Tag: welvaart

  • Vermogensongelijkheid sinds ‘Roaring Twenties’ niet meer zo groot

    Vermogensongelijkheid sinds ‘Roaring Twenties’ niet meer zo groot

    De vermogensongelijkheid in de Verenigde Staten is sinds de ‘Roaring Twenties’ niet meer zo groot geweest als nu. De rijkste 0,01% bezit tegenwoordig meer dan 11% van het totale vermogen van alle Amerikanen, nog meer dan voor de beurscrash van 1929. Toen had de rijkste 0,01% iets meer dan tien procent van al het vermogen in handen. De rijkste 0,1% had destijds zelfs een kwart van al het vermogen in handen, vergelijkbaar met de situatie op dit moment.

    Uit een recent onderzoek van Gabriel Zucman blijkt dat de vermogensongelijkheid sinds de jaren tachtig sterk is toegenomen. Destijds was de rijkste 1% goed voor 25 a 30 procent van het totale vermogen, inmiddels is dat ongeveer 40 procent. Ook valt op dat de vermogensconcentratie wereldwijd sterk is toegenomen. Voor China, Europa en de Verenigde Staten steeg het vermogensaandeel van de rijkste 1% van 28% in 1980 naar 33% in 2019. Gedurende die periode bleef het vermogensaandeel van de onderste 75% rond de tien procent schommelen.

    Rijken profiteren het meest

    Uit deze cijfers kunnen we concluderen dat de middenklasse en de lagere inkomens de laatste decennia nauwelijks geprofiteerd hebben. De rijken profiteerden het meest van de globalisering en van de enorme monetaire expansie sinds de jaren tachtig. Ook weten de allerrijksten hun vermogen via belastingparadijzen beter af te schermen voor overheden. Mensen met weinig of geen vermogen hebben daar veel minder van kunnen profiteren.

    De vermogensongelijkheid kent verschillende oorzaken, waaronder het ruime monetaire beleid van centrale banken. Door de lage rente zijn aandelen, obligaties en vastgoed sterk in waarde gestegen, bezittingen die vooral in handen zijn van de allerrijksten. Zal deze ongelijkheid de komende jaren nog groter worden of stevenen we af op een nieuwe crisis zoals die van de jaren dertig?

    Vermogensongelijkheid naar recordhoogte (Bron: Bloomberg)

    Inkomens blijven achter bij productiviteit (Bron: Wikipedia)

    Volg Marketupdate nu ook via Telegram

    Waardeert u de artikelen en analyses op onze site, steun ons dan met een eenmalige of periodieke donatie. Met uw donatie kunnen we mooie artikelen blijven schrijven en worden we minder afhankelijk van inkomsten uit advertenties. Klik hier om te doneren!




  • Grote vermogensongelijkheid in Nederland

    De vermogensongelijkheid in Nederland is relatief groot in vergelijking met andere Westerse landen, zo blijkt uit een recent onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Van alle 28 landen waar de gegevens van verzameld werden kwam ons land op de tweede plaats, wanneer je kijkt naar de vermogensconcentratie onder de bevolking. Alleen in de Verenigde Staten zijn de verschillen in rijkdom nog groter.

    Van alle onderzochte landen bleek de rijkste 10% gemiddeld goed te zijn voor 52% van het totale vermogen. Ter vergelijking, in Nederland ligt dat aandeel met 68% aanzienlijk hoger. Toch is de situatie nog niet zo extreem als in de Verenigde Staten, waar de top 10% van de bevolking maar liefst 79% van het vermogen in handen heeft. Om dat in perspectief te plaatsen, de ‘armste’ 60% van de Amerikaanse bevolking heeft slechts 2,4% van al het vermogen.

    Vermogensongelijkheid is groot in Nederland (Bron: OESO, grafiek van Statista)

    Geen vermogen maar schuld

    Dat een groot deel van de bevolking geen vermogen heeft wil niet zeggen dat ze geen bezittingen hebben. We moeten er ook rekening mee houden dat er veel huishoudens zijn die hun vermogen met schulden gefinancierd hebben, waardoor hun netto vermogenspositie gering of zelfs negatief is.

    Volgens cijfers van de OESO is dit bijvoorbeeld het geval in Nederland en Denemarken. In deze landen is het vermogen van de ‘onderste ‘60% van de bevolking zelfs negatief. Dat betekent dat de schulden van deze huishoudens gemiddeld groter zijn dan hun bezittingen.

    Lees ook:

  • Column: Waar komt inkomensongelijkheid vandaan?

    Deze week overleed Stephen Hawking, een man die door velen geroemd wordt voor zijn inzichten op het gebied van natuurkunde, wiskunde en kosmologie. Maar daar bleef het niet bij, want hij deelde ook interessante inzichten over allerlei maatschappelijke en economische ontwikkelingen.

    Een van die vraagstukken is waarom we allemaal nog steeds zo druk zijn met ons werk en dus weinig vrije tijd hebben, terwijl alle technologische innovaties van de afgelopen decennia het leven juist veel makkelijker hebben gemaakt. Hoe kan het dat we ondanks de robotisering en automatisering nog steeds zo weinig vrije tijd hebben?

    Volgens Stephen Hawking is daar wel een verklaring voor te vinden, namelijk dat de productiviteitsgroei door automatisering en robotisering niet gelijkmatig verdeeld wordt onder de hele bevolking. Zou dat wel gebeuren, dan zou iedereen daar in theorie van moeten profiteren in de vorm van een stijgend inkomen of meer vrije tijd.

    Productiviteit versus inkomen

    Er wordt dus wel meer welvaart gecreëerd, maar een groot deel daarvan komt bij een hele kleine groep mensen terecht. Dat zien we ook als we de cijfers van de afgelopen decennia erbij pakken.

