Auteur: admin

  • Column: Negatieve rente nieuw? Niet in Nederland!

    Sinds de invoering van de euro in 1999 bedroeg de gemiddelde inflatie in de eurozone en Nederland iets minder dan 2 procent per jaar. Daarmee is de ECB succesvol, immers de bank streeft naar een jaarlijkse inflatie van onder, maar dicht bij twee procent. Om de feestvreugde niet te vergallen zal ik maar niet noemen dat de totale inflatie sinds 1999 in Nederland zo’n 37 procent bedraagt. In de moderne monetaire wereld van de ECB heet dat prijsstabiliteit!?

    Maar ik dwaal af. Wat ik wilde opmerken is dat die periode van na 1999 daarmee enigszins te vergelijken is met de jaren na de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Ook toen was de inflatie laag, gemiddeld stegen de prijzen tussen 1950 en 1958 met twee procent per jaar.

    Te lage rente

    Als we die periode vergelijken met de periode 1945-1950, dan leren we een wijze les. Tussen 1945 en 1950 was de inflatie in Nederland namelijk juist zeer hoog. Waarom? Door veel te lage rente. De les is niet alleen dat langdurig te lage rente uiteindelijk tot hoge inflatie leidt, maar ook dat het een slechte zaak is als de overheden zich bemoeien met het monetaire beleid. Tussen 1945 en 1950 ging in Nederland de regering namelijk feitelijk over de rente en niet De Nederlandsche Bank (DNB). edin-mujagicToen de bank vanaf 1950 de monetaire teugels naar zich toe trok, begon de inflatie rap te dalen (dit is één van de vele redenen waarom ik in mijn boek ‘Boeiend en geboeid: een monetaire geschiedenis van Nederland sinds 1814/1816’ per saldo concludeer dat we trots kunnen zijn op onze centrale bank, ondanks alle mitsen, maren en vraagtekens die bij sommige acties van DNB te plaatsen zijn). Cruciaal voor die goede prestatie in de jaren vijftig was dat de geldhoeveelheid met iets meer dan 4 procent per jaar steeg, wat alleszins redelijk is, zeker in de wetenschap dat de reële economische groei toen hoger lag.

    Neutraal monetair beleid

    Kortom, DNB was heel goed bezig, het uitgangspunt voor DNB in die periode, onder President Holtrop, was dat het monetaire beleid neutraal moest zijn om de economie niet te verstoren. Dat beleid moest de voorwaarden scheppen voor de economie om te groeien, maar mocht geen invloed hebben op hoeveel en waar bedrijven investeren en huishoudens lenen. Dit betekende dus ook dat DNB niets moest hebben van het kunstmatig oppeppen van de economie via lage rente en veel geld in omloop brengen. Ziedaar overigens nog een wijze les. Niet dat de ECB zich iets van de monetaire geschiedenis aantrekt helaas. Wat ook een rol speelde, was de opstelling van de vakbonden die zoveel mogelijk mensen aan het werk helpen belangrijker vonden dan de loonstijgingen op te voeren. De lonen stegen minder hard dan de productiviteit. Dat zorgde inderdaad niet alleen voor veel nieuwe banen leidde, ook betekende het dat er geen inflatoire druk kwam uit die hoek.

    Oplopende inflatie

    Vanaf 1958 veranderde dat echter. Doordat inmiddels velen een baan hadden, nam het ongenoegen over de relatief trage stijging van de lonen toe. In 1958 werden de loonstijgingen gekoppeld aan de, rap stijgende, productiviteit. Daarmee kwam de naoorlogse periode van de feitelijke loonmatiging ten einde en bouwde zich in de loop van de jaren zestig inflatoire druk in de Nederlandse economie. In 1964 stegen de lonen bijvoorbeeld met bijna 15 procent (ja, 15 procent, ik ben geen komma vergeten), nadat ze een jaar eerder al flink waren geklommen. Na enige tijd werd dat zichtbaar in de inflatiecijfers, de koopkracht van de gulden. Vanaf 1967 begonnen de prijzen namelijk behoorlijk rap te stijgen. DNB veroordeelde dit beleid van de regering keer op keer. De bank waarschuwde voor de gevolgen, namelijk hogere inflatie in latere jaren (wat dus inderdaad is gebeurd, met name sinds 1967) en noemde het inflatoire beleid een gevaar voor het vertrouwen in de gulden. De bank vond dat de negatieve aspecten van inflatie niet makkelijk of zelfs helemaal niet te compenseren zijn. Om met President Holtrop te spreken: "Er bestaat geen techniek om de gevolgen van inflatie voor alle bevolkingsgroepen te compenseren. Het is onredelijk om te gaan zoeken naar ingewikkelde maatregelen om te herstellen hetgeen fout is gegaan. Voorop moet staan dat er geen fouten gemaakt moeten worden."

    Harde gulden

    Hij en zijn opvolger Jelle Zijlstra namen regelmatig een afwijkend standpunt binnen de SER, dat het monetaire beleid neutraal moest zijn, was heilig. Zij streden daarmee ook voor een harde gulden. Dit is dé les waarvan ik hoop dat DNB en Klaas Knot zich aan houden nu ze onderdeel zijn van het Europese stelsel van de centrale banken. De noodzaak dat íemand in het ECB-bestuur dit keer op keer herhaalt is vooral groot omdat dat ECB-bestuur juist daarop haaks staande opvattingen heeft. DNB bekritiseerde het beleid van de opeenvolgende regeringen. Daar bleef het echter niet bij, de bank probeerde ook tegenmaatregelen te nemen. In 1962 bepaalde DNB dat de banken hun kredietverlening met vier procent per jaar mochten uitbreiden. Met name door de invloeden vanuit het buitenland werd die norm behoorlijk overschreden.

    cover-boek-resizedKapitaalvlucht naar gulden

    In 1969 legde DNB daarom kredietverlening verder aan banden. Om de instroom van kapitaal uit het buitenland voerde de bank in 1973 zelfs een beleid van negatieve rente. Het is dus feitelijk onjuist om anno 2016 te stellen dat Nederland voor het eerst ooit te maken heeft met een negatieve rente. Wie de moeite neemt zich een beetje te verdiepen in onze monetaire geschiedenis – uiteraard spoor ik u als auteur van een boek erover dat vooral te doen – weet het beter.

    Negatieve rente werkte niet

    Die negatieve rente van DNB in 1973 mocht overigens niet baten. De permanenten inflatoire druk vanuit het buitenland en overheidsbeleid in Nederland waren te sterk. Negatieve rente werkte toen niet en dat is een overeenkomst met het heden. De negatieve rentes van de ECB werken namelijk ook niet. Er zou niets aan de hand zijn als hiervoor zou gelden ‘baat het niet, dan schaadt het niet’. Helaas geldt er eerder ‘baat het niet, dan schaadt het wél’. Nu al, maar ik vrees dat het allemaal nog veel erger zal worden in de toekomst. Waarom? Ik sluit af met de wijze woorden van een andere DNB-President, Jelle Zijlstra, die ooit zei: "Gij kent dag nog uur, maar uiteindelijk zal liquiditeitsverruiming altijd tot inflatie leiden." En als ik toch al DNB-Presidenten citeer: met de woorden van Klaas Knot, geuit bij de presentatie van mijn boek, onder toeziend oog van de portretten van zijn voorgangers als Holtrop en Zijlstra, kan ik het alleen maar volledig mee eens zijn. “Die les (verwijzend naar de uitspraak van Zijlstra) en dat nadrukkelijk onder het voetlicht brengen is zeer belangrijk. We moeten die les nooit vergeten. Het menselijk geheugen is kort, die les mag nooit vergeten worden." Hear hear.

