Tag: economie

  • Guest post: Het einde van de zekerheid

    Door: Dirk Bouwens

    Mens en samenleving worden altijd geconfronteerd met onzekerheid. Onzekerheid is een rode draad die doorheen het leven is geweven. Wie van ons heeft er nog nooit zorgen gehad omtrent gezondheid, werk, inkomen, relatie(s) ? Wie van ons wordt niet vroeger of later geconfronteerd met lijden, ziekte en dood?

    De welvaart van de maatschappij is nauw verweven met lokale en internationale conjunctuurbewegingen, met schommelingen van de financiële markten en met veranderingen op politiek en fiscaal vlak. Natuurrampen en ongevallen kunnen bezit en vermogen in fracties van seconden vernietigen.

    Zekerheden

    Er bestaan heel wat manieren om de onzekerheden van het leven het hoofd te bieden. Via allerlei verzekeringen kunnen we ons bijvoorbeeld indekken tegen gebeurlijke calamiteiten. Het regelmatig sparen is een andere aanpak om bescherming te zoeken tegen onvoorspelbaarheid. In tijden van onzekerheid, zoals nu, stijgen de spaarvolumes snel. Maar om effectief te kunnen sparen, om het inkomen van vandaag naar morgen te kunnen overdragen of om te kunnen verzekeren moet er "iets" zijn dat een stabiele waarde behoudt. Vaak, maar niet altijd, waren dat overheidsobligaties. De overheidsschuld bood zekerheid. Daarom kochten- en kopen - banken ook veel overheidspapier. Het was een goede manier om een solide onderpand voor de spaardeposito's te verwerven. De overheid speelde nog een andere rol bij het aanpakken van financieel-economische instabiliteit. Mogelijk een van de belangrijkste maatschappelijke verwezenlijkingen van na 1945 is dat de westerse overheden telkens ingegrepen hebben om zekerheid te bieden bij grote onzekerheden. Denk hierbij aan de oliecrisis van de jaren '70, de technologiebubbel van het jaar 2000, 9/11, de bankencrisis van 2008 en de crisis in de eurozone. En vergeten we vooral ook niet de uitgebreide sociale zekerheidssystemen die reeds vanaf de jaren '30 van de vorige eeuw tot nu door regeringen zijn uitgebouwd. Niet dat iedere beslissing of tussenkomst altijd zo doordacht of efficiënt was, zeker niet. Waarom kon de overheid telkens ingrijpen ? Ze was daartoe in staat omdat ze als enige economische deelhebber nog schulden kon aangaan en op grote schaal middelen in beweging kon brengen. En in goede tijden kon ze de belastingen verhogen en zo extra inkomen verwerven. De overheid creëerde een behoorlijke mate van zekerheid. De vrees is terecht dat dat vanaf nu zal veranderen. De volgende tabel laat in dit verband aan duidelijkheid niets te wensen over:

    De echte Europese staatsschulden in 2012

    Bronnen: Stiftung Marktwirtschaft Berlijn, Eurostat, eigen berekeningen

    Expliciete schulden: de cijfers in de tabel geven de percentages weer van de officiële staatsschulden van ieder Europees land ten opzichte van het bruto binnenlands product (BBP). Impliciete schulden: de cijfers betreffen de percentages van de toekomstige engagementen van overheden inzake pensioenen en gezondheidszorg en dit in verhouding tot het BBP. In het vakjargon noemt men deze toekomstige schuld de impliciete schuld. Totale schulden: expliciete en impliciete schulden samengeteld (in % van het BBP). Overheidsbeslag: het percentage aan reële overheidsinkomsten (de zogenaamde 'begrotingen') ten opzichte van het BBP. Reële schuldgraad: dit zijn de percentages die de overheidsinkomsten vergelijken met het totaal aan schulden.

    Schulden worden onderschat

    De officiële schuldstatistieken (de expliciete schuld) onderschatten in ernstige mate de ware omvang van de schuldproblemen van de meeste Europese economieën. Vele regeringen hebben namelijk aanzienlijke verplichtingen aangegaan inzake pensioenen en gezondheidszorg en dit voor de komende decennia. Niet alleen zijn deze beloftes niet opgenomen in de officiële cijfers, ook in de media komt deze heikele problematiek zelden of nooit aan bod. Kwestie van de goegemeente niet te doen opschrikken ... Wat u ook leest of waarheen u ook surft : overheidsschulden worden steeds vergeleken met het bruto binnenlands product (BBP). Maar deze voorstelling van zaken is feitelijk incorrect. Uit bovenstaande tabel blijkt duidelijk dat de Europese overheidsinkomsten slechts gemiddeld 45 à 55% uitmaken van hetgeen een economie voortbrengt. Uiteraard dienen reële inkomsten vergeleken te worden met reële uitgaven en schulden. Zo blijkt uit de cijfergegevens dat de echte Belgische staatsschuld niet 98% bedraagt maar oploopt tot 655% (toekomstige pensioen- en gezondheidszorgen inbegrepen). Als we bovendien de reële inkomsten van de Belgische overheid (55% van het BBP) vergelijken met die 655% komen we zegge en schrijven uit op ...1191% van het BBP. Het boek 'De perfecte storm' van de Gentse economen Gert Peersman en Koen Schoors handelt in essentie over dit nationale pensioendrama. Italië en Letland komen uit de cijferanalyses verrassend goed te voorschijn. De dikwijls verguisde Silvio Berlusconi heeft op het stuk van pensioenbeleid degelijk werk geleverd. Staatsschulden verschijnen onder de vorm van staatsobligaties op de balansen van pensioenfondsen, banken en verzekeringsmaatschappijen. Als men de tabel nogmaals onder ogen neemt, kan men zich de vraag stellen wat dit papier wérkelijk waard is en in welke (benarde) situatie deze instellingen eigenlijk verkeren... Natuurlijk zijn er ook belangrijke activa (spaaroverschotten) aanwezig, maar niemand kan er omheen dat de meeste regeringen diepgaande structurele ingrepen dienen door te voeren in hun socio-economische beleid. Overigens vormen niet enkel de overheidsschulden annex begrotingstekorten een serieus probleem. Wie zal er opdraaien voor het herkapitaliseren van de Europese banken, het redden van de Zuid-Europese economieën (de zogenaamde PIIGS) en - bij uitbreiding - de euro ? Uit de energiehoek wordt geopperd dat men best ook rekening houdt met noodzakelijke investeringen voor de overgang naar een post-koolstofeconomie. De mogelijkheden van de overheden om op te treden als laatste redder in nood zijn beduidend kleiner geworden, zoveel is duidelijk. En daarom komt er een einde aan een tijdperk van zekerheid.