    De eerste grafiek laat zien dat de productiviteit van werknemers in de Verenigde Staten de afgelopen decennia gestaag is toegenomen en vandaag de dag ongeveer 2,5 keer zo hoog ligt als in 1948. Leggen we daar de loonontwikkeling naast, dan zien we dat die twee tot begin jaren zeventig redelijk gelijk op liepen.

    Daarna begon het gemiddelde inkomen – gecorrigeerd voor de inflatie – te stagneren. Het verschil tussen die twee lijnen wordt door economen ook wel aangeduid als de ‘Productivity Gap’. De productiviteitswinst werd daarna niet meer gelijkmatig verdeeld.

    Productiviteit stijgt, maar inkomen stagneert… (Bron: Economic Policy Institute)

    Kijken we dan waar die welvaart gebleven is, dan krijgen we een bevestiging te zien van wat we al vermoedden. De hoogste inkomens hebben de laatste decennia met afstand het meest geprofiteerd van de productiviteitsstijging van de economie. Onderstaande grafiek laat dat goed zien.

    Vooral de hoogste inkomens profiteren (Bron: cbpp.org)

    Hoe wordt de welvaart verdeeld?

    Natuurlijk heeft ook de gewone man geprofiteerd van de toegenomen arbeidsproductiviteit. Mobiliteit wordt steeds comfortabeler en elektronische apparaten worden steeds beter én goedkoper. Maar door het achterwege blijven van de loonontwikkeling houden veel mensen toch nog steeds weinig geld over. Tegenover alle producten die goedkoper zijn worden staan ook uitgaven die ieder jaar weer duurder worden, zoals onderwijs, gezondheidszorg, woonlasten en niet te vergeten de belastingen…

    Nu kunnen we proberen de inkomensongelijkheid te verkleinen door ons belastingstelsel aan te passen, maar we zouden ook kunnen kijken naar de oorzaken van de groeiende ongelijkheid. Hoe komt het dat de inkomensstijging in de Verenigde Staten eerst nog gelijk liepen met de productiviteitsgroei, maar dat die relatie ergens in de jaren zeventig plotseling wegviel?

    Het antwoord van Stephen Hawking roept dus ook weer nieuwe vragen op. Zijn er andere factoren die verklaren waarom er een groeiende ‘productivity gap’ is? Heeft het misschien niet ook te maken met een fundamentele verandering in ons geldsysteem na het loslaten van de koppeling met goud in 1971? Of met de globalisering, waardoor werknemers in het rijke Westen moeten concurreren met goedkope arbeid in de rest van de wereld? Of heeft het te maken met een belastingsysteem, waarin de belasting op arbeid hoger is dan die op kapitaal?

    Het probleem van de ‘productivity gap’ is dus veel complexer dan deze op het eerste gezicht lijkt (en daarmee ook lastiger op te lossen)…

    Frank Knopers

    Deze column van Frank Knopers verscheen eerder op GoudstandaardGoudstandaard is gespecialiseerd in de verkoop en opslag van fysiek edelmetaal. Wilt u meer informatie over beleggen in edelmetalen? Bel ons op +31(0)88 46 88 488 of mail naar [email protected].




  • Oxfam: “Rijkste 1% kreeg 82% van alle vermogensgroei”

    De kloof tussen rijk en arm is het afgelopen jaar alleen maar groter geworden, want volgens Oxfam is 82% van de totale vermogensgroei in de wereld bij de allerrijkste 1% terechtgekomen. Tegelijkertijd zou de armste helft van de wereldbevolking er helemaal niets op vooruit zijn gegaan. Volgens de non-profit organisatie zag de rijkste 1% haar vermogen vorig jaar met $762 miljard toenemen, waardoor 42 personen op papier nu evenveel vermogen hebben als de armste helft van de wereldbevolking.

    Oxfam wijt de toenemende ongelijkheid in welvaart aan een falend systeem, waarbij grote bedrijven belastingen kunnen ontwijken en invloed kunnen uitoefenen op de politiek. Ook speelt de uitholling van de rechten van werknemers en bezuinigingen in het algemeen volgens Oxfam een belangrijke rol in het vergroten van de kloof tussen rijk en arm.

    World Economic Forum

    Het bericht van Oxfam komt vlak voor het begin van het World Economic Forum in Davos, een jaarlijkse bijeenkomst van invloedrijke personen uit de politiek en het bedrijfsleven. Het lijkt er dus op dat de non-profit organisatie meer aandacht wil vragen voor een meer sociale verdeling van de welvaart in de wereld en dit onderwerp hoger op de agenda wil krijgen in Davos.

    Ondanks het feit dat de gemiddelde levensstandaard wereldwijd nog steeds toeneemt en veel mensen uit de armoede weten te ontsnappen blijft de ongelijkheid nog steeds groot. Sterker nog, door de globalisering is er wereldwijde een soort race naar de bodem ontstaan, waarbij werknemers in veel landen voor een zeer laag loon moeten werken. Tegelijkertijd weten multinationals te profiteren van de globalisering, omdat ze door middel van slimme belastingconstructies relatief weinig belasting betalen.

    Kritiek

    Toch is er ook kritiek op de cijfers en conclusies van Oxfam. Marke Littlewood, directeur van het Institute of Economic Affairs, zei in een verklaring tegenover de BBC dat Oxfam meer geobsedeerd is door de rijken dan door de armen: “Hogere belastingen en het herverdelen van vermogen doet niets om de armen te helpen. Vermogen is geen vast gegeven. Rijke mensen betalen ook veel meer belasting, het verlagen van hun welvaart zal niet leiden tot herverdeling, maar een vernietiging van welvaart ten gunste van niemand.”

