Tag: nederland

  • Vermogen huishoudens Nederland stijgt door hogere huizenprijzen

    De stijging van het vermogen van huishoudens in Nederland kan voor een belangrijk deel worden toegeschreven aan de stijging van de huizenprijzen. Nieuwe cijfers van het CBS laten zien dat het doorsnee vermogen van huishoudens in 2017 met ruim €6.000 was gestegen tot €28.300, maar dat het vermogen zonder eigen woning slechts met €600 was toegenomen. Kijken we naar de langere termijn, dan zien we dat de doorsnee vermogenspositie per saldo niet veel beter is geworden.

    Uit cijfers van het CBS blijkt dat de vermogenspositie van Nederlandse huishoudens de laatste jaren weer aansterkt, maar dat we nog lang niet terug zijn op het niveau van voor de crisis. In 2017 bedroeg het doorsnee vermogen inclusief eigen woning €28.300, terwijl dat in 2008 nog €46.900 was. Ook zijn nog niet alle huishoudens hersteld van de crisis op de woningmarkt. Onder de groep huishoudens met een negatief vermogen zitten namelijk veel huishoudens die financieel onder water staan met hun woning.

    Vermogen van huishoudens erg afhankelijk van huizenprijzen (Bron: CBS)

    Grote vermogensongelijkheid

    Door de grote fluctuaties van de huizenprijzen neemt ook de vermogensongelijkheid toe. Wie op het hoogtepunt van de markt een huis kocht staat mogelijk onder water, terwijl een ander overwaarde in de schoot geworpen krijgt. Drie op de tien huishoudens heeft geen vermogen of en negatief vermogen. In die laatste groep zitten zoals gezegd veel huishoudens met een hogere hypotheekschuld dan wat hun huis waard is. Aan het andere uiteinde van het spectrum zien we een sterke concentratie van het vermogen bij de rijkste tien procent. Hun bezittingen bestaan voor een derde uit een eigen woning, een vijfde uit aanmerkelijk belang en voor 15% uit banktegoeden.

    Grote vermogensongelijkheid in Nederland (Bron: CBS)

    Meeste vermogen bij ouderen

    Ouderen zijn gemiddeld het meest vermogend, omdat zij gedurende hun leven de tijd hebben gehad om bezit op te bouwen. De doorsnee vermogenspositie van 65-plus huishoudens was begin 2017 ongeveer €113.000. Voor jongere huishoudens is de situatie heel anders, want in de leeftijdscategorie tot 25 jaar heeft ruim 40 procent een negatief vermogen. Bij huishoudens tussen de 25 en 45 jaar is de situatie wel wat beter, maar heeft een derde nog steeds meer schulden dan bezittingen. Daar komt bij dat ouderen meer pensioenvermogen hebben opgebouwd, een vermogenscomponent die niet in de cijfers van het CBS verwerkt is.

    Veel jongere huishoudens hebben negatief vermogen (Bron: CBS)

    Eigen woning zeer bepalend

    Zoals Klaas Knot onlangs terecht opmerkte is de Nederlandse economie sterk afhankelijk van de situatie op de woningmarkt. Stijgen de huizenprijzen, dan voelen we ons rijk en geven we makkelijk geld uit. Dalen de huizenprijzen weer, dan stagneert de consumptie en komt de klap extra hard aan. De eigen woning is volgens het CBS met een aandeel van 58% in de totale bezittingen het belangrijkste vermogensbestanddeel van huishoudens. De centraal bankier pleitte daarom voor een versterking van de buffers van huishoudens en voor een versobering van de kredietverlening. Op die manier worden huishoudens minder kwetsbaar voor tegenslagen op de woningmarkt.

    Eigen woning is belangrijkste component van totale vermogen van huishoudens (Bron: CBS)

    Volg Marketupdate nu ook via Telegram

    Waardeert u de artikelen en analyses op onze site, steun ons dan met een eenmalige of periodieke donatie. Met uw donatie kunnen we mooie artikelen blijven schrijven en worden we minder afhankelijk van inkomsten uit advertenties. Klik hier om te doneren!