  • Uw “veilige” spaarhypotheek is wellicht minder veilig dan u denkt…

    Uw “veilige” spaarhypotheek is wellicht minder veilig dan u denkt…

    Veel Nederlanders hebben de beroemde spaarhypotheek waarmee (met eventuele extra inleg) een potje gevormd wordt. Aan het einde van de looptijd van dit potje wordt de hypotheek (deels) afgelost. Dit lijkt een goed verhaal en iedereen denkt zijn financiën goed voor elkaar te hebben. Echter…bent u op de hoogte van het feit dat uw potje waarschijnlijk helemaal niet bij uw eigen bank is ondergebracht?

    Dit “zekere” potje staat geparkeerd bij een verzekeraar en daar ligt het grote -eerste- risico al, verzekeraars vallen niet onder de depositogarantieregeling*.

    house-freepicMaak je spaarhypotheek veilig!

    Breng in overleg met uw bank in ieder geval dit potje onder bij uw eigen bank, want dan valt het wel onder het depositostelsel.

    We leven in een dusdanig vreemde financiële periode, waarin centrale bankiers alle problemen menen weg te kunnen printen. Alleen dat is al genoeg om zekerheden in te bouwen in plaats van “veilige potjes” onveilig te stallen bij een verzekeraar.

    Wij zijn erg benieuwd hoe uw adviseur gaat reageren op uw verhaal en verzoek.

    *Depositogarantieregeling:

    Voor verzekeringen geldt geen depositogarantieregeling, zoals die geldt voor banken. Deze regeling is ingesteld voor de bescherming van rekeninghouders bij een faillissement van de bank. Als een bank failliet gaat, heeft elke rekeninghouder namelijk de zekerheid dat hij het tegoed van zijn bankrekening terugkrijgt van de De Nederlandse Bank (DNB). Deze regel geldt tot maximaal € 100.000,- en heet de depositogarantieregeling. Iets dergelijks heeft de DNB dus niet ingesteld voor verzekeraars.

    Faillissement
    Bij een faillissement gelden de regels van de Faillissementswet. Dan zijn de eventueel opgebouwde polis-tegoeden en mogelijke rechten van verzekeringnemers niet zeker.

    Bronnen:

    • Herstelplan: art. 3:132 e.v. Wft en Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft.
    • Beperking van beschikkingsbevoegdheid: art. 3:135 e.v. Wft en Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft
    • Opvangregeling: art. 3:149 e.v. Wft;
    • Noodregeling: art. 3:160 e.v. Wft

    dagboekvaneenbelegger-banner

    Bart Hoogakker (1966) begon al op zijn zestiende met beleggen en maakte onder andere de crash in 1987, de campinghausse van 1997 en de internetcrash van 2000 mee. Sinds 1992 geeft hij ook beleggingstrainingen en seminars, waarin hij zijn kennis en ervaring deelt met andere beleggers. U kunt Bart ontmoeten bij de diverse door hem en zijn partners georganiseerde beurscafés. Meer info daarover vindt op www.dagboekvaneenbelegger.nl

  • 28 september 1816: de dag waarop de gulden dé Nederlandse munt werd

    De gulden. Als munt bestaat die sinds 1999 en zeker sinds 2002 niet meer in onze contreien, maar de gulden circuleerde in de lage landen eeuwenlang. Dat wil echter niet zeggen dat het eeuwenlang ook de officiële Nederlandse munteenheid is geweest.

    edin-mujagicDe gulden werd precies 200 jaar geleden op deze dag de Nederlandse nationale munt. Op 28 september 1816 trad namelijk de Muntwet van 1816 in werking. In die wet werd de gulden voor het eerst in een wet als de Nederlandse munteenheid genoemd. De wet bepaalde namelijk dat er voortaan in Nederland twee standaardmunten zouden zijn, het 1-gulden muntstuk (van zilver) en het 10-gulden muntstuk, gemaakt van goud.

    Hoewel er nog steeds allerlei verschillende munten in omloop bleven en gebruik werden als betaalmiddel, mochten de prijzen vanaf 28 september 1816 alleen maar in guldens en centen luiden en niet meer, zoals daarvoor, in schillingen, stuivers, daalders en de vele provinciale munten. Centen. Dat brengt me bij het tweede opmerkelijke bepaling in de genoemde muntwet uit 1816.

    Decimaal stelsel

    Die wet voerde ook het decimale stelsel in Nederland in. Waar één gulden daarvoor onderverdeeld was in 20 stuivers en één stuiver op zijn beurt bestond uit acht duiten, bestond één gulden vanaf 28 september 1816 uit 100 cent. Nederland was daarmee het vierde land ter wereld dat het decimale stelsel in zijn monetaire stelsel introduceerde, na Rusland, de Verenigde Staten en Frankrijk.

    Het was de muntwetgeving van dat laatste land overigens dat als voorbeeld diende voor de Nederlandse monetaire wetgeving. Nederland nam allerlei bepalingen uit de Franse wetten over, zoals het decimale stelsel. Eén bepaling nam ons land echter níet over. De keuze voor de gulden als de Nederlandse munteenheid was namelijk logisch nog voor de hand liggend.

    Franc versus gulden

    Toen het Koninkrijk der Nederlanden ontstond in 1814, koos de Koning de gulden dus als de munteenheid van het jonge land. Die keuze kan men echter ook opmerkelijk noemen. De zuidelijke Nederlanden, waar de franc in omloop was, waren veel rijker en er woonden meer mensen. Er was dus ook heel wat voor te zeggen voor de Koning, om de franc te kiezen als de munteenheid van het Koninkrijk. Wellicht dat de associatie met Frankrijk en de Franse overheersing de doorslag gegeven heeft om toch de gulden te kiezen. Het scheelde dus niet veel of de franc was de Nederlandse valuta geworden in plaats van de gulden.

    Muntwet van 1816

    De keuze voor de gulden en niet de franc en de nieuwe inrichting van het Nederlandse geldstelsel vinden we, zoals gezegd, in de Muntwet van 1816. De auteur ervan heeft dus een belangrijke rol gespeeld in de moderne monetaire geschiedenis van Nederland en het is daarom wellicht nuttig even bij hem stil te staan, namelijk Jean Henri van Swinden.

    Geboren op 8 juni 1746 in Den Haag, Van Swinden was zeer breed opgeleid. Hij studeerde onder meer natuurkunde, scheikunde, anatomie en wijsbegeerte om vervolgens te promoveren in de filosofie. Na zijn promotie ging hij als hoogleraar – hij was toen twintig jaar oud – aan de slag in Franeker (in die tijd was het Friese stadje een bekende universiteitsstad). Gedurende zijn wetenschappelijke carrière won hij meerdere prestigieuze buitenlandse prijzen voor zijn kennis. Sinds 1785 gaf hij les in onder meer wiskunde en natuurkunde in Amsterdam, aan het Athenaeum Illustre.