    Ook Sam Dumitriu van de denktank Adam Smith Institute nuanceert de bevindingen van Oxfam. Hij merkt op dat de wereldwijde ongelijkheid de afgelopen decennia juist gigantisch is afgenomen. “China, India en Vietnam hebben neoliberale hervormingen doorgevoerd die eigendomsrechten respecteren, de regeldruk verminderen en voor meer concurrentie zorgen. De armste mensen in de wereld hebben daardoor enorm veel loonsverhogingen gezien die leiden tot een meer gelijkwaardige verdeling van de rijkdom.”

    Oxfam brengt nu al vijf jaar dit soort rapporten uit om de bevolking en de politiek bewust te maken van de vermogensongelijkheid in de wereld. De rapporten zijn gebaseerd op het Global Wealth Databook van Credit Suisse en aangevuld met cijfers van Forbes.

  • Millennials financieel slechter af dan vorige generatie

    Millennials in de Verenigde Staten en Europa hebben het financieel gezien minder goed getroffen dan de vorige generatie, zo schrijft de bank Credit Suisse in de nieuwste editie van haar Global Wealth Report. Uit onderzoek blijkt dat deze jonge generatie – geboren tussen 1980 en 2000 – het hardst getroffen is door de wereldwijde financiële crisis van 2008. Zo hebben ze niet alleen veel meer studieschuld dan de vorige generatie op hun leeftijd, ook worden ze geconfronteerd met hoge en steeds verder stijgende huizenprijzen.

    Door de combinatie van deze factoren moet de jonge generatie zich veel dieper in de schulden steken, waardoor ze veel meer moeite hebben om vermogen op te bouwen. Daar komt bij dat de millennials over het algemeen ook minder vermogen opbouwen voor hun pensioen, omdat ze vaker als zelfstandige aan de slag gaan of met flexibele en tijdelijke arbeidscontracten werken.

    Uit de cijfers die Credit Suisse verzamelde blijkt dat millennials het financieel gezien minder ruim hebben dan hun ouders op dezelfde leeftijd. Vooral ten aanzien van het inkomen en het eigen woningbezit. Jongeren studeren langer en beginnen daarom pas later vermogen op te bouwen. De tijd zal moeten uitwijzen of deze aanpak zich uitbetaalt.

    Millennials zijn financieel gemiddeld slechter af dan hun ouders (Bron: Credit Suisse Global Wealth Report 2017)

    Deze bijdrage is afkomstig van Geotrendlines

  • Column: Patriottisme, welvaart en migranten

    Column: Patriottisme, welvaart en migranten

    Zelfs in kringen van de PvdA leeft een gevoel van patriottisme. Mensen behoren trots te zijn op hun Nederlanderschap, er wordt gesproken over Nederlandse waarden en normen, mensen van buitenlandse komaf moeten zich aanpassen aan ‘onze’ waarden en normen. En als je hier wilt blijven wonen en werken dan moet je een soort examen afleggen. Dat examen gaat niet alleen over de Nederlandse taal, ook over de vaderlandse geschiedenis, je moet het Wilhelmus kunnen zingen, en natuurlijk ook respect tonen voor het homohuwelijk en andere verworvenheden. Dat alles wordt dan dikwijls samengevat met de uitdrukking ’de Nederlandse identiteit’.

    Daarmee lijkt de Nederlandse staat, en daarachter de Nederlandse bevolking een instrument in handen te hebben om onderscheid te maken tussen ‘zij’ en ‘wij’. ’Wij’ zijn natuurlijk beter, ‘zij’ minder. Er gaat een gevoel van superioriteit verscholen achter deze manier van maken van onderscheid. Dat doet denken aan het ontstaan van het ‘blanke’ racisme in de 17e en 18e eeuw: je definieert de ander als inferieur, aan de hand van zelf omschreven maatstaven, bijvoorbeeld huidskleur of godsdienst, en dan mag je die ander ook behandelen als iemand met minder kwaliteiten en minder rechten. En dus koloniseren.

    Kindheidsoptocht

    Dat werd vroeger al op allerlei manieren gesocialiseerd, ook hier in Nederland. Uit mijn kindertijd in de jaren veertig van de vorige eeuw herinner ik mij het fenomeen van de rooms-katholieke Kindheidsoptochten. Die waren onderdeel van speciale aan de missie gewijde weken waarin onze verantwoordelijkheid voor de mensen in Afrika, Azië en Amerika gepredikt werd.

    Wij verkleedden ons als kinderen uit die streken. In zo’n optocht zag je schoolkinderen verkleed als Chineesje, als Japannertje, als Afrikaantje, als Indiaantje (heel populair). Die ‘andere’ kinderen waren zielig want heiden en arm. Voor hen en hun bekering moest gezorgd worden, wij waren de beteren en verantwoordelijk voor hun verheffing. En dus werden onze missionarissen op allerlei manieren gesteund. Met deze Kindheidsoptochten maar ook met fancy fairs, speciale missen, collectes, missiebusjes, en nog meer acties om steun te verwerven en geld in te zamelen.

    Ik wil dat alles niet zo maar wegzetten als propaganda en uitdrukking van racisme. Er waren ook gevoelens van solidariteit en van opoffering, mensen en in het bijzonder de missionarissen hadden het beste voor met die ‘heidenen’. Maar dat daarmee een breed spectrum van interventies in die ‘verre streken’ werd gelegitimeerd, inclusief de gewapende onderwerping van vele volkeren en het uitroeien van onaanvaardbaar geachte gedachten en culturele praktijken, daar werd niet over gesproken.

