Categorie: Valutacrisis

  • G-20 wil Duitse goudreserve onderbrengen bij ECB om EFSF te versterken

    De reserves – in de vorm van goud en buitenlandse valuta – zouden in dat geval worden ondergebracht bij de ECB, zo berichtte de 'Frankfurter Allgemeine Sonntagszeitung'. In totaal zou er voor €15 miljard aan reserves aangesproken moeten worden voor de Duitse bijdrage aan het grotere noodfonds, dat uiteindelijk tot €1000 miljard moet aangroeien met behulp van buitenlandse investeerders en een beetje 'financiële innovatie'. Volgens de Duitse krant 'Welt am Sonntag' kan er ook €15 miljard aan SDR's (special drawing rights) worden ingezet, de speciale valuta die het IMF uitgeeft en waar ook de Duitse Bundesbank een reserve van heeft. Het Europese systeem van centrale banken zou volgens de gesprekken bij de G-20 in totaal €50 tot 60 miljard aan reserves kunnen onderbrengen bij de ECB om het noodfonds voor zwakke eurolanden en banken te versterken.

    Volgens Steffen Seibert, een woordvoerder van de Duitse regering, kwam het aanspreken van de Duitse valuta- en goudreserves niet ter discussie op de G-20 top in Cannes. De plannen om de speciale SDR valuta van het IMF als wapen te gebruiken in de Europese schuldencrisis werden door de Duitse bondskanselier Angela Merkel neergesabeld. Ze is een fel tegenstander van de geldpersfinanciering, want ook de inbreng van SDR's in het noodfonds zou in die categorie vallen. The Wall Street Joual zegt namelijk dat er tijdens de G-20 top een voorstel is gedaan om het IMF €250 miljard aan nieuwe SDR's uit te geven, waarvan een gedeelte in het EFSF noodfonds gestopt kan worden.

    Ook zouden er SDR's richting verschillende centrale banken gaan, om op die manier hun reserves te versterken. De SDR ontleent haar waarde aan een mandje van belangrijke valuta's, namelijk de Amerikaanse dollar, de Japanse yen, de euro en het Britse pond sterling. Door centrale banken van de verschillende Europese landen van extra SDR's te voorzien hebben ze een iets grotere buffer waar ze in noodgevallen uit kunnen putten. Dat zou tevens de rente op nieuwe staatsobligaties omlaag brengen, zo concludeert de Wall Street Joual. Het idee om SDR's in te zetten is niet nieuw, want na de val van Lehman Brothers werd een soortgelijk voorstel gedaan. De G-20 bereikte toen in 2009 een akkoord om €250 miljard aan nieuwe SDR's te verdelen om de eerste klappen van de crisis op te vangen. Over inflatie gesproken.

    Een groter en sterker EFSF moet voorkomen dat de ECB buiten haar boekje gaat. Het plan om staatsobligaties van landen op te kopen valt buiten het mandaat van de ECB, omdat het een hogere inflatie veroorzaakt. De procedure zou beperkt en tijdelijk moeten zijn, maar dat gelooft inmiddels niemand meer. Op de balans van de ECB is inmiddels al voor ongeveer €180 miljard aan staatsobligaties gestald, waarvan het grootste gedeelte Italiaans schuldpapier is.

    De toevoeging van nieuwe SDR's en het inzetten van reserves van de Bundesbank zouden de eerste stappen zijn om het Europese noodfonds te versterken. De betrokkenheid van het IMF in deze roept ook de vraag op of deze organisatie zich niet meer moet opstellen als een lender of last resort. De leiders van de twintig grootste economieën bereikten overeenstemming over het plan om het IMF meer te betrekken bij het EFSF, maar tot concrete punten zijn de landen niet gekomen.

    Zero Hedge maakt drie belangrijke observaties bij dit verhaal:

    1. Als het op het redden van zwakke Eurolanden aankomt is Duitsland best bereid om wat euro's over te maken, maar als het op de goudreserves aankomt geeft de sterkste economie van Europa een duidelijk 'nee' af.
    2. De Eurozone, de ECB én het EFSF zijn allemaal bankroet of insolvabel en hebben geen enkele geloofwaardigheid meer op de kapitaalmarkt.
    3. Als de ECB stopt het het kopen van staatsobligaties en er nog meer insolvabele landen steun gaan zoeken bij het EFSF zal ook Duitsland uiteindelijk haar eigen reserves moeten inleggen om de Eurozone overeind te houden. Als de Eurozone koste wat kost bij elkaar gehouden moet worden dan hoort daar ook de goudreserve bij.

    Bij dat laatste punt vragen we ons wel af wie dit goud dan in beslag gaat nemen. De Europese schulden liggen vooral in Europa zelf, verspreid over banken (ook de ECB), beleggers en pensioenfondsen. De plannen om reserves van centrale banken onder te brengen bij de ECB om het EFSF te ondersteunen roepen dus vooral meer vragen op. Dit onderwerp zal vandaag ook ter sprake komen bij een nieuwe meeting van de ministers van Financiën van alle landen uit de Eurozone.

    Europese goudreserves als onderdeel van totale reserves

  • Italiaanse staatsschuld is tikkende tijdbom voor Europa

    Voor de vierde handelsdag op rij sluit de rente op Italiaanse 10-jaarsleningen boven de 6%, waarmee beleggers kenbaar maken minder vertrouwen te hebben in de houdbaarheid van de Italiaanse schuld. De schuld is momenteel groter dan €1.900 miljard, wat neerkomt op ongeveer 120% van het BBP. Eerder deze week moest de nieuwe ECB-president Draghi al ingrijpen op de Italiaanse obligatiemarkt, omdat de handel in het staatspapier dreigde op te drogen. Het mocht niet baten, want ondanks de kleinschalige aankoop (volgens berichtgeving ongeveer €5 miljard) eerder deze week staat de rente inmiddels alweer hoger.

    De Europese leiders zullen dan ook steeds meer druk zetten op Italië om drastisch te bezuinigen, zodat de markten weer vertrouwen krijgen in de houdbaarheid van de Italiaanse schuld. Maar het is de vraag of Berlusconi daar voldoende gehoor aan zal geven, omdat het hem niet populair zal maken bij zijn achterban. Als de slechte stemming op de obligatiemarkt blijft aanhouden komen de schijnwerpers snel op Italië te staan. Zodra de rente op 10-jaars leningen van het land vijf dagen achtereen 450 basispunten of meer afwijken van soortgelijke Duitse obligaties heeft dat namelijk ook gevolgen voor banken die de Italiaanse obligaties in onderpand hebben. Dit onderpand krijgt dan een lagere waardering op de financiële markten, waardoor banken kunnen besluiten de resterende Italiaanse obligaties in de verkoop te doen.

    Een grootschalige verkoopgolf zal een versterkend effect hebben, soortgelijk met wat eerder gebeurde met de Griekse en Portugese obligaties. Onderstaande figuur laat zien hoe de rente op de 10-jaars staatsleningen van drie verschillende landen zich ontwikkelde, nadat het niveau van 6% rente werd doorbroken (T=0). In het geval van Griekenland, Portugal én Ierland klom de rente vervolgens heel erg snel naar 10%, waarmee de rentelasten niet meer op te brengen zijn. In het geval van Italië is een dergelijke ontwikkeling nog zorgelijker, omdat hun staatsschuld van een compleet andere omvang is. Volgend jaar moet de Italiaanse overheid bijvoorbeeld al voor €300 miljard herfinancieren op de obligatiemarkten, aangevuld met eventuele tekorten op de begroting.

    Links: renteverschil tussen Italiaanse en Duitse 10-jaars obligaties. Rechts: Koersverloop 10-jaars obligaties na het doorbreken van 6% grens.

    EFSF niet geschikt voor bailout Italië

    De uitbreidings van het noodfonds naar €1.000 miljard klinkt op papier indrukwekkend, maar in de praktijk zal het geld moeilijk bij elkaar te krijgen zijn. Een geplande veiling met een omvang van €5 miljard aan EFSF-obligaties verliep bijzonder moeizaam, om nog maar te zwijgen van het 200-voudige bedrag. Daaaast hebben investeerders twijfels over de waarde van de garanties die het EFSF via de hefboomconstructie zal geven op obligaties van probleemlanden, omdat de landen die mogelijk aanspraak zullen maken op het noodsfonds dezelfde landen zijn die geld inbrengen voor de garanties van het EFSF. Deze opmerkelijke constructie is niet geloofwaardig voor buitenlandse investeerders waardoor Europa uiteindelijk toch is aangewezen op de ECB.

    Als de stabiliteit van de Eurozone op het spel staat zullen principes snel opzij worden gezet en zal de ECB massaal Italiaanse staatsobligaties aan haar balans toevoegen. De no-bailout clausule voor lidstaten van de Eurozone werd eerder al overboord gegooid en ook bleek de belofte van de ECB om niet te interveniëren op de obligatiemarkten weinig waard. Als de stabiliteit van de Eurozone in het gevaar komt zal er voor Draghi niets anders op zitten dan de geldpers aan te zetten. Hoe de ECB de steunaankopen gaat steriliseren (geld elders uit de markt halen om het effect van inflatie te dempen) blijft onduidelijk, maar het zal ongetwijfeld effect hebben op de prijzen van goud en zilver (die gaan flink omhoog).

    We sluiten af met een treffende quote uit een analyse van FOFOA:

    “They will never sacrifice the system to preserve the value of the currency. But they will always sacrifice the currency to save the system.”

  • Federal Reserve handhaaft lage rente en stelt groeiverwachting naar beneden bij

    De Federal Reserve was bijna unaniem in haar besluit om de rente te handhaven: van de tien leden die over het beleid beslissen stemde er slechts één tegen. Door de lage rente kunnen banken goedkoop geld uitlenen, waardoor ook bedrijven en burgers toegang hebben tot relatief goedkope leningen. Ook stelt de lage rente banken in staat om hun posities in staatsobligaties en aandelen uit te breiden, waardoor ze de financiële markten kunnen blijven ondersteunen en waarmee ze hun winst op peil kunnen houden.

    Het rentebesluit mag eigenlijk geen verrassing heten, omdat Beanke eerder al heeft aangeven de rente zeker tot 2013 op een zeer laag niveau te houden. Vanuit het Keynesiaanse perspectief van de Federal Reserve moet de lage rente helpen de economie op gang te brengen, maar daar hebben we totnogtoe nog maar weinig van gezien. De rente staat al sinds december 2008 op dit lage niveau.