    In datzelfde jaar begeleidde hij de eerste volkstelling in Amsterdam, de stad waar hij ook de huisnummering invoerde en die hij vertegenwoordigde in de Vergadering der Provisionele Representanten van het Volk van Holland, een bestuursorgaan in de periode na de Franse bezetting van Nederland in 1795.

    In 1800 en 1801 zat hij in het dagelijks bestuur van de Bataafse Republiek. Na de Nederlandse onafhankelijkheid in 1814 was hij lid van de Vergadering van Notabelen, waar onder meer ook Paul Iwan Hogguer en John Hodshon, de eerste respectievelijk de tweede DNB-President, in zaten. Van Swinden van een van de weinige afgevaardigden die tegen de eerste grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden stemde.

    Van Winden was een kind van Franse vluchtelingen, waardoor we kunnen zeggen dat het feit dat we de gulden als de Nederlandse munt hadden tot de komst van de euro en niet de franc, te danken is aan een vluchteling.

    Kapstok

    Die Muntwet van 1816 is een cruciale wet in monetair opzicht voor de gulden en dus voor Nederland.  Niet alleen omdat die de gulden als de nationale munteenheid noemde maar omdat die wet het beste te zien als het kapstok voor de vele wetten op monetair gebied die in de jaren en zelfs decennia erna zouden volgen en die samen als een grote geldhervorming gezien kunnen worden.

    In 1816 werd de gulden, slechts één van de munten die in omloop waren, aangemerkt als de officiële Nederlandse valuta. Daarmee kreeg de gulden wel een bijzondere status, maar niet het alleenrecht in Nederland in omloop te zijn. Al die genoemde talloze andere munten bleven namelijk gewoon in circuleren.

    Omdat Koning Willem I orde in die monetaire chaos wilde scheppen, begon hij aan een omvangrijke operatie die uiteindelijk, maar dan hebben we het over tientallen jaren later, alleen de gulden in omloop zou laten. Het slotstuk van die hervorming was de bepaling dat de gulden uiteindelijk het enig wettig betaalmiddel in Nederland is, maar dat zou pas in 1901 gebeuren!

    Hoewel de gulden een eeuwenoude munt is en ook eeuwenlang in verschillende delen van Nederland werd gebruikt, was diezelfde gulden minder dan één eeuw lang de échte Nederlandse munteenheid, namelijk tussen 1901 en 1999.

    De eerste van die vele munten die in omloop waren in Nederland die het veld moesten ruimen door de Muntwet van 1816, was de Franse francs. Op 25 februari 1825 werd een wet aangenomen ‘omtrent het doen ophouden van den wettelijken koers der Fransche Muntspecien in de Zuidelijke Provincien des Rijks’, ofwel een wet die de oude Franse stukken per 1 januari 1826 ongeldig verklaarde. Iedereen die die munten had, moest die stukken inwisselen voor guldens of een van de provinciale munten (die waren toen een wettig betaalmiddel naast de gulden); de Franse munten zouden per januari 1826 niet meer geldig zijn in het Koninkrijk.

    Per franc kreeg men 47 ¼ cent. In de zuidelijke Nederlanden, die vijf jaar later zich zouden afscheiden en als België door zouden gaan, vond men het trouwens maar niets om de geliefde en vertrouwde franc te zien gaan en de gulden te moeten omarmen. Wat ook niet hielp bij het omarmen van de gulden in het zuiden, is dat het tegenwoordige België hoge belastingen kreeg opgelegd om de torenhoge schuld van de noordelijke Nederlanden te financieren. De gulden was een munt van het Huis van Oranje, de beeltenis van Oranjes prijkte erop, en dat Huis was niet geliefd, mede door de hoge belastingen. Men zou kunnen betogen dat de keuze voor de gulden en het buiten omloop stellen van de Franse franc een rol heeft gespeeld bij de Belgische afscheiding.

    zilverguldensbanner_155832

    De gulden werd in 200 jaar geleden ingevoerd als universeel betaalmiddel

  • Pensioenfondsen besturen als een succesvolle voetbalclub?

    Voetbalclubs en voetbalbonden met teveel bureaucraten en te weinig voetbalkennis halen het allemaal niet. Bij pensioenfondsen is dit niet anders…..daar moet de echte revolutie nog beginnen. NA een slecht beleggingsjaar zullen (dure) directies van de te grote fondsen geen spijkers met koppen slaan om hun visie om te gooien. Dan gaat er toch wat fout???

    Als ik steeds de klaagverhalen van de pensioenfondsen zie langs komen bekruipt mij toch echt het gevoel dat deze vaak nog te zware en logge bedrijfstak niet heel kritisch is op zichzelf is. Natuurlijk kruipen ze graag bij elkaar in hun verhalen over negatieve rentes, het ouder worden van hun deelnemers om zo hun eigen mindere beleggingsprestaties te verdedigen.

    Gebrek aan kennis

    Uit eigen ervaring weet ik inmiddels dat vele pensioenfondsbeheerders gewoon te weinig kennis hebben van het profiteren van dalende beurzen en het beleggen met opties, turbo’s en grondstoffen. Het eerste pensioenfonds dat eens profiteert van een daling moet nog opgericht worden. Waarom geen actieve long /short strategie waar gewoon wel rendement te behalen is. De meeste fondsen leven nog in “gulden“ tijdperk met hun strategie en beleggingsvisie. Wat te denken van de kostenstructuur en de omvang van personeel en dure onervaren directie. De KNVB is het voorbeeld in voetballand hoe het niet moet, de pensioensector is op dezelfde weg. Tijd voor een spiegel en een radicaal ander beleid om wel rendement te maken!

    Volgens mij ligt de oplossing voor de pensioenproblemen vooral bij de pensioensector zelf. Welke opleidingseisen zijn er daar ? Welke kennis is aanwezig over mondiale ontwikkelingen en trends? Zetel verplaatsen naar minder grote en dure panden en eens echt actief (long en short) gaan beleggen zal een hoop ellende voor hun hardwerkende deelnemers schelen.

    Mogelijke vragen voortaan bij iedere sollicitatie moeten zijn:

    • Weet u wat een put optie is?
    • Weet u wat short gaan is?
    • Weet u wel dat onze premier zijn huidige economische groei gebouwd heeft op een mega schuldenberg?
    • Weet u wat grondstoffen kunnen doen om uw portefeuille te beschermen?
    • Heeft u zelf wel eens aandelen gekocht en verloren op de beurs? Is uw vrouw toen bij u gebleven?