  • Nederlanders sparen te weinig

    Nederlanders hebben in vergelijking met huishoudens in andere Europese landen weinig spaargeld, maar daar staat tegenover dat we veel vermogen hebben in de vorm van overwaarde op een eigen huis en in besparingen via de pensioenfondsen. Dat concludeert de Rabobank in een nieuw onderzoek dat deze week werd gepubliceerd. Volgens de bank houden huishoudens in Nederland vanwege de relatief hoge woonlasten en de premies voor sociale voorzieningen en pensioenen minder geld over om zelf te sparen.

    Volgens de Rabobank is het goed dat huishoudens vermogen opbouwen, maar is het niet wenselijk dat er zoveel vermogen gevangen zit in een eigen woning en in pensioenpotten. Dat vermogen kan in noodgevallen immers niet aangesproken worden, terwijl dat met spaargeld wel kan. Nederlandse huishoudens zijn daarom onnodig kwetsbaar bij financiële tegenvallers. Valt hun inkomen weg, dan hebben ze bijna geen financiële buffer om op terug te vallen en kunnen ze snel in de problemen komen.

    Nederlanders hebben veel vermogen in pensioenen en vastgoed (Bron: Rabobank)

    Nederlanders sparen minder vanwege overwaarde

    In van de redenen waarom Nederlandse huishoudens minder spaargeld aanhouden is dat ze minder vrij besteedbare inkomen hebben, maar minstens zo belangrijk zijn de effecten van de woningmarkt. Door de hoge loan to value ratio kunnen starters op de woningmarkt het grootste deel van hun huis met een hypotheek financieren, waardoor er minder noodzaak is om te sparen. En hoewel deze norm de laatste jaren al iets versoberd is blijft de loan to value ratio in Nederland met 100% vrij hoog ten opzichte van andere Europese landen. In veel landen ligt het maximum op 80 tot 85 procent, wat betekent dat je als starter meer spaargeld moet meenemen om een huis te kunnen kopen.

    Nederlanders die al een huis hebben zijn waarschijnlijk ook minder gemotiveerd om extra te sparen, indien ze overwaarde hebben op hun eigen woning. Door de overwaarde voelen huizenbezitters zich rijker en voelen ze minder urgentie om een deel van het vrij besteedbare inkomen op een spaarrekening te zetten. Zo heeft één op de vijf huishoudens volgens het onderzoek van de Rabobank zelfs helemaal geen spaargeld achter de hand.

    Vrij besteedbare inkomen is in Nederland relatief laag (Bron: Rabobank)

    Woonlasten in Nederland zijn relatief hoog (Bron: Rabobank)

    Meer flexibiliteit en lagere belastingdruk

    Volgens de Rabobank zit het vermogen van Nederlandse huishoudens voor een te groot gedeelte vast in illiquide pensioenen en huizen. Daarom pleiten de onderzoekers voor een verlaging van de belastingdruk, zodat het vrij beschikbare inkomen van huishoudens toeneemt en er meer ruimte komt om zelf te sparen. Daarnaast zijn er hervormingen nodig met betrekking tot de woningmarkt en de pensioenen, zodat huishoudens meer flexibiliteit hebben in de manier waarop ze vermogen opbouwen. Onlangs nog publiceerde de bank een reeks van aanbevelingen voor noodzakelijke hervormingen op de Nederlandse woningmarkt.

    Huishoudens zouden ook meer ruimte moeten krijgen om bijvoorbeeld een deel van hun pensioen eerder op te nemen, terwijl diegene met veel vermogen in hun eigen woning de mogelijkheid zouden moeten krijgen om minder pensioen op te bouwen. De Rabobank merkt terecht op dat sparen in Nederland ook door fiscale regels minder aantrekkelijk is. Zo vallen spaartegoeden onder de vermogensrendementsheffing in box 3, terwijl vermogen in de eigen woning veel minder zwaar belast of zelfs gesubsidieerd wordt. Ook wordt de pensioenopbouw tot een zekere hoogte niet belast. Hervormingen op dit gebied kunnen het aantrekkelijker maken om meer spaargeld aan te houden.

