Categorie: Columns

  • Paus Franciscus heeft gelijk

    In zijn eerste grote publicatie van eigen hand, Evangelii Gaudium (de vreugde van het Evangelie) verdedigde Paus Franciscus I de stelling, dat de ideologie van het verabsoluteerde marktdenken de ongelijkheid in de huidige wereld in snel tempo vergroot.

    Globalisering

    Vooral commentatoren en economen ter rechterzijde van het politieke spectrum vielen de nieuwe Paus heftig aan. Hun voornaamste argument was ten dele valide. Inderdaad zijn dankzij de markt en het daarmee samenhangen van globalisering de verschillen tussen landen en delen van de wereld afgenomen. Dankzij dit proces loopt een doorsnee Chinees gezin zijn achterstand in op de welvaart van een doorsnee Amerikaanse familie. De ongelijkheid neemt dus af.

    globalization-wordcloud

    Ongelijkheid

    Maar geldt dit ook voor de ongelijkheid binnen de landsgrenzen van bijvoorbeeld de Verenigde Staten of China. De statistieken zijn wat dat betreft een stuk minder geruststellend. In de VS heeft de onderkant van de samenleving het inkomen in de laatste 25 jaar niet zien toenemen. Dat stuk heeft geen deel gehad aan de groeiende welvaart van het land. Voor de top 1% van de Amerikaanse samenleving ziet het beeld er in diezelfde periode radicaal anders uit. Het reel besteedbaar inkomen van die 1% is in de laatste 25 jaar verdrievoudigd en het aandeel in het bruto nationaal product van de VS is opgelopen tot 20%. De Verenigde Staten zijn hard op weg om koploper te worden in de wereld, als het gaat om sociale en economische ongelijkheid.

    De rest van de wereld lijkt in een steeds hoger tempo het voorbeeld van de VS te gaan volgen. In de zogeheten Opkomende Landen stijgt de gemiddelde levenstandaard, maar die van de top groeit veel harder en sneller. Het eindresultaat zal een samenleving zijn die qua sociale ongelijkheid griezelig veel lijkt op de Verenigde Staten van vandaag.

    wall-street-vs-main-street

    Technologie

    Globalisering is echter maar deels de verklaring voor de groei van de ongelijkheid. Wereldwijde competitie doet lonen in India en China stijgen en in de VS en Nederland dalen. Maar een nog belangrijkere verklaring voor de groeiende ongelijkheid is de technologische verandering. Technologie is de motor van de vooruitgang, van de economische groei. Het is de wedren om met steeds minder mensen steeds meer te doen.

    Tot dusverre was er een duidelijk patroon in technologische innovatie. Het vernietigde banen in de ene sector, maar schiep ze in een andere of schiep zelfs compleet nieuwe sectoren. De landbouw is daar een mooi voorbeeld van. De tractor vernietigde miljoenen banen in die sector, maar tractor, truck en auto legden de basis voor de creatie van nog veel meer nieuwe banen.

    innovatie
    Wetmatigheid

    De vraag is of deze wetmatigheid vandaag de dag nog geldig is? Neem de ICT. Hardware wordt steeds goedkoper, evenals software. De winnaar is de consument. De kosten voor een tablet of een smartphone, de innovaties van vandaag de dag, zijn niets vergeleken met de kosten voor een auto in bijvoorbeeld 1950. Daar zit echter een keerzijde aan. Enkele decennia geleden had General Motors honderdduizenden werknemers, vandaag de dag hebben innovatieve bedrijven als Facebook en Twitter slechts enkele duizenden werknemers. Hun aantal staat in geen verhouding tot het aantal banen dat door ICT weg geautomatiseerd worden.

    Laagbetaald

    Volgens sommigen is die bewering maar deels waar. Ze worden niet moe erop te wijzen, dat er in de persoonlijke dienstverlening nog steeds ruimte is voor miljoenen banen. Dat kan in de zorg, in de horeca of in de vrije tijdsector. Dat is zeker waar, zij het dat dat vaak slecht betaalde banen zijn met weinig kans op verbetering en geen vooruitzichten. Het is zelfs de vraag of meer en betere scholing hier verandering in kan brengen. De maatschappij kan zijn burgers toerusten met de beste IT-vaardigheden, maar zal Facebook of Linked-in daarom meer mensen gaan aannemen? Het lijkt onwaarschijnlijk.

    Meer dan vroeger dreigt het gevaar, dat kunde en vaardigheden niet langer beslissend blijken om een goed betaalde baan te krijgen. We dreigen stappen terug te zetten in de geschiedenis nu afkomst en relaties weer bepalend gaan worden voor de toekomst.

    Karl Marx

    En dus heeft Franciscus I het gelijk wel aan zijn kant. Als we de inrichting van de maatschappij laten afhangen van de marktkrachten, dan ontstaat er vanzelf een onleefbare wereld van ongelijkheid. Vroeger of later maken dan revolutionaire krachten zich meester van die maatschappij en dan kan Karl Marx nog weleens gelijk krijgen.

    paus beeld-karl-marx

    Cor Wijtvliet

    Bron,
    Adair Turner, inequality by the click. Project-Syndicate, January 8 2014

    Opmerkingen of vragen om meer informatie kunt u richten aan [email protected]

  • 1929: Beurscrash of correctie?

    Dit artikel van Wim Grommen verklaart waarom de introductie van het splitsen van aandelen op 31 december 1927 uiteindelijk de beurscrash van 1929 heeft veroorzaakt. Het veelvuldig splitsen van aandelen, met zeer grote verhoudingen, heeft de beurshausse enorm aangewakkerd, waardoor de beurscrash van 1929 zeer heftig was. In zijn vorige bijdrage beschreef Grommen hoe transities en de vier transitiefasen die bijdragen aan een beurshausse, dat artikel kunt u hier teruglezen. In dit artikel staan we uitgebreid stil bij het effect van aandelensplitsingen.

    Het splitsen van aandelen wakkert koers-winstverhouding aan

    Een aandelensplitsing is het verlagen van de nominale waarde van een aandeel met een bepaalde factor, waartegenover dan meer aandelen worden uitgegeven, verhoogd met diezelfde factor. Kortweg gezegd als de nominale waarde met een factor 2 wordt verlaagd dan wordt het aantal aandelen met diezelfde factor 2 verhoogd. De totale waarde van het aandelenbezit dus blijft gelijk. Een aandelensplitsing is gewenst, als de beurswaarde van een aandeel te groot is geworden en daardoor de verhandelbaarheid onvoldoende is. Omdat er bij de lagere koers meer potentiële beleggers zijn, heeft een splitsing dus een positief effect op de waarde van het aandeel.

    De stijging van de koers-winstverhouding van aandelen wordt dus ook versterkt, doordat veel bedrijven tijdens de versnellingsfase van hun bestaan, besluiten hun aandelen te splitsen. Twee jaar voor de beurscrash (oktober 1929), op 31 december 1927, werd voor het eerst het splitsen van aandelen toegepast. Tussen 1927 - 1929 zijn van veel bedrijven de aandelen, met zeer grote verhoudingen, gesplitst (zie de lijst verderop in dit artikel). Deze splitsingen hebben de koers-winstverhouding van aandelen nog verder opgedreven.