    ‘Waar de blanke top der duinen’

    Natuurlijk, als ik Lodewijk Asscher lees over patriottisme dan ga ik ervan uit dat hij zich verre wil houden van racistische gevoelens en opvattingen en gedragingen. Het gaat hem erom dat je best trots mag zijn op je vaderland. Dat neemt niet weg dat dat lied op allerlei manieren gezongen wordt, waarbij ’wij’ nogal eens tot superieur verklaard worden, en dus anderen tot inferieur. Voor het maken van de daarvoor noodzakelijke onderscheidingen worden verschillende termen gebruikt, als buitenlanders, allochtonen, mensen met een niet-Nederlandse achtergrond. Ook ik ben, vrees ik, besmet met dit virus. Want hoe kan het nou dat de laatste dagen het aloude patriottistische lied ‘Waar de blanke top der duinen schittert in de zonnegloed’ dat ik vroeger op de lagere school heb geleerd, door mijn kop loopt? Daar moet toch een trigger voor zijn? Hoe dan ook, het verbaast mij hoe gemakkelijk er opeens gesproken wordt over de Nederlandse identiteit. Dat spreken gaat verder dan alleen maar het zingen van André Hazes lied ‘Nederland, o Nederland, wij worden kampioen’. Het krijgt een steeds ernstiger ondertoon. En die ernst komt tegenwoordig zelfs op allerlei drastische manieren tot uitdrukking, zoals het weren van asielzoekers, het beschadigen van moskeeën, uitingen van haat, tot zelfs het bedreigen en beschieten van mensen met andere kleuren en opvattingen. ‘Zij’ moeten worden als ‘wij’, en anders .... Of nog radicaler: ‘zij’ zijn anders, en hebben dus geen rechten. ‘Wij’, aldus sommigen in deze kringen, komen voort uit de ‘joodschristelijke’ cultuur en geschiedenis, ‘zij’ niet. Ik vind weinig christelijks aan veel van deze vertogen. Ik denk dat als Jezus van Nazareth nu hier zou rondlopen, hij de eerste zou zijn om dat zelfprijzend en ahistorisch ideaalbeeld van christelijkheid met zweep en al uit het publieke domein te verjagen. En dat zou hij ook doen met terugwerkende kracht. Wat zou hij gevonden hebben van bijvoorbeeld de ‘politionele’ acties van de Nederlandse staat in het vroegere Nederlands Oost-Indië in de jaren veertig van de vorige eeuw, of van de Atjeh oorlog in de 19e eeuw, of de slavenhandel, en de slavenhouders in het voormalige West-Indië? Nu niet bepaald christelijk. De trots op Nederland is op de keper beschouwd een zeer eenzijdig beeld van de werkelijkheid.

    Economische rechten

    Tot de rechten die ‘hen’ betwist worden behoren in ieder geval de economische rechten. Je hoort dikwijls het argument dat ‘wij’ die welvaart van nu hebben opgebouwd en daarom de eersten zijn die daarop recht hebben. Is dat zo, hebben ‘wij’ dat gedaan? Ongetwijfeld zijn er vele Nederlanders geweest die hard gewerkt hebben om vele goederen en diensten en voorzieningen voort te brengen. Menig metselaar heeft daar een structurele rugpijn aan overgehouden, veel mijnwerkers hebben stoflongen opgelopen, veel stratenmakers hun knieën verruïneerd, vele hardwerkende boeren en boerinnen gezorgd voor eten en drinken, vele verpleegkundigen zich ingezet voor de gezondheid van anderen, vele bakkers ons brood gebakken. De welvaart van nu is aan hen te danken. Maar, in hoeverre? Alleen aan hen? Alleen aan ‘ons’?

    Kolonialisme

    Dat wat wij als onze welvaart beschouwen is ook gegrondvest op de onttrekking van geld, grondstoffen en voedingsmiddelen, mineralen en edelmetalen, en half- en eindfabrikaten uit heel de wereld. Kijk alleen maar eens naar ons moderne voedsel en onze kleding, waar komen die vandaan? In belangrijke mate uit wat vroeger ‘verre streken’ werden genoemd. Heel onze Nederlandse en Europese geschiedenis is doordrenkt van interventies in samenlevingen buiten Europa die de economieën van die landen in verregaande mate afhankelijk hebben gemaakt van ‘onze’ economieën. Het is verheugend dat er weer actiegroepen zijn in Nederland die bijvoorbeeld wijzen op de betekenis van slavenhandelaars en slavenhouders in de Nederlandse geschiedenis. En ook verheugend is het hernieuwde debat over de naoorlogse ‘politionele acties’(eufemisme voor een koloniale oorlog). kolonialismeDikwijls wordt gedacht dat toen de eerste ontmoetingen plaatsvonden tussen Europa en Afrika, Azië en Amerika, Europa verder ontwikkeld was dan die andere volkeren en streken. Niets is minder waar. Neem Afrika. Dat was zoals Walter Rodney[1] dat noemt een normaal gebied waar qua welvaart ook sprake was van ongelijke ontwikkelingen, ongelijk in de tijd en naar streken. Samir Amin[2] bevestigt dit, volgens hem maakten Afrikaanse volkeren toen eigen autonome ontwikkelingen door, het ene welvarender dan het andere, net als in Europa. In die voor-koloniale periode waren er ook al handelsrelaties tussen delen van Afrika en Europa, zij het niet zo intensief als tegenwoordig. De eerste premier van India, Jawaharlal Nehru[3], heeft het ironiserend over ‘de ontdekking van India’, alsof dat gebied pas bestond toen de Britten zich daar meester van maakten. Hij wijst er op dat geschiedenis bijna altijd geschreven is door de overwinnaars en veroveraars. India was in die tijd van eerste grootschalige ontmoetingen met Europa een rijk geschakeerd gebied dat alle kentekenen vertoonde van zowel primitiviteit als van hoogstaande culturen. Mamoria[4] beschrijft onder anderen de textielmanufacturen die al bestonden vóór de Britse kolonisatie, en die door diezelfde Britten om zeep werden geholpen ten gunste van de opkomende textielindustrie in Engeland.

