Tag: geschiedenis

  • Grafiek: Tweeduizend jaar economische geschiedenis

    De Visual Capitalist heeft een nieuwe versie gemaakt van de grafiek die de afgelopen tweeduizend jaar aan economische geschiedenis laten zien. De grafiek, gebaseerd op data van economisch historicus Angus Maddison, werd bijgewerkt met de nieuwste cijfers van het IMF. Dat levert het volgende overzicht op, waarop te zien is dat China en India vanaf het jaar nul tot en met ongeveer 1800 de grootste economieën ter wereld waren.

    Door de industriële revolutie eind zeventiende eeuw en door de ontdekking van olie aan het begin van de twintigste eeuw begonnen de economische machtsverhoudingen in de wereld te veranderen en verschoof het economische zwaartepunt naar het Westen. Maar de laatste paar decennia zijn de economieën in het Verre Oosten weer aan een opmars bezig, mede door de succesvolle implementatie van Westerse technologieën en door een export-gedreven groeimodel.

    Tweeduizend jaar economische geschiedenis (Bron: Visual Capitalist)

  • 28 september 1816: de dag waarop de gulden dé Nederlandse munt werd

    De gulden. Als munt bestaat die sinds 1999 en zeker sinds 2002 niet meer in onze contreien, maar de gulden circuleerde in de lage landen eeuwenlang. Dat wil echter niet zeggen dat het eeuwenlang ook de officiële Nederlandse munteenheid is geweest.

    edin-mujagicDe gulden werd precies 200 jaar geleden op deze dag de Nederlandse nationale munt. Op 28 september 1816 trad namelijk de Muntwet van 1816 in werking. In die wet werd de gulden voor het eerst in een wet als de Nederlandse munteenheid genoemd. De wet bepaalde namelijk dat er voortaan in Nederland twee standaardmunten zouden zijn, het 1-gulden muntstuk (van zilver) en het 10-gulden muntstuk, gemaakt van goud.

    Hoewel er nog steeds allerlei verschillende munten in omloop bleven en gebruik werden als betaalmiddel, mochten de prijzen vanaf 28 september 1816 alleen maar in guldens en centen luiden en niet meer, zoals daarvoor, in schillingen, stuivers, daalders en de vele provinciale munten. Centen. Dat brengt me bij het tweede opmerkelijke bepaling in de genoemde muntwet uit 1816.

    Decimaal stelsel

    Die wet voerde ook het decimale stelsel in Nederland in. Waar één gulden daarvoor onderverdeeld was in 20 stuivers en één stuiver op zijn beurt bestond uit acht duiten, bestond één gulden vanaf 28 september 1816 uit 100 cent. Nederland was daarmee het vierde land ter wereld dat het decimale stelsel in zijn monetaire stelsel introduceerde, na Rusland, de Verenigde Staten en Frankrijk.

    Het was de muntwetgeving van dat laatste land overigens dat als voorbeeld diende voor de Nederlandse monetaire wetgeving. Nederland nam allerlei bepalingen uit de Franse wetten over, zoals het decimale stelsel. Eén bepaling nam ons land echter níet over. De keuze voor de gulden als de Nederlandse munteenheid was namelijk logisch nog voor de hand liggend.

    Franc versus gulden

    Toen het Koninkrijk der Nederlanden ontstond in 1814, koos de Koning de gulden dus als de munteenheid van het jonge land. Die keuze kan men echter ook opmerkelijk noemen. De zuidelijke Nederlanden, waar de franc in omloop was, waren veel rijker en er woonden meer mensen. Er was dus ook heel wat voor te zeggen voor de Koning, om de franc te kiezen als de munteenheid van het Koninkrijk. Wellicht dat de associatie met Frankrijk en de Franse overheersing de doorslag gegeven heeft om toch de gulden te kiezen. Het scheelde dus niet veel of de franc was de Nederlandse valuta geworden in plaats van de gulden.