    Koers-winstverhouding stijgt enorm tussen 1920 - 1930

    Figuur 2: Koers-winstverhouding stijgt enorm tussen 1920 - 1930

    Het splitsen van aandelen liet ook Dow Jones Index exploderen

    De Dow Jones Index wordt voor het eerst gepubliceerd op 26 mei 1896. De index wordt berekend door de som van de aandelen te delen door 12:
    • Dow_12_26_mei_1896 = (a1 + a2+ ..........+a12) / 12
    Op 4 oktober 1916 wordt de Dow uitgebreid naar 20 bedrijven; er verdwijnen vier bedrijven en er komen twaalf nieuwe bedrijven bij.
    • Dow_20_4_okt_1916 = (a1 + a2+ ..........+a20) / 20
    Op 31 december 1927 worden van een aantal bedrijven voor het eerst de aandelen gesplitst. Bij elke wijziging in de samenstelling van de Dow Jones of bij een aandelensplitsing, wordt de formule, waarmee de Dow Jones wordt berekend, aangepast. Dit gebeurt omdat de index, de uitkomst van de twee formules van beide mandjes, op het moment van verandering dezelfde uitkomst moet opleveren. Voor die aandelen, die op 31 december 1927 worden gesplitst, wordt in eerste instantie een wegingsfactor in de berekening meegenomen... Datum - Bedrijf - Splitsing
    • 31 december 1927 - American Can - 6 voor 1
    • 31 december 1927 - General Electric -4 voor 1
    • 31 december 1927 - Sears, Roebuck & Company - 4 voor 1
    • 31 december 1927 - American Car & Foundry- 2 voor 1
    • 31 december 1927 - American Tobacco- 2 voor 1
    • 5 november 1928 - Atlantic Refining- 4 voor 1
    • 13 december 1928 - General Motors - 2 1/2 voor 1
    • 13 december 1928 - International Harvester- 4 voor 1
    • 8 januari 1929 - American Smelting - 3 voor 1
    • 8 januari 1929 - Radio Corporation of America - 5 voor 1
    • 1 mei 1929 - Wright-Aeronautical - 2 voor 1
    • 20 mei 1929 - Union Carbide split - 3 voor 1
    • 25 juni 1929 - Woolworth split - 2 1/2 voor 1

    Nieuwe formule

    De formule ziet er dan als volgt uit (American Can, splitsing 6 voor 1, wordt met 6 vermenigvuldigd, General Electric, splitsing 4 voor 1, wordt met 4 vermenigvuldigd enz).
    • Dow_20_31_dec_1927 = (6.AC + 4.GE+ ..........+a20) / 20
    Op 1 oktober 1928 wordt de Dow Jones verder uitgebreid naar 30 aandelen. Omdat men nog alles met de hand moet uitrekenen wordt de berekening van de index eenvoudiger. De wegingsfactor van de gesplitste aandelen verdwijnt en men introduceert de Dow Divisor. De index wordt berekend door de som van de aandelen te delen door de Dow Divisor. Omdat de index op 1 oktober 1928 niet mag veranderen, krijgt de Dow Divisor de waarde 16.67. De index-grafiek van de twee tijdsperioden moet per slot van rekening wel op elkaar aansluiten.
    • Dow_30_1_okt_1928 = (a1 + a2+ ..........+a30) / 16.67
    In het najaar van 1928 en het voorjaar van 1929 (Zie tabel 1) vinden er nog 8 aandelensplitsingen waardoor de Dow Divisor daalt naar 10.77.
    • Dow_30_25_juni_1929 = (a1 + a2+ ..........+a30) / 10.77
    Vanaf 1 oktober 1928 levert een waardestijging van de 30 aandelen dus bijna tweemaal zoveel indexpunten op en vanaf 25 juni 1929 bijna driemaal zoveel indexpunten, vergeleken met een waardestijging van de 30 aandelen voor 31 december 1927. Bij de oude formule zou de som van de 30 aandelen worden gedeeld door 30.

    Dow Jones index voor en na Black Tuesday

    Figuur 3: Dow Jones Index voor en na Black Tuesday

    Van beurscrash 1929 naar beurscorrectie 1929

    De beurshausse in de periode 1920 – 1929 is uiteraard in eerste instantie veroorzaakt, doordat de verwachte waarde van de aandelen van bedrijven, die in de versnellingsfase van hun bestaan komen, enorm stijgt. Deze beurshausse werd echter door het introduceren van het splitsen van aandelen op 31 december 1927 enorm aangewakkerd. Als klap op de vuurpijl werd vanaf 1 oktober 1928, door wijzigingen in de formule van de Dow Jones, de waardestijging van aandelen nog verder uitvergroot. De beurscrash van oktober 1929 was waarschijnlijk veel minder heftig geweest, wanneer het splitsen van aandelen achterwege was gebleven (en dus ook de wijzigingen in de formule van de Dow Jones). Waarschijnlijk zou men dan tegenwoordig niet spreken over de beurscrash van 1929, maar over de beurscorrectie van 1929. Door: Wim Grommen

  • Ben je geschikt als trader?

    Als je succesvol wil traden is het van groot belang een tradingplan te hebben waarbij je jezelf prettig voelt. Erg vaak kom ik mensen tegen die het liefst, zonder er bij na te denken, een bestaand tradingplan exact willen overnemen en uitvoeren. Ik begrijp dat wel, want het is natuurlijk wel zo efficiënt om het wiel niet opnieuw uit te hoeven vinden. En als de werkwijze je bevalt is dat natuurlijk ook prima.

    Maar misschien past de handelswijze van een ander je (deels) niet of zijn er punten waarover je anders denkt. Dan wordt het erg lastig om zo’n systeem vloeiend ten uitvoer te brengen en ga je mindere resultaten boeken dan de uitvinder van het systeem. Die mindere resultaten hebben dan vaak ook niets met de kwaliteit van het tradingplan te maken, maar alles met de uitvoering door de gebruiker. Ik vergelijk het wel eens met een snelle sportwagen: iemand anders rijdt moeiteloos rond in dat ding terwijl ik ‘m tegen de eerste boom parkeer die ik tegen kom. Dat zegt niets over de kwaliteit van de auto, maar alles over mijn rijkunsten…

    De meeste traders zijn geneigd om een tradingplan te selecteren waarmee andere traders veel geld op halen. Veel belangrijker is echter een plan te gebruiken (of te maken) dat past bij je persoonlijkheid, als iets je past is het logischer dat het succes zal volgen.

    Negen criteria voor de trader

    Hieronder zet ik negen belangrijke criteria op rij waarvan ik vind dat je ze als trader in ogenschouw moet nemen als je een tradingplan gaat volgen of ontwikkelen. Of voor traders die al een duidelijk tradingplan hebben: leg die criteria eens naast je huidige werkwijze, misschien kom je er wel achter dat er ruimte is voor verbetering!

