Tag: bbp

  • Breed Welvaartsbegrip: “Economie is meer dan het bbp”

    Deze week heeft de Tweede Kamer Commissie Breed Welvaartsbegrip haar rapport gepresenteerd. Ik ben nauw betrokken bij dit onderwerp, zie mijn vorige columns. Ik heb veel waardering voor dit rapport. Maar ook kritiek. Uit het rapport blijkt dat de Nederlandse politiek dit vraagstuk van de meting van welvaart eindelijk serieus wil gaan nemen. Het rapport is van goede kwaliteit. Er worden ook aanbevelingen gedaan voor de toekomstige beleidsvorming. Van groot belang is dat het rapport benadrukt dat de indicator bbp een eenzijdig beeld geeft van de welvaart. Zij bepleit dan ook om sociale en ecologische factoren een minstens evenredige plek te geven in het politieke debat.

    tijdelijek_commissie_breed_welvaartsbegrip_Terecht moet het er volgens de commissie om gaan dat steeds verder gekeken wordt dan het hier en nu van Nederland. Er moet wereldwijd gekeken worden, en ook in de toekomst, eveneens een benadering die ik steeds gewild heb. Het rapport bepleit dat niet meer naar één indicator gekeken gaat worden maar naar een (beperkte) hoeveelheid indicatoren, in de vorm van een checklist. Over welke indicatoren in die checklist moeten worden opgenomen doet de commissie geen uitspraken, jammer.

    Het rapport bevat het voorstel om ieder jaar een verantwoordingsdebat te voeren over de ontwikkeling van de welvaart in deze brede zin. Zo’n debat zou men kunnen vergelijken met het verantwoordingsdebat dat regering en Kamer nu al kennen. Ik ben voorstander van zo’n debat. Het gevaar is wel dat het een verplicht nummer wordt vergelijkbaar met het beleidsdebat dat nu al jaarlijks gevoerd wordt. Voor een degelijke uitholling van een belangrijk principe moet dan ook gewaakt worden.

    Positief is ook de serieuze behandeling van de verschillende ecologische voetafdrukken. Dat is echt een winstpunt, in het recente verleden nog werd daar beleidsmatig nauwelijks naar gekeken.

    Uitgangspunt blijft toch het bbp?

    Met één onderwerp van het rapport heb ik grote moeite. Dat is het gebruik van de indicator bbp. Het rapport bevat op verschillende plaatsen kritische kanttekeningen bij de tekortkomingen van deze indicator. Evenwel trekt zij deze kritiek nauwelijks door naar haar conclusies. Dat betekent dat deze indicator de centrale factor blijft in belangrijke beleidsdocumenten als de jaarlijkse Macro Economische Verkenning, in tegenstelling tot ecologische en sociale factoren als de voetafdruk, de ecologische schuld, de omgekeerde ontwikkelingshulp (zeer actueel gezien de Panama Papers) en de ongelijkheid. De commissie verklaart het bbp tot een robuuste indicator. Welnu, als iets niet waar is, is het dit. Wereldwijd wordt al sinds jaar en dag en in brede kring gewezen op de fundamentele gebreken van deze indicator. Die afwijzing heeft niet alleen te maken met haar statistische tekortkomingen. Zij heeft ook als grote makke dat veel beleid gericht is op de bevordering van economische groei als uitgedrukt in het bbp. En dat dan met ernstige gevolgen voor mens en milieu zoals wij die nu haast dagelijks ervaren. In het rapport wordt een breed beeld geschetst van de discussie over dit onderwerp. Spijtig is dat daarbij geen enkele verwijzing is naar de vele inspanningen die sociale bewegingen en de civil society in het algemeen hebben verricht. Zonder al die inspanningen was deze commissie en dus ook dit rapport er nooit geweest. Zit hier een bepaalde politieke keuze achter? Kortom, de Nederlandse politiek kan gefeliciteerd worden met dit rapport, zij het dat er nog belangrijke hobbels moeten worden genomen willen mensen en milieu er echt iets aan hebben. Lou Keune Voor meer teksten van Lou Keune, zie www.loukeune.nl of www.platformdse.org

  • Het bbp: “Van voren af aan beginnen”

