Categorie: Economie

Economisch Nieuws

  • Amerikaanse aandelen relatief duur vergeleken met andere landen

    De koers/winst verhouding is geen wetmatigheid, maar blijkt wel de meest betrouwbare indicator te zijn om te bepalen of aandelen over- of ondergewaardeerd zijn. Met een cyclisch aangepaste koers/winst ratio (koers/winst ratio over een langere termijn) van 21,1 zijn Amerikaanse aandelen op twee na het duurste in het overzicht dat Barclays samenstelde. Met die kennis in het achterhoofd dienen lijkt het minder interessant om nu nog in Amerikaanse aandelen te beleggen.

    Goedkoper zijn de aandelen dichter bij huis, want onder de tien goedkoopste aandelenmarkten zitten vrijwel uitsluitend Europese landen. De Griekse aandelenmarkt is volgens de koers/winst berekening extreem goedkoop, slechts 4,8x. Maar ook de aandelen in Ierland, Italie, Portugal en Spanje zijn naar verhouding relatief goedkoop met een koers/winst van 8,6 tot 10,1. In Nederland hebben de aandelen een gemiddelde cyclisch aangepaste koers/winst verhouding van 11,3. Ook Barclays merkt op dat vooral Europese aandelen relatief goedkoop zijn: “We denken dat de mogelijke waardestijging van Europese aandelen, samen met het feit dat er een algemene onderweging is van aandelen in de gemiddelde beleggingsportefeuille, ervoor zullen zorgen dat Europese aandelen in 2013 omhoog zullen gaan”. Klik op onderstaande grafiek voor een grotere versie.

    Gemiddelde koers/winst verhouding van aandelenmarkten in verschillende landen (Bron: Barclays, via Business Insider)

  • Opnieuw een zwak jaar voor hedgefondsen

    The Economist plaatste een grafiek waarin het koersrendement van deze hedgefonds index vanaf 2003 wordt afgezet tegen het rendement van een simpele index bestaande uit 60% aandelen en 40% staatsobligaties. De Amerikaanse S&P 500 graadmeter doet het al tien jaar lang beter dan de index van hedgefondsen, met uitzondering van het jaar 2008. Toen gingen beide hard onderuit en verloor de S&P 500 iets meer dan een gemiddeld hedgefonds. Het bestaansrecht van hedgefondsen komt door de jarenlange slechte prestatie steeds meer onder druk te staan.

    Een simpele beleggingsportefeuille die voor 60% de S&P 500 index volgt en voor 40% in staatsobligaties zit heeft volgens de Economist in de afgelopen tien jaar een rendement gehaald van 90%, terwijl het gemiddelde van hedgefondsen gedurende diezelfde periode niet verder kwamen dan een rendement van 17%. Dat is nog minder dan de officiele inflatie over de afgelopen tien jaar. Omdat hedgefondsen een bepaalde premie in rekening brengen over het vermogen dat ze beheren en over het rendement dat ze maken is het volgens de Economist goed mogelijk dat hedgefondsen zelf nog meer geld hebben overgehouden aan de beleggingen dan de klanten.

    Natuurlijk gaan er achter het gemiddelde ook grote verschillen schuil. Zo was het rendement van de top 10% hedgefondsen gemiddeld 30% over het afgelopen jaar, veel beter dan de 18% van de aandelenmarkt. Een derde van de hedgefondsen uit de HFRX-index (waar in totaal bijna 8.000 namen in zitten) leed in 2012 een verlies. Hieronder zaten ook fondsen die het in het verleden heel goed gedaan hebben, zoals het fonds van John Paulson, een vermogensbeheerder die de Amerikaanse vastgoedzeepbel zag aankomen en daar op tijd op anticipeerde. Hij verloor 51% in 2011 en zag zijn beleggingsportefeuille in de eerste tien maanden van 2012 met nog eens 17% omlaag gaan.

    Hedgefondsen deden het veel slechter dan de aandelenmarkt (Bron: The Economist)

    De slechte prestaties van hedgefondsen is vaak toe te schrijven aan een agressieve en gerichte beleggingsstrategie, waarmee het rendement sterk kan fluctueren. John Paulson zette in 2011 in op het uiteenvallen van Europa, maar dat gebeurde niet. Andere hedgefondsen deden een poging om op marktsentiment mee te liften (momentum trading), maar slaagden niet altijd in hun timing. Ook politici en centrale banken krijgen soms de schuld van hedgefondsen die slecht presteren. Onverwachte acties van overheden of centrale banken kunnen de financiële markten sterk beinvloeden. Volgens consultant Jim Vos van Aksia ''kijken de markten naar politici en kijken politici naar de markten''. Zelfs getalenteerde 'stock pickers' hebben het volgens Vos moeilijk om rendement te maken in een markt die vooral gestuurd lijkt te worden door acties van centrale banken. Veel hedgefondsen geven toe dat ze niet opgewassen zijn tegen het huidige beleggingsklimaat, dat sterk beinvloedt wordt door acties van centrale banken, politici en razendsnelle computerhandel. Voor sommigen was dat zelfs een reden om de handdoek in de spreekwoordelijke ring te gooien.