    Barbaarsheden

    Van de dikwijls zeer gewelddadige ontmoetingen tussen Hollanders en de volkeren van voormalig Nederlands Oost-Indië getuigen vele documenten. De Hollanders waren tuk op de schatten uit de Oriënt, waaronder de specerijen. Er zijn vele verhalen van moordpartijen en van vernietigingen van woongebieden. Thomas S. Raffles, aangehaald door Karl Marx[5], heeft het over ‘een niet te overtreffen beeld van verraad, omkoperij, sluipmoord en laagheid’. Marx citeert ook W. Howitt: ‘De barbaarsheden en de goddeloze gruweldaden van het zogenaamde Christelijke ras in ieder deel van de wereld en tegen ieder volk dat zij konden onderwerpen, vinden hun weerga niet in enig tijdperk van de wereldgeschiedenis en bij welk ras ook, ook al is het nog zo wild en onbeschaafd, onbarmhartig en schaamteloos.’ Dat kan ook gezegd worden van de gebieden die na de ‘ontdekking’ door Europa Amerika werden genoemd. aseh-warIn eerste instantie leidden de grootschalige bemoeienissen vanuit Europa met de ‘vreemde’ volkeren niet tot verregaande onderwerping en koloniale verhoudingen. Het ging o.a. de Nederlanders om roof en om lucratieve handel, waaronder de slavenhandel. Geleidelijk aan werden die gebieden herordend tot koloniale wingewesten waarbij de economieën onderworpen werden aan de belangen van de koloniale mogendheden. De ontwikkeling van het op dwangarbeid gebaseerde Cultuurstelsel op Java is een van de beruchtste voorbeelden. Vele voorbeelden kennen wij ook van de andere gebieden. Zij werden steeds meer gedefinieerd als gebieden waar grondstoffen en voedingsmiddelen werden verbouwd, mijnen minerale grondstoffen leverden, en producten uit de koloniale mogendheden afzetgebieden vonden. Mamoria beschrijft dit voor India: Boeren werden gedwongen, via o.a. belastingheffingen, om katoen als cashcrop te verbouwen voor Engeland, ten koste van de eigen voedselvoorziening. Tegelijkertijd werden de in India bestaande manufacturen kapot belast, ten gunste van de import van Engelse textiel en andere producten.

    Ontwikkeling van de onderontwikkeling

    Wat waren de gevolgen van deze ‘ontwikkeling van de onderontwikkeling’ (A.G. Frank[6])? Nu niet bepaald positief, althans voor de volkeren van Afrika, Azië en Amerika. Keith Griffin[7] beschrijft diverse voorbeelden: Vernietiging van scheepsbouw, metaalbewerking en textielproductie op Java, de afbraak van Malakka als voor die tijd belangrijkste handelscentrum in Zuidoost Azië. De gemiddelde jaarlijkse rijstconsumptie op Java en Madoera daalde van 114 kilo in 1856-70 naar 89 in 1940. De industrie in India ging snel achteruit als gevolg van het beleid van de-industrialisatie. Reële lonen daalden met tientallen procenten. In Afrika werden samenlevingen door de slavenhandel volledig overhoop gehaald. De beste, gezonde krachten werden geroofd en daarmee onttrokken aan de mogelijkheden van verdere ontwikkeling. In verschillende gebieden was dan ook sprake van ontvolking. En grote gebieden met de beste gronden werden onttrokken aan de volkslandbouw. Van Algerije laten gegevens voorbeelden zien van de achteruitgang in volkslandbouw en veeteelt. Zo daalde de per capita output van inlandse voortbrenging van granen van gemiddeld 1.000 kg per capita in 1863 naar 202 kg per capita in 1954. De bevolking van Congo daalde in 40 jaar met zo’n 50%, aldus Griffin. In Zuidwest Afrika werd het volk van de Herreros bijna volledig uitgeroeid. De bevolking van Mexico daalde in enkele decennia van 13 miljoen naar 2 miljoen. Colin Clark, aangehaald door Griffin, schatte dat in 1500 de oorspronkelijke bevolking van Amerika zo’n 40 miljoen mensen omvatte. Daarvan waren er in 1650 nog zo’n 12 miljoen over. Overgrote delen van Azië, Afrika en Amerika werden gekoloniseerd en gericht op de Europese economieën. Tekenend voor de Europese mentaliteit was de Conferentie van Berlijn (1884/1885), gedurende welke Afrika ‘eerlijk’ werd verdeeld onder de Europese mogendheden, met dikwijls kaarsrechte lijnen die bestaande volkenkundige territoria doorkruisten en opsplitsten. De gevolgen daarvan zijn nu nog zichtbaar. Overigens herhaalden Frankrijk en Engeland begin van de twintigste eeuw dat kunstje in het Midden-Oosten, met de bekende gevolgen.

    Kongokonferenz

    Conferentie van Berlijn

    Nieuwe wereldeconomie

    Zo ontwikkelde zich een nieuwe wereldeconomie waarbij volkeren van heel de wereld op een organische wijze met Europa werden verbonden. En dat alles gericht op de belangen van laatstgenoemde: verkrijgen van goedkope grondstoffen, voedingsmiddelen, mineralen en edelmetalen, half- en eindfabrikaten, goedkope arbeidskrachten en grond, afzetgebieden voor Europese producten, en gebieden waar Europese ondernemingen, al dan niet in samenwerking met vorstenhuizen als die van Engeland, België en Nederland grote winsten konden behalen. Ernest Mandel[8] schat op basis van verschillende bronnen dat de in die gebieden door Europese ondernemingen en overheden in de periode 1500 tot 1750 behaalde winsten meer bedroegen dan de waarde van het totale belegde kapitaal in alle Europese industriële ondernemingen omstreeks 1800. Deze winsten zijn van beslissende betekenis geweest voor de zich in Europa ontwikkelende industriële revolutie inclusief de aanleg van infrastructurele voorzieningen als wegen, spoorwegen, kanalen en havens.