    Bij één of meerdere NEE antwoorden deze kandidaat meteen via de achteruitgang weer naar huis sturen. Resultaten kunnen dan niet meer uitblijven wat ons aangaat. Zal even wennen worden al die nieuwe gezichten de eerste weken maar dan komen de groene cijfers vanzelf.

    dagboekvaneenbelegger-banner

    Bart Hoogakker (1966) begon al op zijn zestiende met beleggen en maakte onder andere de crash in 1987, de campinghausse van 1997 en de internetcrash van 2000 mee. Sinds 1992 geeft hij ook beleggingstrainingen en seminars, waarin hij zijn kennis en ervaring deelt met andere beleggers. U kunt Bart ontmoeten bij de diverse door hem en zijn partners georganiseerde beurscafés. Meer info daarover vindt op www.dagboekvaneenbelegger.nl

  • Italië is de moeder van alle systeemcrises

    George Friedman, de bekende geopolitieke specialist en – voorspeller, geeft in dit stuk zijn mening over de evolutie van de systeemcrisis waar de wereldeconomie mee kampt: Italië is al minstens acht maanden in crisis, maar de massamedia hebben dit niet eerder dan in juli uitgebracht. Deze crisis heeft geen enkel verband met de Brexit, ook al beweert de Brexit-oppositie het tegenovergestelde. Zelfs al had Groot-Brittannië vóór gestemd, dan nog zou de Italiaanse crisis in omvang toegenomen zijn.

    Het hoge aantal slechte leningen op de bankbalansen was al voor de Brexit een probleem. Alleen een spectaculaire verbetering van de economie zou het mogelijk maken om deze leningen af te lossen. En de Europese economie kan niet voldoende groeien om hierin behulpzaam te kunnen zijn.

    Italiaanse banken hebben op hun balans niet-presterende kredieten die eigenlijk reeds moesten afgeschreven zijn. Maar liefst zeventien procent van alle leningen zullen naar verwachting niet terugbetaald worden. De te verwachten schade zal niet alleen in de laars worden gevoeld. Italiaanse leningen worden verpakt en herverkocht en Italiaanse banken schrijven in op leningen van andere Europese banken. Die instellingen hebben op hun beurt leningen aangegaan met Italiaans staatspapier als onderpand. Italië is de vierde economie van Europa en in tegenstelling met Griekenland kan men gerust stellen dat het ‘la mamma’ is van alle systemische bedreigingen.




    Bail-ins, geen bail-outs

    De enige uitweg bestaat uit een bail-out door de regering. Italië maakt echter deel uit van de eurozone en dus is de mogelijkheid om zich 'uit de crisis te printen' beperkt. De regels van de Europese Unie (EU) maken het bovendien moeilijk voor overheden om banken te redden met belastinggeld (bail-out). De EU hanteert nu een bail-in strategie wat inhoudt dat schuldeisers en depositohouders van een falende bank hun geld dreigen kwijt te raken. Dat is hetgeen de EU aan Cyprus oplegde. In Cyprus werden deposito's van meer dan 100.000 euro in beslag genomen om de schulden van de lokale banken te delgen. Een deel van deze sommen werd teruggestort, het grootste gedeelte niet. De bail-in is een formule die tot bankruns aanzet. Het in Cyprus geconfisqueerde geld was afkomstig van pensioenfondsen en lonen. Rome wil er zeker van zijn dat depositohouders hun deposito's niet kwijtraken, want een run op de banken staat garant voor een heuse meltdown. En een ineenstorting zou de regering doen vallen en de weg vrijmaken voor de eurosceptische 'Vijfsterrenbeweging' van Beppe Grillo. De bail-in regel is in voege omdat Duitsland geen belastinggeld wil gebruiken om financiële instellingen te redden via een bail-out. De groeiende populariteit van de nationalistische partij 'Alternative für Deutschland' bewijst dat het anti-Europese sentiment bij onze oosterburen sterk toeneemt. De Duitsers zitten met het gevoel dat vooral zij de fiscale verantwoordelijkheid dragen voor de eurozone en wensen niet meer te blijven betalen voor het onverantwoordelijke gedrag van anderen (Zuid-Europa). De Duitse regering is dus gebonden en kant zich bewust tegen een Europees depositogarantiesysteem omdat dit 'Heimatgeld' op het spel zou zetten. En Duitsland zal ook niet toelaten dat er zomaar eurogeld zal worden gedrukt, daarvoor is de herinnering aan de hyperinflatie van de twintiger jaren van vorige eeuw nog te levendig. De Italianen kunnen dus hun problemen alleen aanpakken door de EU-regels te veronachtzamen, wat ze momenteel ook doen.

    Crisis deint uit

    En er broeit een andere Europese crisis. Duitsland haalt bijna de helft van haar bruto binnenlands product (bbp) uit export. Ondanks alle discipline en soberheid die de Duitsers zo kenmerken, blijft er het feit dat hun welvaart goeddeels afhangt van hun bekwaamheid om te exporteren. Maar die exportkracht hangt uiteindelijk ook af van de behoeften en de financiële gezondheid van hun buitenlandse klanten. Duitsland voert veel uit naar de EU en de Italiaanse crisis zou een Europese bankencrisis kunnen veroorzaken. Dat zou de Duitse export behoorlijk pijn doen, het bbp naar beneden halen en de werkloosheid doen oplopen. Het is dus niet meer dan logisch dat de Duitsers er alles aan zouden doen om een Italiaanse faling af te wenden. Maar kanselier Merkel voelt er niet veel voor om haar landgenoten te vertellen dat hun economie afhankelijk is van de gezondheidstoestand van Italië. De productie van Duitse kapitaalgoederen viel met 4% terug ten opzichte van de maand ervoor. De productie van consumptieproducten steeg met slechts 0,5%. Het staat vast dat de Duitse consumentenmarkt mogelijke exportverliezen op geen enkele manier kan opvangen. Het zakenleven bij onze oosterburen is zich bewust van dat gevaar. Daarbij komt nog dat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) onlangs verklaarde dat Deutsche Bank, de grootste bank van Duitsland, het belangrijkste systeemrisico vormt voor de wereldeconomie. Een faillissement zoals dat van Italië zou in Europa een kettingeffect tot gevolg hebben dat ook Deutsche Bank zou raken.

    Het Amerikaanse puzzelstuk

    Toch vormt een Amerikaanse recessie de echte bedreiging voor Duitsland. Recessies zijn een normaal fenomeen, het zijn cyclische gebeurtenissen die nodig zijn om de economische efficiëntie te behouden en die inefficiënte bedrijven doen verdwijnen. De Verenigde Staten worden gemiddeld om de zes à zeven jaar geconfronteerd met een recessie. Momenteel huist er in het monetair beleid en in de economie een hoop irrationaliteit. De rentecurve begint af te vlakken. Normaal gesproken wordt een recessie drie à zes maanden voorafgegaan door een grote neergang van de financiële markten. Dat betekent dat we dit jaar allicht geen recessie zullen krijgen, maar mogelijk wel in 2017. Omdat er stagnatie is in Europa, heeft Duitsland haar exportactiviteiten verlegd naar andere landen en in het bijzonder naar de Verenigde Staten. Als in Amerika de economie terugvalt, zal ook de vraag naar Duitse goederen afnemen. Voor Duitsland echter betekent een exportdaling van 1% dat het bbp met een half procent terugvalt. Gezien de huidige minimale groei, zou de val van enkele procenten de Duitse economie in een recessie brengen en hoge werkloosheid veroorzaken. Een Amerikaans conjunctuurprobleem zou niet alleen Duitsland raken, maar ook de rest van Europa. Vele landen voeren uit naar de VS, hetzij rechtstreeks of via het produceren van componenten voor Duitse en Britse producten. De VS zijn enigszins blootgesteld aan buitenlandse wanbetalingen, maar niet voldoende om het Amerikaanse financieel-economische systeem neer te halen. Amerika is, meer dan Europa, een tamelijk zelfvoorzienende economie en minder afhankelijk van export.