    Pensioenfondsen

    Hedgefondsen profileren zich vandaag de dag met hoge rendementen of met een bijzonder lage volatiliteit, waar pensioenfondsen wel oren naar hebben. Waren het vroeger nog vooamelijk vermogende particulieren die geld inbrachten in een hedgefonds, de laatste jaren stonden vooral pensioenfondsen in de rij om geld naar deze fondsen te brengen. Momenteel is tweederde van het vermogen dat hedgefondsen beheren afkomstig van pensioenfondsen, een tektonische verschuiving ten opzichte van tien jaar geleden, toen hun aandeel slechts 20% was in het totaal beheerde vermogen.

    Pensioenfondsen zijn meer risico-avers dan de miljardairs en miljonairs die in het verleden de grootste klanten waren van de fondsen. Ze stellen meer prioriteit aan transparantie en aan diversificatie dan aan hoge rendementen. Het gebruik van leverage, geleend geld om winsten (en verliezen) op de beleggingsportefeuille te vergroten, staat momenteel op een all-time dieptepunt. Pensioenfondsen beïnvloeden de manier waarop hedgefondsen werken, omdat ze andere eisen stellen dan vermogende particulieren die meer risico willen dragen. Zo nemen hedgefondsen steeds minder risico's en richten ze zich weermeer op de beleggingen waar ze veel kennis van hebben. Dat zou mede een verklaring kunnen zijn voor de lage rendementen van de afgelopen jaren.

    Een andere factor die hedgefondsen tegenwerkt in omvang. Door successen in het verleden brachten beleggers en vermogende partijen steeds meer geld in, zoveel dat een hedgefonds het niet meer effectief kan beleggen. Doordat er meer geld is dan er beleggingskansen zijn worden ook minder interessante beleggingen noodgedwongen opgenomen in de portefeuille. Dat maakt het voor een beleggingsfonds moeilijker om bovengemiddelde rendementen te behalen.

    Lage rente

    Door de lage rente hebben hedgefondsen ook meer moeite om hun meerwaarde te bewijzen. In vergelijking met andere beleggingsproducten als ETF's en trackers brengt een hedgefonds hoge kosten in rekening (vaak 2% van het beheerde vermogen). Als er door de lage rente geen goed rendement behaald kan worden teert de belegger in op zijn vermogen. Het magere rendement dat gemaakt is vloeit voor een groot gedeelte naar de vermogensbeheerder in plaats van naar de eigenaar van het vermogen.

  • Financials waren dit jaar grootste winnaars S&P 500

    Niet alleen de Amerikaanse aandelenmarkt liet in 2012 een leuke koersstijging zien, want de Nederlandse AEX index ging ook met ongeveer 10,4% omhoog. Het rendement op de S&P 500 index was in 2012 veel hoger dan het rendement op goud, dat in dollars maar 6% hoger staat ten opzichte van het begin van dit jaar. Met een koerswinst van 7,6% in dollars deed zilver het trouwens niet veel beter.

    Onderstaande afbeelding is afkomstig van de Wall Street Joual en laat zien wat de aandelen in de S&P 500 het afgelopen jaar hebben gedaan. Apple leek halverwege dit jaar de lieveling te worden van de Amerikaanse beleggers, maar verloor ten opzichte van de piek op $700 per aandeel in september toch meer dan 20%. Ten opzichte van begin 2012 staat het aandeel nog bijna 25% hoger, vergelijkbaar met het gemiddelde koersrendement op de financials van de S&P 500.

    Prestaties Amerikaanse aandelen S&P 500 index naar categorie, klik voor grotere versie (Bron: Wall Street Joual)

  • Valutaoorlog: Japanse yen naar laagste punt in 27 maanden tijd

    Shinzo Abe werd mede verkozen door zijn agressieve standpunt ten aanzien van het 'bestrijden van de deflatie'. De Japans bevolking verwacht dat het beleid van Abe op den duur zal helpen op de Japanse economie te versterken, maar de premier moet beseffen dat hij met vuur speelt. Door de extreem hoge Japanse staatsschuld van meer dan 200% van het BBP is een substantiële stijging van de rente vrijwel niet te dragen.