    De FED gaf in haar verklaring aan dat de Amerikaanse economie in het derde kwartaal wat aansterkte, maar dat er significante risico's zijn door de aanhoudende onrust op de financiële markten wereldwijd. Over 2012 is de FED iets negatiever geworden. Amerika moet volgenbs Beanke rekening houden met een lagere economische groei en een hogere werkloosheid. Waar eerder werd gerekend op een economische groei (GDP) van 3,3 tot 3,7 procent voor 2012 gaat men nu uit van een groei in de bandbreedte van 2,5 tot 2,9 procent. De FED komt ook terug van haar optimistische verwachting ten aanzien van de werkloosheid. Eerst ging men nog uit van een officiële werkloosheid van 8,6 tot 8,9 procent in 2011, nu is dat bijgesteld naar 9 tot 9,1 procent.

    De Federal Reserve verwacht nog wel een daling van de werkloosheid in 2012 en 2013, maar minder krachtig dan eerst werd gedacht. Voor 2012 houdt men nu rekening met 8,5 tot 8,7 procent in plaats van 7,8 tot 8,2 procent. In 2013 moet de werkloosheid nog iets lager zijn, namelijk 7,8 tot 8,2 %. Eerdere schattingen van de FED over 2013 kwamen uit op 7 tot 7,5 procent werkloosheid.

    Klik hier voor de volledige persverklaring van de Federal Reserve.

  • Update (1): ECB verlaagt rente met 0,25% naar 1,25%

    Via de website van de ECB:

    3 November 2011 – Monetary policy decisions

    At today’s meeting the Goveing Council of the ECB took the following monetary policy decisions:

    The interest rate on the main refinancing operations of the Eurosystem will be decreased by 25 basis points to 1.25%, starting from the operation to be settled on 9 November 2011.

    The interest rate on the marginal lending facility will be decreased by 25 basis points to 2.00%, with effect from 9 November 2011.

    The interest rate on the deposit facility will be decreased by 25 basis points to 0.50%, with effect from 9 November 2011.

    The President of the ECB will comment on the considerations underlying these decisions at a press conference starting at 2.30 p.m. CET today.

    European Central Bank
    Directorate Communications
    Press and Information Division
    Kaiserstrasse 29, D-60311 Frankfurt am Main
    Tel.: +49 69 1344 7455, Fax: +49 69 1344 7404
    Inteet: http://www.ecb.europa.eu

    Update.

    De volledige toelichting van de ECB via haar website:

    Mario Draghi, President of the ECB, Vítor Constâncio, Vice-President of the ECB,
    Frankfurt am Main, 3 November 2011

    Ladies and gentlemen, welcome to our press conference. Today is the first time that I have had the privilege and pleasure of chairing the meeting of the Goveing Council of the ECB. I am delighted to proceed now with our well-established practice of real-time communication and to report on the outcome of our meeting, together with the Vice-President.

    Based on its regular economic and monetary analyses, the Goveing Council decided to reduce the key ECB interest rates by 25 basis points. While inflation has remained elevated and is likely to stay above 2% for some months to come, inflation rates are expected to decline further in the course of 2012 to below 2%. At the same time, the underlying pace of monetary expansion continues to be moderate. After today’s decision, inflation should remain in line with price stability over the policy-relevant horizon. Owing to their unfavourable effects on financing conditions and confidence, the ongoing tensions in financial markets are likely to dampen the pace of economic growth in the euro area in the second half of this year and beyond. The economic outlook continues to be subject to particularly high uncertainty and intensified downside risks. Some of these risks have been materialising, which makes a significant downward revision to forecasts and projections for average real GDP growth in 2012 very likely. In such an environment, price, cost and wage pressures in the euro area should also moderate; today’s decision takes this into account. Overall, it remains essential for monetary policy to maintain price stability over the medium term, thereby ensuring a firm anchoring of inflation expectations in the euro area in line with our aim of maintaining inflation rates below, but close to, 2% over the medium term. Such anchoring is a prerequisite for monetary policy to make its contribution towards supporting economic growth and job creation in the euro area.

    The provision of liquidity and the allotment modes for refinancing operations will continue to ensure that euro area banks are not constrained on the liquidity side. All the non-standard monetary policy measures taken during the period of acute financial market tensions are, by construction, temporary in nature.

    Let me now explain our assessment in greater detail, starting with the economic analysis. Real GDP growth in the euro area, which slowed in the second quarter of 2011 to 0.2% quarter on quarter, is expected to be very moderate in the second half of this year. There are signs that previously identified downside risks have been materialising, as reflected in unfavourable evidence from survey data. Looking forward, a number of factors seem to be dampening the underlying growth momentum in the euro area, including a moderation in the pace of global demand and unfavourable effects on overall financing conditions and on confidence resulting from ongoing tensions in a number of euro area sovereign debt markets. At the same time, we continue to expect euro area economic activity to benefit from continued positive economic growth in the emerging market economies, as well as from the low short-term interest rates and the various measures taken to support the functioning of the financial sector.

    In the Goveing Council’s assessment, the downside risks to the economic outlook for the euro area are confirmed in an environment of particularly high uncertainty. Downside risks notably relate to a further intensification of the tensions in some segments of the financial markets in the euro area and at the global level, as well as to the potential for these pressures to further spill over into the euro area real economy. They also relate to the impact of the still high energy prices, protectionist pressures and the possibility of a disorderly correction of global imbalances.

    With regard to price developments, euro area annual HICP inflation was 3.0% in October according to Eurostat’s flash estimate, unchanged from September. Inflation rates have been at elevated levels since the end of last year, mainly driven by higher energy and other commodity prices. Looking ahead, they are likely to stay above 2% for some months to come, before falling below 2% in the course of 2012. Inflation rates are expected to remain in line with price stability over the policy-relevant horizon. This patte reflects the expectation that, in an environment of weaker euro area and global growth, price, cost and wage pressures in the euro area should also moderate.

    The Goveing Council continues to view the risks to the medium-term outlook for price developments as broadly balanced, taking also into account today’s decision. On the upside, the main risks relate to the possibility of increases in indirect taxes and administered prices, owing to the need for fiscal consolidation in the coming years. In the current environment, however, inflationary pressure should abate. The main downside risks relate to the impact of weaker than expected growth in the euro area and globally. In fact, if sustained, sluggish economic growth has the potential to reduce medium-term inflationary pressure in the euro area.

    Tuing to the monetary analysis, the annual growth rate of M3 increased to 3.1% in September 2011, up from 2.7% in August. The annual growth rate of loans to the private sector, adjusted for loan sales and securitisation, was 2.7% in September, unchanged from August. As in August, inflows into M3 also reflect the heightened tensions in some financial markets. In particular, inflows into money market fund shares/units, as well as into repurchase agreements conducted through central counterparties, appear to have significantly affected monetary developments in September. The annual growth rate of M1 increased to 2.0% in September, from 1.7% in August.

    On the counterpart side, the annual growth rate of loans to non-financial corporations and to households in September, adjusted for loan sales and securitisation, remained broadly unchanged compared with August, at 2.2% and 2.6% respectively. These figures do not signal that the heightened financial market tensions have affected the supply of credit up to September. However, as such effects can manifest themselves with lags, close scrutiny of credit developments is warranted in the period ahead. Taking the appropriate medium-term perspective and looking through short-term volatility, underlying broad money and loan growth have stabilised over recent months. Overall, the underlying pace of monetary expansion thus remains moderate.

    The overall size of monetary financial institutions’ balance sheets remained broadly unchanged over the past few months. The soundness of bank balance sheets will be a key factor in reducing potential negative feedback loop effects related to tensions in financial markets, thereby facilitating an appropriate provision of credit to the economy over time. We therefore welcome the agreement of the European Council to proceed with the increase in the capital position of banks to 9% of core Tier 1 by the end of June 2012. We also fully support the call to national supervisors to ensure that banks' recapitalisation plans do not lead to excessive deleveraging.

    To sum up, based on its regular economic and monetary analyses, the Goveing Council decided to reduce the key ECB interest rates by 25 basis points. While inflation has remained elevated and is likely to stay above 2% for some months to come, inflation rates are expected to decline further in the course of 2012 to below 2%. A cross-check with the information from our monetary analysis confirms that the underlying pace of monetary expansion continues to be moderate. After today’s decision, inflation should remain in line with price stability over the policy-relevant horizon. Owing to their unfavourable effects on financing conditions and confidence, the ongoing tensions in financial markets are likely to dampen the pace of economic growth in the euro area in the second half of this year and beyond. The economic outlook continues to be subject to particularly high uncertainty and intensified downside risks. Some of these risks have been materialising, which makes a significant downward revision to forecasts and projections for average real GDP growth in 2012 very likely. In such an environment, price, cost and wage pressures in the euro area should also moderate; today’s decision takes this into account. Overall, it remains essential for monetary policy to maintain price stability over the medium term, thereby ensuring a firm anchoring of inflation expectations in the euro area in line with our aim of maintaining inflation rates below, but close to, 2% over the medium term. Such anchoring is a prerequisite for monetary policy to make its contribution towards supporting economic growth and job creation in the euro area.

    Tuing to fiscal policies, all euro area govements need to show their inflexible determination to fully honour their own individual sovereign signature as a key element in ensuring financial stability in the euro area as a whole. The Goveing Council takes note of the fiscal commitments expressed in the Euro Summit statement of 26 October 2011 and urges all govements to implement fully and as quickly as possible the measures necessary to achieve fiscal consolidation and sustainable pension systems, as well as to improve goveance. The govements of countries under joint EU-IMF adjustment programmes and those of countries that are particularly vulnerable should stand ready to take any additional measures that become necessary.

    It is crucial that fiscal consolidation and structural reforms go hand in hand to strengthen confidence, growth prospects and job creation. The Goveing Council therefore calls upon all euro area govements to accelerate, urgently, the implementation of substantial and comprehensive structural reforms. This will help the euro area countries to strengthen competitiveness, increase the flexibility of their economies and enhance their longer-term growth potential. In this respect, labour market reforms are essential and should focus on measures to remove rigidities and to enhance wage flexibility, so that wages and working conditions can be tailored to the specific needs of firms. More generally, in these demanding times, moderation is of the essence in terms of both profit margins and wages. These measures should be accompanied by structural reforms that increase competition in product markets, particularly in services – including the liberalisation of closed professions – and, where appropriate, the privatisation of services currently provided by the public sector. At the same time, the Goveing Council stresses that it is absolutely imperative that euro area national authorities rapidly adopt and implement the measures announced and recommended in the Euro Summit statement of 26 October 2011.

    We are now at your disposal for questions.

