Categorie: Valutacrisis

  • Boektip! De Geldbubbel

    Wanneer de bekende Amerikaanse auteur en financieel analist Jim Rickards op de achterflap van De Geldbubbel schrijft: “Sander Boon laat glashelder zien hoe economie, politiek en geschiedenis samenhangen in zijn analyse van de oorsprong en uitkomst van de financiële crisis“, dan kunnen wij daar nauwelijks iets aan toevoegen.

    Een zeer welverdiende felicitatie komt Sander Boon toe want zijn boek biedt inzicht in de monetaire en financiële ontwikkelingen van de vorige eeuw, zoomt in op de huidige problemen en biedt bovendien een drietal scenario’s waarin fysiek goud de hoofdrol speelt.

    De Geldbubbel vindt u in de betere boekenwinkel of bij Bol.com. Ook kunt u één en ander nalezen op www.geldbubbel.nl.

    Uit de officiële inleiding van De Geldbubbel van Sander Boon:

    De kredietcrisis die begon in 2007 markeerde het begin van het leeglopen van een geldbubbel. Anno 2012 is dit proces nog in volle gang. Er zijn al veel groepen of ideologieën als schuldige voor aangewezen. Zo zijn daar de graaiende bankiers, de onkundige tussenpersonen, de bonuscultuur, de onzuivere kredietbeoordelaars, de falende toezichthouders en de veeleisende aandeelhouders, maar ook de ongebreidelde globalisering of het neoliberalisme.

    Aan zondebokken geen gebrek.

    Toch is deze lijst niet compleet. Om werkelijk te begrijpen hoe de geld- of kredietbubbel is ontstaan, moeten we ons niet alleen richten op de financiële wereld. We moeten ook verder terug kijken dan de afgelopen zes jaar. We moeten kijken naar de honderd jaar waarin ons politiek-economische systeem evolueerde. Dit systeem is te bestempelen als staatskapitalisme, waarbij overheden en centrale banken wereldwijd een steeds dominantere rol kregen bij het ordenen van sociale en economische verbanden. Deze rol is langzaam groter geworden, hij is anno 2012 wereldwijd de norm en is maatschappelijk algemeen aanvaard. In de ontwikkelde landen benadert het aandeel van de overheid in de nationale economie inmiddels 50 procent. Het is de politieke wens van een maakbare samenleving die, samen met de ontwikkeling van een inteationale schuldeconomie, de huidige systeemcrisis mogelijk heeft gemaakt.

    Binnen het Nederlandse parlementaire bestel is geen tegenstem meer te vinden die fundamentele vraagtekens zet bij deze verknoping van politiek en economie. Politieke partijen van links tot rechts houden zich in de regel meer bezig met het bestrijden van de ongewenste symptomen die dit systeem genereert, dan met het anders organiseren ervan. Dat is voor een klein land als Nederland ook schier onmogelijk. Want hoe verschillend politieke en electorale systemen in andere landen ook mogen zijn, hun politiek-economische kijk is eveneens binnen dit systeem georganiseerd. En of we dit nu sociaaldemocratie of neoliberalisme noemen, of landen nu zijn gebaseerd op het Rijnlandse of het Amerikaanse model en of er nu sprake is van een autocratie, een dictatuur of een partijstelsel, al deze politieke organisatievormen volgen in verschillende mate de dominante mengvorm van staat en economie. We zitten als het ware allemaal in hetzelfde schuitje.

    Dat het schuitje de verkeerde richting op is gezeild en zich inmiddels bevindt tussen Scylla en Charybdis, tussen ondergang door schulddeflatie of door hyperinflatie, wordt nog lang niet door iedereen gezien. We hebben te maken met een schuldencrisis die niet meer is op te lossen door bezuinigen of stimuleren. Gaan we bezuinigen, dan krimpt de economie, waardoor onze schuldenlast nog zwaarder gaat wegen. Stimuleren van de economie is niet meer mogelijk omdat de schuldenlast inmiddels te zwaar weegt om nog economische groei te kunnen genereren. We kunnen niet meer voor- of achteruit. Het is daarmee een existentiële crisis van het staatskapitalisme.

    Dit boek poogt een beschrijving te geven van de opkomst, de bloei en het eindspel van de geldbubbel. Daartoe moeten we een bredere blik op de problemen hanteren dan doorgaans wordt gedaan. Die bredere blik stelt ons overigens wel in staat een aantal mogelijke uitkomsten van de bubbel te schetsen, en uiteindelijk ook drie mogelijke manieren om deze systeemcrisis te repareren.

    In hoofdstuk 1 zal ik aantonen dat de politieke en maatschappelijke wens van een maakbare samenleving, hoe loffelijk dat streven ook was, het noodzakelijk maakte dat er steeds meer geld beschikbaar kwam waarmee overheden dit doel konden realiseren.

    In hoofdstuk 2, 3 en 4 wordt een historisch perspectief gekozen, en zullen we zien hoe de symbiotische relatie tussen overheden en de financiële wereld die aan de basis staat van de geldbubbel vanaf 1917 tot ongeveer 1980 evolueerde.

    In hoofdstuk 2 blijkt dat overheden na de Eerste Wereldoorlog gebruik gingen maken van de geldpers van de centrale banken om hun binnenlandse politieke wensen ten uitvoer te brengen. Hoewel dit politiek-economische systeem door onervarenheid en inteationale onenigheid snel struikelde en verviel in een economische depressie en de daaropvolgende Tweede Wereldoorlog, werd het onder leiderschap van de Amerikanen na deze oorlog voortvarend weer opgetuigd. Hoe ze dat deden lezen we in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 maakt duidelijk hoe de Amerikanen meer en meer de dominantie op de financiële wereldmarkt claimden, en daartoe ook politieke middelen niet schuwden. Ook dit systeem functioneerde niet naar behoren en kreeg te maken met bijeffecten, die weer moesten worden bestreden.

    Hoofdstuk 5 onderbreekt het historische betoog en beschrijft de trekken van het financiële systeem zoals dat tot rond 2000 gefunctioneerd heeft. Waar na de wereldoorlogen nog alle energie werd gestoken in het controleren van de financiële sector om de maakbare samenleving te bekostigen, gingen westerse overheden er na 1980 toe over de bancaire en financiële sector te dereguleren. Dit gebeurde zowel uit onmacht als uit opportunisme: deze sectoren werden de bron waaruit schier onbeperkt kon worden geleend. Dat moest misgaan. De financiële wereld was ontdaan van haar ketenen, en wist dat ze te belangrijk was geworden om te laten vallen. Het werd een monster, dat steeds grotere risico’s nam en door overheden en centrale banken bij tijd en wijle moest worden gered.

    Hoe dit monster in 2007 uiteindelijk in zijn eigen zwaard viel wordt beschreven in hoofdstuk 6. Dit is het deel van het verhaal dat al vaker is beschreven, maar dat nu vanuit de voorgeschiedenis in een ander daglicht komt te staan. Wie het bredere perspectief in ogenschouw neemt, ziet dat de problemen niet hier begonnen, maar dat het proces dat vanaf 1917 was ingezet hier zijn logische einde vond.