    Door: Lou Keune

    Het was ergens in de jaren zeventig van de vorige eeuw. In de aula van onze universiteit vond een levendige discussie plaats over het karakter van de dominante vormen en paradigmata van de wetenschapsbeoefening. De spanningen spatten er vanaf. Het was vooral een confrontatie tussen gevestigde wetenschappelijke opvattingen en praktijken versus hooggespannen verwachtingen over de maatschappelijke mogelijkheden en taken van de wetenschap. Een van de topics in de discussie was de zogenaamde waardenvrijheid van de wetenschapsbeoefening. Dat mede naar aanleiding van toen onder studenten en sommige docenten populaire boeken als Simone de Bouvoirs ‘De Mandarijnen’ en Noam Chomsky’s ‘De macht van Amerika en de Nieuwe Mandarijnen’. Die lieten zien hoe intellectuelen terecht kunnen komen in een beroepspraktijk ten dienste van de heersende machten. Chomsky bijvoorbeeld beschreef hoe antropologen en andere sociaalwetenschappelijke onderzoekers werden ingezet in de oorlog in Vietnam, ten dienst van het Amerikaanse leger.

    Wetenschap instrument in de koude oorlog

    Dat boek herinnerde mij aan mijn eigen ervaringen met het VS programma Operación Simpatico, begin jaren zestig in Colombia. Mijn Colombiaanse collega en ik kregen het aanbod van Amerikaanse onderzoekers om onze omvangrijke en gedetailleerde dataverzameling over duizenden lokale leiders en gemeenschappen en hun ontwikkelingsinspanningen te laten verwerken door de toen meest geavanceerde machines van verwerking, voorlopers van de hedendaagse computers. En dat zonder enige verplichting. Onze Amerikaanse collega’s vertelden daarbij van hun inspanningen en ervaringen opgedaan in Zuidoost Azië. Dat zette ons aan het denken, wat is hier gaande? De ‘koude oorlog’ werd immers op veel terreinen gevoerd, ook op die van de wetenschap en haar beroepspraktijken. Om een lang verhaal kort te maken: wij maakten de zaak aanhangig bij de Vereniging van Sociologen van Colombia. Haar onderzoek en dat van collega associaties in andere Latijns-Amerikaanse landen openbaarde het bestaan van Operación Simpático.

    lou keuneDat VS-programma had ten doel informatie te krijgen over lokale leiderschapspatronen tot op het niveau van namen van plaatsen en personen, met als doel campagnes van bestrijding van communistisch geachte personen en bewegingen te vergemakkelijken, de zogenoemde counter-insurgency. Sociale wetenschap dus als oorlogsinstrument. In genoemd boek van Chomsky wordt ook dit programma besproken. Het boek laat zien in welke vaarwateren je terecht kunt komen, dikwijls met de beste bedoelingen. Ik wil niet zeggen dat het werken met indicatoren als het bbp vergelijkbaar is met het werken voor de CIA. Het gaat mij om het algemene punt: wat is jouw beroepspraktijk, werk je met opvattingen en methoden die maatschappelijk gezien ons allen vooruit helpen of dieper het moeras in? Of, dat kan natuurlijk ook, doet het er niet toe wat je doet, behalve misschien verspilling van energie?

    “Dan kan ik van voren af aan beginnen”

    Terug naar Tilburg, naar de aula. Het was een met emoties geladen en tegelijkertijd diepgaande discussie. Het ging dan ook ergens over, vrijblijvendheid leek uitgebannen. Na afloop stond ik na te praten met een van mijn collega’s. Beiden waren wij zeer te spreken over de confrontaties die hadden plaatsgevonden, wij vonden die ondanks alle emoties hoogstaand en zeer relevant. Wij stonden ieder op eigen wijze en eigen plek in dat strijdperk. Mijn collega zei toen, en dat is mij bijgebleven: “Lou, wat jullie willen betekent dat ik helemaal van voren af aan moet beginnen.” Daarmee gaf hij blijk van een voor intellectuelen dikwijls groot probleem. Je hebt een bepaalde wetenschappelijk houding en inzichten opgebouwd en daarmee ook een bepaalde beroepspraktijk waarmee je vooraanstaand hoogleraar bent geworden. En dan word je geconfronteerd met vragen en eisen die een heel andere kant uitgaan. En ja, geef daar maar eens aan toe. Je zou het misschien kunnen vergelijken met de metanoia (omkering) van Saulus in Paulus, een kleine 2000 jaar geleden, tijdens zijn reis naar Damascus. Althans, zo zou je dat kunnen ervaren.