    Internationalisatie

    Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het karakter van de onderlinge verwevenheid. Allereerst door het fenomeen van de onafhankelijkheidsbewegingen: vele landen wisten hun staatkundige onafhankelijkheid te verwerven. Tegelijkertijd ontwikkelden zich op wereldniveau monopolies en oligopolies die al dan niet gesteund door o.a. de Europese overheden een dominante positie wisten te verwerven in producties, handel, en financiering. Er ontwikkelde zich een internationalisatie van kapitaal (term ontleend aan Christian Palloix[9]) waarbij producties internationaal worden georganiseerd, eindproducten meestal bestaan uit onderdelen voortgebracht in verschillende landen. Daardoor worden de verschillende economieën nog meer met elkaar verbonden. Dit wordt versterkt door de mondialisering van de kapitaals- en arbeidsmarkten. De facto verdwijnen nationale economieën, opgegaan in de wereldeconomie. En dat alles geleid door het principe van maximalisatie van winsten en vermogens ten koste van onderbetaalde werkers, van ernstig gehavende natuur en milieu, en van staten die in onderlinge concurrentie zijn verwikkeld om met zo laag mogelijke belastingen en profijtelijke arbeids- en milieucondities ondernemingen te begunstigen.

    Omgekeerde ontwikkelingshulp

    Deze nieuwe mondiale economische structuur is zeer profijtelijk voor Europa en andere rijke landen. Ik heb zelf op verschillende momenten onderzoek gedaan naar de financiële stromen tussen de ontwikkelingslanden en de rest van de wereld, ofwel de omgekeerde ontwikkelingshulp. Laatstelijk over de periode 1980-200610. Ik heb daarbij gekeken naar de volgende categorieën: de verslechtering van de ruilvoet; de betalingen door ontwikkelingslanden aan rente en aflossingen vergeleken met de binnenkomende leningen; en de uit ontwikkelingslanden vloeiende winsten vergeleken met de binnenkomende particuliere investeringen. Dat leverde voor de ontwikkelingslanden een netto verlies op van ruim US $5,6 biljoen. Recentelijk is een rapport verschenen van Noorse en Amerikaanse onderzoekers over hetzelfde fenomeen[11]. Zij gebruiken iets andere categorieën dan ik. Hun conclusie is dat gemeten over de periode 1980-2012 de ontwikkelingslanden een netto verlies hadden van US $16,3 biljoen. Zeker zo belangrijk is vast te stellen dat als gevolg van de mondiale economische integratie er - economisch gezien - gesproken kan worden van een organische verbinding van iedereen met allen in deze wereld. Ons bestaan is verbonden met dat van iedereen. In die zin kun je, economisch gezien, nauwelijks spreken van de Nederlandse economie als relevante categorie. Natiestaten hebben steeds meer een kunstmatig karakter. Hun relevantie ligt vooral in het vinden van maatstaven om sommigen in te sluiten en te zien als rechthebbende op ‘onze’ welvaart, en anderen daarvan uit te sluiten.

    De nuevo es nuestra

    Het is niet meer dan logisch dat steeds meer mensen uit Afrika, Azië en Latijns Amerika die grenzen de facto niet erkennen. Zij zien dat hun economieën nog steeds onvoldoende kans krijgen zich te ontwikkelen. Maar ook zij hebben recht op de wereldwelvaart, dezelfde rechten als wij. Ook voor hen is de hele wereld een uitdaging. En met niet te onderschatten successen. Ik herinner mij een interview in de jaren negentig van de vorige eeuw met een van oorsprong Mexicaanse mevrouw die al jaren in Los Angeles woonde. Dat interview stond in de Mexicaanse krant La Jornada. Zij verwees naar de versnelde latinoficatie van LA als gevolg van de grote aantallen daar wonende migranten uit Mexico en de andere Midden-Amerikaanse landen. Niet voor niets wordt de naam van die stad steeds meer op de Spaanstalige manier uitgesproken. Niet voor niets. Want zoals deze mevrouw het uitdrukte: ‘De nuevo es nuestra’. Ofwel: ‘Los Angeles is opnieuw van ons’. Vermelde bronnen
    1. Walter Rodney: How Europe underdeveloped Africa (1973)
    2. Samir Amin: Underdevelopment and dependence in Black Africa –their historical origins and contemporary forms (1973)
    3. Jawaharlal Nehru: The Discovery of India: The ideology of Empire. In: Immanuel Wallerstein: The Colonial Situation (1966)
    4. C.B. Mamoria: Organisation and financing of Industries in India (1971)
    5. Karl Marx: Het kapitaal – een kritische beschouwing over de economie - Deel I (1972)
    6. A.G. Frank: The development of underdevelopment (1973)
    7. Keith Griffin: Underdevelopment in Spanish America – An interpretation (1969)
    8. Ernest Mandel: De theorie van Marx over de oorspronkelijke akkumulatie en de industrialisering van de derde wereld (1972)
    9. Christian Palloix: l’Internalisation du capital – Éléments critique (1975)
    10. Lou Keune: The myth of development aid In: Matti Kohonen en Francine Mestrum, ed.: Tax Justice - Putting Global Inequality on the Agenda (2009)
    11. Dev Kar en Guttorm Schjelderup: Financial Flows and Tax Havens: Combining to Limit the Lives of Billions of People. (2016)
    Voor meer teksten van Lou Keune zie www.loukeune.nl of www.platformdse.org.

