver) only."