    Belastingdruk in Nederland is relatief hoog (Bron: Rabobank)

  • Hoe goed is ons economieonderwijs?

    Economie is een belangrijk vak in het Nederlandse onderwijs, maar in hoeverre sluit het lesmateriaal dat op scholen en universiteiten gebruikt wordt nog aan bij de actualiteit? Zijn de theorieën en modellen die we moeten leren nog wel relevant en betrouwbaar? Volgens Rethinking Economics NL, een netwerk van studenten, academici en gepassioneerde denkers, is het economieonderwijs in Nederland te eentoning, te wiskundig en te theoretisch.

    Rethinking Economics NL probeert via de website Economie Onderwijs de discussie over het lesmateriaal op gang te brengen en bracht in kaart wat de stand van het huidige onderwijs is. Uit dat onderzoek blijkt dat de neoklassieke theorie over economie nog altijd de dominante stroming is. Veel alternatieve benaderingen van de economie, zoals de Oostenrijkse school, blijken nauwelijks aan bod te komen.

    Sam de Muijnck van Rethinking Economics NL ging bij Café Weltschmerz in gesprek met econoom Martijn Jeroen van der Linden om de staat van het economieonderwijs te analyseren. Een boeiend gesprek over de evolutie van het lesmateriaal op onze scholen en universiteiten.

    Volg Marketupdate nu ook via Telegram

  • Grote vermogensongelijkheid in Nederland

    De vermogensongelijkheid in Nederland is relatief groot in vergelijking met andere Westerse landen, zo blijkt uit een recent onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Van alle 28 landen waar de gegevens van verzameld werden kwam ons land op de tweede plaats, wanneer je kijkt naar de vermogensconcentratie onder de bevolking. Alleen in de Verenigde Staten zijn de verschillen in rijkdom nog groter.

    Van alle onderzochte landen bleek de rijkste 10% gemiddeld goed te zijn voor 52% van het totale vermogen. Ter vergelijking, in Nederland ligt dat aandeel met 68% aanzienlijk hoger. Toch is de situatie nog niet zo extreem als in de Verenigde Staten, waar de top 10% van de bevolking maar liefst 79% van het vermogen in handen heeft. Om dat in perspectief te plaatsen, de ‘armste’ 60% van de Amerikaanse bevolking heeft slechts 2,4% van al het vermogen.

    Vermogensongelijkheid is groot in Nederland (Bron: OESO, grafiek van Statista)

    Geen vermogen maar schuld

    Dat een groot deel van de bevolking geen vermogen heeft wil niet zeggen dat ze geen bezittingen hebben. We moeten er ook rekening mee houden dat er veel huishoudens zijn die hun vermogen met schulden gefinancierd hebben, waardoor hun netto vermogenspositie gering of zelfs negatief is.

    Volgens cijfers van de OESO is dit bijvoorbeeld het geval in Nederland en Denemarken. In deze landen is het vermogen van de ‘onderste ‘60% van de bevolking zelfs negatief. Dat betekent dat de schulden van deze huishoudens gemiddeld groter zijn dan hun bezittingen.

    Lees ook:

  • Besteedbaar inkomen Nederland daalt

    Het vrij besteedbare inkomen in Nederland is sinds 2002 niet gestegen, maar juist gedaald. Dat concluderen de onderzoekers Peter Keus en Johan Verbruggen in een vergelijkend onderzoek naar de welvaart in verschillende landen sinds de invoering van de euro. De resultaten zijn opmerkelijk, omdat consumenten in andere onderzochte Westerse economieën er wel 10% tot 25% op vooruit zijn gegaan.

    Nederlandse huishoudens hebben per saldo minder te besteden dan in 2002, ondanks de sterke economische groei sinds de crisis van 2008. Canadezen hebben gemiddeld zelfs 30% meer vrij besteedbaar inkomen dan in 2002, terwijl Finland en Denemarken er ongeveer 20% op vooruit zijn gegaan.