    1. Vraag je eens heel goed af hoe je zelf in elkaar steekt, bijvoorbeeld: Heb je geduld? Kost het je moeite om veel zaken te combineren? Als je niet goed weet hoe je in elkaar steekt, kun je ook nooit een plan maken dat bij je past.
    2. Stel jezelf redelijke doelen die je wilt behalen. Een redelijk doel is niet ‘zo veel mogelijk geld verdienen’. Wel redelijk is om te kijken hoe koersbewegingen zich doorgaans gedragen en daaraan waarschijnlijke targets te koppelen.
    3. Heb je een mening over de markt? Zo ja, in hoeverre zit je dat in de weg bij je trading? Ik ken traders die al 4 jaar roepen dat een bepaalde koers moet gaan dalen en daarom geen long trades doen. Maar tussentijds is de betreffende koers ruim 35% gestegen. Of heb je geen mening en ben je in staat om iedere keer geheel neutraal de markt te analyseren?
    4. Vraag je af wat je precies te weten wilt komen ten behoeve van je tradingplan. Zorg dat de antwoorden nuttige informatie vormen die je helpt besluiten te nemen.
    5. Een tradingplan bestaat uit meerdere onderdelen, zorg dat je van ieder onderdeel precies kunt zeggen wat de waarde ervan is in je handelswijze. Als dat niet duidelijk is moet je jezelf afvragen of alle onderdelen wel zinvol zijn.
    6. Is het je bedoeling met een plan te werken wat onder iedere marktomstandigheid functioneert? Of heb je een bepaalde markt voor ogen waarop je wil traden? Je kunt moeilijk met alle winden meewaaien.
    7. Zorg dat je voor jezelf weet onder welke winst- en risicofactoren je jezelf comfortabel voelt. Meet en test vervolgens of die waarden haalbaar zijn met je voorgenomen werkwijze.
    8. Wanneer is een plan in praktische zin werkbaar voor je? Hoe vaak kan of wil je in actie komen om er iets aan te doen? Dit is van groot belang ten aanzien van je handelshorizon.
    9. Zorg ervoor dat alles waarbij je geen goed gevoel hebt geen deel uitmaakt van je tradingplan. Ook niet als anderen zeggen dat het belangrijke factoren zijn. Probeer zo veel mogelijk bij je eigen karakter in de buurt te blijven.

    Als blijkt dat bovengenoemde punten je voor problemen stellen waardoor consistent traden een moeilijkheid wordt, moet je jezelf afvragen of je wel geschikt bent voor trading. In dat geval kan het verstandig zijn om het traden over te laten aan ervaren traders.

    Momentumtrades beschikt over die ervaren traders die iedere dag in- en uitstappen terwijl u kunt blijven zitten. Door vast te houden aan een strategie is er in 2013 een netto rendement gemaakt van 39,3%.

    http://www.momentumtrades.nl/

    Tien criteria voor de trader

  • Japan laat de geldpers in 2014 nog harder draaien

    Uit onderzoek van de Bank van Japan (BoJ) blijkt dat 31% van de Japanse huishoudens amper of geen financiële reserves heeft. Dit is het hoogste percentage sinds 1963, toen de BoJ het onderzoek startte. Deze situatie zal eerder verergeren dan verbeteren. Looninkomens van de Japanse werknemer dalen al 16 maanden op rij.

    In april van dit jaar maakte de nieuw gekozen premier Shinzo Abe zijn herstelplan, genaamd Abenomics, bekend. Het programma bestaat uit een combinatie van stimulerende overheidsmaatregelen, monetaire verruiming en structurele hervormingen van de economie, waaronder hervormingen van het belastingstelsel. De premier stelde zijn plannen op in samenspraak met de Haruhiko Kuroda, de nieuwe gouverneur van de Bank of Japan.

    Inflatie

    Het uiteindelijk doel van Abenomics was en is om de inflatie in Japan naar 2% te brengen. Al bijna 20 jaar verkeert de Japanse economie in een staat van deflatie en dit heeft een verwoestende uitwerking gehad. Er is sinds jaar en dag geen economische groei van belang meer. De meest in het oog schietende maatregel is de monetaire stimulering van de economie met een bedrag van $70 miljard. Het is de bedoeling van de centrale bank van Japan dat de geldhoeveelheid in het land tegen 2015 verdubbeld is. Abenomics heeft tot dusverre redelijk succes gehad. Voor het eerst in twintig jaar zijn in Tokio de prijzen voor duurzame goederen weer gestegen en in oktober steeg de inflatie naar 0,9%. De kerninflatie kwam uit op 0,3%. Dat is het hoogste niveau sinds 1998.

    Binnenlandse bestedingen

    Het monetaire en fiscale stimuleringsbeleid van centrale bank en overheid heeft de waarde van de yen van meet af aan onder druk gezet. Al bij de aankondiging viel de yen 3% in waarde ten opzichte van de dollar. Daar heeft tot dusverre vooral de exportsector van geprofiteerd. De stijging van de Nikkei 225 in de loop van 2013 is voornamelijk te danken aan het succes van de exporterende bedrijven. De trends in het binnenland zijn echter minder bemoedigend. De werkgelegenheid neemt maar mondjesmaat toe, evenals de bedrijfsinvesteringen en de loonontwikkeling. Uit definitieve cijfers over het derde kwartaal van dit jaar spreekt dat die investeringen niet gestegen zijn ten opzichte van het tweede kwartaal. Het uitblijven van investeringen was ook de voornaamste oorzaak van het neerwaarts bijstellen van het groeicijfer over het derde kwartaal van 1,9% naar 1,1%. Zonder hogere lonen en meer binnenlandse bestedingen lijkt Abenomics gedoemd te mislukken. Daar komt nog bij dat de regering voornemens is om in april van 2014 de omzetbelasting op consumptieve goederen te verhogen. Zonder groei van de inkomens zal na april de consumptie wel moeten dalen, zo vreest men.

    Extra maatregelen

    Toch is het wel erg voorbarig om Abenomics nu al naar de schroothoop van de geschiedenis te verwijzen. Er zijn nog steeds reële kansen, dat het programma alsnog zijn doelstellingen gaat bewerkstelligen. De regering heeft al extra maatregelen aangekondigd om de pijnlijke effecten van de belastingverhoging te verzachten. Er is een steunpakket aangenomen ter waarde van ¥18,6 biljoen. Dat geld wordt gebruikt om de bestedingen te ondersteunen en om 250.000 nieuwe banen te scheppen. Deze stimulering moet in 2014 één procent toevoegen aan het Bruto Nationaal Product. Het is ook de verwachting dat de Bank van Japan in 2014 opnieuw een stevige duit in het zakje gaat doen. Volgens JP Morgan zal de centrale in april van volgend jaar besluiten om de monetaire stimulering met een tandje te verhogen naar omgerekend $97 miljard per maand.

    Japan krijgt hulp van buitenaf

    Deze extra geldschepping zal ongetwijfeld de waarde van de yen verder aanvreten. De extra monetaire stimulering komt waarschijnlijk op een gunstig tijdstip. Sterke cijfers over de Amerikaanse groei en over de Amerikaanse arbeidsmarkt maken het erg waarschijnlijk dat Janet Yellen al kort na haar benoeming in maart zal besluiten te starten met het afbouwen van het Amerikaanse monetaire stimuleringsprogramma. De kracht van de Amerikaanse economie lijkt nu zo groot, dat verdere ondersteuning niet noodzakelijk meer is. Financiële markten lijken dit ook te beseffen en daarmee lijkt de kans op een serieuze verstoring van de markt kleiner dan in 2013. De combinatie van een sterkere Amerikaanse economie en afbouw van de monetaire stimulering vis-á-vis een sterkere monetaire stimulering in Japan kan de yen in de loop van 2014 fors verder laten verzwakken ten opzichte van de dollar. Zelfs voorzichtige analisten in het Land van de Rijzende Zon voorzien in dit scenario aan het einde van 2014 een wisselkoers van 110 yen tegenover de dollar. Cor Wijtvliet Opmerkingen en reacties kunt u richten aan: [email protected]

    Japan gaat nog meer monetair stimuleren in 2014

    Japan gaat nog meer monetair stimuleren in 2014

  • Triple Witching day

    Vandaag, vrijdag 20 december 2013, is het ‘Triple Witching day’.  Dit is altijd op de derde vrijdag van de maanden maart, juni, september en december, wanneer de maand – en/of kwartaalcontracten voor aandelenopties , indexopties en indexfutures aflopen. In de afgelopen jaren  is het volume op de beurs veel  hoger geweest op Triple Witching dagen dan op andere dagen.