    European Central Bank
    Directorate Communications
    Press and Information Division
    Kaiserstrasse 29, D-60311 Frankfurt am Main
    Tel.: +49 69 1344 7455, Fax: +49 69 1344 7404
    Inteet: http://www.ecb.europa.eu

     

  • DNB geeft voorwaardelijke steun aan blauwdruk Europese fiscale unie

     

    DNB begint haar toelichting 'Eurobonds als sluitstuk van de EMU' met de suggestie dat een liquiditeitsprobleem dreigt uit te monden in een solvabiliteitsprobleem. Maar is die suggestie van een liquiditeitscrisis wel terecht?

    Via de website van De Nederlandsche Bank:

    Onder strikte voorwaarden kan de introductie van eurobonds op termijn de stabiliteit van de EMU vergroten. Met eurobonds mondt een liquiditeitsprobleem in een euroland niet meer onnodig uit in een solvabiliteitsprobleem. Bovendien werpen ze een dam op tegen besmettingsgevaar.

    Een liquiditeitsprobleem betekent dat er een tijdelijk probleem is met het betalen van rekeningen. Dat betekent niet noodzakelijkerwijs dat een partij ook failliet is; als bijvoorbeeld de bezittingen verkocht zijn en de schulden worden afgelost en er blijft geld over dan is men niet failliet. Bij een liquiditeitsprobleem ontbreken de financiële middelen om de verplichtingen te betalen, en daarbij is het veelal moeilijk om aan liquiditeiten (geld) te komen. Een solvabiliteitsprobleem betekent daarentegen dat de schulden niet kunnen worden afgelost omdat de bezittingen ontoereikend zijn. Dit betekent overigens niet dat er automatisch een liquiditeitsprobleem bestaat want het kan bijvoorbeeld zo zijn dat een partij dan nog wel de rekening kan blijven betalen. Een solvabiliteitsprobleem en een liquiditeitsprobleem verschillen in aard, maar delen overeenkomsten.

    Geheel in lijn met de uitleg van de bankencrisis in 2008 wordt wederom gesteld dat er momenteel sprake is van een liquiditeitsprobleem, maar nu met betrekking tot Europese overheden. In 2008 wantrouwden banken elkaar omdat zij grote afschrijvingen – en als gevolg hiervan faillissementen – vreesden vanwege waardeloze hypotheekbeleggingen in combinatie met flinterdunne kapitaalbuffers. Als gevolg hiervan droogde de interbancaire leenmarkt op en was er inderdaad sprake van een acuut liquiditeitsprobleem. Maar tegelijkertijd was er wel degelijk sprake van een solvabiliteitsprobleem.

    Door de wijze van ingrijpen door centrale banken en overheden werd dit verhuld. Zij haalden alle conventionele en onconventionele middelen uit de kast om een systeemimplosie te voorkomen. Overheden staken miljarden belastinggeld in banken zodat afschrijvingen opgevangen konden worden en banken overeind te houden. Centrale banken op hun beurt leenden miljarden aan noodliquiditeiten aan banken in ruil voor pakketten leningen als onderpand. Leningen die overigens niet altijd aan de kredietkeurmerken voldeden waardoor centrale banken de risico's van banken tijdelijk oveamen. Veel banken waren in 2008 insolvabel maar omdat het hen werd toegestaan om boekhoudkundig verliezen te verhullen en afschrijvingen te vermijden werd de insolvabiliteit verhuld. Sindsdien is er nagenoeg niets veranderd en zijn veel banken nog steeds insolvabel. Europese banken hebben niet voor niets extra kapitaal nodig.

    De suggestie die uit de inleiding spreekt is dat Europese landen slechts een tijdelijk liquiditeitsprobleem hebben en dat is een onjuiste voorstelling van zaken. Het probleem van Europese overheden is dat zij een onhoudbaar fiscaal beleid hebben gevoerd en momenteel ondervinden dat zij steeds meer geld moeten lenen om alle rekeningen te kunnen betalen. Bovendien geldt dat in het geval dat zij gaan bezuinigen, de economie zal krimpen. Dat betekent linksom of rechtsom, dat de schuldquote toeneemt en er dus sprake is van een dreigende Europese solvabiliteitscrisis.

    Voor Griekenland is het al te laat want zij zal zeker haar schulden niet volledig afbetalen. Ierland en Portugal zouden nog onder het liquiditeitsprobleem geschoven kunnen worden, ware het niet dat de totale schuldenlast in beide landen eveneens een meervoud is van hun nationale economie. Een toelichting is op zijn plaats.

    Ierland is ten onder gegaan als gevolg van de ((nood)gedwongen) nationalisatie van Ierse banken. Ierse banken hadden met een extreme hefboom (dat betekent dat zij met heel veel geleend geld, belegd hebben) een Ierse huizenmarktzeepbel gecreëerd en hebben belegd in financieel exotische beleggingen. Ierse banken hadden een gezamenlijk balanstotaal dat acht keer (!) de Ierse economie overtrof en zonder dat zij voldoende buffers hadden om verliezen op te vangen. Ierland werd gedwongen om haar banken te nationaliseren. Die nationalisatie moest namelijk voorkomen dat banken elders in Europa zouden omvallen. Die hadden aan Ierse banken miljarden uitgeleend. Ierland kreeg voor deze bailout miljarden aan leningen van Europa en daarmee explodeerde de Ierse staatsschuld: van 24,9% van het BBP in 2007 naar 94% in 2010 (zie: Eurostat).

    Bron: Forbes

    Voor Portugal geldt iets soortgelijks, maar in Portugal zijn het de hoge private en publieke (en een vooamelijk exte gefinancierde) schuldenlast. Die schuldenlast in combinatie met een weinig productieve economie zijn voor Lissabon het grote probleem. Portugal exporteert zogezegd te weinig om haar buitenlandse schuldenlast te kunnen dragen. De Portugese publieke schulden zijn met bijna 100% aan de hoge kant. Als daar de private schulden bij worden opgeteld dan komt de totale schuldenlast op 360% van het Portugese BBP te liggen. Dat is een stuk hoger dan de totale schuldenlast van Griekenland. Dit geldt  ook voor bijvoorbeeld Spanje met 366% (in 2009) en tal van andere landen, ook die buiten Europa.

    Een liquiditeitsprobleem is simpelweg een verkeerde voorstelling van zaken want Europese overheden hebben een probleem met de mate waarin zij aan al hun schuldverplichtingen kunnen voldoen, en dan gaat het dus om de solvabiliteit. DNB hint daar wel op want zij opent haar reflectie over eurobonds met de voorwaarde dat die alleen zinvol zijn wanneer de publieke schuldquote tot onder de 60% is teruggebracht.

    De belangrijkste voorwaarde voor de invoering van eurobonds is een bewezen versterking van de begrotingsdiscipline, waarbij de staatsschuld in alle eurolanden eerst tot onder de 60% bbp moet zijn gedaald. Eurobonds zijn dan ook niet geschikt als crisisinstrument. Wel kan een geloofwaardig stappenplan voor de versterking van de begrotingsdiscipline met als sluitstuk invoering van eurobonds een dempend effect hebben op de huidige onrust.

    Eurobonds kunnen volgens DNB geen oplossing bieden voor de huidige onrust maar kunnen wel voor een dempend effect zorgen. Althans, zolang er wordt voldaan aan een geloofwaardig stappenplan. Op welke manier de financiële risico's in het bankwezen (lees: afschrijvingen, claimemissies en een beperking van leningen) en de risico's bij overheden (lees: steeds grotere begrotingstekorten) teruggebracht kunnen worden, wordt echter niet duidelijk. Daar is een reden voor want daar bestaat eigenlijk geen manier voor zonder de huidige kaders te hervormen. Desalniettemin bieden eurobonds een uitkomst want – afgezien de voorwaarde van een verlaging van de schuldquote tot onder de 60% – stelt de aankondiging van eurobonds als eindstation de financiële markten gerust, aldus DNB.

    DNB vervolgt haar betoog met een zeer korte uitleg van eurobonds en gaat vervolgens – in de figuurlijke zin – in de intellectuele boekenkast proletarisch argumenten shoppen:

    Onder eurobonds wordt hier verstaan centraal uitgegeven gemeenschappelijk gegarandeerde obligaties ter financiering van alle staatsschuld van de eurolanden. In die vorm kunnen eurobonds onder strikte voorwaarden de stabiliteit van de EMU versterken. Voorop staat dat een stabiele EMU ondenkbaar is zonder sterkere en meer afdwingbare waarborgen voor gezonde nationale overheidsfinanciën, inclusief de juiste prikkels voor het vergroten van het structurele groeivermogen en het tegengaan van macro-economische onevenwichtigheden. Ook wanneer daar aan voldaan is blijft het echter mogelijk dat onverwacht grote schokken in individuele landen tot marktonrust over de budgettaire gezondheid leiden. Regels kunnen immers nooit van tevoren alle problemen voorzien. Dit keer waren het de opbouw van onevenwichtigheden en een financiële crisis, maar een volgende keer is het wellicht een natuurramp waardoor één of meerdere eurolanden hun overheidsfinanciën onverwacht scherp zien verslechteren. Onrust over de budgettaire gezondheid van een land kan vervolgens een vicieuze cirkel in gang zetten, waarbij hogere rentes leiden tot een verslechtering van de budgettaire situatie, die weer tot hogere rentes leidt. Op die manier kan elk land uiteindelijk insolvabel worden, zelfs als de initiële verslechtering daar op zichzelf geen aanleiding toe gaf. In vergelijking met landen met een eigen munt hebben eurolanden minder beleidsinstrumenten om deze vicieuze cirkel zelfstandig te doorbreken. Ze hebben geen eigen monetair beleid en wisselkoers, zodat renteverlagingen en devaluaties geen (tijdelijke) verlichting kunnen bieden. Omdat marktpartijen weten dat alle eurolanden in dit opzicht kwetsbaar zijn, kan financiële onrust in één land snel overslaan naar andere (probleem)landen. Dit besmettingsrisico wordt verder versterkt door de vergaande verwevenheid van de financiële sector in de EMU.

    Een aantal zaken valt aan deze lange alinea op. Allereerst de zeer summiere uitleg van eurobonds. Bij eurobonds is het de bedoeling dat de nationale staatsschulden worden geconsolideerd en worden ingeruild voor Europese obligaties. DNB volgt hierbij het voorstel van de Europese economische denktank Bruegel die in 2010 met een voorstel kwam voor een consolidatie van de Europese staatsschulden. De bedoeling is dat staatsschulden tot 60% van het BBP ingeruild worden voor Europese staatsobligaties met een Europese dekking met belastinggeld en door de Europese Monetaire Unie gegarandeerd worden. Deze obligaties noemt men 'blue bonds'. Schulden boven de 60% komen onder speciale regels te vallen die afstempelingen mogelijk maakt. Deze worden 'red bonds' genoemd. Kort samengevat, DNB licht in de bovenstaande alinea de introductie van zogenaamde blue bonds toe. Dat blijkt ook uit de verwijzing van DNB naar het standpunt van de regering verderop in deze brief. De Nederlandse regering heeft zich voorstander verklaart van deze benadering van de Europese schuldencrisis en heeft zich voor deze aanpak uitgesproken (zie: brief van het kabinet aan de Tweede Kamer).