    Wat de meest waarschijnlijke scenario’s zijn voor het verdere verloop van de crisis komt in het volgende hoofdstuk aan bod. Overheden en centrale banken, de ke van het staatskapitalisme, zullen uit lijfsbehoud met man en macht proberen de crisis te bezweren. De geschiedenis leert dat zij daarbij waar nodig onorthodoxe methoden niet zullen schuwen. Feit is dat er onherroepelijk sprake zal zijn van een verdere koopkrachtdaling van ons spaargeld, mogelijk door versnelde schulddeflatie of zelfs hyperinflatie.

    Een rode draad door dit boek is de afnemende intrinsieke waarde van geld (zoals die werd gegarandeerd door de goudstandaard), en de toename van schuld ofwel krediet als betaalmiddel in de economie. Schuld kan alleen afbetaald worden als de economie blijft groeien. Die groei heeft nu zijn plafond bereikt. Hoofdstuk 8 laat zien dat de terugval naar een realistische waarde van ons geld alleen mogelijk is door een revaluering van fysiek goud en de terugkeer ervan in ons monetaire systeem. Op welke wijze goud een heieuwde rol krijgt is natuurlijk niet op voorhand te zeggen. Politieke en maatschappelijke omstandigheden zullen dicteren of er sprake zal zijn van een muntstandaard, een goudstandaard of een spaarstandaard. Wel zal in hoofdstuk 8 aan bod komen wat waarschijnlijk de meest functionele manier is die goud zou kunnen vervullen in onze modee maatschappij.

  • Legendarische quote Ludwig von Mises

    Een vertaling:

    De overheid is het enige agentschap dat zich met een bruikbaar goed zoals papier kan bedienen, er wat inkt op drukken, en het compleet waardeloos maken.

    – Ludwig von Mises

  • Rickards: ‘Romney’s beleid zou Obama’s dollar devaluatie verdubbelen’

    Via US News en met behulp van Google Translate en eigen verbeteringen:

    Romney Doubles Down on Obama's Toxic Currency Policies
    By James Rickards

    James Rickards is hedge fund manager in New York en auteur van het boek “Currency Wars: The Making of de Next Global Crisis” (zie: Bol.com). Volg hem op Twitter: @ JamesGRickards.

    Bij de meeste kwesties probeert oud-gouveeur Mitt Romney zich te onderscheiden van president Obama en het beleid van de huidige regering. Maar, op een vlak is Romney niet alleen een kloon van Obama, maar heeft hij de inzet verdubbeld door erop te staan dat het beleid van de president met een nog grotere kracht wordt uitgevoerd. Dit betreft China en de vermeende valuta manipulatie.

    De wisselkoers tussen de dollar en de Chinese yuan is het belangrijkste slagveld in de wereldwijde valuta-oorlog. Romney eist dat Amerika China officieel brandmerkt als een valuta-manipulator en vergelding moet lijden in de vorm van belastingen en handelssancties van de Verenigde Staten. Dit is slechts een meer extreme vorm van de voortdurende diplomatieke druk van Obama op de Chinezen om hun munt omhoog te waarderen [revalueren].

    Wat achtergrondinformatie is handig. In zijn “State of the Union”* in 2010, verklaarde president Obama de Nationale Export Initiative, waarvan het doel was om de Amerikaanse export verdubbelen in vijf jaar. Voor analisten was op dat moment meteen duidelijk dat de enige manier om een verdubbeling van de exporten te bereiken, een drastisch goedkopere dollar ten opzichte van andere valuta's was. Feitelijk zou de Verenigde Staten een “50% uitverkoop” van haar producten en diensten houden als zij de wisselkoers van de dollar zou hebben kunnen halveren.

    Het is waar dat China de waarde van haar valuta manipuleert; alle landen doen dat. Wisselkoersen zijn gewoon een van de beleidsinstrumenten zoals de rente, belastingtarieven, en [import]tarieven. Maar er bestaat geen grotere of volhardende valuta-manipulator in de wereld dan de Verenigde Staten. Het Amerikaanse beleid van geld printen door de Federal Reserve kan het best gezien worden als een nauwelijks verhullende manier om de dollar goedkoper te maken.

    De aantrekkingskracht van een goedkope dollar voor politici en grote bedrijven valt niet te ontkennen. Politici denken aan de toename van de uitvoer en de banen die hierop volgen. Grote bedrijven zoals Boeing, General Electric, Microsoft en vele anderen denken aan stijgende verkopen van vliegtuigen, windturbines, software, en meer als gevolg van een goedkopere dollar. Oppervlakkig bekeken is het lastig om bezwaren te zien in het geschetste beeld.

    Eigenlijk is er veel mis mee. Andere landen zullen niet alleen zitten wachten en de Verenigde Staten het toestaan om hun munt goedkoper te maken [devalueren]. Ze trachten terug te vechten door hun eigen valuta's goedkoper te maken; dit is de essentie van een valuta-oorlog. Landen doen dit door het verlagen van de rente, het verlichten van de regels voor bank-reserves en directe interventie op valutamarkten.

    Politici gaan eraan voorbij dat de Verenigde Staten meer importeert dan het exporteert. Een goedkopere dollar mag dan wel betekenen dat de export goedkoper wordt, maar het betekent [tegelijkertijd] ook een duurdere importen die banen kan veietigen bij Amerikaanse bedrijven die afhankelijk zijn van de import van onderdelen en benodigdheden.

    Deze giftige [cocktail] van wereldwijde monetaire verruiming en duurdere importen brengt inflatie naar de Verenigde Staten in de vorm van hogere prijzen voor olie, geïmporteerde auto's, elektronica, textiel, en vele andere goederen en diensten. Dit is precies wat er gebeurde toen president Nixon de dollar in 1971 goedkoper maakte**. Tegen het einde van dat decennium verviervoudigde de olieprijzen en was de inflatie ruim 13 procent, schoot de rente omhoog, stortte de aandelenmarkt in en onderging de Verenigde Staten drie recessies in zeven jaar tijd.

    Een goedkope dollar spreekt Romney aan op alle zijn ergste instincten. Het bevoordeelt grote bedrijven meer dan kleine bedrijven. Het bevoordeelt de gevestigde exportindustrie zoals zware machinerie ten nadele van innovatieve nieuwe producten. Romney heeft dringend behoefte aan de steun van jongere kiezers en onafhankelijken. Zijn goedkope dollar beleid spreekt in plaats daarvan multinationals aan en degenen die net zoals banken en hedge funds weten hoe om op een dalende munt te speculeren.