  • Grootste middenklasse zit in China

    Grootste middenklasse zit in China

    Volgens het nieuwste Global Wealth Report van Credit Suisse heeft China nu al een grotere middenklasse dan de Verenigde Staten. Volgens het onderzoek van de Zwitserse bank groeit de middenklasse in China dit jaar naar 109 miljoen volwassenen, terwijl dat aantal in de Verenigde Staten is blijven steken op 92 miljoen volwassenen. Tot de middenklasse worden volwassenen gerekend die tenminste twee keer modaal verdienen in het land waar ze werken.

    Middenklasse blijft groeien

    Procentueel groeide de wereldwijde middenklasse vorig jaar minder snel dan het aantal rijken, maar als we Credit Suisse mogen geloven zal de middenklasse in absolute zin nog jaren blijven groeien. En het zijn de Aziatische landen die het grootste deel van deze groei voor hun rekening zullen nemen, zo verklaarde Tidjane Thiam van Credit Suisse. "Het gevolg van deze verschuiving is een verandering van het wereldwijde consumptiepatroon. Ook gaan we verandering zien in de samenleving, omdat de middenklasse historisch gezien een bron is van stabiliteit en welvaart", zo voegde hij eraan toe. Volgens Thiam is de meeste welvaart in de wereld nog steeds geconcentreerd in de Verenigde Staten en Europa. Desondanks is de welvaartsgroei in de opkomende markten indrukwekkend te noemen. "Denk bijvoorbeeld aan de vervijfvoudiging van de welvaart in China sinds het begin van deze eeuw". China vertegenwoordigt een vijfde deel van de wereldbevolking, maar slechts 10% van de welvaart in de wereld. In dat opzicht kan China nog grote stappen zetten.

    China wil armoede bestrijden

    De Chinese regering formuleerde eerder deze week de ambitieuze doelstelling om de komende zes jaar een einde te maken aan de armoede in hun land. Maar liefst 70 miljoen Chinezen moeten de komende zes jaar boven de armoedegrens getild worden. Dit zijn mensen die volgens het Chinese bureau voor de statistiek jaarlijks minder dan 2.300 yuan verdienen. In 2014 stegen 12,3 miljoen Chinezen boven de armoedegrens uit. In 2011 waren dat er 43,3 miljoen. Lees ook: ChinaConsumers

    Chinese middenklasse is de grootste ter wereld

  • Bas Jacobs lanceert nieuw boek: ‘De prijs van gelijkheid’

    prijs_gelijkheidBas Jacobs heeft vandaag een compleet vernieuwde versie van zijn boek ‘De Prijs van Gelijkheid‘ gelanceerd. Centraal thema in dit boek staat de optimale inrichting van de welvaartseconomie. Hoe kunnen inkomen en vermogen zo doelmatig mogelijk worden herverdeeld?

    Herverdeling is kostbaar. De maatschappelijke welvaart daalt gemiddeld met tien cent per herverdeelde euro. En de laatste euro herverdeling – de prijs van gelijkheid – kost zelfs 50 cent aan welvaart. Jacobs toont aan dat veel overheidsbeleid doelmatig noch rechtvaardig is. De progressie van de inkomstenbelasting is niet optimaal. De werkende armen zouden veel minder belasting moeten betalen en de middengroepen juist meer. Werkende armen zijn ook veel beter geholpen met een lager minimumloon in ruil voor belastingverlaging. Het toptarief op arbeidsinkomen knijpt de rijken maximaal uit.

    Vermogensinkomsten en -winsten moeten volgens Jacobs zwaarder worden belast, net als erfenissen. En grootschalige subsidies op pensioenen en huizen kunnen worden afgebroken. De vlaktaks vindt Jacobs een economisch onzinnig idee. En het basisinkomen is het meest ondoelmatige herverdelingsbeleid denkbaar. Eén btw-tarief is goed, maar bij een verdere vergroening van het belastingsysteem heeft Jacobs twijfels.

    Prof. dr. Bas Jacobs (1973) is sinds 2007 hoogleraar economie en overheidsfinanciën aan de Erasmus School of Economics.

  • Grafiek: De rijken krijgen steeds meer

    Dat er sprake is van inkomensongelijkheid in de VS zal voor niemand nieuws zijn, maar de volgende grafiek laat zien dat de verdeling van de welvaart niet altijd zo scheef verdeeld is geweest. Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot en met de periode 1975-1979 groeide het inkomen van de ‘bottom 90%’ namelijk harder dan van de ’top 10%’.

    Sindsdien komt een steeds groter deel van de welvaart ten goede aan de 10% met de hoogste inkomens. Sterker nog, sinds het uitbreken van de financiële crisis moest de middenklasse inleveren, terwijl de rijkste 10% hun inkomens het snelst zagen stijgen in vijftig jaar tijd.

    Is dit het economische herstel waar we op zitten te wachten? Zo lang het geld onvoldoende bij de middenklasse en de lagere inkomens terecht komt zal de economische groei zwak blijven, omdat de consumptieve bestedingen achter zullen blijven.

    Steeds groter deel inkomensgroei komt ten goede aan de rijken

    Steeds groter deel inkomensgroei komt ten goede aan de rijken (Grafiek via Zero Hedge)

  • De status van de nieuwe generatie in één tabel

    Door de economische crisis dreigt een hele generatie in een gat te vallen. Banen liggen niet meer voor het oprapen en als men na het afronden van de studie een baan weet te vinden is dat maar al te vaak een deeltijdbaan of een baan die niet goed aansluit bij opleiding en/of interessegebied. Wat de jonge generatie steeds vaker wél heeft is een studieschuld, die afgelost moet worden zodra de studie beëindigd is.