    Deze bijdrage is afkomstig van Dirk Bouwens. Hij publiceerde dit artikel begin deze week ook op zijn eigen weblog systeemcrisis.blogspot.be.

  • De strijd om het schaarse talent

    De huidige crisis maakt het de politici ook gemakkelijk. Het is een goed excuus om amper of geen aandacht te besteden aan de demografische ramp die zich aandient in Europa. De babyboomgeneratie gaat – zij het vertraagd – aanstalten maken om definitief van de arbeidsmarkt te vertrekken. Eerst zal dan  duidelijk worden, dat het oude continent aan de rand van een demografische implosie staat. Op een niet al te lange termijn zal Europa geconfronteerd worden met een groot gebrek aan vaardigheden en talent.

    Krimpen Weinigen zullen ontkennen, dat welvaart, duurzaamheid en innovatie onlosmakelijk aan elkaar gekoppeld zijn. Die wetenschap maakt het bovengeschetste probleem zo dringend. Want het vergrijsde Europa zal niet als enige te kampen krijgen met een gebrek aan talent. Het wordt meer en meer een wereldwijd probleem. In deze eeuw, immers, zal de wereldbevolking vreedzaam gaan krimpen. Een steeds kleinere groep jongeren zal de zorg op zich moeten nemen voor een steeds grotere groep bejaarden. Het systeem van sociale zekerheid gaat al snel onder druk komen door de sterk veranderende ratio tussen werkenden en niet-werkenden. Migratie De vraag naar arbeid, naar talent en vaardigheden zal echter ongekend zijn. West-Europa zal over minder dan 20 jaar 80 miljoen arbeidsmigranten moeten aantrekken om de economische groei gaande te houden. Dat heeft het World Economic Forum uitgedokterd in samenwerking met Boston Consulting Group. Maar ook de VS zullen al spoedig veel hulp van buiten moeten aantrekken om de economische motor draaiende te houden. Die zal in diezelfde periode minimaal 25 miljoen werkers naar binnen moeten lokken. Maar de internationale arbeidsmarkt zal nog het meest opgeschud worden door China. Vanaf 2035 zal ook de Chinese bevolking gaan krimpen. De wet van de grote getallen zal de wereld dwingen beter om te gaan met het aanwezige schaarse talent. Zo zal het westen er meer op moeten letten mensen op te leiden voor het werk dat er toe doet. Pijplijn Er speelt nog iets. Als Europa de kenniseconomie wil worden die het wenst, dan is een ’ongestoorde’ toevloed van kennis bittere noodzaak. Europa zal moeten werken aan een pijplijn van talent, die verder strekt dan de eigen landgrenzen. Omdat talloze actoren in de slag zijn om het schaarse talent, kan men niet simpelweg een greep doen in het aanwezige talent van een ander land. Veelal zullen landen een beroep moeten doen op landen, waar het talent wel aanwezig is maar nog niet of onvoldoende gevormd. Als Europa inderdaad de internationale pijplijn voor talent wil ontwikkelen, dan mag zij de leveranciers van talent niet negeren. Niet alleen zal zij voor zichzelf moeten bepalen welke talenten nodig zijn, zij zou ook modellen moeten ontwikkelen om de donor landen in staat te stellen het juiste onderwijs en de juiste kennis te ontwikkelen. Wetgeving Van de ontvangende landen mag ook een en ander gevraagd worden. Bij onze Oosterburen is nu al op grote schaal het besef aan het doordringen, dat het land op den duur niet kan zonder arbeidsmigranten. Het land zal daarom een gastvrij land moeten zijn om aantrekkelijk te zijn en te blijven. Een betere wetgeving, bijvoorbeeld op het terrein van discriminatie, is dan broodnodig. Overigens, dit besef ontbreekt nog ten volle in Nederland. Cor Wijtvliet Bron: Christal Morehouse, Europe’s not got talent. Project Syndicate, 18 november 2013

  • De Britse economie bloeit

    Waar het vasteland worstelt om het beetje economische groei wat er is gaande te houden, regent het goed nieuws aan de overkant van het Kanaal. De Bank van Engeland (BoE) maakte vorige week bekend, dat de economie daar dit jaar zal groeien met 1,6% om in 2014 te versnellen naar 2,9% en het in 2015 met 2,5% iets rustiger aan te doen. Deze vooruitzichten staan in schril contrast met die van het Internationaal Monetair Fonds. Dat instituut denkt dat Het Verenigd Koninkrijk in 2014 niet harder zal groeien dan hooguit 1,9%.