    Het ergste van dit alles is dat Romney's [gewenste] goedkoop dollarbeleid zal leiden tot het importeren van inflatie vanuit het buitenland. Deze inflatie berooft de [koopkracht van de] spaargelden van ouderen, gepensioneerden, en de Amerikaanse middenklasse die afhankelijk is van lijfrenten, bankdeposito's en verzekeringen die hun inkomsten zouden moeten beschermen. Een goedkopere dollar veroorzaakt een welvaartsoverdracht van de gemiddelde Amerikaan naar de rijken die inflatie kunnen zien aankomen en weten hoe zij zich hiertegen moeten in dekken. Dit goedkopere dollarbeleid is in overeenstemming met het stereotype van Romney als een rijke, “out-of-touch” elitaire man, die niet de zorgen van zijn medeburgers  deelt en niet lijdt onder de gevolgen van zijn eigen misplaatste beleid.

    Terwijl Romney heeft gezworen om tegen de valuta-oorlog te vechten is een recept voor een ramp. De juiste koers is een gezond geldbeleid zoals belichaamd werd in het “Koning Dollar”-beleid van Paul Volcker en Ronald Reagan. De manier om te concurreren in de inteationale handel is niet met een goedkopere munt, maar met technologie, innovatie, onderwijs, goede arbeidsmanagement, en een bedrijfsvriendelijke omgeving. Dit is precies hoe de Duitsers op het gebied van export slagen. Duitsland heeft tientallen jaren exportsucces gehad, zelfs met een sterke munt, omdat ze een gunstig ondeemingsklimaat hebben.

    De Verenigde Staten moeten innoveren, niet [de dollar] goedkoper maken, om succesvol te exporteren. Romney moet het Reagan-model van een sterke dollar omarmen en het goedkope dollarbeleid van Obama verwerpen. Als Romney zich houdt aan het “Obama-goedkope-dollar-beleid”, dan staat de volgende presidentsverkiezing garant voor toenemende inflatie, ongeacht wie er wint.

    * De Amerikaanse tegenhanger van de Troonrede van de Koningin bij Prinsjesdag.
    ** Ter verduidelijking: de devaluatie ging gepaard met de beëindiging door Nixon van de inwisselbaarheid van de dollar voor goud.

  • LIVE: ECB persconferentie om 14:30

    Update 1, het rentebesluit via de ECB:

    Tijdens zijn vergadering van vandaag, die plaatsvond in Barcelona, heeft de Raad van Bestuur van de ECB besloten dat het rentetarief voor de basisherfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd zullen blijven op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%.

    De President van de ECB zal de overwegingen die aan deze beslissingen ten grondslag liggen toelichten op een persconferentie die vandaag om 14.30 uur Midden-Europese tijd begint.

    Als voorschot op de persconferentie, het vlijmscherpe commentaar van onze SNS-correspondent:

    ..De mannen van de ECB hebben haar op de borst want de vergadering van vandaag vindt plaats in Barcelona. We raden ze aan voor de gelegenheid het driedelig grijs in te ruilen voor een volledige ijshockey uitrusting want het kan wel eens spannend worden.

    Nu de betonrot van de schuldencrisis na Griekenland nu ook de fundamenten van Spanje heeft bereikt wil niemand meer hoog wonen. Matthew Lynn, econometoot van Strategy Economics zegt openijk op CNBC dat een haircut van 50% nodig is om de spaanse economie weer vlot te trekken. Ja, als 1 op de vier spanjaarden geen werk heeft en 1 op de 2 jongeren zonder geregistreerd werk zit dan lijkt afbetalen van schulden erg moeilijk maar de politici horen we er niet over uiteraard. Niemand wil een Lakemannetje doen.

    De verwachting is dat de rente op de vandaag uit te geven 3 en 5 jaars emissies flink hoger moet. Op het slot van gisteren noteerden we 4.77% voor 5 jaar Spanje. Helemaal niet dramatisch als absoluut niveau, toch?  Om dat te illustreren kijken we naar de gemiddelde 5 jaars rente in Nederland vanaf 1983 (toen zijn we aan het schriftje begonnen) en zien een gemiddelde van 5.21% met een maximum van 9.31%. Mwah dan is 4.75% voor Spaanse schuld helemaal niet zo hoog, maar het probleem is dat de Duitse 5 jaars rente op 0.57% ligt. Kortom: de spaanse 5 jaars rente is ca 8x hoger dan in Duitsland.

    Op Reuters wordt gemeld dat de rente bij emissie (totaal 1.5-2.5Mrd) misschien wel een vol procent hoger moet zijn om voldoende kopers aan te trekken. Het zou kunnen, maar bij ons liggen er nog geen aanvragen tot dusver. Misschien zijn er ook mensen van het EFSF mee met de ECB naar Barcelona vandaag. Dan kunnen ze gelijk even langs het loket van uitgifte van de Tesoro. Aan haircuts doen ze toch niet mee. Da's alleen voor mensen/instellingen met echt geld in kas.

     

     

    Update 2. De volledige tekst van de toelichting via de ECB:

    Introductory statement to the press conference
    Mario Draghi, President of the ECB,
    Vítor Constâncio, Vice-President of the ECB,
    Barcelona, 3 May 2012

    Ladies and gentlemen, the Vice-President and I are very pleased to welcome you to our press conference. I would like to thank Goveor Feández Ordóñez for his kind hospitality and express our special gratitude to his staff for the excellent organisation of today’s meeting of the Goveing Council. We will now report on the outcome of today’s meeting of the Goveing Council, which was also attended by the Commission Vice-President, Mr Rehn.

    Based on our regular economic and monetary analyses, we decided to keep the key ECB interest rates unchanged. Inflation rates are likely to stay above 2% in 2012. However, over the policy-relevant horizon, we expect price developments to remain in line with price stability. Consistent with this picture, the underlying pace of monetary expansion remains subdued. Available indicators for the first quarter remain consistent with a stabilisation in economic activity at a low level. Latest survey indicators for the euro area highlight prevailing uncertainty. Looking ahead, economic activity is expected to recover gradually over the course of the year. At the same time, as we said previously, the economic outlook continues to be subject to downside risks.

    Inflation expectations for the euro area economy continue to be firmly anchored in line with our aim of maintaining inflation rates below, but close to, 2% over the medium term. Over the last few months we have implemented both standard and non-standard monetary policy measures. This combination of measures has helped both the financial environment and the transmission of our monetary policy. Further developments will be closely monitored, keeping in mind that all our non-standard monetary policy measures are temporary in nature and that we maintain our full capacity to ensure medium-term price stability by acting in a firm and timely manner.

    Let me now explain our assessment in greater detail, starting with the economic analysis. Available indicators for the first quarter remain consistent with a stabilisation in economic activity at a low level. Latest signals from euro area survey data highlight prevailing uncertainty. At the same time, there are indications that the global recovery is proceeding. Looking beyond the short term, we continue to expect the euro area economy to recover gradually in the course of the year, supported by foreign demand, the very low short-term interest rates in the euro area, and all the measures taken to foster the proper functioning of the euro area economy. However, remaining tensions in some euro area sovereign debt markets and their impact on credit conditions, as well as the process of balance sheet adjustment in the financial and non-financial sectors and high unemployment, are expected to continue to dampen the underlying growth momentum.