    Momenteel gebruikt de Japanse overheid ongeveer een kwart van haar rijksbegroting voor de financiering van de staatsschuld. Zou de rente op staatsobligaties stijgen naar 2%, dan zouden de rentelasten groter worden dan de belastinginkomsten. Als Japan in deze val terecht komt is er geen weg meer terug en is een 'default' onvermijdelijk. Dat kan via herstructurering van de schuld of via geldontwaarding, scenario's waar vooral Japanse spaarders de dupe van zullen worden. De Japanse schuld werd in het verleden vooral gekocht door binnenlandse spaarders, pensioenfondsen en door Japanse bedrijven, maar door de vergrijzing en de dalende spaarquote is er steeds minder vraag naar Japans schuldpapier.

    Bank of Japan

    De Japanse centrale bank heeft zich bereid getoond mee te werken aan het stimuleringsbeleid van Shinzo Abe. Volgens Koichi Hamada, emeritus hoogleraar economie aan de Yale University en economisch adviseur van de nieuwe Japanse premier, moet de wet van de Bank of Japan herschreven worden zodat onafhankelijkheid plaats kan maken voor een grotere verantwoordelijkheid in het behalen van haar doelstelling. Volgens Hamada levert de Bank of Japan enige inspanning, maar hanteert ze nog een beleid van 'too little, too late'. Hamada verklaarde tegenover Reuters dat het noodzakelijk is de wet van de Bank of Japan aan te passen.

    “De Bank of Japan moet niet alleen staatsobligaties met een lange looptijd, maar een breder scala aan schulden kopen. Denk daarbij aan schulden in de private sector en hypotheekschulden”, aldus Hamada. Een gouveeur van de Bank of Japan, Masaaki Shirakawa, was ooit leerling van Hamada aan de Tokyo University.

    Hamada wil nog een stapje verder gaan dan het opkopen van schuldpapier in eigen land: “Ik denk dat het aankopen van bezitingen in buitenlandse valuta ook onderdeel kunnen zijn van een effectief monetair beleid”. Hiermee kan Japan effectief aansturen op een verlaging van de wisselkoers, net zoals de Zwitserse centrale bank dat doet om een plafond van de Franc ten opzichte van de euro in stand te houden. Door met nieuw gecreëerde yen buitenlandse valutareserves op te kopen wordt de waarde van de eigen valuta ondermijnd. In theorie levert dat een exportvoordeel op, maar tegelijkertijd worden importen juist duurder. Mede door de hoge koers van de Japanse yen verloor Japan in 2011 haar status als exportland, een positie waar het zich tien tot vijftien jaar in heeft bevonden.

    Hamada heeft gezegd dat de yen mag verzwakken tot 95 á 100 yen ten opzichte van de dollar en dat de Bank of Japan daarvoor een nieuwe inflatiedoelstelling van 2 tot 3 procent moet hanteren. “De Bank of Japan moet een soepel monetair beleid voeren, totdat de inflatie begint op te lopen”. De Japanse centrale bank heeft afgelopen week haar monetaire beleid al versoepeld door meer activa op te kopen. Dat was de derde stimuleringsmaatregelen in vier maanden tijd. Bij de eerstvolgende beleidsvergadering van de Bank of Japan zal een hogere inflatiedoelstelling geformuleerd worden.

    Inflatiedoelstelling

    De inflatiedoelstelling van de Japanse regering is potentieel zeer gevaarlijk. De inflatie die naar 2 of 3 procent moet is de prijsinflatie, gebaseerd op een mandje van goederen en diensten. De geschiedenis laat zien dat deze prijzen heel lang stabiel kunnen blijven, ook als de centrale bank de geldpers aanzet. Het effect van stijgende prijzen laat zich meestal pas na enige vertraging zien, maar komt dan met extra snelheid binnen. Henry Hazlitt (Oostenrijkse economische school) schreef er ooit het volgende over: 

    “Wat we meestal zien in de geschiedenis van langdurende of substantiele inflatie in verschillende landen is dat de prijzen in het begin veel minder minder snel stijgen dat de geldhoeveelheid groeit. In het middelste stadium stijgen de prijzen in een gelijk tempo met de geldgroei, maar op een gegeven moment bereikt de prijsinflatie een punt waarop er versnelling plaatsvindt. Op dat moment stijgt het prijspeil in een veel hoger tempo dan dat de geldhoeveelheid groeit.