    Muntwet van 1816

    De keuze voor de gulden en niet de franc en de nieuwe inrichting van het Nederlandse geldstelsel vinden we, zoals gezegd, in de Muntwet van 1816. De auteur ervan heeft dus een belangrijke rol gespeeld in de moderne monetaire geschiedenis van Nederland en het is daarom wellicht nuttig even bij hem stil te staan, namelijk Jean Henri van Swinden.

    Geboren op 8 juni 1746 in Den Haag, Van Swinden was zeer breed opgeleid. Hij studeerde onder meer natuurkunde, scheikunde, anatomie en wijsbegeerte om vervolgens te promoveren in de filosofie. Na zijn promotie ging hij als hoogleraar – hij was toen twintig jaar oud – aan de slag in Franeker (in die tijd was het Friese stadje een bekende universiteitsstad). Gedurende zijn wetenschappelijke carrière won hij meerdere prestigieuze buitenlandse prijzen voor zijn kennis. Sinds 1785 gaf hij les in onder meer wiskunde en natuurkunde in Amsterdam, aan het Athenaeum Illustre.

    In datzelfde jaar begeleidde hij de eerste volkstelling in Amsterdam, de stad waar hij ook de huisnummering invoerde en die hij vertegenwoordigde in de Vergadering der Provisionele Representanten van het Volk van Holland, een bestuursorgaan in de periode na de Franse bezetting van Nederland in 1795.

    In 1800 en 1801 zat hij in het dagelijks bestuur van de Bataafse Republiek. Na de Nederlandse onafhankelijkheid in 1814 was hij lid van de Vergadering van Notabelen, waar onder meer ook Paul Iwan Hogguer en John Hodshon, de eerste respectievelijk de tweede DNB-President, in zaten. Van Swinden van een van de weinige afgevaardigden die tegen de eerste grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden stemde.

    Van Winden was een kind van Franse vluchtelingen, waardoor we kunnen zeggen dat het feit dat we de gulden als de Nederlandse munt hadden tot de komst van de euro en niet de franc, te danken is aan een vluchteling.

    Kapstok

    Die Muntwet van 1816 is een cruciale wet in monetair opzicht voor de gulden en dus voor Nederland.  Niet alleen omdat die de gulden als de nationale munteenheid noemde maar omdat die wet het beste te zien als het kapstok voor de vele wetten op monetair gebied die in de jaren en zelfs decennia erna zouden volgen en die samen als een grote geldhervorming gezien kunnen worden.

    In 1816 werd de gulden, slechts één van de munten die in omloop waren, aangemerkt als de officiële Nederlandse valuta. Daarmee kreeg de gulden wel een bijzondere status, maar niet het alleenrecht in Nederland in omloop te zijn. Al die genoemde talloze andere munten bleven namelijk gewoon in circuleren.

    Omdat Koning Willem I orde in die monetaire chaos wilde scheppen, begon hij aan een omvangrijke operatie die uiteindelijk, maar dan hebben we het over tientallen jaren later, alleen de gulden in omloop zou laten. Het slotstuk van die hervorming was de bepaling dat de gulden uiteindelijk het enig wettig betaalmiddel in Nederland is, maar dat zou pas in 1901 gebeuren!

    Hoewel de gulden een eeuwenoude munt is en ook eeuwenlang in verschillende delen van Nederland werd gebruikt, was diezelfde gulden minder dan één eeuw lang de échte Nederlandse munteenheid, namelijk tussen 1901 en 1999.

    De eerste van die vele munten die in omloop waren in Nederland die het veld moesten ruimen door de Muntwet van 1816, was de Franse francs. Op 25 februari 1825 werd een wet aangenomen ‘omtrent het doen ophouden van den wettelijken koers der Fransche Muntspecien in de Zuidelijke Provincien des Rijks’, ofwel een wet die de oude Franse stukken per 1 januari 1826 ongeldig verklaarde. Iedereen die die munten had, moest die stukken inwisselen voor guldens of een van de provinciale munten (die waren toen een wettig betaalmiddel naast de gulden); de Franse munten zouden per januari 1826 niet meer geldig zijn in het Koninkrijk.