    As we said previously, this economic outlook continues to be subject to downside risks, relating in particular to an intensification of tensions in euro area debt markets and their potential spillover to the euro area real economy, as well as to further increases in commodity prices.

    Euro area annual HICP inflation was 2.6% in April 2012, according to Eurostat’s flash estimate, after 2.7% in the previous four months. Inflation is likely to stay above 2% in 2012, mainly owing to increases in energy prices, as well as to rises in indirect taxes. On the basis of current futures prices for commodities, annual inflation rates should fall below 2% again in early 2013. In this context, we will pay particular attention to any signs of pass-through from higher energy prices to wages, profits and general price-setting. However, looking ahead, in an environment of modest growth in the euro area and well-anchored long-term inflation expectations, underlying price pressures should remain limited.

    Risks to the outlook for HICP inflation rates in the coming years are still seen to be broadly balanced. Upside risks pertain to higher than expected commodity prices and indirect tax increases, while downside risks relate to weaker than expected developments in economic activity.

    The monetary analysis indicates that the underlying pace of monetary expansion has remained subdued, with somewhat higher growth rates in the past few months. The annual growth rate of M3 was 3.2% in March 2012, compared with 2.8% in February. Since January we have observed a strengthening in the deposit base of banks.

    The annual growth rates of loans to non-financial corporations and loans to households (adjusted for loan sales and securitisation) stood at 0.5% and 1.7% respectively in March, both slightly lower than in February. The volume of MFI loans to non-financial corporations and households remained practically unchanged compared with the previous month.

    Money and credit data up to March confirm a broad stabilisation of financial conditions and thereby, as intended by our measures, the avoidance of an abrupt and disorderly adjustment in the balance sheets of credit institutions. In this context, the April bank lending survey indicates that the net tightening of credit standards by euro area banks declined substantially in the first quarter of 2012 as compared with late 2011, for both loans to non-financial corporations and loans to households, also on account of improvements in funding conditions for banks. As also indicated in the bank lending survey, the demand for credit remained subdued in the first quarter of 2012, reflecting weak economic activity and the ongoing process of balance sheet adjustment in non-financial sectors. The full supportive impact of the Eurosystem’s non-standard measures will need time to unfold and to have a positive effect on the growth of loans when demand recovers. In this context, it should be noted that the second three-year longer-term refinancing operation was only settled on 1 March 2012.

    Looking ahead, it is essential for banks to strengthen their resilience further, including by retaining eaings. The soundness of banks’ balance sheets will be a key factor in facilitating both an appropriate provision of credit to the economy and the normalisation of all funding channels.

    To sum up, the economic analysis indicates that price developments should remain in line with price stability over the medium term. A cross-check with the signals from the monetary analysis confirms this picture.

    It is of utmost importance to ensure fiscal sustainability and sustainable growth in the euro area. Most euro area countries made good progress in terms of fiscal consolidation in 2011. While the necessary comprehensive fiscal adjustment is weighing on near-term economic growth, its successful implementation will contribute to the sustainability of public finances and thereby to the lowering of sovereign risk premia. In an environment of enhanced confidence in fiscal balances, private sector activity should also be fostered, supporting private investment and medium-term growth.

    At the same time, together with fiscal consolidation, growth and growth potential in the euro area need to be enhanced by decisive structural reforms. In this context, facilitating entrepreneurial activities, the start-up of new firms and job creation is crucial. Policies aimed at enhancing competition in product markets and increasing the wage and employment adjustment capacity of firms will foster innovation, promote job creation and boost longer-term growth prospects. Reforms in these areas are particularly important for countries which have suffered significant losses in cost competitiveness and need to stimulate productivity and improve trade performance.

    In this context, let me make a few remarks on the adjustment process within the euro area. As we know from the experience of other large currency areas, regional divergences in economic developments are a normal feature. However, considerable imbalances have accumulated in the last decade in several euro area countries and they are now in the process of being corrected.

    As conces the monetary policy stance of the ECB, it has to be focused on the euro area. Our primary objective remains to maintain price stability over the medium term. This is the best contribution of monetary policy to fostering growth and job creation in the euro area.

    Addressing divergences among individual euro area countries is the task of national govements. They must undertake determined policy actions to address major imbalances and vulnerabilities in the fiscal, financial and structural domains. We note that progress is being made in many countries, but several govements need to be more ambitious. Ensuring sound fiscal balances, financial stability and competitiveness in all euro area countries is in our common interest.

    We are now at your disposal for questions.
    European Central Bank
    Directorate Communications
    Press and Information Division
    Kaiserstrasse 29, D-60311 Frankfurt am Main
    Tel.: +49 69 1344 7455, Fax: +49 69 1344 7404
    Inteet: http://www.ecb.europa.eu

    Reproduction is permitted provided that the source is acknowledged.

  • Quote van de week..

     

    Wat een geweldige one-liner!!

     

     

  • Brits onderzoeksbureau pleit voor devaluatie Britse pond!

    Het bureau Civitas is zelfstandig en staat los van de Britse overheid. In het nieuwste rapport ''A Price That Matters: Britain's Disastrous Exchange Rate Policy'', zet John Mills uiteen waarom het devalueren van het Britse pond kan helpen om de economie aan te jagen en het tekort op de handelsbalans kan wegpoetsen. We hebben het 48 bladzijden tellende rapport niet gelezen, maar werpen graag onze kritische blik op de samenvatting en de conclusie.

    Het lijkt erop dat John Mills zich heeft laten inspireren op China, het land dat met haar goedkope valuta en lage loonkosten de grootste exportmachine van de wereld is geworden. Concluderend stelt Mills dat veel van de Britse industrie is overgeplaatst naar Azië, omdat de kosten daar lager zijn dan in Groot-Brittannië zelf. Het beleid van de Bank of England heeft volgens Mills gezorgd voor een relatief sterke pond, waar vooral bedrijven die veel exporteren last van hebben. Door de pond te verzwakken wordt industriële activiteit in eigen land gestimuleerd, wat volgens Mills goed is voor de Britse economie.

    Meer devaluatie = meer economische groei (contradictie?)

    Een devaluatie van 10 tot 15 procent zou volgens het onderzoek van Mills al genoeg zijn om het Britse handelsbalanstekort te dichten, terwijl een grotere van 20 tot 25 procent de Britse economie weer kan aanjagen met een groei van 4% per jaar. Een devaluatie van het Britse pond met 40 tot 50 procent zou de economische groei van Groot-Brittannië in lijn brengen met dat van China. In het rapport schrijft Mills dat een daling van de waarde van het Britse pond onvermijdelijk is en dat het daarom maar beter op een 'ordelijke wijze' en 'volgens planning' kan gebeuren.

    Het rapport vervolgt met nog meer opmerkelijk conclusies. Om de waarde van de munt te verzwakken moet de Britse overheid meer geld gaan uitgeven, moet het bouwen van huizen door woningcorporaties gestimuleerd worden en moet de Bank of England paraat staan om meer kwantitatieve verruiming (lees: geldpersfinanciering) mogelijk te maken. Dit zal de waarde van de munt omlaag brengen en zal ertoe kunnen leiden dat kredietbeoordelaars gaan dreigen met afwaarderingen. Dat moet volgens Mills worden aangemoedigd, omdat negatieve berichtgeving over het Britse pond de waarde nog verder omlaag kan brengen. Als de rente op Britse staatsobligaties stijgt moet de centrale bank simpelweg meer geld drukken, aldus Mills.