    Ik moet daaraan nogal eens denken, de laatste tijd, als het gaat om de kwestie van het nut of onnut, of de zin of onzin van het gebruik van de in beleids- en economenkringen zeer populaire indicator bruto binnenlands product: bbp. Zoals eerder beschreven kleven aan deze maatstaf van economische ontwikkeling veel tekortkomingen. Met het bbp wordt gepretendeerd inzicht te geven in de totale toegevoegde waarde gedurende één jaar, bijvoorbeeld van Nederland. Maar doet het dat ook? Toegevoegde waarden waar geen geld aan te pas komt tellen niet mee. Huishoudelijke arbeid bijvoorbeeld. Met heel veel onttrokken waarden als milieuschades wordt geen rekening gehouden. Bovendien worden soms transacties als toegevoegde waarden meegeteld die eigenlijk verloren waarden impliceren. Bijvoorbeeld gezondheidsuitgaven ten dienste van mensen ziek geworden door het door het verkeer veroorzaakte fijnstof. De gebruikers van het bbp pretenderen met deze indicator ook de economische groei te meten. Ik denk dat hier sprake is van een vergissing. Het zou wel eens kunnen zijn dat als je alles meetelt, de laatste drie decennia sprake is geweest van krimp in plaats van groei, of op zijn minst van stagnatie.

    So what?

    Nu kun je zeggen, wat doet het er toe, er worden wel meer statistieken gebruikt die niet helemaal kloppen. Maar in dit geval gaat het om een heel ernstige zaak. Want aan dat bbp denken en meten is ook een beleid gekoppeld van economische groei, bbp groei dus. Groei moet! En daarmee worden ook allerlei andere eisen en verwachtingen aan de samenleving gesteld. Bedrijven moeten groeien, en daarvoor hun winsten maximaliseren. Het consumentenvertrouwen moet omhoog want er moet verkocht worden. En zo meer. Dit groei-fetisjisme is funest voor het milieu. En is funest voor de sociale verhoudingen omdat het races to the bottom en ongelijkheden aanwakkert. Waarom wordt daarmee toch doorgegaan?

    Iedereen doet het

    Verschillende factoren spelen een rol. Een daarvan heeft te maken met de aard van de economische wetenschapsbeoefening. Het gebruik van het bbp stamt uit de jaren dertig van de vorige eeuw en is gebleken een handig instrument te zijn om de economie te beschrijven en te kwantificeren. Groei was ook de overheersende doelverwachting, zeker na de Tweede Wereldoorlog toen er veel hersteld moest worden en tientallen nieuwe landen, ‘ontwikkelingslanden’, gestimuleerd werden en eigen ambities ontplooiden om deel te nemen aan de wereldwelvaart. Vanaf de jaren vijftig, gefaciliteerd door de onder auspiciën van de Verenigde Naties en daarmee gelieerde instellingen als de Wereldbank en het IMF ontwikkelde nationale rekeningen en andere statistieken, werden economieën planmatiger aangepakt. Daarbij speelde, zeker in de westerse wereld en in de daarmee gelieerde landen het bbp een belangrijke rol. Want het vergemakkelijkte het stellen van doelen en het meten van resultaten. Voor alle duidelijkheid, in een groot deel van de wereld, in de Sovjet-Unie en in China en enkele kleinere landen, werd niet het bbp, maar andere begrippen als het Netto Materiële Product gehanteerd, die meer zicht zouden geven op de materiële vooruitgang. In zijn toespraken over de voortgang geboekt in een bepaald jaar, had Fidel Castro het niet over economische groei maar over hoe de productie en consumptie van bijvoorbeeld eieren en schoenen waren toegenomen. Maar in de westerse wereld en in de meeste ontwikkelingslanden was het bbp dé maatstaf. Natuurlijk, andere maatstaven voor meting van vooruitgang werden ook gehanteerd, bijvoorbeeld de kindersterftegraad en het alfabetisme. Maar economisch gezien ging het om het bbp. Deze mondiale praktijk vergemakkelijkte het ontwikkelen van wereldwijde programma’s van ontwikkeling. Herlezing van de VN documenten over het eerste ontwikkelingsdecennium (vanaf 1961) laat niet alleen het enthousiasme zien waarmee ontwikkelingseconomen als Jan Tinbergen de grote taak van het uitbannen van armoede ondernamen. Het laat ook zien hoe de beleidsbepaling gefaciliteerd werd door het gebruik van instrumenten als het bbp. En dat niet alleen. De hele economische wetenschap ‘genoot’ van het gemak van dergelijke data. Het leidde ook tot de ontwikkeling van modellen die de beleidsbepaling zeer vergemakkelijkten: Als je dít doet, verandert er daar en daar dát. Mede natuurlijk dankzij instrumenten als input-outputtabellen, elasticiteiten en multipliers.