    De 'big picture'

    De EU dient de Italiaanse en Duitse problemen aan te pakken, maar haar regelgeving maakt het vinden van oplossingen heel moeilijk. Wat er in Europa gebeurt, is in de eerste plaats een politieke en bestuurlijke crisis. Het Europese stelsel werd gecreëerd om vrede en welvaart te bevorderen, niet om een complexe economie te beheren. De argumentatie van diegenen die gekant zijn tegen internationalisme is simpel. Soms falen de grote internationale systemen. Des te minder men verstrikt in -en afhankelijk is - van deze systemen, des te minder schade men zal ondervinden. En vermits deze systemische ongelukken in het verleden geleid hebben tot politieke conflicten en crisissen, krijgt het pleidooi voor nationalisme meer wind in de zeilen. Het is evident dat een systeemcrisis hoe dan ook zal leiden tot toenemend nationalisme. Bron: Mauldin Economics (Dit artikel verscheen eerder op het blog systeemcrisis.blogspot.nl)

  • Actie: Zilver kopen tegen spotprijs!

    Hollandgold stunt met Nederlands zilveren muntgeld, want wij bieden deze munten momenteel als enige in Nederland tegen de spotprijs aan! Wilt u zilver kopen, dan vindt u geen goedkoper alternatief dan deze zilveren munten.

    We verkopen deze zilveren guldens, rijksdaalders en zilveren tientjes in zakken van een kilogram. De munten bestaan voor 72% uit zilver, wat betekent dat iedere zak met munten goed is voor tenminste 720 gram puur zilver. Deze aanbieding geldt zo lang de voorraad strekt!

    hollandgold-logo

    zilverguldensbanner_155832

    Klik hier om deze munten te kopen!

  • Beleggingsvisie Robeco (september 2016)

    Europese beleggers kijken verder dan Brexit en voorts is een belangrijke vraag: wanneer komt volgende stap van de Fed? Bedrijfsobligaties blijven vooralsnog onze favoriet. Hieronder kunt u de beleggingsvisie van Robeco lezen voor september 2016.

    Ontwikkelingen op de financiële markten

    Op de financiële markten was duidelijk te merken dat in augustus de meeste mensen van hun zomervakantie genoten. Er gebeurde vrijwel niets. De dagelijkse verandering in de stand van de Amerikaanse S&P 500 aandelenindex bijvoorbeeld was de gehele maand nooit meer dan 1% naar boven of beneden. Historisch gezien is dit vrij zeldzaam. Uiteindelijk was de index eind van de maand slechts 0,1% gestegen.

    Komkommertijd

    Er was ook weinig nieuws dat de financiële markten in beweging kon zetten. De kwartaalcijfers die bedrijven publiceerden, zorgden nauwelijks voor verrassingen en ook de macro-economische cijfers deden geen wenkbrauwen fronsen. Bij lage omzetten stegen de meeste aandelenindices in de wereld licht. De brede MSCI Wereldaandelenindex steeg 0,5%, wat vooral te danken was aan de stijging in de Aziatische markten. De Chinese beursindex steeg 7,4%, de Japanse won 2,0%.

    Opkomende markten profiteren van herstel olieprijs

    De olieprijs kwam terug van een sterke daling in juli. Een vat Brent-olie steeg in augustus 6,9%. Opkomende economieën spinnen meestal garen bij een dergelijke stijging, en afgelopen maand was dat ook het geval. Het rendement van opkomende markten was hoger dan dat van ontwikkelde markten.

    Aandelen

    Langzamerhand wordt duidelijk dat de financiële markten over de Britse uittreding uit de Europese Unie (‘Brexit’) heen zijn. Premier May van Groot-Brittannië laat keer op keer weten door te gaan met het proces, maar maakt er vooral geen haast mee. De uiteindelijke economische gevolgen staan op dit moment duidelijk in de schaduw van de politieke kwesties rondom de uittreding, zoals de beperking van immigratie.




    Niet alleen aandacht voor gevolgen Brexit

    In Europa stapelen onzekerheden zich op. De nasleep van de poging tot staatsgreep in Turkije zorgt in de EU-lidstaten voor onrust. De Italiaanse banken staan er slecht voor en in Spanje sleept de politiek zich van verkiezing naar verkiezing zonder dat er een regering kan worden gevormd. Het zal duidelijk zijn; Europa hebben we in de portefeuilles een lager dan gemiddeld gewicht gegeven.

    federal-reserve-buildingAlle ogen gericht op de Fed

    De economische cijfers in Amerika zijn over het algemeen positief, zodat de financiële markten een mogelijke renteverhoging op de agenda hebben gezet. De Fed, het Amerikaanse stelsel van centrale banken, heeft via voorzitter Janet Yellen meerdere malen laten weten dat zo’n renteverhoging ‘data-afhankelijk’ is. Analisten wegen daarom elk economisch cijfer dat uitkomt, nog zorgvuldiger dan anders. Gegeven de allerlaatste cijfers lijkt een verhoging in september niet aannemelijk. Yellen heeft de financiële markten wel vaker verrast, maar tot het moment dat de nieuwe Amerikaanse president is gekozen, lijkt een actie van de Fed onwaarschijnlijk. December lijkt voorlopig de voor de hand liggende maand voor een renteverhoging. Robeco is voor wat betreft de economische ontwikkelingen het meest positief over Amerika. Zolang we in Japan nog geen effect zien van de nieuwste ronde van stimulerende maatregelen, handhaven we voor Azië-Pacific een neutrale weging.

    Obligaties

    De Europese obligatiemarkten worden volledig gedomineerd door de steunaankopen van de Europese Centrale Bank (ECB). De ECB heeft opkoopprogramma’s voor verschillende obligatiecategorieën lopen. Beleggers liften hier op mee en richten zich vooral op de bedrijfsobligaties. Door verhoogde vraag naar bedrijfsobligaties, in combinatie met een – zeker in augustus - laag aanbod, is de risico-opslag voor deze obligaties inmiddels afgenomen tot net boven de 1% en deze bevindt zich nog steeds in een dalende trend.

    Bedrijfsobligaties blijft onze favoriete categorie

    High yield-obligaties en obligaties van banken worden niet door de ECB aangekocht. Toch staan deze in de belangstelling, omdat daar nog wat extra rendement te behalen is. Het hogere risico dat er bij deze obligaties is, lijkt van secundair belang te zijn. Wij geven bedrijfsobligaties een hoger dan gemiddeld gewicht en zijn voorzichtiger geworden met high yield-obligaties. Voor staatsobligaties vinden wij de vooruitzichten minder positief en krijgen daarom een duidelijk lager dan gemiddeld gewicht. Voor de categorie obligaties als geheel handhaven we een lichte onderweging. Belangrijke informatie: Robeco Institutional Asset Management B.V. heeft een vergunning als beheerder van ICBE’s en ABI’s van de Autoriteit Financiële Markten te Amsterdam. Robeco

  • Tip: Gouden tientje extra voordelig bij Hollandgold

    gouden_tientjes_tiengulden_goud_kopen_5Marketupdate biedt in samenwerking met Hollandgold een speciale korting aan. Koopt u gouden tientjes via Hollandgold, dan krijgt u een extra korting door de actiecode GULDEN1 in te voeren in het bestelproces. Maakt u gebruik van deze actiecode, dan betaalt u per munt slechts €5 boven de spotprijs! Dat is nog goedkoper dan de meeste gouden munten van 1 troy ounce.