    Dit hele plan zal volgens John Mills enkele negatieve effecten hebben, maar gemiddeld gezien zouden de voordelen voor de banenmarkt veel groter zijn. Op de middellange en lange termijn verwacht Mills dat het drukken van meer geld door de centrale bank meer welvaart zal brengen en dat iedereen gemiddeld gezien beter af zal zijn.

    Destructief beleid

    John Mills, die zichzelf ondeemer en econoom noemt, publiceert hier naar mijn mening een werkelijk tenenkrommende analyse. Het staat haaks op alles wat met logisch verstand te maken heeft en wat de geschiedenis ons heeft laten zien. Het devalueren van de munt holt de koopkracht van spaarders uit en straft daarmee de mensen die gespaard hebben in de eigen valuta. Het ongecontroleerd geld laten drukken door de centrale bank kent geen limieten en is een recept voor hyperinflatie. Het is een illusie dat een centrale bank volledige controle kan uitoefenen op de wisselkoers van de valuta. Een intentieverklaring om de valuta minder waard te maken zal onmiddelijk gevolgd worden door vlucht naar veiligheid, waarbij de eigen munt gedumpt zal worden in ruil voor buitenlandse valuta, goud, zilver en andere zaken die hun waarde beter vasthouden dan de eigen valuta. Het is een volstrekte illusie om te denken dat een centrale bank de situatie die John Mills voorstelt kan creëeren én handhaven.

    Valuta-oorlog

    Door de eigen valuta te verzwakken worden goederen uit eigen land goedkoper voor het buitenland, met als gevolg dat er meer geëxporteerd kan worden. Dit voordeel gaat rechtstreeks ten kosten van andere valutablokken, met als gevolg dat een devaluatie van het Britse pond een devaluatie in andere valutablokken uitlokt. Het voordeel van de goedkopere valuta zal slechts van korte duur zijn en zal een race naar de bodem ontketenen. Dit proces kent alleen maar verliezers voor alle deelnemende landen, zoals Jim Rickards beschrijft in het boek 'Currency Wars'.

    De import van goederen zal bij elke devaluatie duurder worden, met als gevolg dat er steeds minder koopkracht overblijft voor de bevolking. Ook valt het voordeeltje van een goedkopere valuta grotendeels weg als de industrie voor haar export veel grondstoffen en halffabrikaten moet importeren uit het buitenland. Die worden dan steeds duurder en drukken op de marges. Kortom: een rampzalig en onsmakelijk plan waarvan de uitkomst makkelijk te voorspellen is. Het verbaast me dat Mills dat zelf niet inziet. De titel van zijn werk is onbedoeld dan ook meer van toepassing op zijn eigen analyse dan op datgene waar Mills zich zorgen om maakt.

    A Price That Matters, een stappenplan voor de destructie van het Britse pond

  • LIVE: ECB persconferentie om 14:30

    Via de ECB, de live webcast:

     

    Via de ECB:

    Introductory statement to the press conference
    Mario Draghi, President of the ECB,
    Vítor Constâncio, Vice-President of the ECB,
    Frankfurt am Main, 4 April 2012

    Ladies and gentlemen, the Vice-President and I are very pleased to welcome you to our press conference. We will now report on the outcome of today’s meeting of the Goveing Council.

    Based on our regular economic and monetary analyses, we decided to keep the key ECB interest rates unchanged. The information that has become available since the beginning of March broadly confirms our previous assessment. Inflation rates are likely to stay above 2% in 2012, with upside risks prevailing. Over the policy-relevant horizon, we expect price developments to remain in line with price stability. Consistent with this picture, the underlying pace of monetary expansion remains subdued. Survey indicators for economic growth have broadly stabilised at low levels in the early months of 2012, and a moderate recovery in activity is expected in the course of the year. The economic outlook remains subject to downside risks.

    Medium-term inflation expectations for the euro area economy must continue to be firmly anchored in line with our aim of maintaining inflation rates below, but close to, 2% over the medium term. Over the last few months we have implemented both standard and non-standard monetary policy measures. This combination of measures has contributed to a stabilisation in the financial environment and an improvement in the transmission of our monetary policy. We need to carefully monitor further developments. It is also important to keep in mind that all our non-standard monetary policy measures are temporary in nature and that all the necessary tools are available to address upside risks to medium-term price stability in a firm and timely manner.

    Let me now explain our assessment in greater detail, starting with the economic analysis. Real GDP contracted by 0.3% in the euro area in the fourth quarter of 2011. Survey data confirm a stabilisation in economic activity at a low level in early 2012. We continue to expect the euro area economy to recover gradually in the course of the year. The outlook for economic activity should be supported by foreign demand, the very low short-term interest rates in the euro area, and all the measures taken to foster the proper functioning of the euro area economy. However, the remaining tensions in euro area sovereign debt markets and their impact on credit conditions, as well as the process of balance sheet adjustment in the financial and non-financial sectors and high unemployment in parts of the euro area, are expected to continue to dampen the underlying growth momentum.

    Downside risks to the economic outlook prevail. They relate in particular to a renewed intensification of tensions in euro area debt markets and their potential spillover to the euro area real economy. Downside risks also relate to further increases in commodity prices.

    Euro area annual HICP inflation was 2.6% in March 2012, according to Eurostat’s flash estimate, after 2.7% in the previous three months. Inflation is likely to stay above 2% in 2012, mainly owing to recent increases in energy prices, as well as recently announced rises in indirect taxes. On the basis of current futures prices for commodities, annual inflation rates should fall below 2% again in early 2013. In this context, we will pay particular attention to any signs of pass-through from higher energy prices to wages, profits and general price-setting. However, looking ahead, in an environment of modest growth in the euro area and well-anchored long-term inflation expectations, underlying price pressures should remain limited.

    Risks to the outlook for HICP inflation rates in the coming years are still seen to be broadly balanced, with upside risks in the near term mainly stemming from higher than expected oil prices and indirect tax increases. Downside risks continue to exist owing to weaker than expected developments in economic activity.

    The monetary analysis indicates that the underlying pace of monetary expansion has remained subdued. The annual growth rate of M3 was 2.8% in February 2012, compared with 2.5% in January. In both January and February we observed a strengthening in the deposit base of banks. Annual loan growth to the private sector has remained subdued, with the rate (adjusted for loan sales and securitisation) moderating in February to 1.1% year on year, from 1.5% in January.

    The annual growth rates of loans to non-financial corporations and loans to households (adjusted for loan sales and securitisation) stood at 0.6% and 1.8% respectively in February. The volume of MFI loans to non-financial corporations and households remained practically unchanged compared with the previous month.