    De verwijzing naar mogelijke natuurrampen als aanleiding om nationale schulden toe te blijven staan, is wonderlijk. DNB suggereert dat een niet te voorziene ramp – er staat niet voor niets “Regels kunnen immers nooit van tevoren alle problemen voorzien” – mogelijk is. Dat is een wel heel creatieve formulering van een oneigenlijk argument. De vergelijking met een natuurramp in de huidige context is niet alleen misplaatst, maar het is bovenal misleidend. Het gebruik van dit argument heeft natuurlijk betrekking op voortslepende problemen bij Europese banken. Overheden blijven impliciet banken steunen met belastinggeld en dat komt omdat de kapitaalbuffers tekort schieten, zeker indien een gedeelte van de publieke schulden moet worden afgestempeld. Het solvabiliteitsprobleem bij Europese banken is evenals elders in de wereld nog steeds niet opgelost.

    Daaaast geldt ook dat risico's op economische schokken als gevolg van natuurgeweld, allereerst en grotendeels privaat kunnen worden geregeld en opgevangen kunnen worden. Dat gebeurt nu ook. Er staat niets in de weg om dergelijke risico's vooraf af te dekken. Indien het publieke belang daarbij gebaat is en de kiezer bereid is om met (meer) belastinggeld te investeren in projecten zoals de Delta-werken (of in een collectieve verzekering dan wel via het opbouwen van eigen reserves) dan kan dat. Een natuurramp wekt de suggestie dat iets op stapel staat wat niet voorzien kan worden, maar dat omwille van de noodzaak tot de mogelijkheid, dit niet genoemd wordt. M.a.w. DNB draait om het bankenprobleem heen.

    De vergelijking met natuurrampen is bovendien erg misplaatst. Dat komt allereerst omdat de macro-economische onevenwichtigheden die momenteel voor problemen zorgen het directe gevolg zijn van het huidige inteationale financiële stelsel en zijn derhalve man-made. Schade bij natuurrampen zijn bovenal van menselijke aard; en indien natuurrampen financieel vergeleken worden met de huidige crisis dan blijkt dat deze man-made crisis significant meer economische schade heeft aangericht.

    Nog een laatste opmerking. De veronderstelling dat devaluaties en renteverlagingen tijdelijke verlichting kunnen bieden, is de afgelopen jaren door de Verenigde Staten, Japan en het Verenigd Koninkrijk uitgeprobeerd. Tot op heden zonder enig succes. DNB lijkt te stellen dat omdat dit in Europa niet kan (dit mag volgens de ECB-statuten niet) en omdat de financiële sector in de EMU vergaand verweven is, er momenteel risico's bestaan die door een eindstation van eurobonds ondervangen kunnen worden. DNB heeft de argumenten hier wel erg selectief uitgekozen.

    De volgende alinea is een opmaat voor meer, want DNB lijkt hier de effectiviteit van het EFSF (zeer terecht) in twijfel te trekken:

    Op dit moment wordt er voor gekozen deze problemen te bestrijden door via een Europees noodfonds liquiditeitssteun te verlenen. Door voorwaarden aan deze steun te verbinden kan worden afgedwongen dat landen die steun krijgen ook hervormen.Dit is nodig, omdat de huidige opzet van de eurozone niet in voldoende mogelijkheden voorziet om dit op andere manieren af te dwingen. Tegelijkertijd brengt deze aanpak ook onrust met zich mee. Periodiek rijst nu immers de vraag of aan de voorwaarden voor uitbetaling van een volgend deel van de lening is voldaan. Daaaast biedt een noodfonds een minder fundamentele oplossing voor het besmettingsgevaar dan eurobonds. Met een noodfonds wordt pas ingegrepen als de vicieuze cirkel al in gang is gezet, waarbij het besmettingsrisico niet volledig wordt weggenomen. Op termijn kan de introductie van eurobonds daarom een betere oplossing bieden voor de eerder beschreven instabiliteit van de eurozone dan de aanwezigheid van een noodfonds. Hiervoor moet echter wel aan een aantal strikte voorwaarden zijn voldaan.

    DNB concludeert dat eurobonds – juist vanwege de uiteengezette vicieuze cirkel – een effectiever alteatief zijn voor het huidige EFSF. Met andere woorden, DNB onderkent de problemen van het EFSF. Het Europese noodfonds is ten eerste niet toereikend om besmetting te voorkomen. Let wel, DNB opende haar publicatie met de suggestie dat er sprake is van een (tijdelijk) liquiditeitsprobleem. Maar zoals iedereen moet weten, en dat doet men kennelijk toch óók bij DNB, betreft het niet de liquiditeit en de korte termijnfinanciering van de zwakke eurolanden, maar de lange termijn onhoudbaarheid van de overheidsfinanciën. Zeker gezien de passage, “met een noodfonds wordt [..] het besmettingsrisico niet volledig [..] weggenomen”, wijst men op dat gevaar.

    Het probleem van het EFSF is dat er sprake is van een solvabiliteitscrisis waarbij zwakke eurolanden naar een groter faillissement gefinancierd worden. Immers, de staatsschulden zijn na alle bailouts toegenomen. Door deze landen geld te lenen nemen de andere eurolanden het risico dat het geld niet terugkomt. En omdat de 'sterke' eurolanden dit geld zelf hebben moeten lenen, verspreidt het solvabiliteitsprobleem van het ene land naar het andere land. Het EFSF voorkomt het besmettingsrisico inderdaad niet. Sterker nog, het tegenovergestelde gebeurt want het EFSF bespoedigt dit de besmetting juist! DNB lijkt in de bovenstaande passage hetzelfde te bedoelen ook al kan zij dat (vanzelfsprekend) niet schrijven.

    Eurobonds zijn dus een serieus alteatief waarbij begrotingsdiscipline essentieel is. DNB blijft helder: “geen fiscale discipline, dan ook geen consolidatie van alle Europese schulden via eurobonds”:

    Met name een bewezen borging van de nationale begrotingsdiscipline is van groot belang. Als gevolg van de wederzijdse garanties en de afwezigheid van marktdiscipline verminderen eurobonds op zichzelf de prikkels voor gezond nationaal begrotingsbeleid. De huidige budgettaire problemen laten zien dat de prikkels voor gezond beleid bovendien ook in de afgelopen jaren al niet voldoende waren. Voordat eurobonds kunnen worden ingevoerd moet nationale begrotingsdiscipline dan ook aantoonbaar zijn gewaarborgd. De schuldquote moet minimaal tot de in het Europese Verdrag gestelde grens van 60% bbp zijn gedaald. Dit zorgt ervoor dat ook bij een forse verslechtering van de budgettaire situatie de kans dat de wederzijdse garanties moeten worden ingeroepen klein is. Ook draagt een lage schuld er aan bij dat in het geval dat de garanties toch zouden moeten worden ingeroepen het geloofwaardig is dat de overige landen dit kunnen dragen. Deze lagere schuldquote kan alleen worden bereikt en vastgehouden met onafhankelijke handhaving van de Europese begrotingsregels en verankering van deze regels in nationale wetten. Een onafhankelijke Europese autoriteit die in toenemende mate in kan grijpen in het budgettaire beleid van landen die de afspraken schenden is in dit opzicht essentieel. Hierin zou ook aandacht moeten zijn voor de opbouw van macro-economische onevenwichtigheden en het structurele groeivermogen van de eurolanden.

    DNB vervolgt haar verhaal met additionele voordelen van eurobonds, en doelt daarbij op blue bonds. Blue bonds kunnen worden onderworpen aan een onafhankelijk begrotingsautoriteit – lees: een Europees ministerie van Financiën – die kan ingrijpen als er toch meer wordt uitgegeven. DNB zet ook de volgende stap met haar aanbeveling dat indien er eurobonds komen, nationale schulduitgifte verboden wordt. Anders gezegd, Brussel hoeft dan alleen nog de hoogte van de uitgaven te gaan dicteren en doet dat omdat overheden afgesneden worden van autonome financiering. Wanneer er niet meer inkomsten via het nationale belastingloket binnen komen dan kan er ook niet meer worden uitgegeven. Overheden worden daarmee gedwongen om te snijden in hun uitgaven.

    Om de naleving van de begrotingsregels daadwerkelijk afdwingbaar te maken moet er tegelijkertijd met de introductie van eurobonds een (Europees en nationaal) wettelijk verbod komen op nationale schulduitgifte door eurolanden. De onafhankelijke autoriteit krijgt zo volledige controle over de schulduitgifte van een land, zodat de financiering van een notoire zondaar als ultieme sanctie kan worden begrensd. Met eurobonds is deze sanctie veel geloofwaardiger op te leggen dan nu, omdat i) landen alleen via de autoriteit toegang hebben tot financiering en ii) de (her)financiering van de bestaande schuld niet ter discussie staat. Het opgeven van de mogelijkheid tot nationale schulduitgifte lijkt een groot offer, maar in de praktijk zal het voor een land dat al zijn staatsschuld met eurobonds heeft gefinancierd toch al kostbaar zijn zelfstandig extra financiering te zoeken. De markt hiervoor is dan immers zeer illiquide. Bovendien laat een land door toegang tot de markt te zoeken blijken dat het zijn zaakjes niet op orde heeft, wat bij beleggers tot wantrouwen zou moeten leiden. Ten slotte blijkt uit de huidige crisis dat landen hoe dan ook hun markttoegang verliezen wanneer het mis gaat. Een volledig verbod dient dus slechts als extra slot op de deur.

    Benadrukt wordt dat 'nationale' schulden zonder een verbod lastig te financieren zijn. Dat zou komen omdat het voor financiële partijen (lees: banken, verzekeraars, pensioen- en andere beleggingsfondsen waaronder hedgefunds) niet aantrekkelijk zou zijn om die leningen ('red bonds') te verstrekken. Gezien de renteverschillen van vóór de invoering van de euro, die daaa en de renteverschillen nu, moet echter betwijfeld worden of dat uitgesloten kan worden. Banken hebben door hun speciale juridische privileges de mogelijkheid om geld van anderen risicovol uit te lenen en te profiteren van hoge bonussen.