    Om het anders te formuleren: de snelheid waarmee de monetaire eenheid aan het begin van een periode van langdurende of substantiele (monetaire) inflatie aan waarde verliest is veel lager dan de snelheid waarmee de geldhoeveelheid groeit. In een later stadum slaat dat om en gaat het waardeverlies van de monetaire eenheid veel sneller dan de geldgroei. Als gevolg daarvan heeft de grotere geldhoeveelheid minder reële koopkracht dan de de kleinere geldhoeveelheid in de oude situatie. Daarom spreekt men in een periode van zeer hoge inflatie paradoxaal van een 'tekort aan geld'”

    Wat Hazlitt hier duidelijk maakt is dat de prijsinflatie niet één op één loopt met de hoeveelheid geld die bijgedrukt wordt. In het beginstadium kan de inflatie langdurig laag blijven, om vervolgens in een later stadium de achterstand in te halen. Op dat moment kan de prijsinflatie razendsnel oplopen. Het gevaar van het beleid van de Japanse overheid en de Bank of Japan is dat het kwaad mogelijk al geschiedt is op het moment dat de prijsinflatie de gewenste 3% aantikt en dat er geen houden meer aan is. Onderstaande grafieken geven de ontwikkeling weer van de rente op 30-jaars Japanse staatsobligaties en van de wisselkoers tussen de dollar en de yen.

    Rente op Japanse 30-jaars staatsobligaties loopt al enige maanden op (Bron: Bloomberg, via Zero Hedge)

    Japanse yen op laagste punt in 27 maanden tijd ten opzichte van de Amerikaanse dollar (Bron: Bloomberg, via Zero Hedge)

  • Zijn Amerikaanse staatsobligaties de ultieme bubbel?

    Als gevolg van de dalende rente zijn de koersen van Amerikaanse staatsobligaties sterk gestegen. Morgan Stanley dook in het archief van Bloomberg en kwam tot de conclusie dat het rendement op 10-jaars 'Treasuries' de afgelopen 33 jaar alles behalve slecht is geweest. Van 1980 t/m 2012 waren er slechts drie jaren waarop de 10-jaars staatsobligaties van Amerika een negatieve koersontwikkeling lieten zien. Dat was in 1994, 1999 en in 2009, jaren waarin de staatsobligaties respectievelijk 4,6%, 6,2% en 9,6% aan waarde verloren. In de betere jaren stegen de koersen van Amerikaanse staatsobligaties in een jaar met wel 15 tot 25%. Ook 2008 was een goed jaar voor Amerikaans schuldpapier, omdat veel beleggers na de val van Lehman Brothers dekking zochten in de liquiditeit en vermeende veiligheid van Amerikaanse staatsobligaties. Dat jaar steeg de koers van een 10-jaars Treasury met 21,2%.

    Door het ingrijpen van de Federal Reserve zijn de koersen van Amerikaase staatsobligaties sterk gestegen. Enerzijds door de extreem lage rente van de Fed en anderzijds door grootschalige monetaire verruiming. Doordat de centrale bank maandelijks voor tientallen miljarden aan langlopend schuldpapier opkoopt creëert ze een kunstmatige schaarste, wat ook een prijsopdrijvend effect heeft. Het is de vraag hoeveel lucht er nog meer in de Amerikaanse obligatiemarkt gepompt kan worden, want de rente is nu al uitzonderlijk laag. Het koersrendement lijkt voor een vermogensbeheerder vandaag de dag de belangrijkste reden te zijn om nog in schuldpapier met een negatieve reële rente te beleggen.

    Onderstaande grafiek laat het jaarlijkse koersrendement op Amerikaanse staatsobligaties sinds 1980 zien (klik voor een grotere afbeelding). Slechts drie jaar was het rendement op het schuldpapier negatief, waardoor veel beleggers het beschouwen als een veilige en defensieve belegging.

    Rendement op Amerikaanse staatsobligaties sinds 1980 (Via: Businessinsider)

    Rente op Amerikaanse staatsobligaties al vanaf 1980 in dalende trend (Bron: Seekingalpha)

    Bond bubble?