    Lonen onder druk

    Het achterblijven van het besteedbare inkomen is volgens de onderzoekers het resultaat van een zeer beperkte loonstijging. Werknemers gaan er minder op vooruit dan in andere landen, terwijl de Nederlandse arbeidsmarkt ook in toenemende mate wordt ingevuld door flexwerk. In 2004 had 73% van de werkende bevolking een vast contract, terwijl dat in 2017 voor slechts 61% het geval was.

    Door de opkomst van deeltijdbanen en de toename van het aantal zelfstandigen zonder personeel staan de lonen onder druk, omdat werkgevers beroep kunnen doen op goedkopere arbeidskrachten.

    De financiële crisis ligt op papier weliswaar achter ons, maar daar lijkt niet iedereen van te profiteren. In Nederland blijven de besteedbare inkomens duidelijk achter bij andere landen.

  • Huizenprijzen Australië dalen na aanscherping kredieteisen

    De huizenprijzen in Australië zijn voor het eerst sinds eind 2012 weer gedaald, nadat de toezichthouder de regels voor de kredietverlening door banken had aangescherpt. Vooral in grote steden als Sydney en Melbourne, waar de huizenprijzen het hoogst zijn, laat de markt inmiddels tekenen van zwakte zien. Volgens JP Morgan is de daling van de huizenprijzen voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de strengere hypotheekregels, waardoor huishoudens minder geld kunnen lenen voor de aankoop van een huis.

    Begin 2017 besloot de financiële toezichthouder in Australië nieuwe beperkingen op te leggen aan banken, door een maximum van 30% in te stellen voor aflossingsvrije hypotheken. Door deze aflossingsplicht kunnen huishoudens effectief minder geld lenen voor een nieuwe hypotheek, zelfs nu de rente op een historisch dieptepunt staat.

    Oververhitte woningmarkt

    Deze maatregel werd ingevoerd om oververhitting van de Australische huizenmarkt te voorkomen en dat lijkt inderdaad te werken. De toezichthouder begon zich de laatste jaren steeds meer zorgen te maken over de sterke toename van de hypotheekschulden ten opzichte van het gemiddelde inkomen van huishoudens. Zo groeiden de inkomens in Australië de laatste jaren met gemiddeld 3 tot 4%, terwijl de private schulden met 6% per jaar toenamen.

    Volgens JP Morgan-economen Ben Jarman and Henry St John waren de hoge private schulden al langer een bron van zorgen voor de toezichthouder, omdat de schulden van huishoudens waren opgelopen tot 189% van het besteedbare inkomen. Door de hypotheekverlening te versoberen zal op termijn ook de kredietverlening afnemen, met als bijkomend effect dat ook de huizenprijzen naar beneden zullen komen.

    Nederland blijft achter

    Terwijl Australië maatregelen neemt om de enorme kredietgroei en de daaruit volgende stijging van de huizenprijzen af te remmen blijft Nederland een zeer ruim kredietbeleid voeren. Huishoudens kunnen nog steeds 100% van de woning financieren, terwijl de regels voor tweeverdieners en zelfstandige ondernemers zelfs wordt versoepeld. Het is dan ook geen wonder dat juist in Nederland de huizenprijzen hard blijven stijgen en woningen voor steeds meer starters onbetaalbaar worden. Het afremmen van de prijsstijging lijkt geen hoge prioriteit te hebben, aangezien er zelfs weer meer aflossingsvrije hypotheken worden verstrekt door banken.

    Volg Marketupdate nu ook via Telegram

  • Column: Euforie over Nederlandse economie

    Eerder deze week kopten de kranten met het nieuws dat de economie in ons land weer op volle toeren draait. In het tweede kwartaal van dit jaar werd een groei van 1,5% gemeten, een groei die de afgelopen zeventien jaar nog maar twee keer eerder werd waargenomen. Ten opzichte van een jaar geleden groeide de economie met 3,3%, wat na correctie voor het aantal werkdagen zelfs 3,8% bleek te zijn.