    Bankiers en andere financials zijn eigenlijk notoire korte termijn denkers. Het verleden heeft in die zin uitgewezen dat – los van de inteationale ontwikkelingen – de euro bewezen dat banken ten tijde van economische groei – die primair aangedreven wordt door een excessieve geld- en kredietexpansie – risicozoekend zijn. In een concurrentiestrijd van eten en gegeten worden, voelen zij de noodzaak om voor hoge rendementen te gaan. Onderdeel daarvan is om landen met een ongezond fiscaal beleid toegang te verschaffen tot miljarden die zij eigenlijk niet kunnen betalen. Immers, daar is een net iets hoger rendement te behalen. Ergens in het proces wordt er toch wel één of het ander gegarandeerd. DNB wil daarom een volledig verbod. Gezien de onderstaande grafiek is dat zeker niet onbegrijpelijk want de “convergentie” (naar elkaar toetrekken van prijzen) in de Europese rentes illustreert dat er niet zo nauwgezet gekeken wordt naar onhoudbare overheidsfinanciën, zolang er maar verdiend wordt.

    Echter, omdat het puntje natuurrampen al was aangestipt, opent DNB een mogelijke uitzondering op dit verbod. Immers, banken zijn een groot probleem.

    Een complicatie is wel dat als een land als gevolg van het overtreden van de afspraken geen toegang tot nieuwe financiering krijgt, het gedurende die tijd ook geen steun kan verlenen aan systeemrelevante banken mocht dat nodig zijn. Dit kan het vertrouwen van de markt in het nationale bankwezen ondermijnen, waarmee dit bankwezen in financieringsproblemen kan komen. Om de eurobond-financiering als ultieme sanctie geloofwaardig te kunnen stopzetten, is een belangrijke voorwaarde dat er een Europees bankenvangnet (inclusief een Europees depositogarantiestelsel) wordt opgericht, wat ook Europees bancair toezicht vereist. Dit is overigens onderdeel van de visie van de Nederlandse regering op de toekomst van de EMU [zie: Kamerbrief]. Wanneer aan al deze randvoorwaarden is voldaan, is een potentieel voordeel van eurobonds dat ze de financieringskosten voor alle eurolanden verlagen.

    De voorwaarde van een maximale schuldquote voor overheden lijkt een oplossing te zijn om problemen zoals die nu bestaan te voorkomen. Wanneer de Spaanse situatie bekeken wordt, dan wordt de strekking duidelijk waar DNB op doelt. Want de Spaanse staatsschuld is namelijk niet de reden voor de Spaanse zorgen. De Spaanse staatsschuld ligt nog steeds op een bescheiden niveau van 61% (in 2010; 67% is geprojecteerd voor 2011). De Spaanse banken – met name de caja's – zitten op een gigantische hypotheekportefeuille waarvan de onderliggende waarde is geïmplodeerd. Immers, de Spaanse huizenmarktzeepbel is uiteengespat. Bovendien zitten de lokale overheden gigantisch in de problemen doordat zij inkomsten missen uit de caja's waarvan zij veelal aandeelhouder van zijn, en hebben te kampen met afnemende belastinginkomsten.

    Met een werkloosheid van boven de 20% en een jeugdwerkloosheid van bijna 50%, een insolvabel Spaans bankwezen en een veel te grote begrotingstekorten (2009: -11,2%, 2010: -9,3%) is de Spaanse onzekerheid verklaard. De implosie in de waarde van de financiële activa van Spaanse banken vallen samen met een hoge werkloosheid en die nekt de Spaanse economie èn overheid. Het bankenprobleem moet dus opgelost worden en dat gaat linksom of rechtsom iemand geld kosten. De belastingbetaler dan wel de klanten van de bank zijn alvast gewaarschuwd. De verliezen worden door een meer eerlijke en minder willekeurige manier gegarandeerd en daarom moet er een Europees depositogarantiestelsel komen. “Good luck with that!”, zou ik zeggen.

    DNB gaat verder met de financieringskosten van sterke landen en het voorkomen van een subsidie-unie.

    Er ontstaat immers een veel grotere markt, waardoor de liquiditeitspremie met name voor kleinere landen omlaag gaat. De combinatie van bewezen nationale begrotingsdiscipline, lage schuldniveaus en wederzijdse garanties kan van eurobonds bovendien een zeer veilige belegging maken, wat de rente verder kan drukken. Hierdoor hoeven ook de financieringskosten van de huidige sterke landen niet toe te nemen, zodat een “transferunie” wordt voorkomen.

    Het hoeft niet, maar het kan wel. DNB laat zich niet uit over de mogelijkheid dat de schuldquote in een later stadium – onder invloed van “niet door regels te voorziene omstandigheden” – niet gewoon verhoogd wordt. Het is altijd wonderlijk waar bepaalde getallen vandaan komen. Vooral in dit geval. Waar komt toch de lat van 60% voor de publieke schuldquote vandaan? Waarom ligt dit niet op 40% of 20%? En waarom niet op 0%? Is het niet zo dat 10% snel 20% wordt? Bij de invoering van de euro was overeengekomen dat schuldquote niet hoger mocht zijn dan 60% van het BBP. Die ligt inmiddels op 85,6% (zie: Eurostat).

    De geschiedenis heeft met een statistische accuratesse aangetoond dat zodra overheden dermate in de schulden komen, zij die schulden niet aflossen. Dat stelde Adam Smith reeds in zijn tijd. Is het niet zo dat publieke schulden het mogelijk maken dat politici meer kunnen uitgeven dan de kiezer bereid is om aan belastingen te betalen? Een fundamentele oorzaak van de huidige crisis wordt niet opgelost met een maximale publieke schuldquote van 60%.

    Zolang de overheid zichzelf niet onderwerpt aan de discipline van een onpartijdige geldstandaard en schulden blijft maken dan begeeft zij zich op het hellende vlak steeds hogere schulden. Er is maar één manier om overheden te behoeden voor het veroorzaken van een man-made financiële crisis: dwing de politiek te allen tijde toestemming te vragen hoeveel geld zij uitgeven. Een fiscaal 0-beleid waarbij uitgaven en inkomsten altijd in balans zijn, voorkomen al deze financiële en economisch ellende.

    Het onbehandeld laten van de schuldquote van 60% in combinatie met de huidige invulling van het geldconcept – ongedekt vertrouwensgeld – zorgen voor een gevaarlijke cocktail waarbij schulden daadwerkelijk onaflosbaar blijken te zijn. Het zou DNB sieren als zij zich ook hierover uitlaat want het centraliseren van de afzonderlijke fiscale autonomie – zonder een zuivering van de fundamentele onderliggende oorzaken – zaait men de vrucht voor een volgende crisis. Want wat houdt Europa tegen om de publieke schuldquote niet te verhogen? Wat houdt banken tegen om opnieuw risico's op te blazen en de korte termijn winsten te nemen?

    DNB laat het slechts bij de aankondiging van eurobonds als tussentijdse oplossing om financiële markten voor te bereiden en te kalmeren:

    Het is praktisch gezien niet mogelijk om op korte termijn aan al deze randvoorwaarden te voldoen. Eurobonds zijn hiermee alleen nuttig als sluitstuk van de EMU en niet als crisisinstrument. Wel kan een geloofwaardig uitzicht op strikte begrotingsdiscipline met als sluitstuk eurobonds een commitment signaleren van Europese regeringsleiders aan een stabiele EMU, wat kan bijdragen aan het verminderen van de huidige onrust. Hiervoor kan net als bij de oprichting van de EMU een stappenplan nuttig zijn, waarin voorafgaand aan de introductie van eurobonds eerst de noodzakelijke randvoorwaarden worden ingevuld.

    Eurobonds zullen er niet snel komen, maar een akkoord over een gegarandeerde conversie in eurobonds tot 60% van de huidige staatsschulden als eindstation, zonder antwoorden over de meer fundamentele gevolgtrekkingen van dat akkoord, zijn een rechtsstaat en een democratie onwaardig.

    Een uitgesproken commitment voor eurobonds is een akkoord zonder weg terug: een fait accompli. Het dempende effect waarvan DNB spreekt is eigenlijk niets anders dan een manier om de problemen van een insolvabel Europa vooruit te schuiven, zij het met verregaande hervormingen, en in een lager tempo van verslechtering. Immers, Europa heeft geen enkel antwoord ontwikkeld voor alle toekomstige financiële verplichtingen waarvoor niets (en dan ook helemaal niets!) opzij is gezet. De onderstaande grafiek geeft inzicht in die toekomstige verplichtingen en de percentages zijn ronduit beangstigend.

    Deze ongedekte toekomstige uitgaven voor pensioenen worden niet meegerekend bij de publieke schulden. Ze zijn daarom niet minder relevant. Eurobonds? Een schuldquote van maximaal 60%? Het klinkt aardig, maar zonder een meer fundamentele benadering, wordt een overeengekomen schuldquote van 60% al snel 85,6% zoals nu. Immers, onder druk wordt alles vloeibaar. Met name de hardheid van beloften van politici en overheden. Europa is insolvabel. Doen alsof het gaat om een liquiditeitsprobleem, is zelfs DNB onwaardig.

  • DNB: ‘Eurobonds als sluitstuk van de EMU’

    Op de website van De Nederlandsche Bank (DNB) een uitgebreide toelichting op de mogelijke introductie van eurobonds die een einde moeten maken aan de financiële onzekerheden in Europa. DNB stelt één keiharde voorwaarde: een reductie van de publieke schuldenlast tot onder de 60%. Het is een voorwaarde die in de praktijk onmogelijk is.

    Via de website van De Nederlandsche Bank:

    Onder strikte voorwaarden kan de introductie van eurobonds op termijn de stabiliteit van de EMU vergroten. Met eurobonds mondt een liquiditeitsprobleem in een euroland niet meer onnodig uit in een solvabiliteitsprobleem. Bovendien werpen ze een dam op tegen besmettingsgevaar.

    DNB begint haar toelichting ‘Eurobonds als sluitstuk van de EMU’ met de suggestie dat een liquiditeitsprobleem dreigt uit te monden in een solvabiliteitsprobleem. Maar is die suggestie wel terecht? Een liquiditeitsprobleem betekent dat er een tijdelijk een probleem is om de rekeningen te kunnen blijven betalen. Dat betekent niet noodzakelijkerwijs dat een partij ook failliet is, maar niet aan de middelen kan komen om haar verplichtingen te betalen. Een solvabiliteitsprobleem betekent dat de schulden niet kunnen worden afgelost en dat een partij technisch failliet is. Een solvabiliteitsprobleem en een liquiditeitsprobleem verschillen in aard, maar delen overeenkomsten: de rekeningen kunnen niet worden betaald.