    Optimisme
    Het optimisme van The BoE is gestoeld op een stevig herstel in de huizenmarkt en het voorzichtige herstel in de VS en het vasteland van Europa. Daar profiteert de exportsector van het VK ten volle van. Een sterke huizenmarkt in combinatie met een sterke exportsector en een herstel van de industriële productie heeft zijn uitwerking op de arbeidsmarkt niet gemist. Het aantal banen groeit snel. Volgens onderzoeksbureau Markit is de banengroei het sterkst sinds 1998. De werkloosheid is nu gedaald naar 7,6%. De sterke daling heeft echter nog geen effecten gehad op de loonontwikkeling. Die loonstijging blijft nog steeds achter bij de ontwikkeling van de inflatie.

    De stijging van de werkgelegenheid zal naar alle waarschijnlijkheid gevolgen hebben voor het beleid van the Bank of England. Bij zijn aantreden in augustus van dit jaar, gaf de nieuwe bankpresident Marc Carney een zogeheten forward guidance af. Die kwam er op neer, dat de korte rente op het niveau van 0,5% gehandhaafd blijft totdat de werkloosheid tot een niveau van 7% gegaan zou zijn. Carney volgde met zijn guidance het voorbeeld Ben Bernanke, de president van de Fed. Volgens Carney zou de werkloosheid op zijn vroegst in het tweede kwartaal van 2016 dit gewenste niveau van 7% bereiken.

    Zoals de kaarten nu liggen, zal de werkloosheid al in het derde kwartaal van 2015 dit niveau halen. Voor het midden van 2016 is nu een niveau van werkloosheid van 6,6% voorzien.

    Rente
    Voor de markt is nu de prangende vraag of het versnelde herstel aanleiding voor de BoE zal zijn om nu ook eerder de rente te verhogen. Marc Carney haastte zich afgelopen week te verklaren, dat er nog geen reden was om dat te doen. De inflatie is met 2% op het gewenste niveau en er zijn geen signalen dat er een stijging zit aan te komen. Bovendien zijn de loonstijgingen te beperkt en moet de werkgelegenheid nog zeker met 1 miljoen banen groeien om terug te keren op het niveau van voor de crisis.

    De markt hechtte echter weinig waarde aan de woorden van de bankpresident. Daar overheerste al heel snel de opvatting, dat de rente op zijn laatst in het derde kwartaal van 2014 verhoogd zal worden. Dat maakt dan de BoE de eerste centrale bank in het westen die begint met het proces van normaliseren van de rentestand. Bij een hogere rente past ook een duurdere valuta. Het pond won daarom terrein op zowel de Amerikaanse dollar als op de euro.

    Sinds afgelopen week zijn de verwachtingen voor het pond ook behoorlijk gewijzigd. Goldman Sachs verwacht voor de komende 3, 6 en 12 maanden een dollar in het pond van $ 1,68, $1,69 en $ 1,65. In relatie met de euro ziet het plaatje er enigszins anders uit. Dat is vooral te wijten aan de grote tekorten op de lopende rekening met de eurozone. Voor de hierboven genoemde periode verwacht gold een euro in het pond van € 0,82, € 0,83 en € 0,85.

  • Interview met Sander Boon: De teloorgang van het vertrouwen in overheid en banken

    Sinds het uitbreken van de financiële crisis hebben politici en bankiers veel vertrouwen van de bevolking verloren. Al vijf jaar sleept deze crisis zich voort en weinig mensen hebben nog de hoop dat we er snel uit zullen komen. Van de politiek hoeven we vooralsnog niet veel te verwachten en centrale banken lijken het ook niet meer te weten.

    Marketupdate sprak met politicoloog en goud kenner Sander Boon over de financiële crisis. Boon werkte bij politieke denktanks, adviseerde politieke partijen, deed research en redactie van Willem Middelkoop’s ‘Als de dollar valt’ en publiceerde in 2012 zijn boek ‘De geldbubbel’. Hij schrijft economische scenario’s voor institutionele beleggers. Net als de crisis kent ook Boon’s verhaal verschillende invalshoeken. Daarom publiceert Marketupdate twee verschillende artikelen.

    In het eerste deel bespreken we zijn visie ten aanzien van politieke, maatschappelijke en sociale ontwikkelingen. We staan aan de vooravond van grote veranderingen, zo vertelt Boon. In een tweede deel komen de monetaire ontwikkelingen en de rol van goud aan bod.