    Volgens het CBS wordt de economische groei breed gedragen, aangezien zowel de consumptie, de investeringen als de export toenamen. Dat klinkt als goed nieuws, maar is natuurlijk niet het volledige verhaal…

    Wat is economische groei?

    Stel je voor dat mensen in uw omgeving opeens weer huizen gaan kopen of een nieuwe auto voor de deur zetten… dan krijg je de indruk dat hun persoonlijke economische situatie verbeterd is. Maar als vervolgens blijkt dat het huis gekocht is met een maximale hypotheek bij de bank en dat die auto pas over een paar jaar afgelost hoeft te worden, dan kijk je opeens heel anders naar hun economische situatie.

    Dit voorbeeld klinkt misschien heel logisch, maar als het gaat over de groei van de Nederlandse economie als geheel verliezen we dit totaalplaatje al snel uit het oog. Dan gebruiken we economische modellen waarin de factor schuld niet in de vergelijking wordt meegenomen.

    Dat is opmerkelijk, aangezien het vermogen dat wij als Nederlanders hebben voor een aanzienlijk deel bepaald wordt door de waarde van de eigen woning. Het zijn de schommelingen van de huizenprijzen die ervoor zorgen dat we in crisistijd massaal de hand op de knip houden en dat we ons in tijden van stijgende huizenprijzen te snel rijk rekenen. Met tienduizenden euro’s overwaarde op je huis geef je nou eenmaal makkelijker geld uit aan een vakantie of een nieuwe badkamer dan wanneer je huis onder water staat of de waarde gelijk is aan de hoogte van de hypotheek.

    Schuld gedreven economische groei

    Ik durf de bewering aan dat een groot deel van de groei van de Nederlandse economie, waar de media deze week euforisch over bericht hebben, te herleiden valt naar de stijgende huizenprijzen en het positieve sentiment dat daaruit voortkomt.

    Natuurlijk is het prettig dat het economisch weer beter gaat, de werkloosheid daalt en minder mensen naar de voedselbank gaan. Maar laten we deze gunstige omstandigheden ook gebruiken om lastige hervormingen door te voeren, zoals het versneld afbouwen van onze extreem hoge hypotheekschuld. En laten we deze kans ook aangrijpen om vaart te maken met het hervormen van ons pensioenstelsel, dat door de jongere generatie werknemers vaak als een ‘zwart gat’ wordt gezien waar alleen maar geld in verdwijnt.

    Het gezegde gaat dat je het dak moet repareren als de zon schijnt. Het is dan ook diep bedroevend om te zien dat de vier formerende partijen in politiek Den Haag zich in deze lastige tijden meer bezighouden met de vraag of het Wilhelmus wel of niet gezongen moet worden in de klas…

    Frank Knopers

    gs-logo-breed

    Deze column van Frank Knopers verscheen eerder op GoudstandaardGoudstandaard is gespecialiseerd in de verkoop en opslag van fysiek edelmetaal. Wilt u meer informatie over beleggen in edelmetalen? Bel ons op +31(0)88 46 88 488 of mail naar [email protected].




  • Ook Nederlands zilveren muntgeld kende inflatie

    Sommigen denken met weemoed terug aan de tijd van de gulden, omdat de prijzen met de invoering van de euro hard zijn gestegen. Het nostalgische verlangen naar de tijd dat de gulden nog intrinsieke waarde had moet toch ook kritisch bekeken worden, want ook in die tijd werd de waarde van het geld uitgehold. Niet zo verfijnd en subtiel als dat vandaag de dag gaat, maar door simpelweg eens in de zoveel tijd de intrinsieke waarde van het muntgeld te verlagen.

    zilverguldens-teaserDe zilveren guldens en rijksdaalders die vanaf 1840 geslagen werden door achtereenvolgens Koning Willem I, Willen II en Willem III waren niet alleen veel zwaarder dan de munten die in de twintigste eeuw in omloop waren, ook hadden ze een veel hoger zilvergehalte. Los van de verzamelwaarde die deze oude guldens en rijksdaalders hebben bevatte ze ook meer dan twee keer zoveel edelmetaal als de zilveren muntstukken die na de Tweede Wereldoorlog in omloop werden gebracht.