    Geheel in lijn met de bankencrisis van 2008 waarbij banken ook zogenaamd getroffen werden door een ‘liquiditeitscrisis’ en “tijdelijk geen financiering konden krijgen”, wordt dat wederom gesteld en nu met betrekking tot Europese overheden. In 2008 wantrouwde banken elkaar omdat zij grote afschrijvingen bij elkaar vreesden (met faillissementen als gevolg). Hierdoor droogde de interbancaire leenmarkt op en daarmee was er inderdaad sprake van een accuut liquiditeitsprobleem. Tegelijkertijd was er sprake van een solvabiliteitsprobleem. Maar door de wijze van ingrijpen door centrale banken en overheden werd dit verhult. Zij haalden alle conventionele en onconventionele middelen uit de kast om een systeemimplosie te voorkomen. Maar veel banken waren in 2008 insolvabel en omdat het hen werd toegestaan om boekhoudkundig verliezen te verhullen wordt de insolvabiliteit van Europese banken verhuld. In 2011 zijn zij nog steeds insolvabel. Immers, Europese banken moeten niet voor niets herkapitaliseren en dat moeten zij om afschrijvingen op verkeerde beleggingen en slechte (hypotheek)leningen te kunnen vangen. De verplichte herkapitalisatie is een manier om de toekomstige verliezen voor belastingbetalers te beperken.

    De suggestie dat Europese landen slechts een tijdelijk liquiditeitsprobleem hebben is complete larie. Het is een verkeerde voorstelling van zaken want het probleem van Europese overheden is dat zij een onhoudbaar fiscaal beleid hebben gevoerd en momenteel ondervinden dat zij geld moeten lenen om alle rekeningen te kunnen betalen. Landen moeten hun best doen om te voorkomen dat zij failliet gaan. Dat is voor Griekenland te laat want zij kan zeker haar schulden niet af betalen. Ierland en Portugal zouden nog onder het liquiditeitsprobleem geschoven kunnen worden, ware het niet dat de totale schuldenlast in beide landen eveneens een meervoud is van hun nationale economie.

    Zo is Ierland ten onder gegaan door de nationalisatie van Ierse banken die met een extreme hefboom een Ierse huizenmarktzeepbel mogelijk maakte. De Ierse banken hadden een gezamelijk balanstotaal dat acht keer de Ierse economie overtrof (zie afbeelding uit 2010)! Ierse banken waren extreem gehefboomde hedgefunds geworden die veel te veel financiële risico’s namen en zichzelf hebben opgeblazen. Ierland werd gedwongen om haar banken te nationaliseren om te voorkomen dat banken elders in Europa zouden omvallen. Die hadden Ierse banken aan miljarden van leningen voorzien. Ierland kreeg voor deze bailout miljarden aan leningen van Europa. Het gevolg was dat de staatsschuld omhoog schoot: van 24,9% van het BBP in 2007 naar 94% in 2010 (zie: Eurostat).

    Bron: Forbes

    Voor Portugal geldt iets soortgelijks, maar in Portugal zijn het de extreem hoge private en publieke schulden (die bovendien grotendeels exte gefinancierd zijn). De Portugese publieke schulden zijn met bijna 100% erg hoog. Maar Portugal kamt met een bijkomstig probleem en dat is dat de totale schuldenlast op 360% van het Portugese BBP ligt; een stuk hoger dan die van Griekenland. Datzelfde geldt ook voor Spanje met 366% (in 2009); zie de onderstaande grafiek.

    Een liquiditeitsprobleem is verkeerde voorstelling van zaken; Europa heeft een probleem met de solvabiliteit. Hoe DNB ook het invoeren van eurobonds brengt, men kan onmogelijk doen alsof het hier om een liquiditeitsprobleem gaat. Die suggestie is misleidend.

    DNB wil met dit schrijven anders doen geloven en is in de intellectuele boekenkast proletarisch gaan winkelen:

    De belangrijkste voorwaarde voor de invoering van eurobonds is een bewezen versterking van de begrotingsdiscipline, waarbij de staatsschuld in alle eurolanden eerst tot onder de 60% bbp moet zijn gedaald. Eurobonds zijn dan ook niet geschikt als crisisinstrument. Wel kan een geloofwaardig stappenplan voor de versterking van de begrotingsdiscipline met als sluitstuk invoering van eurobonds een dempend effect hebben op de huidige onrust.

    Eurobonds kunnen volgens DNB een dempend effect op de huidige onrust hebben, althans mits er wordt voldaan aan een geloofwaardig stappenplan. Op welke manier de financiële risico’s in het bankwezen en de risico’s bij overheden teruggebracht kunnen worden, wordt echter niet duidelijk. Daar is een reden voor, want er bestaat namelijk geen manier. Enkel een geloofwaardig plan dat in een complete herziening van de monetaire en financiële kaders (lees: juridische hervormingen van het eigendomsrecht) voorziet, zou dat kunnen. Dat betekent herstructureren. Het dempende effect waarvan DNB spreekt is eigenlijk niets anders dan een manier om de problemen van insolvabiliteit Europees vooruit te schuiven, zij het – met bepaalde hervormingen – een tempo lager.

    DNB vervolgt haar betoog met een korte uitleg van eurobonds:

    Onder eurobonds wordt hier verstaan centraal uitgegeven gemeenschappelijk gegarandeerde obligaties ter financiering van alle staatsschuld van de eurolanden. In die vorm kunnen eurobonds onder strikte voorwaarden de stabiliteit van de EMU versterken. Voorop staat dat een stabiele EMU ondenkbaar is zonder sterkere en meer afdwingbare waarborgen voor gezonde nationale overheidsfinanciën, inclusief de juiste prikkels voor het vergroten van het structurele groeivermogen en het tegengaan van macro-economische onevenwichtigheden. Ook wanneer daar aan voldaan is blijft het echter mogelijk dat onverwacht grote schokken in individuele landen tot marktonrust over de budgettaire gezondheid leiden. Regels kunnen immers nooit van tevoren alle problemen voorzien. Dit keer waren het de opbouw van onevenwichtigheden en een financiële crisis, maar een volgende keer is het wellicht een natuurramp waardoor één of meerdere eurolanden hun overheidsfinanciën onverwacht scherp zien verslechteren. Onrust over de budgettaire gezondheid van een land kan vervolgens een vicieuze cirkel in gang zetten, waarbij hogere rentes leiden tot een verslechtering van de budgettaire situatie, die weer tot hogere rentes leidt. Op die manier kan elk land uiteindelijk insolvabel worden, zelfs als de initiële verslechtering daar op zichzelf geen aanleiding toe gaf. In vergelijking met landen met een eigen munt hebben eurolanden minder beleidsinstrumenten om deze vicieuze cirkel zelfstandig te doorbreken. Ze hebben geen eigen monetair beleid en wisselkoers, zodat renteverlagingen en devaluaties geen (tijdelijke) verlichting kunnen bieden. Omdat marktpartijen weten dat alle eurolanden in dit opzicht kwetsbaar zijn, kan financiële onrust in één land snel overslaan naar andere (probleem)landen. Dit besmettingsrisico wordt verder versterkt door de vergaande verwevenheid van de financiële sector in de EMU.

    Het besmettingsgevaar dat volgens DNB het gevolg is van een tijdelijke liquiditeitsproblemen – iets dat door middel van het Europese noodfonds EFSF wordt opgevangen en wel door middel van miljarden aan leningen – is het gevolg van insolvabiliteit. Het gevolg en de oorzaak worden omgedraaid. De noodleningen zijn slechts een manier om een onvermijdelijke herstructurering dan wel geldpersfinanciering, uit te stellen. Hierbij geldt deze noodleningen in het geval dat zij niet terugbetaald worden, er eenzelfde lot dreigt voor de landen die via het EFSF deze leningen garanderen. Met andere woorden, het opvangen van dit zogenaamde liquiditeitsprobleem met de miljarden van het Europese noodfonds leidt tot het tegenovergestelde van hetgeen moet worden voorkomen: het verspreiden van een solvabiliteitsprobleem. Het EFSF vergroot het probleem.

    Het besmettingsgevaar is het gevolg van een volslagen onhoudbaar uitgavenpatroon van Europese overheden. De begrotingstekorten zijn structureel en de overheidsuitgaven als onderdeel van het BBP bedragen in Europa meer dan de helft (zie: Eurostat)! Wanneer overheden bezuinigen, dan krimpen de economieën en zodra een economie krimpt dan betekent het dat de schuldenlast zwaarder weegt en als gevolg hiervan nemen de problemen toe. Bovendien komt daar in Europa nog eens bij dat de pensioenen in vrijwel overal ongedekt zijn en uit de belastingpot moeten komen. Met andere woorden, binnenkort zijn we allemaal Grieken. Daar veranderen eurobonds op geen enkele wijze iets aan.

    Het gebruik van een mogelijke natuurramp is even zo goed misplaatst en misleidend. Dergelijke risico’s kunnen allereerst en grotendeels privaat opgevangen worden zoals dat nu ook het geval is. Daaaast kunnen dergelijke risico’s – indien het publieke belang daarbij gebaat is en het publiek bereid is om dit met belastinggeld te financieren – dan is er geen noodzaak tot publieke schulden. De macro-economische onevenwichtigheden zijn in tegenstelling tot natuurrampen het gevolg van het huidige financiële stelsel.

    Op dit moment wordt er voor gekozen deze problemen te bestrijden door via een Europees noodfonds liquiditeitssteun te verlenen. Door voorwaarden aan deze steun te verbinden kan worden afgedwongen dat landen die steun krijgen ook hervormen. Dit is nodig, omdat de huidige opzet van de eurozone niet in voldoende mogelijkheden voorziet om dit op andere manieren af te dwingen. Tegelijkertijd brengt deze aanpak ook onrust met zich mee. Periodiek rijst nu immers de vraag of aan de voorwaarden voor uitbetaling van een volgend deel van de lening is voldaan. Daaaast biedt een noodfonds een minder fundamentele oplossing voor het besmettingsgevaar dan eurobonds. Met een noodfonds wordt pas ingegrepen als de vicieuze cirkel al in gang is gezet, waarbij het besmettingsrisico niet volledig wordt weggenomen. Op termijn kan de introductie van eurobonds daarom een betere oplossing bieden voor de eerder beschreven instabiliteit van de eurozone dan de aanwezigheid van een noodfonds. Hiervoor moet echter wel aan een aantal strikte voorwaarden zijn voldaan.