    Verkeerde prikkels leiden tot verkeerd gedrag

    Volgens Boon hebben overheden de afgelopen eeuw geleidelijk een samenleving opgebouwd waarin burgers weliswaar steeds grotere vrijheden genoten, maar waarbij tevens steeds meer verantwoordelijkheden zijn weggehaald bij diezelfde burgers. Veel zaken die aanvankelijk werden geregeld door individuele burgers werden in toenemende mate collectief georganiseerd. Denk daarbij aan verplichte zorgverzekering, verplicht pensioensparen en overheidsbemoeienis in de woonsector, zoals de NHG-hypotheken. Daarnaast heeft de transformatie van een kleinschalig banksysteem (Freebanking) naar een systeem met centrale banken en fiat geld ervoor gezorgd dat commerciële banken en andere financiële instellingen onverantwoorde risico’s konden nemen. Door depositogaranties vertrouwden mensen er bijvoorbeeld op dat hun geld veilig was, maar het gaf banken de gelegenheid om risicovoller met het geld om te gaan. Door impliciete en expliciete garanties kon de financiële sector wél genieten van de privileges, maar werd niet gevraagd om haar verantwoordelijkheid te nemen als risicovol gedrag resulteerde in grote verliezen. De verliezen werden immers genomen door de belastingbetalers.

    Boon stelt dat de verkeerde prikkels uiteindelijk zijn te herleiden tot het geldsysteem. We vertrouwen ons geld, omdat de waarde ervan wordt gegarandeerd door het collectieve vermogen onze schulden te financieren met economische groei. Het vertrouwen is niet meer gebaseerd op de aanwezigheid van monetair goud. De verantwoordelijkheid voor de regulering van de geldhoeveelheid en de rentevoeten werd vanaf het begin van de 20ste eeuw steeds meer uit handen genomen van het individu en werd collectief georganiseerd door centrale banken.

    Niet langer geeft iedere bank haar eigen geld uit dat door de markt op waarde geschat kan worden, het zogenaamde Freebanking. In plaats daarvan is er gecentraliseerd geld dat waarde ontleent aan een belofte van de overheid en de centrale bank, ons huidige papiergeld. Het voordeel daarvan was dat niemand zich meer afvroeg of het geld van een bepaalde bank wel betrouwbaar was. Het geld werd dus efficiënter. Er kleeft echter ook een nadeel hieraan, aldus Boon: individuele banken hoefden het niet meer zo nauw te nemen met hun risicobeleid, hun risicovolle gedrag werd immers niet meer gezien onder de mantel van het collectief gegarandeerde geld.

    Door deregulering van de financiële sector vanaf de jaren 80 van de vorige eeuw werd volgens Boon de doos van Pandora geopend. Sindsdien kon er veel meer geld worden verdiend in de financiële economie dan in de gereguleerde reële economie. Door een combinatie van mogelijkheden die de ICT-revolutie bood, de groei van de interbancaire geldmarkt, aanwezigheid van belastingparadijzen en opkomst van zogenaamde ‘regulatory arbitrage’ – het financieel profiteren van gaten in de wet bij verschillende landen – loonde het steeds meer om in de financiële sector te gaan werken dan in de reële economie, met als gevolg dat veel talent op verschillende vakgebieden in de financiële sector ging werken.

    Boon ziet niet alleen een scheefgroei in de economie. Het zorgde ook voor een consolidatieslag in de sector. Hoe groter de financiële instelling, hoe afhankelijker men werd van haar voortbestaan. ‘Too big to fail’ bracht dus overlevingszekerheid, aldus Boon. In wezen werd met impliciete en expliciete garanties voor de financiële sector het krediet dat ze creëren collectief gegarandeerd, net als het ‘gewone’ geld een eeuw eerder. En ook in aanloop naar de kredietcrisis van 2007 werden de regels door bepaalde partijen niet zo nauw genomen in de wetenschap dat risicovol gedrag niet zichtbaar was voor beleggers.

    De rekening van de verzorgingsstaat

    De verzorgingsstaat zoals wij die kennen is volgens Boon mogelijk gemaakt door het collectieve vertrouwen dat mensen hebben (gehad) in geld en krediet. Niet alleen bedrijven en burgers hebben als gevolg van dit vertrouwen grote schulden op zich genomen en door schuldgedreven economische groei jarenlang boven hun stand geleefd, maar ook overheden. Overigens beweren socialisten en sociaal-democraten wel eens dat de verzorgingsstaat de afgelopen dertig jaar steeds verder is afgebroken, maar dat is volgens Boon niet helemaal waar. De omvang van de overheid groeide juist in deze periode, maar de economie groeide in deze periode nog iets meer. Daardoor kon de groeiende omvang van de overheid ook gefinancierd worden. Nu de economische groei stagneert wordt er van iedereen een grotere bijdrage gevraagd om de hoge kosten van de verzorgingsstaat te dragen.

    Boon wijst erop dat de burger in feite betaalt voor twee vangnetten. Het ene vangnet is de verzorgingsstaat die zorgt voor de kansarmen en zwakkeren in de samenleving en het andere vangnet is voor de puinhopen die politici en bankiers maken. Denk aan de bail-outs en de bail-ins. De middenklasse draagt hierdoor een steeds zwaarder juk op de schouders.

    De overheid kan en zal impliciete en expliciete garanties blijven verstrekken, omdat die garanties niet direct geld hoeven te kosten. Door alsmaar door te gaan met het verstrekken van garanties ontstaat er echter een klimaat dat een voedingsbodem creëert voor onverantwoord handelen. Gaat het goed, dan genieten we van de winsten, gaat het mis, dan is er toch altijd het collectief dat de rekening kan betalen. Deze ongelijkheid tussen de privileges en de verantwoordelijkheden heeft een instabiel economisch systeem opgeleverd, aldus Boon. Een probleem gaat zich voordoen als we collectief niet meer de rekening kunnen betalen. En dat is een werkelijkheid die zich sinds het begin van de kredietcrisis in 2007 steeds meer opdringt.