    De actie geldt voor de gouden tientjes met het portret van Wilhelmina die tussen 1892 tot 1933 in zeer grote oplage geslagen werden. De munten wegen 6,72 gram per stuk en hebben een zuiverheid van 90% goud. Dat betekent dat ieder muntstuk ongeveer 6,05 gram puur goud bevat. De gouden tientjes worden vandaag de dag verhandeld vanwege hun goudwaarde en zijn geliefd door de lage premie en de relatief lage prijs.

  • War on cash: Langetermijnplanning voor meer staatscontrole

    War on cash: Langetermijnplanning voor meer staatscontrole

    In verschillende landen heeft men wetten uitgevaardigd om cashtransacties boven een bepaald bedrag te verbieden. De Belgische overheid verbiedt de cashbetaling van facturen boven 3.000 €. In Frankrijk mag er bijvoorbeeld geen cash meer verhandeld worden boven een bedrag van 1.000 €. Uruguay hanteert een bovengrens van 5.000 dollar. Larry Summers, gedurende 2 jaar de belangrijkste financieel adviseur van Barack Obama, wil het 100 dollarbiljet afschaffen. De Europese Centrale Bank heeft reeds besloten de biljetten van €500 uit productie te nemen. In landen zoals Zweden, Noorwegen, Denemarken, Israël en zelfs India wordt er gepleit om cashgeld volledig af te schaffen.

    Officiële uitleg

    Het gebruik van cash wordt door autoriteiten meer en meer beschouwd als een verdachte activiteit. De officiële uitleg voor deze ontwikkeling is om belastingontduikers beter te kunnen opsporen, maar ook om drugskartels, terroristische organisaties en andere criminelen de mogelijkheid te ontnemen om hun zwart geld wit te wassen. Die criminele activiteiten gebeuren echter ook met aandelen en andere goederen of diensten. Het is weinig waarschijnlijk dat een cashverbod illegale transacties zullen doen ophouden.



    Geheime agenda

    Wie publiceerde op 23 augustus 2015 het anonieme stuk "The case for retiring another barbarous relic" in de invloedrijke Britse zakenkrant "The Financial Times"? In dit artikel wordt er gepleit om cash goeddeels af te schaffen en om centrale banken en regeringen meer macht te schenken. Dit is maar een enkel voorbeeld van de discussie die omtrent dit thema gevoerd wordt. De bekende en goed geïntroduceerde Amerikaanse econoom Martin Armstrong is een van de weinigen die melding heeft gemaakt van een op 18 mei 2015 in Londen georganiseerde geheime ontmoeting in het Mandarin Oriental Hyde Park-hotel. Gespreksonderwerp: het beëindigen van het gebruik van cash. Waren aanwezig: twee wereldwijd bekende economen, Kenneth Rogoff van Harvard University en Willem Buiter van de Amerikaanse megabank Citigroup, maar ook vertegenwoordigers van de Amerikaanse, Europese, Zwitserse en Deense centrale bank. Wat wordt ons niet verteld?

    cash-euros

    War on cash betekent meer staatscontrole

    Echte motieven voor eliminatie cash

    Vele overheden hebben torenhoge schulden opgebouwd en met het terugvallen van de wereldeconomie moeten die steeds meer op zoek naar extra belastinginkomsten. Het zichtbaar maken van inkomsten- en vermogensstromen lijkt op het eerste gezicht een valide argument te zijn om cashgeld te verbannen. Enige research leert echter dat er verborgen redenen spelen die veel belangrijker zijn. Een van de basisstrategieën van de centrale banken om de economie drijvend te houden is de zogenaamde nulrentepolitiek. Een van de gevolgen van dit beleid is dat momenteel 75% van alle obligaties in de eurozone en in Japan een negatief rendement vertonen. Een structurele trend die uiteindelijk ook het spaargeld aantast: in Zwitserland is de Alternative Bank Schweiz de eerste Europese bank die depositohouders een negatieve rente aanrekent. De spaarder die tegenwoordig enig rendement wil behalen, heeft geen andere keuze dan om z'n geld te beleggen in aandelen, obligaties, kunst en vastgoed. Met speculatiebubbels in die markten als gevolg. Teneinde gezinnen en bedrijven de mogelijkheid te ontnemen aan negatieve rentestanden te ontsnappen, is het uitschakelen van cash een noodzakelijke beleidsmaatregel. Dergelijke ingreep zet bedrijven immers ertoe aan te investeren en gezinnen om te consumeren. Bovendien, zo redeneert men van hogerhand, beschermt een cashloze samenleving kwetsbare - Europese - banken tegen bankruns en dus tegen hun ineenstorting.

    Toenemende staatscontrole

    Wat zijn de gevolgen van deze oprukkende jacht op cash? Door het uitsluitend elektronisch maken van geld kan de fiscus precies zien wie, wat, waar en hoe bedrijven en gezinnen kunnen worden belast. Geld vertegenwoordigt vrijheid en onafhankelijkheid voor het individu. Met deze 'war on cash' - trend wordt privacy een dood concept. Martin Armstrong ziet het grote gevaar van overheden die steeds meer evolueren in de richting van economisch totalitarisme, maar hij is zeker niet de enige...
    "Het elimineren van cash is bijzonder gevaarlijk. Reeds jaren waarschuw ik dat we nooit meer zullen terugkeren naar een goudstandaard - we zijn helemaal op weg naar elektronisch geld. Op dit punt wordt de regering een economische dictator die controle tracht te behouden over haar imploderende - corrupte - systeem. Ze zullen de ondergrondse economie samen met de drugshandel trachten uit te schakelen. Ze proberen opzettelijk iedereen te beletten financiële activa te kopen of verkopen zonder toestemming van de regering. Om dat te bewerkstelligen dient cash te worden afgeschaft en kan een maximale belasting van 100% worden opgelegd. Het is op deze manier dat het Westen bezig is zelfmoord te plegen - door het vernietigen van de globale economie."

    Conclusies

    De opmars naar een cashloze samenleving lijkt niet te stuiten. We zijn op weg naar het einde van geld en privacy zoals we dat vandaag kennen. Wat is de basis van welvaart ? Niet consumptie en de daaraan gerelateerde schuldenopbouw zoals vele neo-Keynesianen menen. De geschiedenis bewijst dat slechts een vrije, evenwichtige productie en kapitaalopbouw een economie duurzaam aandrijven. In die zin is de tendens van overheden die steeds meer greep willen krijgen op geld en economie bijzonder verontrustend. Hebben de beleidsmakers dan niets geleerd van de implosie van de zwaar gestuurde Sovjet-economie in 1991?

    Dirk Bauwens

    (Dit artikel verscheen eerder op mijn blog systeemcrisis.blogspot.nl)

  • Als je voor een dubbeltje geboren bent…

    Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben aardig wat omwentelingen plaatsgevonden. Bijvoorbeeld de technologische revolutie, vele nationale onafhankelijkheidsbewegingen en revoluties, de tweede feministische golf, de globalisering, de bevolkingsexplosie, het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, de digitale revolutie, om maar enkele te noemen.