    Met name een bewezen borging van de nationale begrotingsdiscipline is van groot belang. Als gevolg van de wederzijdse garanties en de afwezigheid van marktdiscipline verminderen eurobonds op zichzelf de prikkels voor gezond nationaal begrotingsbeleid. De huidige budgettaire problemen laten zien dat de prikkels voor gezond beleid bovendien ook in de afgelopen jaren al niet voldoende waren. Voordat eurobonds kunnen worden ingevoerd moet nationale begrotingsdiscipline dan ook aantoonbaar zijn gewaarborgd. De schuldquote moet minimaal tot de in het Europese Verdrag gestelde grens van 60% bbp zijn gedaald. Dit zorgt ervoor dat ook bij een forse verslechtering van de budgettaire situatie de kans dat de wederzijdse garanties moeten worden ingeroepen klein is. Ook draagt een lage schuld er aan bij dat in het geval dat de garanties toch zouden moeten worden ingeroepen het geloofwaardig is dat de overige landen dit kunnen dragen. Deze lagere schuldquote kan alleen worden bereikt en vastgehouden met onafhankelijke handhaving van de Europese begrotingsregels en verankering van deze regels in nationale wetten. Een onafhankelijke Europese autoriteit die in toenemende mate in kan grijpen in het budgettaire beleid van landen die de afspraken schenden is in dit opzicht essentieel. Hierin zou ook aandacht moeten zijn voor de opbouw van macro-economische onevenwichtigheden en het structurele groeivermogen van de eurolanden.

    Het is altijd wonderlijk waar bepaalde getallen vandaan komen. In dit geval gaat het om de ‘magische’ 60% publieke schuldquote. Waar komt die toch vandaan? Waarom ligt die niet 40% of 20%? Fundamenteler is de vraag waarom die niet 0% ligt? Is het niet zo dat publieke schulden het mogelijk maken dat politici meer kunnen uitgeven dan u eigenlijk wilt financieren?

    De geschiedenis heeft aangetoond dat zodra overheden dermate in de schulden zitten, zij die schulden niet aflossen. Ofwel door een herstructurering en afstempeling, dan wel door middel van de geldpers en inflatie. Dat stelde Adam Smith reeds in zijn tijd (exacte quote). De enige manier om te voorkomen dat overheden in de problemen komen is door hen grondwettelijk te verbieden om überhaupt schulden te maken. Want 10% wordt 20% en 60% wordt 85,6% zoals het Europese gemiddelde nu is. Het betekent dat het toestaan van publieke schulden een hellend vlak is en uiteindelijk leidt tot de historische conclusie zoals Adam Smith die conclusie in de 18e eeuw trok. Een grondwettelijk verbod op publieke schulden zou de politiek te allen tijde dwingen om toestemming te vragen om de uitgaven te vergroten en dat is een verzoek om belastingen te verhogen. Een eis tot een fiscaal 0-beleid waarbij uitgaven in balans zijn met inkomsten is de enige garantie die kan voorkomen dat overheden ooit failleren.

    DNB vervolgt met haar reflectie van eurobonds met een aanbeveling dat als er eurobonds komen, nationale schulduitgifte te verbieden. Brussel moet de hoogte van de uitgaven gaan dicteren. Maar of Brussel gedicteerd kan worden door de Europese belastingbetaler is voor DNB geen issue; dat is voor de politiek:

    Om de naleving van de begrotingsregels daadwerkelijk afdwingbaar te maken moet er tegelijkertijd met de introductie van eurobonds een (Europees en nationaal) wettelijk verbod komen op nationale schulduitgifte door eurolanden. De onafhankelijke autoriteit krijgt zo volledige controle over de schulduitgifte van een land, zodat de financiering van een notoire zondaar als ultieme sanctie kan worden begrensd. Met eurobonds is deze sanctie veel geloofwaardiger op te leggen dan nu, omdat i) landen alleen via de autoriteit toegang hebben tot financiering en ii) de (her)financiering van de bestaande schuld niet ter discussie staat. Het opgeven van de mogelijkheid tot nationale schulduitgifte lijkt een groot offer, maar in de praktijk zal het voor een land dat al zijn staatsschuld met eurobonds heeft gefinancierd toch al kostbaar zijn zelfstandig extra financiering te zoeken. De markt hiervoor is dan immers zeer illiquide. Bovendien laat een land door toegang tot de markt te zoeken blijken dat het zijn zaakjes niet op orde heeft, wat bij beleggers tot wantrouwen zou moeten leiden. Ten slotte blijkt uit de huidige crisis dat landen hoe dan ook hun markttoegang verliezen wanneer het mis gaat. Een volledig verbod dient dus slechts als extra slot op de deur.

    De moeizame toegang tot kapitaalmarkten wordt benadrukt, maar de introductie van de euro heeft aangetoond dat financiële markten ten tijde van economische groei – aangedreven door een excessieve geld- en kredietexpansie – risicozoekend zijn en in hun concurrentiestrijd voor hoge rentemarges de rentelasten van landen met een slecht fiscaal beleid toch toegang hebben tot grote kredieten tegen lage(re) rentes.

    Een complicatie is wel dat als een land als gevolg van het overtreden van de afspraken geen toegang tot nieuwe financiering krijgt, het gedurende die tijd ook geen steun kan verlenen aan systeemrelevante banken mocht dat nodig zijn. Dit kan het vertrouwen van de markt in het nationale bankwezen ondermijnen, waarmee dit bankwezen in financieringsproblemen kan komen. Om de eurobond-financiering als ultieme sanctie geloofwaardig te kunnen stopzetten, is een belangrijke voorwaarde dat er een Europees bankenvangnet (inclusief een Europees depositogarantiestelsel) wordt opgericht, wat ook Europees bancair toezicht vereist. Dit is overigens onderdeel van de visie van de Nederlandse regering op de toekomst van de EMU.
    Wanneer aan al deze randvoorwaarden is voldaan, is een potentieel voordeel van eurobonds dat ze de financieringskosten voor alle eurolanden verlagen.

    De voorwaarde van een maximale schuldquote voor overheden lijken een oplossing te zijn om problemen zoals nu te voorkomen. Wanneer de Spaanse situatie bekeken wordt, dan levert dat een heel ander beeld op. De Spaanse staatsschuld is geen reden tot “zorg”; die ligt nog steeds op een bescheiden niveau van 61% (2010). De Spaanse banken – met name de caja’s – zitten op een gigantische hypotheekportefeuille waarvan de onderliggende waarde is geïmplodeerd. Immers, de Spaanse huizenmarktzeepbel is uiteen gespat. Bovendien zitten de lokale overheden gigantisch in de problemen doordat zij inkomsten uit de caja’s waarvan zij veelal aandeelhouder van zijn mis, en hebben te kampen met afnemende inkomsten omdat de economie in het slop zit. Met een werkloosheid van boven de 20% en een jeugdwerkloosheid van bijna 50% en een insolvabel Spaans bankwezen is de Spaanse onzekerheid verklaart.

    Er ontstaat immers een veel grotere markt, waardoor de liquiditeitspremie met name voor kleinere landen omlaag gaat. De combinatie van bewezen nationale begrotingsdiscipline, lage schuldniveaus en wederzijdse garanties kan van eurobonds bovendien een zeer veilige belegging maken, wat de rente verder kan drukken. Hierdoor hoeven ook de financieringskosten van de huidige sterke landen niet toe te nemen, zodat een “transferunie” wordt voorkomen.

    Het is praktisch gezien niet mogelijk om op korte termijn aan al deze randvoorwaarden te voldoen. Eurobonds zijn hiermee alleen nuttig als sluitstuk van de EMU en niet als crisisinstrument. Wel kan een geloofwaardig uitzicht op strikte begrotingsdiscipline met als sluitstuk eurobonds een commitment signaleren van Europese regeringsleiders aan een stabiele EMU, wat kan bijdragen aan het verminderen van de huidige onrust. Hiervoor kan net als bij de oprichting van de EMU een stappenplan nuttig zijn, waarin voorafgaand aan de introductie van eurobonds eerst de noodzakelijke randvoorwaarden worden ingevuld.

  • Barack Obama: ‘Een veilige dam om de verspreiding van Europa’s crisis te stoppen’

     

    Een Keynesiaans pleidooi voor meer stimulering, meer van hetzelfde, meer van alles dat nog nooit heeft gewerkt..

    Via de Financial Times en vertaald naar het Nederlands:

    Door Barack Obama

    Wanneer de leiders van de grootste economieën volgende week elkaar in Frankrijk ontmoeten, dan zullen onze burgers uitkijken naar de sfeer van een gezamenlijk doel die ons twee jaar geleden in staat stelde om de wereldeconomie te redden van een financiële crisis die werd aangewakkerd door jaren van onverantwoordelijkheid.

    Vanwege de gecoördineerde actie die de G20 nam toen, begon de mondiale economie weer te groeien. Opkomende economieën herstelde. In de Verenigde Staten hebben we 19 opeenvolgende maanden van werkgelegenheidsgroei in de private sector gehad en kwamen er 2,5 miljoen banen in de private sector bij.

    Niettemin is de vooruitgang niet snel genoeg gekomen en blijft het wereldwijde herstel momenteel fragiel. Over de hele wereld zijn honderden miljoenen mensen werkloos. Verstoringen in de olieaanvoer, de tragische aardbeving in Japan, en de financiële crisis in Europa hebben bijgedragen aan de vertraging. Opkomende economieën beginnen te vertragen. De wereldwijde vraag is verzwakt.

    Onze uitdaging is duidelijk. We moeten gefocust blijven op de sterke, duurzame en evenwichtige groei die de wereldwijde vraag stimuleert en banen en kansen creëert voor onze bevolking. Dit vereist op verschillende gebieden actie.

    Ten eerste, als 's werelds grootste economie zal Amerika blijven leiden. Het meest effectieve wat we kunnen doen om de wereldwijde economie sneller te laten groeien is om de Amerikaanse economie sneller te laten groeien. Dat is waarom het mijn hoogste prioriteit is om Amerikanen weer aan het werk te krijgen. Het is de reden waarom ik American Jobs Act heb voorgesteld, waarvan onafhankelijke economen hebben gezegd dat dit tot bijna 2 miljoen extra banen zal leiden, de vraag stimuleert en de Amerikaanse economische groei vergroot. Het is waarom ik de historische handelsakkoorden met Zuid-Korea, Colombia en Panama heb getekend omdat die banen creëren en ons op koers houden om onze export te verdubbelen en de Amerikaanse concurrentiepositie te behouden.

    Tegelijkertijd, werken we aan de bijna $1.000 miljard aan bezuinigingen die we deze zomer hebben afgesproken. Ik heb een allesomvattend en evenwichtig plan voorgesteld om ons tekort de komende jaren aanzienlijk terug te dringen op een manier die het huidige herstel niet belemmert en dat legt de basis voor toekomstige groei.

    Ten tweede moet de crisis in Europa worden opgelost zo snel mogelijk. Deze week, onze Europese bondgenoten belangrijke vooruitgang geboekt over een strategie om het vertrouwen in de Europese financiële markten te herstellen, tot een kritische basis om op te bouwen.