    Bekende namen als Marc Faber, Bill Gross en Peter Schiff waarschuwen al langer voor een bubbel in Amerikaanse staatsobligaties. Deze obligaties leveren vrijwel geen rendement meer op, maar blijven stijgen door de extreem lage rente en het ondersteunende beleid van de Federal Reserve. Bill Gross bevestigde dat recent nog op nieuwszender CNBC: “Natuurlijk is er een bubbel in de obligatiemarkt. […] Maar ik denk niet dat de rente zal stijgen… De Federal Reserve blaast veel lucht in deze bubbel, waardoor deze obgeblazen blijft.” Volgens Bill Gross zorgt de monetaire verruiming door de Amerikaanse centrale bank uiteindelijk voor inflatie, wat dodelijk is voor langlopende staatsobligaties met een vaste rente. Beleggers zullen op een gegeven moment geen genoegen meer nemen met de lage rente en uit angst voor snelle geldontwaarding uit staatsobligaties stappen. Bill Gross weet niet wanneer dat kantelpunt er zal zijn, maar in de laatste maandelijkse nieuwsbrief adviseert de obligatiebelegger bezittingen die zich kunnen corrigeren voor inflatie. Volgens Pimco zijn dat bijvoorbeeld olie, goud, voor inflatiegecorrigeerde Amerikaanse staatsobligaties (TIPS) en beleggingen in opkomende markten die in een andere valuta dan dollars worden uitgedrukt.

    Ook Peter Schiff en Marc Faber zijn van mening dat andere beleggingscategorieën steeds interessanter worden door de sterk gestegen obligatiekoersen en de extreem lage rente. Volgens Schiff zijn staatsobligaties relatief duur geworden ten opzichte van goud en volgens Faber waren bepaalde aandelen van Europese bedrijven afgelopen zomer sterk ondergewaardeerd, omdat beleggers vooral hun aandacht richtten op staatsobligaties.

    Bill Gross over de Amerikaanse obligatiemarkt (Bron: CNBC)

  • Grafieken: 11 Europese vastgoedbubbels

    Businessinsider merkt op dat de 'PIIGS-landen' zeer beperkt vertegenwoordigd zijn in het overzicht van landen met de grootste vastgoedbubbels. Terwijl landen als Griekenland, Italië, Spanje en Portugal onder vuur liggen vanwege een zwaar begrotingstekort (en/of een hoge staatsschuld) zijn het landen als Nederland, Denemarken, Zweden het Verenigd Koninkrijk die in verhouding tot de omvang van de economie de hoogste hypotheekschuld hebben.

    Het is opvallend dat de huizenprijzen in veel Europese landen nog steeds stijgen en dat er alleen het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Denemarken enige sprake is geweest van een daling sinds het uitbreken van de crisis. Wat onderstaande grafieken laten zien is dat het schuldenprobleem niet beperkt is tot de Zuid-Europese landen en dat ook de 'sterkere' economieen van Europa vaak vast zitten door teveel schulden. Het zal u inmiddels wel bekend zijn dat Nederland de ranglijst aanvoert als het gaat om hypotheken. In verhouding tot het BBP is de hypotheekschuld nergens zo groot als op onze eigen bodem. Het IMF heeft recent nog gewaarschuwd voor de overwaardering van de huizenprijzen in Nederland en op de website van de BIS staat ook een heel artikel over de crisis op de Nederlandse huizenmarkt.. Ook in buitenlandse media wordt Nederland steeds vaker als voorbeeld genoemd van een land met een slecht functionerende huizenmarkt.

    De laatste twee grafieken heb ik toegevoegd om de cijfers in perspectief te kunnen plaatsen. De op één na laatste geeft de groei van de hypotheekschuld van 1998 t/m 2009 weer, afgezet tegen de omvang van iedere economie. De laatste grafiek zet de omvang van de private schulden tegenover het vrij besteedbare inkomen in het betreffende land.

    Verenigd Koninkrijk

    Nederland

    Denemarken

    Finland

    Zweden

    België

    Oostenrijk

     

    IJsland

     

    Luxemburg

    Noorwegen

    Zwitserland

    Grafiek van het IMF brengt groei hypotheekschuld Europese landen in kaart (Bron: Macrobusiness)

    Private schulden in verhouding tot het vrij besteedbare inkomen, Nederland is kampioen lenen (Bron: onbekend)

  • Video: Een uur met Kyle Bass

    De video is te bekijken op YouTube, klik daarvoor op onderstaande afbeelding of deze link.

    Kyle Bass bij AmerCatalyst 2012

  • Fitch waarschuwt voor barsten obligatiebubbel

    De gemiddelde rente op Amerikaanse bedrijfsobligaties met een looptijd van 10 jaar is door de overvloed aan liquiditeit sinds begin 2011 gehalveerd van 4% naar minder dan 2%. Fitch is van mening dat de obligatiebeleggers een subtiele stijging van de rente nog wel kunnen verteren, maar dat een plotselinge stijging van de rente zal zorgen voor grote verliezen in de portefeuilles van pensioenfondsen, levensverzekeraars en andere beleggingsfondsen die zich profileren met een vaste rente en een laag risicoprofiel.