    Belangen in het geding

    Met andere woorden, iedereen gebruikte en gebruikt deze statistieken. Vele economische proefschriften zijn erop gebouwd, vele beleidsdocumenten zijn er aan opgehangen. Maar ja, als iedereen het doet, dan wordt het natuurlijk moeilijk om er van af te komen. Want hoe kun je nu mondiaal communiceren, bijvoorbeeld op wetenschappelijke congressen, als je niet dezelfde taal hanteert? Ik denk dat dit een belangrijke verklaring is van de irrationele houding om te blijven werken als van ouds. Daar komt nog een punt bij. Het 'bbp denken' heeft zoals gezegd gevolgen voor de doelstellingen van het economische beleid. Dat beleid vergemakkelijkt de bestaande vormen van ondernemerschap. Dat wil zeggen dat productie en handel en financiering ten eerste geleid worden door het principe van (private) winstmaximalisatie. Grote private belangen zijn verbonden aan het heersende economische vertoog. Zou je andere economische maatstaven dominant verklaren, bijvoorbeeld de ecologische voetafdruk, dan botst dat ten gronde met deze particuliere belangen. Uit oogpunt van winstmaximalisatie moet Unilever de consumptie van lekkere ijsjes aanwakkeren. Maar om te helpen de voetafdruk omlaag te krijgen moet Unilever het tegenovergestelde doen, namelijk de overconsumptie ontraden. Geloof maar dat als het EU parlement zou willen besluiten om op een andere, ecologisch en sociaal verantwoorde manier nationale rekeningen in te richten en het beleid daardoor te laten bepalen, het immense leger van lobbyisten van al die transnationals in actie zou komen. Er speelt meer. En dan kom ik weer terug bij mijn zeer gewaardeerde collega. Hij heeft natuurlijk gelijk. Het kan inderdaad zijn dat als je tot het inzicht komt dat je verkeerde instrumenten hanteert en dat je eigen beroepspraktijk discutabel is, dat dan verregaande gevolgen kan hebben voor jezelf. Ik herinner mij nog goed het moment dat de Club van Rome in 1972 met haar eerste rapport kwam. Mijn eerste reactie was zeer afwijzend. Er waren belangrijker zaken dan ‘die zeehondjes’, als de mondiale sociale kwestie en onze solidariteit met de armen in de wereld. Gelukkig verkeerde ik in kringen die mij al dan niet hardhandig wezen op het gebrekkige van mijn standpunten. Ecologische en sociale vraagstukken zijn even belangrijk en hebben alles met elkaar te maken. Wat moet dat moet!

    Commissie Breed Welvaartsbegrip

    Er schijnt een lichtje aan de horizon. En dat is de Nederlandse Tweede Kamer. Daar loopt een discussie over de welvaartsmeting en of het bbp nu wel of niet zo’n goede indicator is. Al enkele jaren ‘hangt boven de Kamer’ een motie van die strekking ingediend door de ChristenUnie en GroenLinks om het probleem eindelijk eens aan te pakken. Dat heeft geleid tot het besluit van de Kamer om zelf een onderzoek hierover te starten. Daarvoor is uit eigen midden een 'Tijdelijke Commissie Breed Welvaartsbegrip' ingesteld, die sinds enkele maanden met haar onderzoek bezig is. Is het bbp wel zo’n goede indicator om welvaart te meten, vraagt die commissie zich af, en welke andere indicatoren zouden nodig zijn om het beter te doen? Wie weet komt het er dan toch eens van. Voor meer teksten van Lou Keune, zie www.loukeune.nl of www.platformdse.org. Meer columns van Lou Keune:

  • Column: Groei of krimp?

    Lou Keune

    Natuurlijk, Rutte, Dijsselbloem en Kamp deden hun best om niet triomfantelijk over te komen. Dat lukte niet helemaal. Zij toonden duidelijke voldaanheid bij de meest recente rapportage van het Centraal Plan Bureau (CPB) over de economische groei in Nederland. Deze rapportage was als steeds vervat in de jaarlijkse Macro Economische Verkenning (MEV) van het CPB. Dat is een van de belangrijkste documenten voor de regering omdat het kaderstellend is voor de vaststelling van het regeringsbeleid.