    Money and credit data up to February confirm a broad stabilisation of financial conditions and thereby the avoidance of an abrupt and disorderly adjustment in the balance sheets of credit institutions, as intended by our measures. Funding conditions for banks have generally improved, and there has been increased issuance activity and a re-opening of some segments of funding markets. The demand for credit remains weak in the light of still subdued economic activity and the ongoing process of balance sheet adjustment in non-financial sectors. The full supportive impact of the Eurosystem’s non-standard measures will need time to unfold and to have a positive effect on the growth of loans when demand recovers. In this context, it should be noted that the second three-year longer-term refinancing operation was only settled on 1 March 2012.

    Following the stabilisation in the financial environment, it is essential for banks to strengthen their resilience further, including by retaining eaings. The soundness of banks’ balance sheets will be a key factor in facilitating both an appropriate provision of credit to the economy and the normalisation of all funding channels.

    To sum up, the economic analysis indicates that price developments should remain in line with price stability over the medium term. A cross-check with the signals from the monetary analysis confirms this picture.

    In order to support confidence, sustainable growth and employment, the Goveing Council calls upon govements to restore sound fiscal positions and implement strong structural reforms. Commitments under the Stability and Growth Pact need to be fully honoured and weaknesses in competitiveness forcefully addressed. National policy-makers need to fully meet their responsibilities to ensure fiscal sustainability, to increase the adjustment capacity of product and labour markets, to enhance productivity and competitiveness, and to ensure the soundness of their financial system. In particular, countries which have suffered losses in cost competitiveness need to ensure sufficient wage adjustment and foster productivity growth.

    Let me conclude by recalling that the single monetary policy naturally focuses on maintaining medium-term price stability for the euro area as a whole. It is up to national policy-makers to foster domestic developments which support the competitiveness of their economies. Both prudent fiscal policies and competitive and flexible product and labour markets are of crucial importance for the functioning of the euro area economy.

    We are now at your disposal for questions.
    European Central Bank
    Directorate Communications
    Press and Information Division
    Kaiserstrasse 29, D-60311 Frankfurt am Main
    Tel.: +49 69 1344 7455, Fax: +49 69 1344 7404
    Inteet: http://www.ecb.europa.eu

    Reproduction is permitted provided that the source is acknowledged.

  • Waarschuwt Jean-Claude Trichet voor hyperinflatie?

    Via de Telegraph:

    Niemand mag denken dat “vanwege de bereidwilligheid [tot monetaire stimulering] (van centrale banken), er geen [meer] crisis is,” vertelde Jean Claude Trichet op een conferentie in Washington op zaterdag. Dat moet een “collectief en collegiaal bericht van zijn van centrale banken”.

    Jean-Claude Trichet stelt onomwonden dat de crisis bij lange na niet over is, en dat centrale bankiers wereldwijd die boodschap samen en in alle collegialiteit moeten verkondigen. Dat zet te denken. Immers, zegt Jean-Claude Trichet hiermee dat sommige centrale bankiers hun hoofd in het zand steken door te doen alsof er vooruitgang is geboekt? En zegt Jean-Claude Trichet dat er momenteel een gebrek aan collegialiteit bestaat onder centrale bankiers? Trichet sprak deze woorden in Washington.

    Niemand zou verwachten dat zo lang na Lehman we nog steeds de uitbreiding van de omvang van onze balansen zouden hebben.” De Franse bankier, die na acht jaar aftrad als ECB-president in oktober, zei dat de stap van zijn Italiaanse opvolger, Mario Draghi om Europese banken goedkope, drie-jarige leningen aan te bieden “volledig gelegitimeerd” zijn.

    Draghi begon met het aanbieden van deze [nood]leningen in december uit vrees dat een financiële instelling zou instorten als gevolg van het opdrogen van financiering. “Wat er onlangs is gebeurd in Europa is, uiteraard, zeer aanzienlijk,” zei Trichet. “De stap die is genomen is naar mijn mening volledig gerechtvaardigd. We hadden te maken met een zeer, zeer estige en onmiddellijke bedreiging.”

    Trichet staat volledig achter Draghi en het beleid van de LTROs waarmee een systeemimplosie voorkomen werd. Trichet lijkt met deze verwijzing naar de fragiliteit in Europa te erkennen dat het financiële stelsel insolvabel is. Immers, het was pure noodzaak.

    Welbespraakt is Trichet nog altijd want zo wonderschoon komt een opgestoken vingertje zelden uit de mond rollen: “wij in Europa hebben misschien problemen, maar wij zijn zeker niet de enige!”, zegt hij met zoveel woorden (zie de vetgedrukte zin..):

    In een breed opgezette toespraak, zei Trichet dat de wereldeconomie de laatste vier decennia een grote structurele aanpassingen heeft ondergaan.

    “Wat mij betreft [zitten] we nog steeds in een crisis”, zei Trichet. “Het is niet alleen het voorrecht van Europa om nog steeds in een crisis te verkeren”. Al 35 jaar beginnend met Latijns-Amerika en Azië, bevindt de wereldwijde economie zich in een periode van structurele aanpassingen met de grote westerse economieën op dit moment in de focus, zo vertelde hij.

    Toen crises uitbraken in Latijns-Amerika en Azië in de jaren '80 en '90 [van de vorige eeuw], luidde de consensus dat het westen beschermd werd vanwege de zegeningen van het als eerst geïndustrialiseerd zijn, zei Trichet, die de centrale bank van Frankrijk leidde voordat hij verhuisde naar de ECB.

    Opmerkelijk zijn de uitspraken over het verloop van het inteationale monetaire stelsel sinds de ontkoppeling van de dollar van goud. Sinds die ontkoppeling zijn economische structuren volop in verandering, maar gaan deze veranderingen gepaard met crisis na crisis. En terwijl het lange tijd uitgesloten leek dat westerse geïndustraliseerde economieën hiervan uitgezonderd waren, is nu het tegendeel bewezen: de focus van de crisis ligt op westerse economieën.

    De meest opmerkelijke uitspraak in het verslag van de Telegraph over de toespraak van Trichet was echter het onderstaande:

    Trichet poneerde ook [een stelling] dat een mix van globalisering en onmiddellijke overdracht van informatie aan beleggers dat door inteet wordt mogelijk wel eens een permanente verandering in het financiële systeem teweeg kan hebben gebracht. Zonder het te definiëren, suggereerde de heer Trichet dat dit misschien een nieuwe van “tail risk” vormt voor beleidsmakers.

    “Dat is iets dat iets te doen heeft met “gedrags-besmetting” (“behavioral contagion”) die niet wordt “gevangen” in traditionele modellen”.

    In een bezoek aan de universiteit van Harvard eerder deze week, drong de heer Trichet erop aan dat hij geen enkele spijt heeft ten aanzien van het beleid van de ECB onder zijn leiding: “Ik heb nergens spijt van”. De ECB heeft veel kritiek gekregen voor de renteverhoging van april [2011]. Die verhoging is inmiddels teruggedraaid.