    Als de expiratiedag nabij komt zijn handelaren druk bezig futures en opties door te rollen naar contracten met een expiratie verder in de toekomst, naar andere maanden of kwartalen dus. Dat massale doorrollen leidt ertoe dat de handelsvolumes sterk verhogen. Het zorgt vaak voor ongeordende en volatiele handelssessies. Zeker op dagen dat er ook nog eens groot nieuws de markt inkomt kunnen de effecten behoorlijk zijn. Met zoveel volume gaan koersen vaak anders op en neer dan ze gebruikelijk doen .

    Een andere oorzaak van overmatige beweging heeft te maken met het feit dat in de ogen van veel handelaren de toekomstige optie- of futurecontracten te duur zijn. Zij kiezen er dan niet voor om door te rollen naar dat nieuwe contract, maar kopen de onderliggende waarde van die contracten. Dat kan dan ook weer koopdruk geven op de aandelenmarkten.

    De laatste jaren ontstaat er steeds meer een tendens onder handelaren om niet tot het laatste moment te wachten met actie te ondernemen op aflopende contracten. Steeds vaker worden posities in de voorafgaande dagen gewijzigd of afgewikkeld. Het effect van Triple Witching is dan ook vaak wat minder groot dan tot een paar jaar geleden, wat overigens niet wil zeggen dat de mogelijke effecten van zo’n dag onderschat mogen worden. De handelaren van Momentumtrades opereren dan ook zeer voorzichtig vandaag. Het behalen van een constant rendement staat voorop en daar passen achtbaanritjes niet bij.

    Patrick Koopman is een professionele trader die jarenlange ervaring heeft op de future markten en werkt op basis van technische analyse.

    ‘Gelijk krijgen over de koersrichting op termijn is mooi, maar nú geld verdienen met de bewegingen van vandaag is waar het om gaat.’

    http://www.momentumtrades.nl/

  • Beurshausse en beurscrash, oorzaak en gevolg

    Door: Wim Grommen

    Waardoor ontstaat er van tijd tot tijd een hausse op de aandelenmarkt? Dit artikel verklaart aan de hand van transitie-eigenschappen waarom er tijdens de versnellingsfase van een transitie een beurshausse ontstaat, die uiteindelijk in de stabilisatiefase van een transitie weer gevolgd zal worden door een beurscrash. Ik zal dit stap voor stap uitleggen.

    Transities

    Iedere productiefase, of iedere maatschappij of ander menselijk verschijnsel, doorloopt een zogenaamd transformatieproces. Transities zijn maatschappelijke transformatieprocessen, die tenminste één generatie beslaan.

    Transities hebben de volgende eigenschappen:

    • het betreft een structurele verandering van de (wereld)-maatschappij, of een complex deelsysteem daarvan
    • er is sprake van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende technologische, economische, ecologische, sociaal-culturele en institutionele ontwikkelingen op verschillende schaalniveaus
    • het is de resultante van langzame veranderingen (ontwikkelingen in voorraden) en snelle dynamiek (stromen).

    Een transitie ligt niet bij voorbaat vast, omdat er gedurende een veranderingsproces altijd sprake is van het aanpassen aan, het leren van en het inspelen op nieuwe situaties. Een transitie is dus geen wetmatigheid.

    Vier transitiefasen

    In het algemeen beschrijven transities de S-curve en daarbij zijn er vier transitiefasen te onderscheiden:
    1. Een voorontwikkelingsfase van dynamisch evenwicht waarin de status-quo niet zichtbaar verandert.
    2. Een ‘take-off’-fase waarin het veranderingsproces op gang komt, doordat de toestand van het systeem begint te verschuiven.
    3. Een versnellingsfase waarin zichtbaar structurele veranderingen plaatsvinden door een cumulatie van op elkaar inspelende sociaal-culturele, economische, ecologische en institutionele veranderingen. In de versnellingsfase is sprake van collectieve leerprocessen, diffusie en processen van inbedding.
    4. Een stabilisatiefase waarin de snelheid van maatschappelijke verandering afneemt en al lerend een nieuw dynamisch evenwicht wordt bereikt.
    Ook een productlevenscyclus en een bedrijfslevenscyclus beschrijven een S-curve. In dit geval is er nog een vijfde fase: de aftakelingsfase, waarin kosten stijgen door overcapaciteit en waarin een producent zich uiteindelijk terugtrekt uit de markt. Als we terugkijken in de geschiedenis, dan hebben in de laatste twee eeuwen drie ingrijpende transities (industriële revoluties) plaatsgevonden:
    1. De 1e industriële revolutie (1780 tot circa 1850); de stoommachine
    2. De 2e industriële revolutie (1870 tot circa1930); electriciteit, olie en auto
    3. De 3e industriële revolutie (1950 tot ....); computer en microprocessor

    Het ontstaan van een beurshausse

    In de voorontwikkelingsfase en take-off-fase van een industriële revolutie ontstaan er veel nieuwe bedrijven. Al deze bedrijven doorlopen min of meer gelijktijdig dezelfde levenscyclus. Tijdens de tweede industriële revolutie waren dit de bedrijven in de staal-, olie-, auto- en elektriciteitsindustrie. Tijdens de derde industriële revolutie waren dit de bedrijven in de hardware-, software-, consultancy- en communicatie-industrie. Tijdens de versnellingsfase van een industriële revolutie bevinden veel van deze nieuwe bedrijven zich, min of meer gelijktijdig, in de versnellingsfase van hun levenscyclus (zie Figuur 1).

    Verloop van een marktontwikkeling: introductie, groei, bloei en verval

    Figuur 1: Verloop van een marktontwikkeling: introductie, groei, bloei en verval

    De verwachte waarde van de aandelen van bedrijven die in de versnellingsfase van hun bestaan komen stijgt enorm. Dit is de reden waarom aandelen in de versnellingsfase van een industriële revolutie erg duur worden. De koers-winstverhouding van aandelen is tussen 1920 – 1930 (de versnellingsfase van de 2e industriële revolutie) enorm gestegen. Ook tussen 1990 – 2000 (de versnellingsfase van de 3e industriële revolutie) zagen we deze trend. De stijging van de koers-winstverhouding wordt nog eens versterkt doordat veel bedrijven, tijdens de versnellingsfase van hun bestaan, besluiten hun aandelen te splitsen. Een aandelensplitsing is gewenst zodra de beurswaarde van een aandeel zo groot is geworden dat ze daardoor minder goed verhandelbaar is. Omdat er bij de lagere koers meer potentiële beleggers kunnen kopen, heeft een splitsing dus een positief effect op de waarde van het aandeel. Tussen 1920 - 1930 en 1990 – 2000 zijn er enorm veel aandelensplitsingen geweest, die de koers-winstverhouding positief hebben beïnvloed. Tijdens de versnellingsfase van een industriële revolutie zal er dus altijd een beurshausse ontstaan.