    Devaluatie gulden

    De eerste devaluatie van het muntgeld vond plaats in 1929 onder koningin Wilhelmina. Het gewicht van de rijksdaalders en de guldens bleef gelijk, maar het zilvergehalte van de munten werd verlaagd van 94,5% naar slechts 72%. Daardoor daalde de intrinsieke waarde van het geld van het ene op het andere moment met bijna 24%, terwijl de nominale waarde gelijk bleef.

    Na de Tweede Wereldoorlog werden de zilveren munten onder Koningin Juliana een slag kleiner gemaakt. Het gewicht van een rijksdaalder ging van 25 naar 15 gram, terwijl het gewicht van de gulden van 10 naar 6,5 gram verlaagd werd. Een devaluatie van 40% voor de rijksdaalder en 35% voor de gulden!

    zilver-rijksdaalders

    Zilveren rijksdaalders werden na verloop van tijd minder waard

    zilver-guldens

    Steeds minder zilver in de gulden

    Van zilver naar nikkel

    Na 1967 werden alle guldens en rijksdaalders van nikkel gemaakt, waardoor er helemaal geen intrinsieke waarde meer overbleef. Dat was kassa voor de overheid, want het verschil tussen de productiekosten en de nominale waarde kwam ten goede aan de staatskas. In 1967 was dat 92 cent winst voor iedere gulden en 2,35 gulden winst voor iedere rijksdaalder die geslagen werd.

    Voltaire zei meer dan 200 jaar geleden al dat geld uiteindelijk terugkeert naar haar intrinsieke waarde. Dat is inderdaad het geval, want de nikkelen guldens en rijksdaalders zijn vandaag de dag zo goed als waardeloos, terwijl Nederlands zilveren muntgeld nog steeds tegen de zilverwaarde verhandeld wordt.

    hollandgold-logo

    Deze bijdrage wordt u aangeboden door Hollandgold, uw adres voor de aankoop van fysiek edelmetaal. Wilt u meer informatie over goud kopen? Neem dan contact op via [email protected] of bel +31(0)88-4688400. 

  • Huizenprijzen Amsterdam 23% hoger dan jaar geleden

    De huizenprijzen in Amsterdam zijn nu 23% hoger in vergelijking met een jaar geleden, zo schrijft RTL Nieuws. Daarmee stegen de huizenprijzen in de hoofdstad twee keer zo snel als het landelijke gemiddelde van ongeveer 9%. Ook in Utrecht stijgen de huizenprijzen erg snel. Volgens de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) is deze snelle prijsstijging het gevolg van een grote kloof tussen vraag en aanbod. Veel mensen willen in deze steden wonen, maar er zijn steeds minder woningen te vinden. Het aanbod droogt op, waardoor potentiële kopers tegen elkaar op moeten bieden.

    amsterdam_grachtenpanden-teaserIn Amsterdam daalde het aantal transacties het afgelopen jaar met 17%, omdat er simpelweg minder woningen beschikbaar zijn. Vooral voor starters is het zo goed als onmogelijk geworden om een koopwoning te vinden in de hoofdstad. Als gevolg daarvan neemt ook de druk op de omliggende regio’s toe, zoals in Kennemerland en Haarlemmermeer. Daar wordt het ook steeds lastiger om een woning te vinden, gezien het feit dat ook daar de prijzen stijgen en het aantal transacties dalen.

    Huizenprijzen 20% gestegen sinds crisis

    Sinds het dieptepunt op de woningmarkt zijn de gemiddelde huizenprijzen in Nederland met 20% gestegen. In Amsterdam zijn de prijzen vanaf het dieptepunt in 2013 zelfs met meer dan de helft gestegen. De NVM verwacht dat de prijzen dit jaar verder zullen stijgen, vooral in stedelijke gebieden waar het woningaanbod beperkt is.