    “Als de rente snel zal stijgen tot het niveau van voor 2011, dan zou een gemiddelde BBB-gewaardeerde bedrijfsobligatie plotseling 15% van haar marktwaarde verliezen. De obligaties met een nog langere looptijd van bijvoorbeeld 30 jaar zullen in dat geval met 26% in waarde kelderen”, zo schrijft Fitch. De autoriteiten staan volgens de kredietbeoordelaar voor een lelijk dilemma. Als ze [centrale banken] blijven vasthouden aan een extreem lage rente en een soepel monetair beleid, dan drukken ze beleggers dieper in laagrenderende obligaties die het meest kwetsbaar zijn voor een stijgende rente. Als de rente op bedrijfsobligaties verder zakt neemt de kans op – en de omvang van – een correctie alleen maar toe.

    Obligatiebubbel

    De schade van een correctie in bedrijfsobligaties zal dit keer vele malen groter zijn dan de vorige keer in 2002. De verliezen werden toen al opgedreven door een golf van wanbetalingen. Een verdubbeling van de rente vanaf het huidige niveau zou een veel grotere slachting kunnen veroorzaken in de bedrijfsobligaties, zo menen de analisten en economen van Fitch. De markt voor bedrijfsobligaties is gigantisch, alleen in de VS heeft deze al een omvang van $8,6 biljoen. Dat is ongeveer half zo groot als de markt voor Amerikaanse staatsobligaties, want de staatsschuld van Amerika is momenteel iets meer dan $16,3 biljoen in omvang. Ook in Europa en Azie is er een grote markt voor bedrijfsobligaties, financiele activa waar pensioenfondsen en andere beleggingsfondsen veel posities in hebben.

    In Amerika is een kwart van de totale obligatiemarkt in handen van levensverzekeraars, zo lezen we op de Telegraph. Het afgelopen jaar werd er voor $974 miljard aan nieuwe bedrijfsobligaties uitgegeven, waarvan maar liefst 96% is afgesloten tegen een vaste rente. In 2007 werd nog maar 60% van de bedrijfsobligaties uitgegeven met een vaste rente, de rest was variabel. Het grote aandeel aan bedrijfsobligaties met een vaste rente maakt de obligatiemarkt kwetsbaarder voor een rentestijging. De schuldpapieren met een vaste rente zullen snel aan waarde verliezen als de marktrente begint op te lopen.

    Hypotheekschuld

    De totale obligatiebubbel is nog groter als ook hypotheekleningen worden meegeteld. Amerikaanse banken alleen bezitten al voor $1,5 biljoen aan hypotheekleningen. De Federal Reserve doet er alles aan om een stijgende rente op deze schuldpapieren te voorkomen. Met 'Operation Twist' verlaagde de centrale bank de rente op langlopende staatsobligaties, die vaak als uitgangspunt worden gebruikt voor de bepaling van de rente op hypotheekleningen. Voordat 'Operation Twist' was afgelopen schakelde de Federal Reserve in een hogere versnelling, door maandelijks ongesteriliseerd voor $40 miljard aan hypotheekleningen op te kopen. Op deze manier creeert de centrale bank een kunstmatige schaarste, die de waarde van deze schuldpapieren opdrijft en de rente omlaag drukt. Onlangs bereikte de gemiddelde hypotheekrente in Amerika een niveau van 3,32% voor 30 jaar. Dat is het laagste niveau sinds 1971.

    Obligatiekoersen blijven stijgen door de lage rente en door een vlucht naar vermeende veiligheid (Bron: Trading Academy)

  • Grafiek: Inkomstenbelasting VS van 1913 t/m 2012

    Sommigen beweren dat Amerika de laatste tijd steeds socialistischer is geworden, maar dat blijkt niet uit de hoeveelheid inkomstenbelasting die de overheid vraagt van de hoogste inkomens. Over een inkomen van $1 miljoen betaalt men in Amerika een inkomstenbelasting van ongeveer 32,7% (afhankelijk van de woonsituatie en gezinssamenstelling), terwijl de belastingquote in de jaren vijftig voor deze inkomensgroep nog boven de 70% lag.