    Twee industriële revoluties: koers-winstverhouding

    Figuur 2: Twee industriële revoluties: koers-winstverhouding

    Het gevolg van een beurshausse is een beurscrash

    De stabilisatiefase van een industriële revolutie kenmerkt zich, doordat de markt verzadigd raakt en de concurrentie toeneemt. Alleen de sterkste bedrijven kunnen de concurrentie aan, of nemen de concurrentie over. Hierbij komen veel van de nieuw ontstane bedrijven in de stabilisatiefase of aftakelingsfase van hun levenscyclus en zullen de groeimogelijkheden van deze bedrijven gaan afnemen en dus ook de verwachte waarde van de aandelen. De koers-winstverhouding van aandelen zal hierdoor gaan dalen. Deze trend heeft zich destijds vanaf 1930 ingezet en vanaf 2000 heeft het patroon zich weer herhaald. De toekomst zal ons - mede afhankelijk van het gedrag van de centrale banken - leren of en in welk tempo de koers/winstverhouding van aandelen nog verder zal dalen. Aristoteles’s wet van oorzaak en gevolg geldt voor een beurshausse en een beurscrash. Lees meer artikel van Wim Grommen op Marketupdate

    ~~~~

    DOWDIVISOR30

    Wim Grommen heeft eerder dit jaar een internationale campagne gelanceerd, genaamd DOWDIVISOR30. Deze campagne is bedoeld om degenen die verantwoordelijk zijn voor de samenstelling van de Dow Jones te overtuigen dat de Dow Divisor in de formule waarmee Dow Jones wordt berekend, op korte termijn weer zijn oorspronkelijke waarde moet krijgen, namelijk 30. Degenen die verantwoordelijk zijn, zijn een aantal journalisten van de Wall Street Journal en de eigenaar van de Dow Jones Index, het bedrijf S & P Dow Jones Indices LLC, een dochteronderneming van The McGraw-Hill Companies. Burgers kunnen wereldwijd een petitie tekenen die de regering van de president Obama vraagt om druk uit te oefenen op de betreffende journalisten en het bedrijf S & P Dow Jones Indices LLC om deze wijziging in de formule van de Dow Jones door te voeren.

    Voor meer informatie over deze campagne, klik hier!

  • Interview met Sander Boon: Het falen van het geld- en kredietsysteem

    Marketupdate sprak met politicoloog en goud kenner Sander Boon over de teloorgang van het vertrouwen in overheden, banken en fiat geld. In het eerste deel van dit gesprek doken we vooral in de maatschappelijke en sociale ontwikkelingen die ons in de huidige crisis gebracht hebben. Maar daarmee is niet het hele verhaal verteld.

    In dit tweede deel analyseert Sander Boon de ontwikkelingen in het monetaire systeem die hebben bijgedragen aan de grootste financiële crisis sinds het begin van de vorige eeuw. Hoe heeft het zo mis kunnen gaan? Welke lessen kunnen we uit deze schuldencrisis trekken? En is er een rol weggelegd voor goud of misschien zelfs bitcoin in de hervorming van ons geldsysteem?

    Risico’s gaan onder het tapijt

    In deel 1 van het interview (klik hier) stelde Sander Boon dat ons geldsysteem in de afgelopen 150 jaar door centralisering van functie en toezicht steeds meer van marktinformatie werd ontdaan, waardoor banken en later andere financiële instellingen steeds roekelozer zijn gaan handelen. Voor de komst van centrale banken was goud nog geld en lag de uitgifte van waardepapier (wissels) en bankgeld nog in handen van private partijen, die het waardepapier op zicht of met een vaste vervaldag uitgaven tegen onderpand of handelsfinanciering. In die tijd circuleerden er meerdere soorten waardepapieren die op decentraal niveau met elkaar concurreerden. Als waardestandaard fungeerde het goud, de waardeverschillen van het waardepapier en het bankgeld werd daarna door de markt bepaald. Als een partij teveel handelspapier in omloop had gebracht of beschikte over steeds slechter onderpand, reageerde de markt daarop door het een lagere waarde of hoger disconto toe te kennen.

    In dit decentrale geldsysteem concurreerde waardepapier en bankgeld met elkaar en kon de markt onderscheid maken tussen de meer en minder betrouwbare en was het mogelijk om van het ene op het andere waardepapier over te stappen. Wisselbanken zorgden ervoor dat het waardepapier en het bankpapier altijd verhandeld en geaccepteerd werd.

    De signaalfunctie van waardeverschillen verdween met de komst van een gecentraliseerd geldsysteem dat werd beheerd door een centrale bank, zo stelt Sander Boon. Door de uitgifte van waardepapier en door het bankgeld over te dragen van private partijen naar de overheid werd de werking van de vrije markt in waardepapier uitgeschakeld. Dat dit systeem van centrale banken nog niet zo oud is, kun je zien aan de late opkomst. Waren het er begin vorige eeuw nog maar zo’n tien centrale banken, tegenwoordig beschikt zo ongeveer ieder land over een eigen centrale bank. Door de verantwoordelijkheid voor de werking van de geldmarkt over te dragen aan de autoriteiten, hebben burgers hun interesse in de kredietwaardigheid van financiële partijen verloren en konden banken onder beheer van centrale banken meer risico’s gaan nemen, omdat hun risicovolle gedrag niet meer werd weerspiegeld in een lagere waarde van hun bankpapier. Hoewel de centralisering van de geldmarkt in theorie kon worden beschouwd als een verhoging van marktefficiëntie – er hoefde immers geen marktprijs voor waardepapier meer te worden gevonden – kleefde er ook een groot nadeel aan: financiële crises en bankruns werden gevaarlijker en wijder verspreid omdat risicovol gedrag van banken langer verscholen bleef. Om die bankruns te voorkomen gingen overheden en centrale banken nog een stap verder: ze introduceerden depositogaranties en centrale banken namen de rol op zich van lender of last resort. Het garanderen van spaargeld en het overeind houden van probleembanken door centrale banksteun zou burgers er voortaan van weerhouden om over te gaan tot een run op de bank als ze de bank niet vertrouwden, zo werd gedacht. Omdat deze regelingen wel erg gunstig waren voor banken, werd door toezichthouders tegelijkertijd getracht de geld- en kredietuitgifte streng te controleren. Lange tijd zorgden deze combinatie van depositogaranties en toezicht inderdaad voor de nodige stabiliteit. Maar het kon niet beletten dat banken nog scherper aan de wind gingen zeilen, onder meer door bankactiviteiten te ontplooien in belastingparadijzen, buiten de invloedsfeer van hun toezichthouders. Toch zijn deze ontwikkelingen alleen niet voldoen de om te verklaren waarom de crisis waarin we nu verkeren zo groot is, aldus Boon. Daarvoor moeten we kijken naar de structurele veranderingen in het wereldwijde monetaire systeem.