    Per franc kreeg men 47 ¼ cent. In de zuidelijke Nederlanden, die vijf jaar later zich zouden afscheiden en als België door zouden gaan, vond men het trouwens maar niets om de geliefde en vertrouwde franc te zien gaan en de gulden te moeten omarmen. Wat ook niet hielp bij het omarmen van de gulden in het zuiden, is dat het tegenwoordige België hoge belastingen kreeg opgelegd om de torenhoge schuld van de noordelijke Nederlanden te financieren. De gulden was een munt van het Huis van Oranje, de beeltenis van Oranjes prijkte erop, en dat Huis was niet geliefd, mede door de hoge belastingen. Men zou kunnen betogen dat de keuze voor de gulden en het buiten omloop stellen van de Franse franc een rol heeft gespeeld bij de Belgische afscheiding.

    zilverguldensbanner_155832

    De gulden werd in 200 jaar geleden ingevoerd als universeel betaalmiddel

  • De geschiedenis van negatieve rente

    Voor het eerst in de geschiedenis hanteren verschillende centrale banken een negatieve rente, een beleidsinstrument dat voor het uitbreken van de financiële crisis nog zo goed als ondenkbaar was. Het doel van dit beleid is het aanjagen van de inflatie, omdat het bij een negatieve rente aantrekkelijker is geld te lenen en te consumeren dan om het op een spaarrekening te zetten. Maar er kleven ook risico’s aan een negatieve rente, denk aan spaarders die hun geld van de bank halen en pensioenfondsen en verzekeraars die hun premies moeten verhogen omdat ze minder rendement maken op hun vermogen. Een ander risico is dat consumenten en bedrijven door de negatieve rente geld lenen voor zaken die helemaal niet rendabel zijn.

    Het is voor het eerst in de monetaire geschiedenis dat er op wereldwijde schaal geëxperimenteerd wordt met een negatieve rente, maar het concept bestaat al veel langer. Marketupdate ging op onderzoek uit en ontdekte dat het eerste academische debat over dit onderwerp teruggaat tot het einde van de 19e eeuw…

    Silvio Gesell

    Het concept van negatieve rente is volgens economen te herleiden tot de Duitse handelaar en financieel theoreticus Silvio Gesell, die na het uitbreken van een grote economische crisis in Argentinië besloot onderzoek te doen naar de geldcirculatie in de economie. Dat bracht hem op een idee dat in wezen vergelijkbaar is met dat van negatieve rente, namelijk het belasten van spaartegoeden om de omloopsnelheid van het geld en de vraag naar goederen te stimuleren. Silvio_GesellGesell dacht de oplossing gevonden te hebben voor een hardnekkig probleem dat zich keer op keer aandiende in een economische crisis, namelijk de zichzelf versterkende spiraal van dalende consumentenbestedingen en dalende prijzen. Om deze negatieve spiraal te doorbreken moest er een manier gevonden worden om te voorkomen dat mensen hun geld oppotten en bestedingen gaat uitstellen. In zijn eerste wetenschappelijke publicatie uit 1891 beschreef hij voor het eerst het concept van negatieve rente, waarbij alle bankbiljetten periodiek een nieuw stempel nodig hebben om wettig betaalmiddel te blijven. Voor het stempelen van de bankbiljetten zou dan een prijs betaald moeten worden, die een fractie is van de waarde van de bankbiljetten. Met deze stempelmethode kan er op jaarbasis bijvoorbeeld een negatieve rente van 5% in rekening worden gebracht.