    Wie $10 miljoen per jaar verdiende moest van 1944 tot en met 1963 nog bijna 90% van zijn of haar inkomen afdragen aan inkomstenbelasting. Van datzelfde inkomen hoeft anno 2012 nog maar 34,8% naar de belastingdienst. Als we dat vergelijken met de middeninkomens en de lagere inkomens kunnen we tot de conclusie komen dat vooral de hogere inkomens er in de afgelopen decennia op vooruit zijn gegaan. Hun belastingquote is sinds 1980 bijna gehalveerd, terwijl iemand met een inkomen van $50.000 per jaar nu nog bijna evenveel belasting betaalt als in 1980 (van 19,4 naar 17,1%).

    Inkomensongelijkheid

    Gezien het enorme begrotingstekort van de Amerikaanse overheid is het onvoorstelbaar dat er geen grotere bijdrage wordt gevraagd van de allerrijksten. Van een inkomen van $1 miljoen per jaar kan iemand royaal leven, ook als zijn of haar belastingquote van 32,7% naar 62% zou stijgen. Parallel aan de lagere inkomstenbelasting voor de allerrijksten in Amerika is de kloof tussen rijk en arm verder gegroeid, zoals ik eerder ook al schreef op Marketupdate.

    Klik op onderstaande afbeelding om naar de website van Quartz te gaan, waar de interactieve versie van de grafiek te vinden is. Hier kunt u een willekeurig jaarinkomen invullen, zodat er een grafiek uitrolt die de belastingquote voor dat inkomen laat zien van 1913 tot en met 2012. In de grafiek is ook een inflatiecorrectie opgenomen, want een dollar uit 1913 is natuurlijk veel meer waard dan een dollar waar de handtekening van Geithner op staat.

    Interactieve grafiek op Quartz.com laat belastingquote per inkomen zien vanaf 1913 tot en met nu (Bron: Quartz)

  • Grafiek: Inkomensverschillen in VS sterk gegroeid sinds 1989

    De groeiende inkomensongelijkheid laat zien dat Amerika er in 2010 feitelijk slechter voor stond dan in 1989. Reuters haalt het voorbeeld aan van Washington D.C., waar de top 5% van de huishoudens (gerangschikt naar inkomen) vorig jaar gemiddeld meer dan $500.000 verdiende. In diezelfde stad verdiende de onderste 20% van alle huishuidens vorig jaar minder dan $9.500. Dat is een verhouding van 54:1, een sterke toename van de 39:1 verhouding in deze stad twee decennia geleden.

    De kloof tussen rijk en arm is in deze stad groter dan in alle Amerikaanse staten en neemt een derde plek in op de ranglijst van Amerikaanse steden. De groeiende inkomensongelijkheid in Amerika is volgens Reuters in het hele land zichtbaar. Inmiddels is de kloof groter dan tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig.

    Nivellering?

    Het is dan ook niet vreemd dat er tijdens de verkiezingsrace dit jaar veel aandacht was voor de rol van de overheid. Moet ze meer nivelleren of juist niet? Democratische kiezers vonden dat er nog te weinig gedaan werd aan het terugdringen van de inkomensverschillen, de Republikeinen waren daar minder over te spreken. Begin volgend jaar treed een voor Amerikaanse begrippen omvangrijk bezuinigingsprogramma in werking, waar ook de lagere en de middeninkomens door getroffen zullen worden.

    Het is ironisch dat de inkomensongelijkheid is toegenomen sinds president Lyndon Johnson in de 'State of the Union' zijn pijlen richtte op armoedebestrijding. Sindsdien heeft de overheid bijgedragen aan herverdeling van de welvaart richting de hogere inkomens. De machtige lobby tussen banken, grote bedrijven en de politiek heeft in Amerika bijgedragen aan een toenemende inkomensongelijkheid. De rekening kon op deze manier vaak onevenredig bij de gemiddelde en de lagere inkomens worden neergelegd, terwijl winsten werden geprivatiseerd.

    Op deze pagina van Reuters is een interactieve grafische weergave gemaakt van de inkomensverdeling van 1989 t/m 2011 in Amerika. Hier is een interessante ranglijst te vinden van alle Amerikaanse staten.

    Ontwikkelingsland

    Een grote kloof tussen rijk en arm is één van de eigenschappen waar we een ontwikkelingsland aan kunnen herkennen. De volgende definitie van ontwikkelingsland kwam ik tegen via encyclo.nl, Oordeel zelf:

    • ontwikkelingsland

    “heeft als algemeen kenmerk een laag inkomen per hoofd van de bevolking. Andere kenmerkende problemen zijn: een slechte infrastructuur, lage scholingsgraad, estige betalingsbalansproblemen en een hoge buitenlandse schuld.”