    De komst van de Euro

    Sinds de introductie van de euro is de rente voor veel landen ongekend omlaag gegaan, waardoor landen als Griekenland, Spanje en Italië relatief goedkoop heel veel schulden konden maken. Banken en andere partijen waren bereid geld te lenen aan deze landen in de wetenschap dat er geen koersrisico was, de zuidelijke landen hadden immers hun eigen munten opgegeven. De hoge schuldopbouw van veel Europese landen is een onbedoeld neveneffect geweest van de introductie van de gemeenschappelijke munt en helaas konden die schulden worden gefaciliteerd door een bancair en financieel systeem waar bijna geen rem zat, zo stelt Boon.

    De zuidelijke landen gaan vandaag de dag gebukt onder een enorme schuldenlast, waar ze nog maar heel moeilijk uit kunnen komen. Als ze snijden in de overheidsuitgaven daalt het BBP, maar dat gebeurt ook als ze de lasten voor de burger verzwaren. Een lagere BBP betekent dat de schuldquote automatisch toeneemt. Veel landen in Europa hebben anno 2013 een aanzienlijk groter schuldenprobleem op publiek en privaat niveau dan aan het begin van deze eeuw. Dat maakt Europese landen kwetsbaar en relatief inflexibel. Door de impasse over bezuinigen versus stimuleren is er de afgelopen vijf jaar is er vrijwel niets gedaan om de overheid en de economie fundamenteel en structureel te hervormen, aldus Boon.

    Deflatie of schulden inflateren?

    Na een lange periode van boven de stand leven moet de broekriem worden aangehaald. Binnen Europa is loondeflatie en schuldsanering volgens Boon de enige manier om uit te zieken en dat is een proces wat nog heel veel jaren kan gaan duren. Het is nog maar de vraag of de Europese bevolking dat vol kan houden en of politici stand zullen houden. Boon vertelt dat de huidige schuldencrisis – een crisis die zijn oorsprong vindt in het loslaten van de discipline van monetair goud – al in 1970 is voorspeld door de Franse econoom Jacques Rueff. Die stelde dat een op goedkoop krediet gedreven verzorgingsstaat een logisch einde kent en instabiel wordt als het krediet stokt. Volgens Rueff is een systeem waarin de politiek de cadeautjes weggeeft en de bevolking gewend is om cadeautjes te ontvangen bij economische tegenslag ontvankelijk voor sociale onrust.

    Die uitspraak is vandaag de dag erg relevant, meent Boon. Angelsaksische landen willen dat ook Europa de geldpersen aanzet om de economie weer aan de gang te krijgen, volgens Boon een onbegaanbare weg. De collectieve schuldpositie is inmiddels zo groot, dat de economie geen ‘escape velocity’ lijkt te krijgen. De Europese Centrale Bank en Duitsland willen er ook niets van weten, vanwege slechte ervaringen uit het verleden (Weimar hyperinflatie). Toch lijken veel Europeanen liever het Angelsaksische model te willen volgen door nog wat meer schulden te maken en deze, indien nodig, met de geldpers te financieren. Bijvoorbeeld in Frankrijk is er veel weerstand tegen de strenge begrotingsdiscipline vanuit Europa. Boon stelt echter dat het aanzetten van de geldpers op de langere termijn veel schadelijker is dan het nu nemen van de pijn van bezuinigen en saneren. Hij doelt hierbij op de onmogelijkheid om eenmaal aangezette geldpersen ooit nog te stoppen, met als gevolg het uiteindelijke wegvallen van vertrouwen in geld. Volgens Boon is dat veel ontwrichtender voor een samenleving.

    De grootste bedreiging voor Europa zit hem volgens Boon in sociale onrust en de opkomst van nationalistische sentimenten. Als extremisten ergens in Europa aan de macht komen is het niet uit te sluiten dat ze uit de euro stappen en het eenwordingsproces terugdraaien. In bepaalde landen leeft dat gevoel van nationalisme sterker dan in andere landen, maar het is een serieuze bedreiging voor het voortbestaan van Europa. Ook omdat het huidige aanpassingsproces er één is die nog vele jaren geduld vraagt van de bevolking en die nog lang pijn zal blijven doen. Volgens Boon is het risico van het uiteenvallen van de euro dan ook groter dan het risico van hyperinflatie.

    Van het falende collectivisme naar parallelle samenlevingen

    De slowmotion crash van het collectivistische verzorgingsstaatmodel dat in 150 jaar tijd is opgebouwd lijkt nu al zichtbaar. Boon maakt een vergelijking met het verleden. Tot de 15e eeuw was de Katholieke kerk uitzonderlijk rijk en machtig. De kennis was gecentraliseerd bij een zeer kleine groep mensen. Na de uitvinding van de boekdrukkunst kon kennis zich steeds sneller verspreiden, met als gevolg de de renaissance, de beeldenstorm, de verlichting, de wetenschappelijke revolutie, opkomst van het klassieke liberalisme en de industriële revolutie. Het proces van gecentraliseerde macht naar decentralisering en individualisme bracht grote veranderingen, voorspoed en vernieuwing teweeg.