    Gezien de omvang van de uitdaging en de bedreiging voor de wereldeconomie, is het voor ons allen belangrijk dat deze strategie met succes wordt uitgevoerd – waaronder het bouwen van een geloofwaardige en veilige dam die een verspreiding van de crisis voorkomt, een versterking van de Europese banken, het in kaart brengen van een duurzame weg voor Griekenland en het aanpakken van de structurele problemen in het hart van de huidige crisis.

    De Europese Unie is Amerika's grootste economische partner – en een kritisch anker van de wereldeconomie. Ik ben ervan overtuigd dat Europa de financiële en economische draagkracht heeft om deze uitdaging aan te kunnen, en de VS zullen doorgaan met het ondersteunen van onze Europese partners terwijl zij werken om deze crisis op te lossen.

    Ten derde moet elk land het hare doen om ervoor te zorgen dat de wereldwijde groei evenwichtige en duurzaam is zodat we voorkomen dat we in oude onevenwichtigheden terugvallen. Voor sommige landen betekent dit de confrontatie met hun eigen fiscale uitdagingen. Voor landen met grote overschotten, betekent dit dat zij extra maatregelen moeten nemen om de groei te ondersteunen. Voor de export-gerichte economieën betekent dit dat zij de binnenlandse vraag moeten versterken. Een instrument dat van cruciaal belang is om deze kentering te bespoedigen zijn flexibelere wisselkoersen, waaronder marktgedreven wisselkoersen.

    Het vermijden van oude onevenwichtigheden betekent ook dat er vooruitgang geboekt moet worden met financiële hervormingen die een nieuwe financiële crisis kunnen helpen voorkomen. In de VS voeren we de sterkste hervormingen uit sinds de Grote Depressie. In alle landen van de G20 moeten we zorgen dat banken het kapitaal hebben dat zij nodig hebben om schokken te kunnen weerstaan, en er moet meer toezicht en transparantie komen om grote risico's te vermijden, vooral met betrekking tot derivaten.

    Ten slotte. De G20-landen moeten hun samenwerking verdiepen omtrent de verschillende wereldwijde uitdagingen die onze gemeenschappelijke welvaart beïnvloeden. We moeten verder gaan met onze toezegging om subsidies voor fossiele brandstoffen uit te faseren en onze economieën te transformeren naar één gebaseerd op 21e-eeuwse schone energie. Als we de ontwikkeling bevorderen die landen een weg uit de armoede biedt, kunnen we ons richten op infrastructuur, financiën en goed bestuur die groei ontketenen. Zelfs als we werken om levens te redden van de droogte en hongersnood in de Hoo van Afrika, moeten we blijven investeren in voedselzekerheid en productiviteit van de landbouw die toekomstige hongersnoden minder waarschijnlijk maken en gemeenschappen meer zelfvoorzienend.

    Toen we elkaar twee jaar geleden ontmoetten in Londen, wisten we dat de weg naar herstel voor de wereldeconomie niet gemakkelijk zou zijn, noch snel. Maar samen hebben we een reactie ontwikkeld die de mondiale economie behoedde voor een catastrofe. Dat is het leiderschap dat we al eerder aangetoond hebben. Dat is het leiderschap dat we nu nodig hebben – om het economisch herstel te ondersteunen en mensen weer aan het werk zetten, in ons eigen land en over de hele wereld.

    De schrijver is President van de Verenigde Staten

  • James Turk praat met Adam Fergusson over het fenomeen hyperinflatie

    Adam Fergusson behandelt in zijn boek 'When Money Dies' (klik hier voor een PDF van het boek) het fenomeen hyperinflatie in de Weimarrepubliek, waar het geld in 1923 in een relatief kort tijdsbestek volledig waardeloos werd. De destructie van het geldsysteem resulteerden in een hoge werkloosheid, chaos, sociale onrust, voedselrellen, corruptie en ruilhandel. Nadat de middenklasse was weggevaagd door de hyperinflatie kregen politiek extremisten voet aan de grond, met als gevolg het trauma van WO II. De combinatie van herstelbetalingen na de Eerste Wereldoorlog (in de vorm van gouden munten en grondstoffen) en ongedisciplineerd monetair beleid kan worden gezien als de oorzaak voor de hoge inflatie, die uiteindelijk omsloeg in een verwoestende hyperinflatie. Fergusson beschrijft in zijn boek welke impact de hyperinflatie had op verschillende groepen in de maatschappij en hoe mensen met een zeer hoge schuldenlast profiteerden van de geldontwaarding. Een voorbeeld hiervan waren grote bedrijven, die in aanloop naar de hyperinflatie heel erg veel geld konden lenen tegen zeer lage rentes. De beleidsmakers hoopten dat een versoepeling van de kredietverstrekking de werkgelegenheid en economische groei zouden stimuleren.

    In het interview wordt dit onderwerp nog eens ter sprake gebracht, maar ook wordt de vertaalslag gemaakt naar de huidige situatie. Met de stimuleringsmaatregelen van de verschillende overheden (gefinancierd met nieuwe schulden) en centrale banken lijken we weer af te stevenen op een tijdperk van zeer hoge inflatie. James Turk en Adam Fergusson zijn het erover eens dat de Westerse overheden inmiddels zo diep in de schulden zitten dat het weginflateren van de staatsschuld de enige politiek aanvaardbare optie is, met alle gevolgen van dien voor de waarde van spaartegoeden en pensioenen. Fergusson merkt op dat inflatie pas kan omslaan in hyperinflatie als de omloopsnelheid van het geld omhoog gaat en de vraag naar het geld afneemt. Als het vertrouwen onder de bevolking wegvalt wordt het geld een soort hete aardappel, die iedereen het liefste zo snel mogelijk inruilt voor iets van echte waarde. Volgens Fergusson kan het verrassend lang duren voordat de situatie uit de hand loopt en hoge inflatie omslaat in hyperinflatie. Hij wijst daarbij op het gegeven dat de Duitse bevolking tijdens de Eerste Wereldoorlog vertrouwen bleef houden in de munt, terwijl die toen al aan hevige inflatie onderhevig was en het heel duidelijk was dat er een valutacrisis in de maak was.

    Volgens Fergusson zijn centrale bankiers zich er heel goed van bewust hoe schadelijk 'monetair verruimen' is, maar staan ze vaak onder politieke druk om de geldpers aan te zetten. Politici willen graag herkozen worden en de zachte hand van inflateren werkt daarvoor nou eenmaal beter dan de 'harde bezuinigingen', terwijl het eindresultaat hetzelfde is. Fergusson acht het minder waarschijnlijk dat we nu weer in een soortgelijke crisis komen als de Weimarrepubliek in 1923. De economische en politieke structuur is verfijnder dan toen en ook kennen we vandaag de dag niet de herstelbetalingen die Weimar Duitsland toen moest betalen. De onderstaande video duurt ongeveer 35 minuten en is absoluut het kijken waard.

  • Afscheid van ‘Mr. Prijsstabiliteit’ Jean-Claude Trichet

    Jean-Claude Trichet kreeg in zijn laatste interview als president van de Europese Centrale Bank (ECB) een soortgelijke vraag voorgelegd als Ben Beanke in juli eerder dit jaar. Toen Ron Paul Beanke de vraag stelde of goud geld is, antwoordde Beanke met nee. Jean-Claude Trichet die in het interview weer eens benadrukte dat de ECB erg succesvol is in haar mandaat van prijsstabiliteit, kreeg een soortgelijke vraag.

    Via de ECB (en vertaald):

    U heeft de laatste 40 jaar in de publieke sector gewerkt op het gebied van monetaire beleid – eerst in Parijs voor Frankrijk, en nu in Frankfurt voor het eurogebied. Kunt u ons iets vertellen: wat is geld, wat is de aard van geld?

    “Geld heeft een essentiële functie. Het fungeert als een middel om waarde op te slaan, het is een ruilmiddel en het stelt mensen in staat om de prijs van alles mee uit te rekenen. Geld is een onlosmakelijk onderdeel van de beschaving, omdat het arbeidsdeling mogelijk maakt. Het is dankzij geld dat steden kunnen bestaan. Ik zou geld vergelijken met een ​​gedicht, want een gedicht behoudt altijd zijn structuur, net zoals een gouden munt altijd de beeltenis behoudt die erop is gezet. Eenmaal gevormd – schriftelijk of geslagen – kunnen of mogen deze twee dingen niet veranderd worden. Goethe heeft nadrukkelijk nagedacht over dit probleem op, zoals je kunt lezen in [Goethe's] “Faust”.”

    Trichet zegt het niet heel expliciet, maar met zijn antwoord benadrukt hij de monetaire betekenis van goud. De verwijzing naar Goethe's Faust maakt het antwoord van Jean-Claude Trichet des te intrigerender. Goethe's Faust gaat over de weddenschap tussen de duivel en god, over de ziel van Faust. Het verhaal is (deels) gebaseerd op het bijbelse verhaal van Job en gaat naast andere thema's in op de wijze waarop Mephistopheles (de duivel) die samen met Faust optrekt, de keizer op het idee brengt om de tekorten die zijn ontstaan als gevolg van excessieve uitgaven te gaan financieren met papieren claims op goud. Uiteraard blijkt dat niet zonder gevaren te zijn.

     

  • Greenspan: “Europese Unie is gedoemd tot mislukken”

    Bij aanvang van de euro was de verwachting dat de zuidelijke lidstaten zich net zo prudent zouden gedragen als de noordelijke lidstaten. “De Italianen zouden zich net zo gedragen als Duitsers. Dat deden zij niet. In plaats daarvan, subsidieerde noord-Europa de excessieve consumptie van het zuiden, dat is, de tekorten op de lopende rekening”, zei Greenspan. Voor een lange tijd dacht Greenspan dat de euro zou slagen. Hij komt daar nu op terug en heeft weinig hoop voor het slagen van de euro.

    Greenspan ziet de problemen in Europa als een gevaar voor de Amerikaanse economie. De onzekerheden op de Europese obligatiemarkten kunnen overslaan naar Amerika. Door een combinatie van aanhoudende Europese problemen en het mislukken van fiscale hervormingen in Amerika is Greenspan beducht voor een crisis op obligatiemarkten, met name wanneer beleggers de Verenigde Staten vergelijkbaar gaan vinden met Griekenland. Greenspan stipt ook Nederland in het interview aan. Nederland zou met Finland, Duitsland en Oostenrijk een geslaagde muntunie kunnen hebben omdat de culturele overeenkomsten wat betreft economisch en fiscaal beleid dat mogelijk maken.