    Uit dit rapport komen de veel gebruikte gegevens over economische groei (2 % in 2015), de belastingopbrengsten (“toenemend”), en de verhouding tussen de overheidstekort en het Bruto Binnenlands Product (BBP) (daalt naar 2,1 % in 2015). Die gegevens scheppen een rooskleurig beeld, zeker in vergelijking met die van de afgelopen jaren, en zeker ook voor de korte termijn. Nu is er geen sprake meer van strenge geluiden uit Brussel toen Nederland de grens van 3 % schuld had overschreden, integendeel. Ook kunnen weer wat leuke dingen voor de mens gedaan worden, in de vorm van het 5-miljard pakket. Sommigen spraken van een feestbegroting, maar nee, aldus Rutte en politieke vrienden, wij moeten nuchter blijven. Toch, tevredenheid alom, zeker binnen de coalitie. “Zie je wel, het beleid werkt”. Hoogstens een kniesoor begon te zeuren over de wereldmarkt en dat daaraan de BBP groei was te danken. Natuurlijk, die omstandigheid heeft voor Nederland positief gewerkt. Maar het beleid van de afgelopen jaren heeft, aldus de regering, ook daaraan bijgedragen. Nu nog het vraagstuk van de werkeloosheid aanpakken, die blijft onaanvaardbaar hoog, daar is iedereen het over eens.

    Groei van het BBP in Nederland (bron: MEV 2016)

    Gaat het beter?

    Gaan wij economisch gezien de goede kant op? Als je die vraag in een breder perspectief zet, wordt het beeld heel anders. De berichten over toenemende ongelijkheid in inkomens en vermogens, nationaal en mondiaal blijven zeer verontrustend. Zie bijvoorbeeld onderstaande ‘champagne glas’ grafiek over de mondiale verdeling van inkomens. Die grafiek illustreert de enorme concentratie van inkomens bij een klein deel van de wereldbevolking. Alle inwoners van Nederland, op ongedocumenteerden na, behoren tot de 20% rijksten van de wereld.

    Het aantal mensen dat het moet doen met een inkomen onder het ‘absolute bestaansminimum’ ($ 1,25 per persoon per dag) blijft rond de 1 miljard hangen. En dan te weten dat deze norm eigenlijk achterhaald is. De moderne tijd stelt extra bestaanseisen in vergelijking met dertig jaar geleden, wie kan nog meedoen in de samenleving zonder, bijvoorbeeld, deelname aan het digitale verkeer? Hoe dan ook, als het om economische armoede en ongelijkheid gaat is er geen reden om juichend te doen.

    Mondiale inkomensverdeling (Bron: Oxfam International 2014)

    Milieu

    Datzelfde geldt voor het milieu. De berichten over het klimaat worden steeds verontrustender. Als gevolg van de hoge uitstoot van CO2 wordt het onmogelijk geacht de gemiddelde temperatuurstijging te beperken tot 2⁰C. Nu al doen zich veel klimaat gerelateerde verstoringen voor als langdurige droogtes, extreme regenbuien en stijgingen van de zeespiegel, die leiden tot verregaande gevolgen voor grote aantallen mensen.

    Zeer verontrustend zijn ook de berichten over het overgebruik van de natuurlijke hulpbronnen. Uitgaande van de maatstaf van duurzaamheid van die hulpbronnen blijkt dat er een overgebruik (‘overshoot’) is van zo’n 50 %. De gemiddelde ecologische voetafdruk in Nederland is nu ruim 6 global hectares (GH) per inwoner. Als je de norm van duurzaamheid zou hanteren, zou dat gemiddelde niet hoger dan 1,8 GH mogen zijn. Eigenlijk zouden wij, Nederlanders, ons materieel verbruik met meer dan 2/3 moeten terugdringen. Vergelijkbare indicaties zijn er over de afname van de biodiversiteit. Niet voor niets wordt de term ecocide gehanteerd.

    Mondiale ecologische voetafdruk (Bron: LPR 2014)

    Het gaat dus, sociaal en ecologisch gezien, om verontrustende ontwikkelingen die het dagelijkse leven van mensen verregaand beïnvloeden. Dat heeft ongetwijfeld gevolgen voor de stabiliteit van samenlevingen. Armoede, ongelijkheid en ecologische degradatie zijn belangrijke voedingsbodems voor het ontstaan van conflicten tussen mensen en mensengroepen. Mensen zijn steeds weer gedwongen om omstandigheden als geweld, armoede en ecologische uitputting te ontvluchten. Met als gevolg omvangrijke migratoire bewegingen.

    Anders rekenen

    Allemaal interessant natuurlijk, zou je kunnen zeggen. Maar wat heeft dat met economische groei te maken? Wij hebben, aldus velen, juist economische groei nodig om armoede en milieu aan te pakken en om vluchtelingen op te vangen. Hier komen wij op de definitie en de berekening van economische groei. De door het CPB gehanteerde maatstaf BBP is de som van alle ‘toegevoegde waardes’. Hoeveel input wordt er verbruikt in producties van goederen en diensten, wat leveren die producten op bij verkoop, en wat is het verschil daartussen, dat is toegevoegde waarde. Dit is een zeer globale formulering waar veel aan te nuanceren is. Waar het mij om gaat is dat de berekening van het bbp berust op het totaal van gemonetariseerde transacties, transacties dus waarbij met geld wordt betaald.