    Vandaag de dag ziet Boon een soortgelijk patroon. Een streven naar collectief georganiseerde politieke en economische macht begon ruim een eeuw geleden met de komst van vakbonden en andere belangengroepen. De verschillende belangengroepen werden vertegenwoordigd door politieke leiders die met elkaar in overeenstemming moesten komen. Tegenwoordig noemen wij dat in ons land ‘polderen’. De politieke vertegenwoordigers wensten de samenleving richting te geven, de zogenaamde maakbare samenleving. Daarbij was belastinggeld alleen op den duur niet meer voldoende. Vandaar de wens om te komen tot een geldsysteem dat flexibeler om kon gaan met het spaargeld van burgers. Centrale banken en het uiteindelijk van goud ontkoppelde papieren geldsysteen maakte dat mogelijk. Overheden en bankiers konden steeds meer macht naar zich toe trekken en werden invloedrijker in de samenleving. Later volgde ook de wetenschappelijke rechtvaardiging voor die gecentraliseerde macht, aldus Boon. Er kwam een nieuwe economische stroming die de overtuiging had dat de overheid en de banken wel wisten wat goed was voor de maatschappij, het Keynesianisme. Aan de hand van modellen zou men de economie kunnen voorspellen en ‘sturen’.

    De centrale banken en overheden kregen volgens Boon zoveel macht dat je kunt spreken van een restauratie van “gecentraliseerd gezag zonder god”. De bevolking gaf zich over aan de wijsheid van politici en bankiers in hun streven naar een betere samenleving. De macht die de Katholieke kerk tot eind 15e eeuw had, die macht hebben politici en (centrale) bankiers vandaag de dag.

    Net als toen lijkt er ook nu een verandering te komen in het denken. In het verleden werd die verandering opgestart door de boekdrukkunst, waarmee kennis opeens kon worden overbracht op een grotere groep mensen in de samenleving. Een soortgelijke ontwikkeling zien we volgens Boon nu met de opkomst van het internet, waardoor kennis en informatie zich veel sneller kan verspreiden en een veel groter publiek kan bereiken. Het vanzelfsprekende gezag waarop politiek en bankwezen lange tijd konden bogen is tanende.

    Boon verwijst naar het boek “Een poging om in de waarheid te leven” van Vaclav Havel. In dit in 1977 gepubliceerde boek beschrijft Havel hoe individuen in de Oostbloklanden zich onder het communisme steeds meer afkeerden van de overheid. Ze maakten zich onafhankelijk van het falende collectivisme en gingen meer zaken op lokaal niveau regelen. Ze vonden geen aansluiting meer bij het politieke systeem en maakten dat systeem overbodig door het steeds meer te negeren en op te gaan in parallel aan het communisme bestaande samenlevingen. Het communisme in de Oostbloklanden implodeerde door wanbeheer en publieke onvrede uiteindelijk in 1990.

    Volgens Boon is een waarschuwing aan het adres van het hedendaagse politieke bestel dat Havel in zijn boek voorspelde dat die trend om weg te lopen van de falende collectieve arrangementen zich ook in Westerse neoliberale samenlevingen zou gaan voltrekken, omdat in Havel’s ogen de Westerse politieke bureaucratie niet fundamenteel, maar gradueel anders georganiseerd is dat die in de (voormalig) Oostbloklanden.

    De tendens van decentralisering is nu al zichtbaar, het beleid van politici en centrale bankiers wordt met steeds meer argwaan bekeken. De wens groeit om uit dit systeem te stappen. In deel 2 vertelt Boon welke mogelijkheden daarvoor zijn en welke gevolgen dat heeft voor het monetaire systeem.

    Deel 2 is nu beschikbaar: klik hier

    Sander Boon

    Sander Boon is politicoloog en goudkenner. Hij publiceerde in 2012 zijn boek De Geldbubbel over het vastlopen van het huidige financiële systeem

  • Help, de PIIGS krimpen!

    De PIIGS-landen (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland en Spanje) kunnen niet meer mee komen met de rest van de Eurozone. Dat suggereert althans de volgende grafiek die het GDP van deze vijf probleemlanden afzet tegen het GDP van de volledige Eurozone. Na de introductie van de euro konden deze landen relatief goedkoop lenen, met als resultaat dat hun economie snel groeide. Nu het crisis is blijft de leencapaciteit in deze landen sterk achter. Deflatie is een groter probleem dan inflatie.

    Economie van de PIIGS krimpt!

    Economie van de PIIGS krimpt! (Bron: Zero Hedge)

  • Cartoon van de dag (30 oktober 2013)

    Wanneer laten we dat anker los…?

    Cartoon Obama

    Bron: Investors.com

  • Eén op drie Belgen zorgt voor de welvaart

    Volgens Belgische econoom en politicus Lode Vereeck zorgt slechts één op de drie Belgen voor welvaart. Hij stelt dat van iedere honderd Belgen er op dit moment 41 werken, waarvan negen in dienst van de overheid. Dat brengt hem bij de conclusie dat amper 32% zorgt voor de welvaart waarmee de rekeningen voor de ambtenarij, de jeugd, de werklozen en de alsmaar groeiende groep senioren betaald kunnen worden.

    “Op 100 Belgen zijn er 41 die werken, van wie 6 voor zichzelf, 26 voor een baas en 9 voor de staat. Die laatsten dragen bij tot de samenleving door de diensten die ze verlenen en de belastingen die ze betalen, maar het zijn de 32 andere werkenden die voor de welvaart zorgen en de rest van het systeem financieren”, aldus Vereeck. Per honderd Belgen zijn er momenteel zeventien bejaarden, maar volgens modellen is die verhouding in 2050 gegroeid naar 25 op de 100. Dat legt een steeds hogere belastingdruk op de werkende beroepsbevolking.