    De laatste alinea nemen we ter kennisgeving aan en dat geldt ook voor het overgrote deel van het bericht. Maar dat doen we zeker niet met de ene laatste alinea vanwege het ultiem saillante karakter van Trichet's woorden “behavioral contagion”: waarschuwt Jean-Claude Trichet voor hyperinflatie?

    De reden voor deze vraag heeft betrekking op één facet van een hyperinflatie. Dat facet draait om de oncontroleerbare paniek die onder de bevolking uitbreekt en die hen ertoe beweegt om hun spaargeld en andere beleggingen om te zetten naar hetgeen dat in hun perceptie veilig is. Indien particulieren en beleggers massaal met “één klik op de muis” hun beleggingspositie afsluiten en/of hun geld overboeken naar een andere beleggingscategorie – lees: uit staatsobligaties, in “cash” en vervolgens in fysieke goederen en producten (waaronder edelmetaal) – dan staan “beleidsmakers” waaronder centrale bankiers machteloos. Tegen die beweging is simpelweg niets opgewassen.

    Dat een dergelijke massapsychologie van blinde paniek kan uitbreken heeft echter niets te maken met de komst van het inteet maar alles met het fragiele karakter van het financiële stelsel. Het inteet zou in die zin een noviteit kunnen toevoegen die van grote invloed kan zijn op de snelheid waarmee en de schaal waarop paniek zich (wereldwijd) verspreidt.

    Toen in Weimar hyperinflatie uitbrak, was daaraan voorafgaand de overheidsbegroting al lang en breed uit het lood geslagen en printte de Duitse centrale bank erop los. De bevolking wilde die toenemende geldontwaarding een stap voor zijn, en zoals het spreekwoord luidt, zodra één schaap over de dam is volgen er meer, ontstond er een massavlucht in “Sachwerte”: een vlucht naar fysieke goederen en producten. De beweging en de exploderende omloopsnelheid van geld die de massa daarmee teweegbrengt zal tegenwoordig niet opeens anders zijn. Echter, het inteet zou deze “behavioral contagion” – zoals kranten dergelijk nieuws vroeger verspreidden – een stuk sneller kunnen laten verlopen.

    Of Jean-Claude Trichet dit heeft bedoeld? Hij wijst op een risico waarmee nauwelijks rekening wordt gehouden. Het is geen onderdeel van traditionele modellen. Bovendien kan hij moeilijk het begrip hyperinflatie in de mond nemen terwijl hij – als oud-president van de ECB – het over actuele problemen heeft. Als hij het gevaaar op hyperinflatie heeft willen beschrijven met de term “behavioral contagion”, dan is hij wat ons betreft met vlag en wimpel geslaagd in zijn opzet.

    ___

    Update: in de Dagelijkse Kost van 27 maart vindt u een aanvullende toelichting.

     

  • DNB teruggefloten door rechter: pensioenfonds mag wel in goud

    Nederlandse rechtsstaat 1 – De Nederlandsche Bank 0.

    Op het moment van schrijven zijn wij de uitspraak aan het zoeken/bekijken. Updates volgen. U kunt het bericht bij de collega's van het Financieele Dagblad na lezen: http://fd.nl/economie-politiek/171359-1203/rechter-fluit-dnb-terug-bij-ingreep-pensioenfonds

     

  • LIVE: ECB persconferentie

    Via de webcast van de ECB, de persconferentie:

     

    Voordat (of nadat) de persconferentie begint; de column van Marcel Tak op IEX is zéér de moeite waard. Zijn fictieve onderonsje met Mario Draghi is een column waar hij met recht trots op mag zijn.

     

    Update 15:44. Zoals verwacht: de rente blijft ongewijzigd. De toelichting van Mario Draghi integraal via de ECB:

    Introductory statement to the press conference

    Mario Draghi, President of the ECB,
    Vítor Constâncio, Vice-President of the ECB,
    Frankfurt am Main, 8 March 2012

    Ladies and gentlemen, the Vice-President and I are very pleased to welcome you to our press conference. We will now report on the outcome of today’s meeting of the Goveing Council.

    Based on our regular economic and monetary analyses, we decided to keep the key ECB interest rates unchanged. The information that has become available since the beginning of February has confirmed our previous assessment of the outlook for economic activity. Available survey indicators confirm signs of a stabilisation in the euro area economy. However, the economic outlook is still subject to downside risks. Owing to rises in energy prices and indirect taxes, inflation rates are now likely to stay above 2% in 2012, with upside risks prevailing. Nevertheless, we expect price developments to remain in line with price stability over the policy-relevant horizon. The underlying pace of monetary expansion remains subdued, consistent with contained inflationary pressures over the medium term.

    Looking ahead, we are firmly committed to maintaining price stability in the euro area, in line with our mandate. To this end, the continued firm anchoring of inflation expectations – in line with our aim of maintaining inflation rates below, but close to, 2% over the medium term – is of the essence.

    Over recent months, a wide range of additional non-standard monetary policy measures has been implemented by the Eurosystem. These measures, including in particular two three-year longer-term refinancing operations, were decided upon against the background of exceptional circumstances in the last quarter of 2011. The first impact of these measures has been positive. Together with fiscal consolidation and stepped-up structural reforms in several euro area countries, as well as progress towards a stronger euro area economic goveance framework, they have contributed to a significant improvement in the financial environment over recent months. We expect that the three-year longer-term refinancing operations will provide further support for the ongoing stabilisation in financial markets and, in particular, for lending activity in the euro area. All our non-standard monetary policy measures are temporary in nature. Furthermore, all the necessary tools to address potential upside risks to medium-term price stability are fully available.

    Let me now explain our assessment in greater detail, starting with the economic analysis. Real GDP contracted by 0.3% in the euro area in the fourth quarter of 2011. According to recent survey data, there are signs of a stabilisation in economic activity, albeit still at a low level. Looking ahead, we expect the euro area economy to recover gradually in the course of this year. The outlook for economic activity should be supported by foreign demand, the very low short-term interest rates in the euro area, and all the measures taken to foster the proper functioning of the euro area financial sector. However, the remaining tensions in euro area sovereign debt markets and their impact on credit conditions, as well as the process of balance sheet adjustment in the financial and non-financial sectors, are expected to continue to dampen the underlying growth momentum.

    This assessment is also reflected in the March 2012 ECB staff macroeconomic projections for the euro area, which foresee annual real GDP growth in a range between -0.5% and 0.3% in 2012 and between 0.0% and 2.2% in 2013. Compared with the December 2011 Eurosystem staff macroeconomic projections, the ranges have been shifted slightly downwards.

    This outlook remains subject to downside risks. They notably relate to a renewed intensification of tensions in euro area debt markets and their potential spillover to the euro area real economy. Downside risks also relate to further increases in commodity prices.

    Euro area annual HICP inflation was 2.7% in February 2012, according to Eurostat’s flash estimate, slightly up from 2.6% in January. Looking ahead, inflation is now likely to stay above 2% in 2012, mainly owing to recent increases in energy prices, as well as recently announced increases in indirect taxes. On the basis of current futures prices for commodities, annual inflation rates should fall again to below 2% in early 2013. Looking further ahead, in an environment of modest growth in the euro area and well-anchored long-term inflation expectations, underlying price pressures should remain limited.