    Die verenging tot gemonetariseerde transacties heeft verregaande gevolgen. Zo wordt een groot deel van de productie niet meegenomen. Dat betreft die transacties die zijn gebaseerd op onbetaalde arbeid. Als ik voor mijn buurman zorg en daarvoor ‘wit’ betaald wordt, dan wordt die productie meegenomen in de berekening van het bbp. Maar als ik die zorg ‘om niet’ verleen, of in ruil lekkere maaltijden krijg, dan telt het niet mee. Terwijl er toch sprake is van productie. Dit betreft een belangrijke kwestie omdat de onbetaalde arbeid in Nederland, in uren gemeten, omvangrijker is dan de betaalde arbeid.

    Een ander voorbeeld betreft de omvang van de milieudegradaties. Die ontstaan door menselijk handelen, in het bijzonder door het verbruik van de natuurlijke hulpbronnen. Die schades zijn omvangrijk en behoren tot de input. Nemen wij weer de maatstaf van de ecologische voetafdruk. Dat meetinstrument geeft een betrekkelijk nauwkeurig beeld van de omvang van die schades. Want alle overgebruik is schadelijk voor de Aarde en voor toekomstige generaties. Het zou interessant kunnen zijn om aan die overshoot een geldswaarde te koppelen. Met enkele collega’s heb ik mij enkele jaren geleden daaraan gewaagd. Gewaagd, want het kan alleen maar door het hanteren van schaduwprijzen en die zijn uiteraard discutabel. Wij kwamen voor één jaar (2008) voor Nederland tot een overshoot met een geschatte waarde van € 334 miljard. Een enorm bedrag. Zo was het BBP van dat jaar zo’n € 640 miljard. Nogmaals, er is op deze berekening veel aan te merken. Maar for the sake of the argument kan het nuttig zijn.

    Er zijn inmiddels indicatoren ontwikkeld die laten zien dat wanneer je wel rekening houdt met zaken als onbetaalde arbeid en milieuschades, je op aanzienlijke verschillen met het BBP uitkomt. Een voorbeeld is de Index of Sustainable Economic Welfare (ISEW). Berekeningen van Brent Bleys laten grote verschillen zien, zie hieronder. En dan te bedenken dat in  niet alle milieuschades zijn meegenomen.

    Een breed begrip van economie

    Kortom, waarop is de tevredenheid van de regering nu feitelijk gebaseerd? Kennelijk op een indicator die belangrijke sociale en ecologische aspecten buiten beschouwing laat. Zo leidt BBP groei en het idealiseren daarvan nog altijd tot groei van de CO2 uitstoot en dus tot verdere milieudegradatie. Die en andere veranderingen gaan ons leven drastisch veranderen, en hoe dan ook veel geld kosten. Dat illustreert het belang van deze kwestie. Onder deze discussie ligt een groot verschil van opvatting over wat economie is. Onder praktisch alle beschrijvingen en analyses van concrete economieën ligt het ideologische vertrekpunt dat waarde gekoppeld is aan geld. Onder economie wordt, op de keper beschouwd, alleen maar geldeconomie verstaan. De rest als milieu, ondervoeding, geweld, huishoudelijke arbeid, heeft misschien met economie te maken maar behoort niet tot de economie. Dat is een zeer beperkte opvatting van economie. Ik pleit ervoor een begrip van economie te hanteren dat alle transacties omvat, alle handelen dat leidt tot productie van goederen en diensten.

    Voor meer columns van Lou Keune kunt u kijken op: www.loukeune.nl of www.PlatformDSE.org

  • China passeert VS als grootste economie ter wereld

    De Verenigde Staten zijn niet langer de grootste economie ter wereld, want cijfers van het IMF laten zien dat het bruto binnenlands product van China op dit moment groter is. Niet in absolute zin, maar wel als er een correctie voor koopkracht wordt toegepast. De omvang van de Amerikaanse economie daalde dit jaar volgens deze rekenmethode naar $17,4 biljoen, terwijl dat van China steeg tot $17,6 biljoen.

    De volgende grafiek laat zien dat de Chinese economie de afgelopen veertien jaar als kool is gegroeid. Was het voor koopkracht gecorrigeerde bruto binnenlands product in 2000 amper groter dan dat van Japan en slechts een fractie van dat van de Verenigde Staten, nu is China volgens berekeningen van het IMF de nummer één met een aandeel van 16,5% in de totale wereldeconomie. De VS staat tweede met een aandeel van 16,3%.