    Volgens Vereeck moet er op korte termijn aandacht gaan naar de versterking van van de beroepsactieve bevolking. Dat vereist een drastische verlaging van de loonkosten, aldus Vereeck. “De regeringen die op 6 november het concurrentiepact sluiten staan voor een verpletterende verantwoordelijkheid”, zo stelt de politicus.

    Bron: De Morgen

    Lode Vereeck: "Een op drie zorgt voor de welvaart"

    Lode Vereeck: “Een op drie zorgt voor de welvaart” (Bron: De Morgen)

  • Politiek kost ons groei en welvaart

    Het is zo onderhand gemeengoed in de eurozone. De economische groei in de jaren voor de crisis was gebaseerd op het aangaan van buitensporig veel schulden. Zo vormde zich geleidelijk een bubbel, die in 2008 barstte en de wereld en de eurozone in een diepe crisis stortte. Wij hebben, zo gaat de nieuwe wijsheid verder, ons lesje wel geleerd en we denken wel tweemaal na voordat we nieuwe schulden aangaan. Dat de economische groei na de crisis nooit meer zo hoog zal zijn als voor de crisis, is dan ook onvermijdelijk. Een lagere groei wordt het nieuwe normale.

    Schulden

    Dat klinkt allemaal logisch en waar, maar is dat wel zo. Hebben ‘we’ als eurozone inderdaad teveel schulden op ons genomen of was het slechts een enkel land. En is het inderdaad zo, dat we gedoemd zijn langzamer te groeien dan in de jaren voor de crisis.

    Het IMF heeft in ieder geval onderzoek naar deze kwesties ingesteld. Olivier Blanchard, chief economist van het IMF,  heeft onderzocht waarom landen als Letland en Spanje in deze eeuw jaren van opmerkelijke opgang als neergang hebben doorgemaakt.

    Wetmatigheid

    De onderzoekers stellen vast dat beide landen in de jaren tot 2007 een ongezond sterke groei doormaakten, die al snel de kenmerken van een bubbel kreeg. Die ongezonde groei was vooral gebouwd op de instroom van veel vreemd kapitaal. In de jaren voor de euro groeide Spanje 2,6. Met de komst van de euro steeg de groei naar maar liefst 3,7%. Als je naar de trend van de groei kijkt in de jaren voor de crisis, dan lijkt het aannemelijk, dat Spanje niet meer mag rekenen op een groei van pakweg 3,5%. Maar daarmee is nog niet gezegd, dat dit als een wetmatigheid beschouwd mag worden voor heel de eurozone.

    Crisis

    In tegenstelling tot enkele individuele landen kende de Eurozone geen pre-crisis bubbel. Dat was te danken of te wijten aan Duitsland. Dat land zat toen in een crisis met ook daar dalende huizenprijzen. Die crisis duurde tot het einde van het vorig decennium. Dat is een van de redenen, waardoor de groei in de eurozone in de jaren 1999 – 2007 uitkwam op gemiddeld 2,3%. Dat was evenveel als in het decennium daarvoor. Op het niveau van de eurozone lijkt de trend tamelijk stabiel. Onderzoek toont verder aan, dat het bruto nationaal product 12% hoger zou zijn geweest, als we de trendmatige groei hadden kunnen vasthouden.

    Politiek geblunder

    Dat is heel wat. Het erge is, dat we die kloof niet kunnen toedichten aan een bubbel. Die is er immers nooit geweest. De groei had dus eigenlijk allang naar zijn gemiddelde kunnen terugkeren. Dat dit niet gebeurd is, kunnen we alleen maar toeschrijven aan blunderende politici en beleidsmakers. Die kozen ervoor om in 2008 in tegenstelling tot de Amerikanen de bankensector meteen grondig aan te pakken en te hervormen. Die sector is nu nog steeds een zorgenkind, dat niet goed functioneert. In plaats daarvan kozen ze voor een beleid van stringente bezuinigingen. De combinatie van aanhoudend strenge bezuinigingen en een falende kredietvoorziening is de oorzaak van de enorme economische schade die is aangericht. Het is nog maar de vraag of we die schade nog ooit kunnen compenseren en kunnen terugkeren naar het trendmatige groeipad van 2,3%. Als dat mogelijk zou zijn, dan moet eerst de kredietverlening weer op orde gebracht zijn. De banken in de eurozone zijn echter nog maar amper hervormd. Het ziet er derhalve niet naar uit, dat dit voor 2015 gebeurd zal zijn.

    Het is waar, dat de crisis vijf jaar geleden uitbrak. Het is waar dat in sommige gevallen een bubbel de crisis mede veroorzaakte. Het is echter nog het ‘meest’ waar, dat politiek en beleidsmatig geblunder er de oorzaak van is, dat de groei voorlopig niet naar zijn trend kan en zal terugkeren!