    The March 2012 ECB staff macroeconomic projections for the euro area foresee annual HICP inflation in a range between 2.1% and 2.7% in 2012 and between 0.9% and 2.3% in 2013. In comparison with the December 2011 Eurosystem staff macroeconomic projections, the ranges for HICP inflation have been shifted upwards, notably the range for 2012.

    Risks to projected HICP inflation rates in the coming years are seen to be still broadly balanced, with upside risks in the near term mainly stemming from higher than expected oil prices and indirect tax increases. However, downside risks continue to exist owing to weaker than expected developments in economic activity.

    The monetary analysis indicates that the underlying pace of monetary expansion remains subdued. The annual growth rate of M3 was 2.5% in January 2012, up from 1.5% in December 2011. Loan growth to the private sector also remains subdued. However, its annual rate (adjusted for loan sales and securitisation) picked up slightly in January to 1.5% year on year from 1.2% in December.

    The annual growth rates of loans to non-financial corporations and loans to households (adjusted for loan sales and securitisation) stood at 0.8% and 2.1% respectively in January. The volume of MFI loans to non-financial corporations declined only slightly in January, following the pronounced decline in December. By contrast, the flow of loans to households in January was positive.

    Following the signs of improvement in the financial environment, it is essential for banks to strengthen their resilience further, including by retaining eaings. The soundness of banks’ balance sheets will be a key factor in facilitating an appropriate provision of credit to the economy.

    To sum up, the economic analysis indicates that price developments should remain in line with price stability over the medium term. A cross-check with the signals from the monetary analysis confirms this picture.

    Looking ahead, in order to deliver a favourable environment for sustainable growth and to support confidence and competitiveness, the Goveing Council stresses the urgent need for govements to make further progress towards restoring sound fiscal positions and implementing the structural reform agenda. Regarding fiscal consolidation, many govements in the euro area are making progress. Continuing with comprehensive fiscal consolidation and complying with all commitments remains essential. In this respect, the 2012 European Semester should be used to enforce rigorously the reinforced fiscal surveillance mechanism. Equally important are structural reforms to increase the adjustment capacity and competitiveness of euro area countries and to strengthen growth prospects and job creation. In this area, more progress is desirable. The Goveing Council strongly welcomes the European Commission’s Alert Mechanism Report on macroeconomic imbalances and expects the proposed in-depth country reviews to actively support the reform processes under way in euro area countries.

    We are now at your disposal for questions.

    European Central Bank
    Directorate Communications
    Press and Information Division
    Kaiserstrasse 29, D-60311 Frankfurt am Main
    Tel.: +49 69 1344 7455, Fax: +49 69 1344 7404
    Inteet: http://www.ecb.europa.eu

    Reproduction is permitted provided that the source is acknowledged.

  • Duitse Bild, CDU parlementariër eisen inspectie Duitse goudreserve in New York

    Via Bild een vertaling waar geen woord Spaans bij is!!

    New York – Het is de meest kostbare schat die wij Duitsers bezitten: 3.401 ton puur goud – €1.800 voor iedereen. Absoluut crisis-proof, verdeeld over de meest veilige kluizen in Frankfurt, Parijs, Londen en New York! En de Bundesbank kan het niets schelen!

    Het ongelooflijke gouden schandaal!
    Op 19 November 2011 meldde Bild dat de Duitse centrale bank voor het laatst in 2007 een blik wierp op onze goudvoorraad in New York, en daarmee zelfs de Federale Rekenkamer gealarmeerd heeft (verificatie is aan de gang).

    Een duidelijke overtreding van de wet, zegt de topdeskundige [“Bilanzrechtler”] prof. dr. Jörg Baetge tegen BILD: “Tenminste om de drie jaar moeten de baren nageteld worden”. Dat is door de Bundesbank niet gedaan.

    Een nalatigheid met tastbare gevolgen: Op de jaarlijkse balans van de Bundesbank is de goudreserve (huidige waarde is ongeveer €147 miljard) een “significante” (aldus Baetge) post van meer dan 17%: zijn de balansrekeningen van de Bundesbank in de afgelopen jaren verkeerd?

    Gealarmeerd door het bericht in BILD, wilde het CDU-lid in het [Duitse] parlement, en buitenland expert Philipp Mißfelder meer weten. Aan de zijlijn van gesprekken bij de Verenigde Naties in New York wilde Mißfelder de aldaar opgeslagen Duitse goudvoorraad bij de Federal Reserve Bank (Fed) controleren.

    Na het bericht op BILD eiste hij van Bundesbank president Jens Weidmann, de lijst met goudbaren. Mißfelder zei tegen Bild: “Ik was geschokt. Eerst zeiden ze dat er geen lijst was. Dan waren er lijsten die geheim zijn. Toen kreeg ik te horen, ​​dat het navraag doen het vertrouwen tussen de Bundesbank en de Fed in gevaar brengt.”

    Toen de Bundesbank hoorde van het onderzoek van BILD naar de Duitse goudreserve, probeerde communicatie-chef Michael Best zelfs te proberen om het bezoek van vertegenwoordigers en de berichtgeving ervan in BILD te verhinderen: “Tegen deze achtergrond vraag ik u voor uw begrip dat de Bundesbank uw bezoek (…) niet verder ondersteund”.

    Wat heeft de Bundesbank te verbergen?

    BILD bij nummer 33 Liberty Street, downtown Manhattan. Er zijn vijf etages onder de grond. “E-level”: een [betonnen] vloer, summiere ventilatie, massief stalen deuren. En: 7.000 ton goud! Meer dan in het legendarische Fort Knox ligt. Het is het grootste gouddepot ter wereld.

    Maar waar is het Duitse goud?

    Jack Gutt van de staf van de vice-president van de Fed: “Het is in enkele van de 122 [beveiligde] secties. Meer mag ik niet zeggen.”

    Hoeveel baren? Alles geheim. Geen foto's!

    Alleen dit: Het Duitse goud ligt in een deel van de omheinde kamers in de kluis van New York. BILD wil het zien: geen kans! Alleen de Bundesbank krijgt het te zien. Deze plaats bezoeken zou uw werk moeten zijn, heer Bundesbank Chef!

    Hoe herkent men het Duitse goud?

    Jack Gutt vertelt Bild: “Er zijn lijsten met alle baren. Elke goudbaar heeft een aantal nummer, een stempel voor de zuiverheid van het goud en een zegel. “De Duitse goudvoorraad kan dus worden geteld volgens de wet. In de Bundestag wordt de druk steeds groter:

    Missfelder zei tegen Bild: “Het kan toch niet zo zijn dat [zodra het aankomt op] het goud vermogen van de Duitsers, de algemeen geldende boekhoudkundige regels verworpen worden. Dit is een kwestie voor het parlement. Ik eis een heldere inventaris.”