    Natuurlijk valt er op dit soort economische cijfers van alles aan te merken. Zo meet het bruto binnenlands product niet de impact van schulden en leveren ook slechte investeringen een bijdrage aan het bbp. Toch is het een redelijke indicatie voor de omvang van een economie. Begin vorig jaar passeerde China de Verenigde Staten al als grootste importeur van olie, een andere indicator die laat zien dat China inmiddels een wereldmacht is om rekening mee te houden. Ook zou China het voornemen hebben een grotere goudreserve te verzamelen dan de VS.

    Een artikel op Marketwatch maakt het belang van de koopkrachtpariteit goed duidelijk:

    "PPP is the real way of comparing economies. It is one reported by the IMF and was, for example, the one used by McKinsey & Co. consultants back in the 1990s when they undertook a study of economic productivity on behalf of the British government.

    Yes, when you look at mere international exchange rates, the U.S. economy remains bigger than that of China, allegedly by almost 70%. But such measures, although they are widely followed, are largely meaningless. Does the U.S. economy really shrink if the dollar falls 10% on international currency markets? Does the recent plunge in the yen mean the Japanese economy is vanishing before our eyes?

    Back in 2012, when I first reported on these figures, the IMF tried to challenge the importance of PPP. I was not surprised. It is not in anyone’s interest at the IMF that people in the Western world start focusing too much on the sheer extent of China’s power. But the PPP data come from the IMF, not from me. And it is noteworthy that when the IMF’s official World Economic Outlook compares countries by their share of world output, it does so using PPP."

    share-worlds-purchasing-power

    China passeert de VS als grootste economie ter wereld

     

  • De Chinese groei is oké

    chinese-groei

    Het zal weinigen ontgaan zijn, dat de Opkomende Markten niet langer de veel bejubelde lievelingen zijn van de belegger. Veel beleggers geloven niet langer meer, dat deze landen sterk en veerkrachtig zijn. Eerder is het tegendeel waar: ze zijn misschien wel erg kwetsbaar. Die kwetsbaarheid is natuurlijk wel het gevolg van het beleid van de Amerikaanse centrale bank. Die hebben ongelooflijke hoeveelheden liquiditeiten de wereld in gepompt. Landen als India, Indonesië, Brazilië, Zuid Afrika en Turkije (fragile five) zijn verslaafd geraakt aan al dat goedkoop geld. Ze kunnen niet meer zonder.

    Zorgen over Chinese groei

    Daarnaast leven grote zorgen over de Chinese economie. Die gaat vast een harde landing maken. Beleggers hebben de neiging ontzettend te generaliseren en hier treffen we daar een treffend voorbeeld van aan. De situatie in China verschilt enorm van de meeste opkomende landen. Hier geen tekorten, maar een enorm overschot op de lopende rekening. Het land kan dus een stootje hebben, mocht er geld wegvloeien als gevolg van het proces van tapering. Daarnaast hebben de Chinezen nog de beschikking over het enorme bedrag van $ 3,8 biljoen aan vreemde valuta’s mocht de nood aan de man komen. Dat neemt allemaal niet weg, dat het tempo van groei in China afneemt. En welbeschouwd is dat een goed teken. Het was onmogelijk maar ook onwenselijk, dat de Chinese economie jaar in jaar uit met ongeveer 10% zou blijven groeien. De ‘daling’ naar 7% - 8% is beslist geen voorbode van een reeks van rampen, zoals menig Westers commentator wil doen voorkomen. De kans is niet zo heel groot, dat het schimmige systeem van schaduwbankieren gaat exploderen, noch is de kans heel groot dat er snel veel sociale onrust gaat groeien. Die dingen kunnen altijd gebeuren en verdienen daarom ook in China nu de nodige aandacht. chinese-groei-BBP