    Cor Wijtvliet

    Bron:
    Wolfgang Münchau, Blame Europe’s policy makers for lost growth. Financial Times, October 14, 2013

  • Video: Tomáš Sedláček over post-crisis economie

    Tomáš Sedláček is een eigenzinnige econoom en auteur van het book ‘Economics of good and evil’. Hij houdt er een bijzondere mening op na die hij in een vurig betoog kan overdragen. Kijk hieronder het interview van Sedláček bij Tegenlicht. Een kwartier lang boeiend kijk én luistermateriaal.

  • Amerikaanse huishoudens rijker door nieuwe berekening

    Twee maanden geleden groeide de Amerikaanse economie opeens met $560 miljard, als gevolg van een aanpassing van de rekenmethode. Ontastbare zaken als de R&D uitgaven van bedrijven, verschillende vormen van kunst en audiovisuele producties worden door het Amerikaanse Bureau voor de Statistiek voortaan beschouwd als onderdeel van de economische groei.

    Amerikaanse huishoudens ervaren het ‘wealth effect’

    Door de aangepaste rekenmethode worden ook de toekomstige pensioenverplichtingen anders gewaardeerd. Niet langer worden alleen de feitelijke pensioenafdrachten van bedrijven meegerekend in het Gross Domestic Product (GDP), maar ook de toekomstige verplichtingen. Of men die beloftes wel of niet kan nakomen, dat is van secundair belang geworden. Amerikaanse huishoudens zijn door de nieuwe rekenmethode op papier in één klap $3 biljoen rijker geworden! Was hun vermogen in het eerste kwartaal van dit jaar volgens de oude berekening nog $70,3 biljoen, nu is dat opeens herzien naar $73,5 biljoen.

    Herziening van de cijfers maakt huishoudens rijker

    Herziening van de cijfers maakt huishoudens rijker (Bron: Zero Hedge)

    Manipulatie

    Iedereen kent deze uitspraak waarschijnlijk wel: “Je hebt leugens, grove leugens en statistiek”. Als de Amerikaanse economie niet snel genoeg groeit, dan moeten de cijfers veranderd worden om de illusie van groei in stand te houden. Die extra $3 biljoen in het netto vermogen van alle huishouden laat zich niet vertalen naar meer consumptie, besparingen of investeringen. Als we de cijfers van de Federal Reserve erbij pakken zouden Amerikaanse huishoudens gezamenlijk nu meer vermogen moeten hebben dan voor de crisis. Is dat het omstreden wealth effect waar Bernanke het eerder over had?

    Vermogen van Amerikaanse huishoudens

    Vermogen van Amerikaanse huishoudens (Bron: Zero Hedge)

    Goudstandaard seminar

  • Prinsjesdag: Nederlandse economie blijft kwakkelen

    De cijfers die het CPB op Prinsjesdag zou presenteren zijn nu al naar buiten gebracht, omdat RTL Nieuws al eerder inzage kreeg in het rapport (PDF). Uit dit rapport komt een vrij somber vooruitzicht voor de Nederlandse economie. Hoewel de wereldhandel weer wat aantrekt en de economie in de Eurozone weer wat herstelt, zal de Nederlandse economie geplaagd worden door een oplopende werkloosheid en een dalende koopkracht. Beide zijn voor een belangrijk gedeelte te herleiden tot de bezuinigingen, die nodig zijn om het begrotingstekort beneden de 3%-norm te krijgen.

    Groei in 2014?

    Zoals het er nu naar uitziet gaat de Nederlandse economie dit jaar 1,5% krimpen, maar mogen we voor volgend jaar alweer 0,5% groei verwachten. Dat klinkt hoopgevend, maar het verleden heeft uitgewezen dat de ramingen van het planbureau er soms behoorlijk naast zitten. Onderstaande grafiek die we tegenkwamen op Geenstijl illustreert de discrepantie tussen de werkelijkheid en de talloze ramingen voor de economische groei. Zelfs als de groeiverwachting van het CPB klopt is er weinig reden tot vreugde, want de Nederlandse economie zal dan nog steeds achterblijven bij de gemiddelde groei in de Eurozone (één procent in 2014).

    CPB ramingen zitten er soms ver naast

    De ramingen van het CPB komen niet altijd uit (Grafiek via Geenstijl)

    Koopkracht omlaag

    In koopkracht gaan de Nederlandse huishoudens er dit jaar en volgend jaar nog verder op achteruit. Door de bezuinigingen en door de relatief hoge inflatie daalt de gemiddelde koopkracht dit jaar met 1,25%. Voor 2014 verwacht het CPB een koopkrachtdaling van 0,5%.

    Werkloosheid stijgt

    De werkloosheid zal verder oplopen, zo denkt het CPB. Dit jaar zit 7% van de beroepsbevolking zonder baan, volgend jaar loopt dat verder op naar 7,5%. Dat percentage laat zich vertalen naar 685.000 werklozen.

    Europese normen niet gehaald

    Nederland slaagt er niet in de Europese norm te halen ten aanzien van het begrotingstekort en de staatsschuld. Het tekort zal dit jaar naar schatting uitkomen op 3,2% van het BBP, volgend jaar loopt dat verder op tot 3,3%. Zonder de bezuinigingsmaatregelen zouden we de norm waarschijnlijk nog meer overschreden hebben. De staatsschuld was al veel te hoog en stijgt volgend jaar met 1,3% naar 76,3% van het BBP. Dat is ver boven de Europese norm van 60% staatsschuld ten opzichte van het BBP.

    Wat de bezuinigingen in het nieuwe kabinetsbeleid voor u gaat betekenen leest u in het volledige verslag.