    Wat onderschat wordt is het belang van de enorme toename van en veranderingen in het onderwijs. Het analfabetisme is in de meeste landen grotendeels uitgeroeid, alhoewel er nog steeds sprake is van teveel laaggeletterdheid. De deelname aan basis- en vervolgonderwijs en ook aan hoger onderwijs is sterk gegroeid, en vele beroepen zijn verwetenschappelijkt.

    Deze ontwikkelingen zijn zeer bewust nagestreefd vanuit regeringen en internationale organisaties. Het verhogen van het onderwijsniveau van de bevolking werd zeker sinds de jaren veertig als een van de belangrijkste maatschappelijke doelstellingen vastgesteld. Het recht op onderwijs, tot op het niveau van het academisch onderwijs, werd verankerd in vele documenten als de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Verdrag inzake de Rechten van het Kind.

    Deze vooruitgang werd zeker in Nederland breed gedragen, door alle belangrijke politieke en religieuze stromingen. De uitdrukking ‘verheffing van het volk’ werd ook op onderwijsgebied gebruikt als belangrijke motivatie. Daarbij kan de ontwikkeling sinds 1945 van de welvaartsstaat als richtinggevend sociaaleconomisch model genoemd worden, waardoor het ook als een belangrijke overheidstaak werd gezien om initiatieven te nemen tot verruiming van de onderwijsmogelijkheden inclusief de financiering daarvan.

    Merit = IQ + effort

    Daar kwam nog iets bij. Veel van de sociale en politieke bewegingen die in Nederland dragers waren van het welvaartsmodel zagen in onderwijs ook een mogelijkheid om de sociale verhoudingen te veranderen. Was tot dan sociale afkomst een belangrijke zo niet beslissende factor om in de samenleving leidende posities in te nemen, nu werd gehoopt en verwacht dat dankzij al die onderwijsmogelijkheden voor iedereen persoonlijke kwaliteiten doorslaggevend zouden worden. En de meest genoemde persoonlijke kwaliteiten waren: intelligentie, en iemands eigen inspanningen om vooruit te komen. Voor iedereen zou het mogelijk worden om iets te bereiken in de samenleving overeenkomstig die kwaliteiten. Niet meer zou gelden: ‘Als je voor een dubbeltje geboren bent, bereik je nooit een kwartje’, zoals cabaretier Louis Davids vóór de oorlog zong. En daarmee werd het democratisch ideaal nog dichterbij gebracht. Iedereen gelijke kansen. Michael Young vatte dat als volgt samen: ‘Merit = IQ + effort’. Vandaar de uitdrukking ‘meritocratie’. Meritocratie-boekWat is daarvan terecht gekomen? Is de Nederlandse samenleving nu echt meritocratischer geworden? Om die vraag te beantwoorden is dit jaar bij de Amsterdam University Press een belangwekkende studie verschenen onder de titel Meritocratie – Op weg naar een nieuwe klassensamenleving?, samengesteld door Paul de Beer en Maisha van Pinxteren. Met een grote hoeveelheid van gegevens wordt aangetoond dat vanuit meritocratisch oogpunt gezien veel bereikt is. De deelname aan het vervolg- en hoger onderwijs is enorm gegroeid, in velerlei opzichten. En dan hebben wij het over de deelname uit alle sociale klassen. Dat zijn resultaten die slechts mogelijk waren dankzij de omvangrijke inzet van financiële middelen door de overheden. En natuurlijk ook door de sterk toegenomen welvaart en sociale zekerheid die het ook voor gezinnen met lage inkomens gemakkelijker maakten dat hun kinderen konden gaan doorleren. En daarmee zijn er meer mogelijkheden ontwikkeld om door te stromen vanuit lagere sociale posities naar hogere.

    De nieuwe politicus

    Dat is bijvoorbeeld zichtbaar in de landelijke politiek. Om minister of Kamerlid te worden speelt afkomst nauwelijks nog een rol. Het zijn allemaal mensen met de hoogste diploma’s. Afkomst is vervangen door opleiding. Het is niet meer een aristocratische elite die regeert maar een meritocratische. En deze mensen zijn afkomstig uit alle lagen van de bevolking. Dat zien wij in alle beroepen. Dat is op zich een positieve ontwikkeling.

    Nature and nurture

    Maar als wat nauwkeuriger gekeken wordt naar de beschikbare gegevens, dan geeft dat mij aanleiding tot minder positieve bespiegelingen. Blijkt bijvoorbeeld dat afkomst wel degelijk een belangrijke rol blijft spelen. Maar dan een afkomst die verschilt van de oorspronkelijke aristocratische bronnen van macht. Intelligentie blijkt tot op zekere hoogte erfelijk. Bovendien zijn de omstandigheden waaronder kinderen van hoogopgeleiden opgroeien, voor hun verdere ontwikkeling veel beter dan die van laagopgeleiden. In de gezinnen van de hoogopgeleiden is een grotere deelname aan allerlei culturele terreinen. Ook zijn hoogopgeleide ouders op onderwijsgebied meestal actievere en bekwamere begeleiders van hun kinderen dan laagopgeleiden. De milieus van die gezinnen verschillen dikwijls ook sterk in taalvaardigheid, zeker de taalvaardigheid die er toe doet, bijvoorbeeld ‘correct’ Nederlands spreken en de omvang van de woordenschat. Veel van de hoogopgeleiden hebben een grote spreekvaardigheid mede dankzij hun eigen milieus van afkomst en de activering die uitgaat van manieren van omgang met elkaar tijdens de universitaire studie. En van niet te onderschatten betekenis zijn activiteiten als voorlezen en lezen. Kortom, nature en nurture vervullen beide belangrijke functies voor de ontwikkeling van kinderen.

    Belangentegenstellingen

    Daar komt bij dat er aanwijzingen zijn dat de hoogopgeleiden goed voor zich zelf weten te zorgen. Zij behoren meestal tot de hogere inkomensgroepen, wonen in de ‘betere’ buurten, hebben betere arbeidsvoorwaarden als een vaste baan, hebben het meeste bezit, domineren in de politiek, hebben minder kans op werkloosheid, worden ouder en genieten langer van hun pensioen, en maken overmatiger dan andere sociale groepen gebruik van publieke en publiek gefinancierde voorzieningen als theaters en musea. En dat versterkt in hoge mate de mogelijkheden voor creatie van de noodzakelijke voorwaarden voor de ontwikkeling van hun kinderen. Hoogopgeleiden zijn ook veel meer kosmopolitisch georiënteerd, de wereld is hun referentiekader en markt van kansen. Dit in tegenstelling tot laagopgeleiden die veel kwetsbaarder zijn voor de gevolgen van de globalisering, bijvoorbeeld de toegenomen concurrentie op de lokale arbeidsmarkten, de verplaatsing van producties naar lagelonenlanden, en de komst van migrantengroepen in volkswijken. Daar komt bij dat steeds meer sprake is van verdringing op de arbeidsmarkten, verdringing van lager opgeleiden door hoger opgeleiden: 30 % van de academici werkt op een te laag niveau, 80 % van de werkenden in de elementaire beroepen zijn te hoog opgeleid. Hoog en laag hebben niet alleen verschillende belangen maar spreken ook een andere taal. En als iemand ‘faalt’ in zijn meritocratische ontwikkeling dan loopt hij kans het stempel van ‘eigen schuld’ opgedrukt te krijgen. Er is een groot wantrouwen gegroeid ten aanzien van hoogopgeleiden. Dat alles zou wel eens een doorslaggevende betekenis kunnen hebben voor de opkomst en stabilisatie van het populisme.