    Nieuwe generatie maakt valse start?

    The Sacramento Bee zocht de cijfers bij deze anekdotische verhalen en dat levert het volgende overzicht op. Drie verschillende generaties worden naast elkaar gezet, waarbij alleen de leeftijdscategorie van 18 tot en met 31 jaar wordt meegenomen. Zoals u ziet wordt de jongste generatie volwassenen (geboren na 1980) geconfronteerd met een twee keer zo hoge werkloosheid als de vorige generaties. Ook woont de helft meer nog bij hun ouders. Qua inkomen doet de jongste generatie het ook minder dan de vorige, na correctie voor inflatie. Ook heeft de jongste generatie minder vaak een eigen huis of kinderen dan de babyboomers en de generatie 'X'.

    millenials

    De nieuwe generatie heeft opstartproblemen?

  • Red het kapitalisme, belast de kapitalisten

    kapitalisme-dagobert-duck
    De uiterst scheve verdeling van inkomen en vermogen wordt steeds meer een steen des aanstoots. Zeker in de Verenigde Staten wordt het meer en meer een politiek discussiepunt. De verhoudingen in dit land zijn zoek. Daar is iedereen het wel over eens. De vraag is wat de politiek en/of maatschappij er aan kan veranderen?
    Volgens Alexis de Tocqueville was de VS in de 19de eeuw het land, waar gelijkheid tussen burgers mogelijk was, omdat het een land van overvloed was. Iedereen had kansen en iedereen kon kiezen. En het zij gezegd, tot aan WOI waren de bezitsverhoudingen in de VS veel minder extreem dan in het Oude Europa. In de jaren tussen 1914 en 1945 verdwenen de oude verhoudingen echter door oorlog, inflatie, nationalisatie en niet te vergeten belastingen. Het naoorlogse Europa ontwikkelde instituties om de gelijkheid tussen mensen te bevorderen. democratie-kapitalisme  Veel van de instituties en de daarbij behorende ideeën waren gebaseerd op Amerikaanse opvattingen. Het Britse belastingstelsel, dat in de jaren 1930 – 1980 bedoeld was om inkomens te herverdelen, was een Amerikaanse vinding. Het was in de VS in het interbellum ontwikkeld om te voorkomen, dat er een ongelijkheid à la Europa zou groeien. Aan een klassenstrijd had men in de VS op voorhand een broertje dood. Het aardige, nee het opvallende van dit experiment was, dat de economische groei niet leed onder de belastingdruk. Sterker nog, de groei lag ten tijde van het experiment hoger, dan in de jaren daarna. Een maatschappij die streeft naar gelijkheid zal er voor zorgen, dat onderwijs breed toegankelijk is. Ook in dit opzicht was de VS voorloper, maar is geleidelijk in de achterhoede beland. Amerikaanse universiteiten zijn de afgelopen decennia minder en minder toegankelijk. Zeker de topuniversiteiten bestendigen zo meer en meer een sterk groeiende ongelijkheid. Hun verweer is echter, dat ze plaats bieden aan de best and the brightest. Ze bieden in ieder geval onderdak aan de rijksten. Dat is overigens niet langer een Amerikaans, maar meer en meer een Westers probleem. Het meritocratisch denken op de universiteiten en daarbuiten valt samen met een sterk groeiende maatschappelijke ongelijkheid sinds 1980. De top verdient steeds meer, met als belangrijkste rechtvaardiging dat ze het waard zijn. Ze bezitten immers bijzondere talenten. Daar gelooft anno nu bijna niemand meer in. Veeleer is aannemelijk, dat het topmanagement van zijn positie misbruik maakt om zichzelf een groot salaris toe te kennen. Dat wil weer niet zeggen, dat een beknotting van de extreme salarisgroei tegelijkertijd een einde maakt aan de enorme scheefgroei in inkomen en vermogensontwikkeling. Was dat maar waar! Het blijkt, dat de financiële positie van de kapitalisten ook dan sterker zal worden, omdat ze in staat zijn hun kapitaal, hun vermogen sneller te laten groeien dan de economie. Aan het begin van de 21ste eeuw staat de maatschappij voor dezelfde uitwas als aan het einde van de 19de eeuw. Het rendement op belegd vermogen groeit en is veel en veel hoger dan de economische groei. Juist dit feit verscherpt in sneltreinvaart de ongelijkheid in de westerse samenlevingen. Dat gebeurde in de 19de eeuw en nu weer. rockefeller-carnegie-jpmorgan-vanderbilt  Van de politiek is op korte termijn weinig te verwachten. De politieke klasse in het Westen is meer en meer het domein geworden van de zeer welgestelden. Het merendeel van de politici, die het Amerikaans Congres bevolken, is miljonair. Van hen is niet te verwachten, dat ze het probleem van de inkomensongelijkheid daadwerkelijk zullen aanpakken. Toch is er voldoende reden om dat te doen. Het einde van het tijdperk van de zogeheten roverbaronnen in de VS viel samen met het uitbreken van WO I. Die zette de bijl aan de wortel van de aloude Europese klassenmaatschappij en het zette de Amerikanen aan het denken, zoals hierboven beschreven staat. Welk weldenkend mens zit te wachten op een herhaling van de ellende van de eerste helft van de 20ste eeuw! Een nieuw en effectief belastingsysteem, gericht op herverdeling van uitwassen, kan en moet de kapitalisten behoeden voor de ondergang van het kapitalisme. Ook dat leert de eerste helft van de 20ste eeuw. kapitalisme-graaiers Cor Wijtvliet Bron: The Financial Times, Save capitalism from the capitalists by taxing wealth. March 29 2014