    Rebalancing

    Het zou echter goed zijn om de groeivertraging niet als een instant ramp te beschouwen, maar veeleer als de uitkomst van het lang verhoopte proces van rebalancing van de Chinese economie. Er is een verschuiving gaande van een economie die draait op grote exporten en dito investeringen naar een economisch model, gebaseerd op consumptie en diensten. Die verschuiving maakt hopelijk een einde aan de ongezonde onderlinge afhankelijkheid van China en de VS. Zonder de Amerikaanse consument had China nooit zoveel kunnen exporteren. China op haar beurt koppelde de koers van de eigen munt aan die van de dollar. Op die manier bleef die munt ondergewaardeerd en dat maakte de export zeer concurrerend. De VS op hun beurt hadden die goedkope exporten nodig om het verlies aan koopkracht van de Amerikaanse middenklasse te compenseren. Bovendien had het land de Chinese besparingen nodig om de eigen tekorten te financieren. Het was echter geen huwelijk uit liefde, maar uit noodzaak. Het mag dan ook niet vreemd zijn, dat de relatie tussen beide landen altijd ietwat koel is geweest en bezaaid met grotere en kleinere conflicten. China heeft er nu genoeg van en gaat zijn eigen koers varen. China is daarom gestart met rebalancen. Het spaaroverschot wordt niet naar de VS overgemaakt, maar aangewend om een sociaal vangnet te gaan bouwen en om de koopkracht van de gezinnen te verbeteren. Dat beleid plaatst de VS voor een dilemma. Het land kan doorgaan op de weg van overconsumptie en spaartekorten met als resultaat een hoge inflatie, een hoge rente en een zwakke dollar. Of het kan kiezen voor de nieuwe strategie van sparen en investeren in plaats van consumeren. Kortom, China is van heel andere makelij dan de meeste van zijn buren. Het land steekt met kop en schouders boven de rest van de regio uit. En dat is maar goed ook, voor het land zelf, voor Azië en voor de rest van de wereld. Cor Wijtvliet. Bron: Stephen S. Roach, China’s growth puzzle. Project-Syndicate, February 27 2014 Vragen en opmerkingen kunt u richten aan [email protected]

  • Grafiek: Historisch overzicht van het wereldwijde bbp

    Grafiek: Historisch overzicht van het wereldwijde bbp

    De volgende grafiek is niet nieuw, maar geeft een interessante kijk in de economisch machtsverhoudingen vanaf het begin van onze jaartelling die we u niet willen onthouden. De grafiek laat zien dat landen als India en China vanaf het jaar nul tot en met het jaar 1800 de grootste economie hadden. Dat is niet verwonderlijk, aangezien deze twee landen ook toen al een groot gedeelte van de totale wereldbevolking hadden. In het jaar 1 hadden India en China respectievelijk 1/3 en 1/4 deel van de totale wereldbevolking en was hun aandeel in de wereldwijde economie ook ongeveer zo groot.

    Het wereldwijde bbp van de afgelopen 2000 jaar

    Het wereldwijde bbp van de afgelopen 2000 jaar (Bron: The Atlantic)

    Wereldwijde bbp vanaf 1800

    De samenstelling van het wereldwijde bbp begon vanaf 1800 drastisch te veranderen. Dat kwam niet door een explosieve bevolkingsgroei in Westerse economieën, maar door de industriële revolutie die de economie razendsnel veranderde. Door de stoommachine en door de komst van stoomlocomotieven steeg de productiviteit in Westerse landen enorm, waardoor ons aandeel in de totale wereldeconomie steeds groter werd. Die voorsprong wist het Westen lang te behouden, totdat globalisering nieuwe productietechnieken over de hele wereld wist te verspreiden.

    Wat we ook niet moeten vergeten is dat het BBP een nominaal getal is, gebaseerd op de totale productie van een economie. In hoeverre economische groei gedreven wordt door efficiëntere productie of door schuldcreatie, dat blijkt moeilijk vast te stellen. Wel mag duidelijk zijn dat het bbp van Westerse landen in de twintigste eeuw een gigantische boost heeft gekregen door het fractionele banksysteem en door het loslaten van de koppeling van goud en geld. Dat kan ook de verklaring zijn voor het relatief grote aandeel van de Verenigde Staten in de totale wereldeconomie.

    Wereldwijde bbp vanaf 2000

    Vanaf het millennium heeft met name China een inhaalslag gemaakt. Door de lage lonen en door de toenemende globalisering werd veel productie overgebracht van Westerse landen richting China. Aanvankelijk zorgde dat voor veel organische groei van de Chinese economie, maar de afgelopen jaren levert ook in China de kredietgroei een steeds grotere bijdrage aan het Chinese bbp. Deze grafiek uit een rapport van Bridgewater laat die ontwikkeling mooi zien.

    Wat zegt het bbp?

    De grote vraag is echter in hoeverre deze grafiek een betrouwbaar beeld van de werkelijke economische verhoudingen geeft. Naar welke maatstaf is het bbp omgerekend (dollars?) en in hoeverre speelt de schuldcreatie in het ‘Westen’ een rol in de opkomst van de Verenigde Staten en Europa vanaf 1800 tot en met nu? Wat de grafiek in elk geval wel duidelijk maakt is dat China en India in het verleden ook machtige economieën waren. We moeten dan ook niet vreemd opkijken dat de helft van het jaarlijkse aanbod van goud richting deze twee landen gaat.

    Bron: The Atlantic