     

    Verdeling naar inkomenscategorie laat groeiende inkomensongelijkheid zien (Bron: Reuters)

    Een interactieve weergave van de inkomensongelijkheid per staat (Bron: Reuters)

  • Grafiek: Balans Fed groeit naar $6 biljoen in 2016

    De twee stimuleringsprogramma's die de Federal Reserve nu heeft lopen hebben beide een min of meer open einde, in tegenstelling tot de eerdere stimuleringsrondes. Het QE3 programma ($40 miljard per maand aan hypotheekleningen opkopen) zou stopgezet worden zodra de arbeidsmarkt een krachtig herstel laat zien. Een enigzins vage doelstelling, die de Federal Reserve met QE4 heeft aangescherpt. Dat laatste stimuleringsprogramma ($45 miljard per maand aan langlopende staatsobligaties), zal namelijk van kracht blijven zo lang de werkloosheid boven de 6,5% blijft en de inflatie (CPI) niet boven de 2,5% uitstijgt.

    De QE3 en QE4 programma's pompen gezamenlijk $1 biljoen per jaar aan nieuw geld in de economie. Het grootste gedeelte daarvan is nog niet in de economie gekomen, omdat banken dat geld weer als overtollige reserve bij de Federal Reserve parkeren. Mede daarom hebben we nog geen extreem hoge prijsinflatie gezien in de VS. De CPI blijft laag, ondanks het feit dat de koersen van aandelen en obligaties de laatste jaren behoorlijk zijn gestegen.

    Perceptie

    Door de suggestie te wekken dat de stimuleringsprogramma's van de Federal Reserve van tijdelijke aard zijn weet Beanke de financiele markten enigzins te kalmeren. Met een stop op meer dan 2,5% inflatie en minder dan 6,5% werkloosheid straalt de Federal Reserve uit dat het zich bewust is van de gevaren van verdere monetaire verruiming. Maar deze twee cijfers – de CPI inflatie en de werkloosheid – zijn beide vrij 'kneedbaar'. Door bepaalde groepen van de beroepsbevolking wel of niet mee te tellen kan het werkloosheidscijfer dalen of stijgen, onafhankelijk van de hoeveelheid banen die werd gecreëerd in een bepaalde periode. De laatste cijfers gaven aan dat de werkloosheid was gedaald tot 7,7%, maar wie verder in de gegevens duikt ziet dat die daling grotendeels toe te schrijven is aan een half miljoen Amerikanen die uit de statistieken vielen (google: not in labor force). Ook zien we de participatiegraad, een andere manier om de situatie op de arbeidsmarkt te peilen, alleen maar verder wegzakt.

    Feit blijft dat de Federal Reserve het gat moet opvullen tussen het begrotingstekort van de Amerikaanse overheid en de hoeveelheid schuldpapier die het ministerie van Financien weet te verkopen aan (buitenlandse) beleggers. Haken buitenlandse beleggers af (Rusland en China kopen al minder Amerikaanse Treasuries..), dan moet dat opgevangen worden door ofwel drastisch te snijden in de overheidsuitgaven ofwel met de geldpers van de Federal Reserve. Met een staatsschuld die alsmaar verder oploopt en met het chronische begrotingstekort van de Amerikaanse overheid lijkt het slechts een kwestie van tijd voordat buitenlandse kopers/bezitters van Amerikaans schuldpapier de stekker eruit trekken. Vanaf dat moment gaat het hard, want dan moet de Federal Reserve steeds meer staatsobligaties opkopen om de obligatiekoers op peil te houden (en de rente laag). Daar komt nog bovenop dat de Amerikaanse overheid iedere maand oude staatsobligaties moet doorrollen, waarvoor opnieuw geld bijgeleend moet worden.

    Onderstaande grafiek, die is samengesteld door het team van Casey Research, laat zien hoe de balans van de Federal Reserve zal groeien als gevolg van het QE3 en QE4 programma. Daarin zit de aanname verwerkt dat beide stimuleringsrondes nog tot in 2016 in de huidige vorm intact zullen blijven. Dat is natuurlijk nu nog niet zeker, want het kan sneller of minder snel gaan. Hoe dan ook, de richting is duidelijk. Daar doet de daling van de goudprijs van gisteren naar mijn mening niets aan af. Sterker nog, het is voor mij één van de redenen om nog steeds goud aan mijn persoonlijke 'balans' toe te voegen.

    Balanstotaal Federal Reserve naar $6 biljoen in 2016? (Bron: Casey Research)