    Diploma-democratie

    Kortom, er zijn duidelijke belangentegenstellingen tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden. En ook culturele verschillen. Wie beschikt wel of niet over de taalvaardigheid en presentatiekwaliteiten die tegenwoordig worden verondersteld voor het vervullen van politieke ambten? Niet voor niets heeft de uitdrukking ‘diploma-democratie’ opgang gemaakt. De samenstelling van de Kamers en van andere vertegenwoordigende instellingen is opnieuw geen afspiegeling van de samenstelling van de bevolking. Misschien moeten wij concluderen dat nog steeds sprake is van een klassensamenleving, maar dan sociale klassen waarbij opleiding een doorslaggevender rol vervult. Dat geldt eens te meer als hoogopgeleiden niet alleen in de politiek maar ook in het bedrijfsleven beslissende posities gaan innemen. Er heeft zich terecht een intensief debat ontwikkeld over de grote en sinds de Tweede Wereldoorlog toegenomen ongelijkheid in inkomen en vermogen. In dat debat zou meer aandacht gegeven moeten worden aan de rol die opleiding en daaraan verbonden en betrekkelijk nieuwe afkomstkenmerken daarbij vervullen. De samenleving is inderdaad meritocratischer geworden. Maar daarmee is zij ook weer aristocratischer geworden. Natuurlijk een andere aristocratie dan voorheen, maar toch.

    Wat te doen?

    Valt daar iets aan te doen? Uiteraard, en er wordt zeker in Nederland veel gedaan aan het verbeteren van de omstandigheden en daarmee de vooruitzichten van kinderen van laagopgeleiden. De woningen in volkswijken zijn flink verbeterd. Er zijn speciale vormen van onderwijs om de taalvaardigheid van kinderen te verbeteren. Het probleem van laaggeletterdheid, in Nederland volgens schattingen van de Algemene Rekenkamer 2,5 miljoen mensen, is eindelijk erkend en wordt aangepakt. Maar ja, het helpt dan niet als, zoals sinds de Lehman crisis van 2008, de inkomens van de lagere inkomensgroepen waaronder de uitkeringsgerechtigden in reële termen zijn gedaald. Het helpt evenmin als de voorraad aan huurwoningen kleiner wordt en bovendien de huren bovenmatig stijgen, en koopwoningen duurder, mede dankzij de zogenoemde liberalisatie van de woningmarkt. Het helpt evenmin als de toegang tot allerlei voorzieningen als de gezondheidszorg meer afhankelijk wordt van de financiële mogelijkheden van de zorggebruikers. Het helpt zeker niet als ook in het onderwijs de deelname afhankelijker wordt van inkomen, en bovendien de voorzieningen afnemen. Kortom, ondanks maar ook dankzij de enorme verbeteringen in de toegankelijkheid van het onderwijs zijn nieuwe tegenstellingen ontstaan, en dus ook conflicten. Die komen bovenop verscherpte tegenstellingen en conflicten op gronden als etniciteit, leeftijd, bezit, inkomen, gender, en godsdienst. Wie echt op zoek is naar vijanden en vijandbeelden kan kiezen uit een breed aanbod. Waar draait dit op uit? Lou Keune Voor meer teksten van Lou Keune, zie www.loukeune.nl of www.platformdse.org.

  • De obligatiewereld op zijn kop

    De rente op staatsobligaties is in sommige landen zo ver gedaald, dat overheden geld toe krijgen op nieuwe leningen. Op 11 juli werd ook de rente op sommige Nederlandse staatsobligaties voor het eerst even negatief.

    De rente op Nederlandse staatsobligaties met een looptijd van tien jaar is op 11 juli even onder de 0% terecht gekomen. Dat was voor het eerst sinds er in 1517 een begin werd gemaakt met het bijhouden van de prijsontwikkeling van dit soort leningen.

    De Nederlandse obligatiemarkt is niet de enige die in zekere zin op zijn kop staat. Onder meer in Duitsland en Japan ligt de rente op een groot deel van de staatsobligaties eveneens onder het nulpunt. Wereldwijd staat er voor meer dan € 11.000 miljard aan leningen uit met een negatieve rente.

    Pensioenfondsen en verzekeraars

    Het lijkt vreemd dat iemand een lening wil verstrekken waarbij geld wordt toegelegd in plaats van dat er elk jaar wat rente wordt bijgeschreven. Veel instellingen zoals pensioenfondsen en verzekeraars hebben echter geen keuze. Deze organisaties zijn verplicht om een groot deel van de beleggingen aan te houden in veilige obligaties - ongeacht de hoogte van de rentevergoeding die ze ontvangen. Daar komt bij, dat de Europese Centrale Bank als onderdeel van een programma om de economische groei te stimuleren sinds maart 2015 voor ruim € 1.000 miljard aan voornamelijk staatsobligaties heeft ingekocht. Ten slotte zijn er ook partijen die liever met een deel van het vermogen obligaties kopen met een negatieve rente dan dat ze investeren in aandelen of andere meer risicovolle beleggingen. Door de toenemende vraag stijgen de prijzen van staatsobligaties uit Nederland en van veel andere landen.

    Flinke prijsstijging

    Die prijsstijging heeft twee kanten. Aan de ene kant boeken partijen zoals pensioenfondsen en verzekeraars die obligaties kopen en ze tot de aflossingsdatum vast te houden, een negatief rendement. Aan de andere kant ontstaan juist kansen voor beleggers die actief kunnen in- en uitstappen. “Wie begin dit jaar bijvoorbeeld Duitse staatsobligaties met een looptijd van dertig jaar had gekocht, kan die nu met een winst van meer dan 25% verkopen”, vertelt Kommer van Trigt, beheerder van het Robeco Global Return Bond Fund.

    Beweging van de rente telt

    “Rendementen van staatsobligaties worden op de korte termijn voornamelijk gedreven door bewegingen van de rente en minder door het renteniveau zelf”, legt Van Trigt uit waarom het Robeco Global Return Bond Fund ondanks de dalende rente sinds eind 2015 een rendement haalde van ruim 4%. Hij waagt zich overigens niet aan een voorspelling hoe lang of ver de rente onder het nulpunt daalt: “Een aantal jaar geleden had niemand gedacht dat de korte officiële rente negatief kon worden. Inmiddels is dat al in verschillende Europese landen en Japan het geval. Telkens weer blijken dingen mogelijk waarvan experts voorspelden dat ze niet konden gebeuren.” Door: Robeco

    Robeco

    Belangrijke informatie: Robeco Institutional Asset Management B.V. heeft een vergunning als beheerder van ICBE’s en ABI’s van de Autoriteit Financiële Markten te Amsterdam.