    Van balans naar opstapeling van beloftes

    Het monetaire systeem evolueerde op een manier die het steeds gemakkelijker maakte om geld- en kredietcreatie te verruimen. Waar vóór de introductie van een geldsysteem onder beheer van centrale banken de handelsbalansen van verschillende landen door de werking van monetair goud naar evenwicht tendeerden, sloegen die door de introductie van groeiend krediet steeds meer uit het lood. Toch gingen overheden volgens Boon door met het steeds verder wegduwen van goud uit het geldsysteem, waardoor er meer ruimte kwam voor kredietmogelijkheden. De verklaring daarvoor is dat overheden zelf altijd meer geld uit willen geven dan er via belastingen binnenkomt. Tijdens de goudstandaard, de op het Engelse ponden, Amerikaanse dollars en goud gebaseerde goudwisselstandaard van 1925 tot 1931 en de op de Amerikaanse dollar gebaseerde goudwisselstandaard van 1945 tot 1971 (Bretton Woods) was er nog sprake van relatief sterke centrale bankcontrole op geld- en kredietcreatie door commerciële banken, maar onder de dollarstandaard vanaf 1971 was de rem eraf. Toen ook nog sprake was van vergaande deregulering van financiële markten vanaf begin jaren 80 was het hek van de dam. De controle op kredietcreatie werd toen in feite helemaal overboord gegooid.

    De ontkoppeling van de dollar met goud

    De rol die de Amerikanen hierbij hebben gespeeld verdient volgens Boon speciale aandacht. De werking van het monetaire en financiële systeem is door hen namelijk diepgaand beïnvloed. Al ver voordat de VS uiteindelijk besloten om de link tussen goud en de dollar te ontkoppelen, wist de wereld dat dit moment eraan zou komen. De Amerikanen gaven immers veel meer dollars uit in het buitenland dan ze aan onderliggende goudwaarde in de kluis hadden liggen. Er was hierdoor permanent sprake van een dreigende dollarcrisis. Vanaf het moment dat de VS in 1971 (eigenlijk al in 1968) weigerden hun in het buitenland circulerende dollars om te wisselen voor goud, zijn de Amerikaanse handelspartners min of meer noodgedwongen hun overtollige dollars gaan beleggen in Amerikaanse staatsobligaties. De Amerikaanse consument kon hierdoor in het buitenland mooie spullen blijven kopen zonder uiteindelijk af te rekenen. Ze betaalden – en betalen ook nu nog - met beloftes en de Amerikaanse overheid kon permanent begrotingstekorten opstapelen. De extra liquiditeit die dit monetaire non-systeem genereerde werd door het internationale bancaire en financiële systeem geabsorbeerd. In wezen was het loslaten van Bretton Woods in 1971 niet anders dan een erkenning van overheden monetaire autoriteiten dat de kredietcreatie niet meer was te controleren, zegt Boon. Door goud als anker eerst langzaam en later rigoureus los te laten, ontstond uiteindelijk een wereld waarin het creëren van krediet niet meer was te stoppen. De nieuwe doctrine werd het opruimen van de scherven als er weer een bubbel was gebarsten. Vanaf 1980 is er dan ook een opeenvolging van economische crises en het uiteenspatten van bubbels zichtbaar. Denk aan Latijns Amerikaanse schuldencrisis (1982), 'Black Monday' op Wall Street (1987), de Mexico crisis (1994), de Azië crisis (1997), het faillissement van LTCM (1998), de dotcom-crisis (2000) en de subprime crisis (2008). Wat het volgens Boon allemaal nog een tandje erger maakt is dat alle crises zijn ‘verholpen’ met meer geld en meer liquiditeit. Overheden en centrale banken beseften zich namelijk al snel dat niet helpen een ineenstorting van het monetaire en financiële stelsel met zich mee zou kunnen brengen. De tekortkomingen van ons huidige financiële systeem zijn uiteindelijk steeds duidelijker zichtbaar geworden, er is steeds meer geld nodig om elke crisis te bezweren.

    Acties hebben gevolgen

    Boon constateert dat het geleidelijk veranderde geld- en kredietsysteem ervoor heeft gezorgd dat er een scheiding is ontstaan tussen burgers die geen of beperkt inzicht hebben in financiële zaken en een groep professionele beleggers die het geld van andere mensen beleggen. Het heeft er ook toe bijgedragen dat de grote middenklasse voornamelijk schulden heeft in de vorm van hypotheekleningen en hun gespaarde pensioengeld heeft gestoken in schuldpapier, terwijl de meer vermogende mensen voornamelijk belegden in aandelen, grondstoffen, vastgoed en kunst, kortom: tastbare zaken. Dit heeft geleid tot een steeds grotere kloof tussen rijk en arm. De door centrale banken genomen maatregelen na 2008 om het geld- en kredietsysteem te redden hebben daar nog een schep bovenop gedaan, omdat juist die beleggingen die in bezit zijn van de vermogenden er flink meer op vooruit zijn gegaan dan die van de middenklasse, zo blijkt uit onderzoek van de Bank of England.

    De rijken hebben bezit, de armen hebben schuld

    De rijken hebben bezit, de armen hebben schuld (Bron: Levy Economics Institute)

    Rentesignaal functioneert niet meer

    Naast de concentratie van beheerd geld bij professionele beleggers en de gegroeide inkomensongelijkheid wijst Boon op een ander en misschien wel omineuzer gevolg, een ontwikkeling die lange tijd niet goed zichtbaar was: het rentesignaal functioneert niet meer naar behoren. Dit onderwerp is nog niet breed opgepakt, maar wordt volgens Boon al wel bestudeerd door wetenschappers bij de BIS in Basel. De rente op staatsobligaties, met name die van de Amerikaanse overheid, fungeert als wereldwijde benchmark. De hypotheekrente wordt bijvoorbeeld mede gebaseerd op de rente op staatsobligaties. Door regulering is er verstoring opgetreden in de manier waarop rente in de markt wordt bepaald. Door staatsobligaties als 'risicovrij' te bestempelen werd impliciet gesteld dat het tegenpartijrisico anders geprijsd moest worden en het is afgedwongen door wet- en regelgeving. Banken, verzekeraars en pensioenfondsen moeten wegens hun risicoprofiel bijvoorbeeld een bepaald percentage aan 'risicovrij' staatspapier in hun beleggingsportefeuille of als kapitaalbuffers aanhouden. De markt heeft door deze praktijk de risico's van staatsobligaties lager ingeprijsd. De markt is volgens Boon hierdoor als vanzelf 'gestuurd' richting een grotere vraag naar deze obligaties, wat zich vertaalde in lagere rentes. Overheden waren blij met de grote belangstelling voor hun staatsleningen, omdat ze hierdoor meer geld had om mooie dingen voor de bevolking te doen. De lagere rente gaf de illusie van kapitaaloverschot, lage prijsinflatie en groot vertrouwen in de economie weer. Hierdoor zijn we meer gaan lenen om te consumeren en investeren, met als gevolg meer en hogere schulden, meer economische groei en meer spaargeld dat risicovoller belegd moest worden. Sinds 1980 is de lange rente spectaculair gedaald van een piek van 20% in 1980 naar bijna 0% in 2013. Steeds lagere rentes gingen samen met groeiende private en publieke schulden. De risico's in het financiële systeem namen hierdoor jaar na jaar toe...