  • Vermogen huishoudens Spanje en Italië groter dan gedacht

    Vermogen huishoudens Spanje en Italië groter dan gedacht

    Huishoudens in Spanje en Italië hebben veel meer vermogen dan Nederlandse huishoudens, zo blijkt uit een nieuw onderzoek dat de Europese Centrale Bank onlangs publiceerde. De uitkomsten van het onderzoek werpen nieuw licht op de vermeende tweedeling tussen arm en rijk in de eurozone, een onderwerp dat na het uitbreken van de Europese schuldencrisis vaak besproken is.

    De tweedeling tussen het rijke noorden en het arme zuiden van Europa blijkt niet zo zwart-wit te zijn als vaak wordt voorgesteld. De publieke schulden zijn in de zuidelijke landen weliswaar hoger, maar daar staat tegenover dat huishoudens in de noordelijke landen veel grotere private schulden hebben.

    Voeg je de publieke en private schulden samen, dan blijkt dat wij nog hoger scoren dan een land als Griekenland. Uit cijfers van de Nederlandsche Bank is zelfs gebleken dat de helft van de Nederlandse huishoudens geen vermogen heeft, om de simpele reden dat de schulden even groot zijn als de bezittingen.

    Vermogen Europese huishoudens (Bron: ECB)

    Vastgoed versus pensioen

    Het vermogen van huishoudens in Italië, Spanje en Frankrijk zit voor een relatief groot deel in hun eigen woning, terwijl Nederlandse huishoudens relatief veel vermogen opbouwen via pensioenfondsen. Naar schatting zit er ruim €1.200 miljard in de Nederlandse pensioenpotten, vermogen dat belegd wordt in aandelen, obligaties en andere financiële activa.

    In het onderzoek van de ECB zijn de pensioenvoorzieningen in de verschillende landen niet meegenomen. Zou je die wel meetellen, dan ziet de vermogenspositie van Nederlandse huishoudens er waarschijnlijk een stuk beter uit.

    Vermogen daalt, ongelijkheid neemt toe

    Het 139 pagina’s tellende rapport van de ECB laat ook zien dat Europese huishoudens slechter uit de crisis zijn gekomen. Vergeleken met de cijfers uit 2010 is het gemiddelde vermogen van een doorsnee huishouden in Europa met ongeveer 10% gedaald. Ook laat het rapport zien dat de vermogensongelijkheid sindsdien juist is toegenomen, wat voornamelijk toegeschreven kan worden aan waardestijging van financiële activa als aandelen en obligaties.

    Ook laat het rapport zien dat het vermogen van huishoudens in Italië, Spanje en Griekenland de laatste jaren veel harder geraakt is dan het vermogen van Nederlandse en Duitse huishoudens. Dat komt omdat de huizenprijzen in deze landen veel harder gedaald zijn dan in de noordelijke landen.

  • Hoeveel slechte leningen hebben Europese banken?

    We weten inmiddels dat Italië een groot probleem heeft met slechte leningen, maar hoe groot is het probleem eigenlijk in verhouding tot andere Europese landen? De volgende grafiek geeft een overzicht van het gemiddelde percentage non-performing loans (NPL’s) in andere Europese landen. Italië scoort hier inderdaad vrij slecht met gemiddeld 15%, maar de Griekse banken doen het nog veel slechter. Daar heeft één op de drie leningen een betalingsachterstand van meer dan negentig dagen!

    Nederland scoort gemiddeld in dit rijtje met gemiddeld 4,2% aan slechte leningen op de bankbalansen. Dat lijkt heel goed, maar ook onze bankensector kent kwetsbaarheden. Zo waarschuwt het IMF al jaren over de hoge private schulden in Nederland, meer specifiek de hypotheekschulden van ongeveer €600 miljard.

    non-performing-loans

    Percentage slechte leningen in verschillende Europese landen (Via Holger Schaepitz)