    Lange termijn rente daalt al dertig jaar

    Dertig jaar dalende rente

    In staatsobligaties gestoken spaargeld is veilig als we terug kunnen keren naar een situatie van economische groei van voor 2007. Gelet op de hoge collectieve schuldenlast, de slechte staat van de banksector en de demografische trend is dat echter onwaarschijnlijk, denkt Boon. Oplopende staatsschulden in combinatie met stagnerende economieën en de her en der opdoemende politieke impasses maakt dat spaarders steeds meer zullen moeten letten op de risico's die zijn verbonden aan beleggen in staatsobligaties. De hoge prijs van 'veilige' staatsobligaties heeft 'risico-vrij rendement' inmiddels al getransformeerd in 'rendement-vrij risico'. Staatsobligaties dragen echter nog steeds de status van risicovrij kapitaal, waar geen reserves tegenover hoeven te worden gezet. Maar is het niet verstandiger om wel onderpand te vragen voor staatsobligaties, uitgaande van de gedachte dat overheden het geld al lang hebben uitgegeven en mogelijk alleen kunnen terugbetalen in geld van minder waarde of met minder geld?

    Van lokale crises naar mondiale crisis

    We zijn volgens Sander Boon vijf jaar na de kredietcrisis op een punt aanbeland waarbij we niet meer voor- of achteruit kunnen. De rente kan niet veel verder meer dalen, maar ook niet stijgen. De economie krijgt, ondanks de historisch lage rente, geen tractie omdat de collectieve schuldenlast te zwaar weegt. Een stijgende rente maakt de financiering van de schulden onbetaalbaar en dat is uitermate onwenselijk in een systeem waarin onze schulden tegelijkertijd onze besparingen zijn. Boon noemt het ironisch dat alle in het verleden door overheden en centrale banken genomen maatregelen om het bank- en financiële systeem veiliger te maken uiteindelijk hebben geleid tot een crisis die zich nu niet lokaal, maar mondiaal manifesteert. Waar crises onder freebanking lokaal bleven, is er door de opeenstapeling van interventies in de markt voor geld inmiddels sprake van een crisis op wereldniveau. De crisis van 2007 / 2008 gaf een blik op wat er kan gebeuren als het mis gaat. Er is sinds de crisis niet veel veranderd, aldus Boon. Nog steeds is sprake van freerider gedrag, waarbij tal van zwakke plekken door de mantel van lage rentes, garanties en geldinjecties worden bedekt. Het vertrouwen dat politici en centrale banken ons willen geven in het geldsysteem is nog niet terug, ondanks talloze inspanningen om het toezicht op de bankensector te verbeteren en de kapitaaleisen voor banken op te schroeven. Centrale banken vormen op dit moment de kurk die de crisis in de fles houdt. Hierdoor hebben overheden tot nu toe nog geen structurele hervormingen doorgevoerd en zijn slechte schulden niet gesaneerd. Maar dit is geen blijvende oplossing, het gevaar ligt zelfs op de loer dat markten het vertrouwen in het beleid van centrale banken gaan verliezen. De BIS in Basel waarschuwt hier volgens Boon al voor.

    Slechte schulden saneren?

    De enige echte oplossing die Boon ziet voor de huidige economische problemen is het saneren van slechte schulden en het structureel hervormen van de economie, het nemen van de pijn. De Europese aanpak van bank bail-ins (het verantwoordelijk maken van investeerders, aandeelhouders en mogelijk spaarders voor faillissement van banken als gevolg van te risicovol bankbeleid) kan een aanzet zijn in deze richting. Zolang er echter onzekerheid bestaat rondom het toekomstige beleid van overheden en centrale banken, zullen consumenten en bedrijven in de reële economie de kat uit de boom kijken en de hand op de knip houden en niet willen investeren. En zolang centrale banken en overheden proberen de schulden houdbaar te houden door lage rente en garanties, blijft de slechte schuld als een molensteen om de nek van de reële economie hangen. De crisis zal dan net zoals in Japan misschien kunnen worden uitgesponnen over decennia. Maar Boon waarschuwt dat Japan dan wel heeft laten zien dat het de crisis vooruit heeft kunnen schuiven, uiteindelijk zal ook dat land niet ontkomen aan een sanering van slechte schulden en een structurele hervorming van de economie.

    Odysseus en de Sirenen

    Als overheden en centrale banken voortvarend optreden en de marktprikkels weer terugbrengen in het geld- en kredietsysteem zal er volgens Boon sprake kunnen zijn van echt duurzame economische groei. Goud kan daarin volgens hem een belangrijke stabiliserende en balancerende rol vervullen. Een interessante casus is hoe overheden om zullen gaan met nieuwe digitale vormen van geld zoals Bitcoin. Of deze virtuele munt veel toekomst heeft is volgens Boon echter minder interessant dan de manier waarop overheden erop zullen reageren. Of er ooit weer sprake zal zijn van een vrije markt in geld is volgens Boon overigens uiteindelijk eerder een filosofische dan een economische kwestie: kunnen we onszelf zoals Odysseus aan een mast vastbinden – eerlijke prikkels en signalen door een vrije geldmarkt - om zo de verlokkingen van de Sirenen – perverse prikkels en signalen door het door overheden en centrale banken mogelijk gemaakte makkelijke kredietgeld - te weerstaan? Klik hier voor deel 1 van ons interview met Sander Boon.

    Sander Boon

    Sander Boon is politicoloog en goudkenner. Hij publiceerde in 2012 zijn boek De Geldbubbel over het vastlopen van het huidige financiële systeem

  • De dreiging van een verloren decennium blijft

    Het jaar 2013 spoedt ten einde en er is veel optimisme voor 2014. Dat moet het jaar worden waarin de crisis definitief wijkt en weer gaat plaatsmaken voor groei. Het is echter niet moeilijk om grote vraagtekens te plaatsen bij dit groeiend optimisme. Tegenover positieve indicatoren staan zeker evenveel negatieve.

    Stagnatie

    Natuurlijk, de VS hebben het voortouw genomen in het herstel. Maar een deel van de groei is gebaseerd op het opbouwen van voorraden door bedrijven. Die moeten echter wel weer verkocht worden en daar schort het nog aan. Het is bovendien nog maar de vraag of Europa in 2014 de barrière van een bescheiden 1% groei kan slechten. Dat wordt een reuze toer. Daar zijn vriend en vijand het over eens. Sterker nog, bij menigeen begint langzamer het angstvisioen te groeien, dat zeker Europa verzeild kan raken in een langdurige periode van stagnatie. Die is dan het gevolg van alsmaar bezuinigen en besparen, waardoor de vraag helemaal opdroogt.

    Fiscale stimulans

    Het is echter nog veel te vroeg om te wanhopen. De westerse wereld zou kunnen terugkeren naar het stimuleringsbeleid van 2009. Toen namen overheden gezamenlijk het initiatief voor grootschalige investeringen. Dat beleid had succes, maar werd helaas veel te vroeg weer afgeblazen. Waarom zouden westerse overheden dit trucje niet nog een keer uitproberen en nu beter getimed en gecoördineerd. In april 2009 besloten overheden met Duitsland en de VS voorop om de internationale economie een fiscale stimulans te geven van $ 5 miljard. Chinese banken op hun beurt pompten massieve bedragen aan krediet de economie in om zo de import te bevorderen. Ook dat leverde een grote bijdrage aan het wereldwijde herstel in dit jaar. Landen bleken echter al heel snel tevreden en kregen de neiging alleen nog maar op de eigen problemen acht te slaan. Landen als Duitsland en de VS gaven hierin het kwalijke voorbeeld, evenals het Verenigd Koninkrijk.

    Monetaire stimulering

    De enige vorm van geaccepteerde stimulering is die door centrale banken. Maar deze vorm van stimulering heeft zo zijn beperkingen. Het kan alleen maar voor binnenlandse stimulering gebruikt worden en vaak ook nog ten koste van andere landen. Denk bijvoorbeeld aan de verzwakking van de Amerikaanse dollar en Japanse yen door het medicijn van de monetaire verruiming. Het (onbedoelde?) resultaat is, dat Europa, het continent met de zwakste economie nu opgescheept zit met een dure valuta. Aan het einde van het derde kwartaal waren de eerste negatieve uitkomsten te zien. Zowel Frankrijk als Duitsland zagen hun exportorders verminderen.

    Handen ineenslaan

    Als de VS, China, Duitsland en in mindere mate het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk de fiscale handen opnieuw zouden ineen slaan, dan zouden daar op korte termijn positieve uitkomsten van te noteren zijn. Het zou al heel snel de wereld wakker schudden uit haar comateuze slaap! Het zou bovendien het gevaar van een langdurige stagnatie afwenden. De kans is echter levensgroot, dat overheden anno 2014 dezelfde fout maken als in de jaren dertig van de vorige eeuw. Toen was het ieder voor zich en God voor ons allen. De crisis bleef onverminderd in hevigheid en zoiets kan ook in 2014 gebeuren! Cor Wijtvliet Bron: Ashoka Mody, the looming lost decade, Project-Syndicate, December 10, 2013 (U kunt uw reacties richten aan [email protected])

  • Videocolumn: Hoe speel je in op een negatieve trend?

    De trend van de AEX is de afgelopen twee weken negatief. Hoe speel je daar op in? In deze videocolumn laat ik dit zien aan de hand van de 30 minuten grafiek van de AEX index.

    Patrick Koopman is een professionele trader die jarenlange ervaring heeft op de future markten en werkt op basis van technische analyse.

    ‘Gelijk krijgen over de koersrichting op termijn is mooi, maar nú geld verdienen met de bewegingen van vandaag is waar het om gaat.’

    http://www.momentumtrades.nl/

  • Centrale bankiers laten ook in 2014 de geldpers draaien

    Het jaar 2013 ijlt ten einde en daarmee breekt ook het tijdstip aan om even terug, maar vooral om alvast vooruit te kijken. Terug kijkend kun je concluderen, dat de euro en de Chinese yuan met een stijging van respectievelijk 3% en 2% tot de winnaars van 2013 behoren. De grootste verliezers zijn de Indiase roepie en de Japanse Yen. Die verloren respectievelijk 19% en 15% ten opzichte van de dollar. Voor 2014 zullen drie thema’s de valutamarkten domineren. De eerste is het beleid van centrale banken, de tweede zijn de groeiverwachtingen en de derde is die van de internationale politiek.

    Verenigde Staten

    De wereldwijde groei blijft ook in 2014 met 3,5% aan de magere kant. Ze blijft bovendien fragiel van aard. Dat laat beleidsmakers eigenlijk weinig ruimte om fundamenteel af te wijken van huidig stimulerend beleid. Gelet op het groeiend gevaar van disinflatie lijkt het voor de hand te liggen, dat de belangrijke centrale banken in het westen het verruimend beleid tot in 2014 zullen handhaven. Het lijkt bovendien niet aannemelijk, dat de Fed haar beleid gaat veranderen voordat Janet Yellen in maart de scepter overneemt van Ben Bernanke. Toch lijkt het logisch, dat nog in 2014 de Fed met taperen begint. De verwachting is nog steeds, dat de groei in de loop van 2014 gaat aantrekken naar 2,5%. Met deze groei steken de VS met kop en schouders uit boven de rest van de westerse wereld. Dat betekent wel, dat de US$ in de loop van 2014 meer en meer aan kracht gaat winnen ten opzichte van concurrerende valuta’s. De stijging wordt echter beperkt door de dreiging van oplopende rentevoeten. Daarnaast zal een duurdere dollar drukken op de economische groei en ook dat feit beperkt de kansen op een te sterke stijging van de dollar.

    Eurozone

    Voor Europa zijn de Amerikaanse problemen luxe problemen. Van een vorm van tapering zal in 2014 nog geen sprake zijn met als uitzondering het Verenigd Koninkrijk. In dit land trekt de economie momenteel erg sterk aan. Van de Europese Centrale Bank is dit jaar weinig vuurwerk meer te verwachten. De renteverlaging in november heeft weliswaar geen enkel effect gehad, maar een verdere verlaging is in 2013 niet meer te verwachten. Niet alleen omdat beleidsmakers er maar weinig heil van verwachten, maar ook om de Bundesbank niet nodeloos op de tenen te gaan staan. Draghi zal daarom terugvallen in zijn gebruikelijke strategie. Hij kan gaan suggereren, dat de ECB begin 2014 met een negatieve depositorente op de proppen gaat komen. Dat zou waarschijnlijk meer effect op de euro hebben dan een verdere renteverlaging. Het zou bovendien een stimulans kunnen betekenen voor de kredietverlening aan de reële economie. Het meest waarschijnlijke is, dat de ECB misschien al in januari zal beslissen tot een nieuwe ronde Long-term Refancing Operation (LTrO). Gelet op de fragiele staat van de Europese economie lijkt deze aanpak voor 2014 de meeste kans te maken. Die zou dan vooral bedoeld moeten zijn om het proces van disinflatie te stoppen.

    Verenigd Koninkrijk

    Van de Bank of England is op korte termijn evenmin veel te verwachten. De Bank heeft onder de nieuwe bankpresident aangegeven haar beleid niet te veranderen totdat de werkloosheid in de buurt van 7% komt. Zij houdt zich tot nu toe stipt aan deze forward guidance en ze heeft bij herhaling toegezegd haar opkoopprogramma in stand te houden en de rente laag. Tegelijkertijd zal ze met meer dan een schuin oog kijken naar het economisch herstel van het land. Dat verloopt voorspoedig, maar de BoE zal ervoor willen waken in te grijpen voordat het herstel zichzelf in stand kan houden. De economie is nog steeds 2,5% kleiner dan in 2008 en er zijn nog steeds 1 miljoen minder banen dan destijds. Dat betekent dat de rente nog voor langere tijd op een niveau van 0,5% zal blijven. Toch zit er wel een duidelijk gevaar in het huidig beleid. De lage rente van 0,5% is een bedreiging voor de huizenmarkt. Daar is al sprake van oververhitting. stimuleren-economie-met-geld-pers

  • Videocolumn: AEX breekt met trend

    Op 8 november voorspelde ik dat er een trendbreuk op komst was in de AEX index. In de column van vandaag geef ik een vervolganalyse op het koersverloop van de AEX.

    Patrick Koopman is een professionele trader die jarenlange ervaring heeft op de future markten en werkt op basis van technische analyse.

    ‘Gelijk krijgen over de koersrichting op termijn is mooi, maar nú geld verdienen met de bewegingen van vandaag is waar het om gaat.’

    http://www.momentumtrades.nl/