    Omloopsnelheid

    Het uitgangspunt van Gesell is dat goederen na verloop van tijd in waarde dalen, terwijl het geld een constante waarde heeft. Dit schreef hij in een tijdperk waarin het geld in veel landen nog gekoppeld was aan goud en de prijzen over de lange termijn zeer stabiel bleven. Maar in een crisis stonden de prijzen langdurig onder druk, met als gevolg dat het voor spaarders nog aantrekkelijker wordt om geld op te potten. Een belasting op geld - zoals stempels op bankbiljetten - zou deze negatieve spiraal kunnen doorbreken, omdat sparen dan niet meer zo aantrekkelijk is. Het geld komt sneller in omloop en daarmee kan een economie, volgens de theorie van Gesell, sneller uit een crisis komen. Het idee om bankbiljetten af te stempelen is - waarschijnlijk om praktische redenen - nooit op grote schaal toegepast. In de gevallen waar het wel werd toegepast was de implementatie niet ideaal, waardoor het concept nooit echt goed getest kon worden. De Amerikaanse staat Oregon hield in de jaren dertig een experiment met geld dat afgestempeld moest worden. Maar omdat het stempeltje niet periodiek, maar per transactie, werd gegeven werkte dit geldsysteem niet. Het geld werd opnieuw opgepot en kwam zelden in omloop. Het afstempelen van bankbiljetten werd nooit een groot succes, maar het concept van een belasting op geld werd later met veel interesse besproken door onder andere economen als Irving Fisher en John Maynard Keynes. Zij zagen negatieve rente op spaargeld als een aanvullend instrument voor het voeren van monetair beleid. Ook Kenneth Rogoff en Willem Buiter hebben de afgelopen jaren veel geschreven over dit thema.

    freigeld

    Bankbiljetten die periodiek afgestempeld moest worden waren de eerste vorm van negatieve rente

    Negatieve rente en contant geld

    Het stempelen van bankbiljetten werd geen succes, maar het concept van negatieve rente wordt door steeds meer centrale banken omarmd als manier om de inflatie en de omloopsnelheid van geld te verhogen. Zes centrale banken hanteren al een negatieve rente en het is slechts een kwestie van tijd voordat banken deze gaan doorberekenen aan de spaarders. Maar er zijn beperkingen aan de mate waarin dit beleidsinstrument toegepast kan worden. Wordt de negatieve rente te hoog, dan zullen spaarders proberen deze te ontwijken door hun vermogen in de vorm van contant geld aan te houden. Dat is ook de reden waarom sommige economen pleiten voor het afschaffen van grote bankbiljetten of zelfs voor het verbieden van cash geld. Dat laatste is het meest effectief, maar ook het meest omstreden. Niet alleen uit het oogpunt van privacy, maar ook vanuit het oogpunt van veiligheid en risicospreiding. Als het girale betalingsverkeer om wat voor reden dan ook vastloopt, dan is er altijd nog contant geld om op terug te vallen. Zou je contant geld verbieden, dan maak je de economie extra kwetsbaar voor storingen in het elektronische betalingsverkeer. Het thema van negatieve rente zal ons de komende jaren nog veel bezighouden, want het ziet er niet naar uit dat centrale banken als de ECB en de Bank of Japan spoedig zullen afwijken van hun beleid van extreem lage en negatieve rentes. Lees meer:

  • Leert de geschiedenis toch lessen?

    Dankzij de nog steeds voortdurende crisis van 2008 blijft de belangstelling voor die van de jaren ’30 alleen maar groeien. We weten natuurlijk allemaal hoe die crisis uiteindelijk is opgelost. Er was een wereldoorlog voor nodig, die zowel Europa als grote delen van Azië in de as legde. Uiteraard laat de situatie anno 2014 zich niet een op een vergelijken, maar er zijn wel degelijk overeenkomsten. Het aantal mensen, dat teleurgesteld raakt in het systeem is ook vandaag de dag hoog. Die wanhopen of verbitterd raken eveneens. Steeds meer burgers kijken angstig naar de toekomst en dat kan weleens verkeerd uitpakken.

    lehman-collapse-newspaper

    Toekomst

    Het zou zomaar kunnen, dat de crisis in Oekraïne zijn basis vindt in het gebrek aan vertrouwen in de toekomst. Zowel Rusland als Oekraïne beleefde gouden tijden in de periode 2002 -2008. In die vijf jaar groeide het inkomen per hoofd in Oekraïne met maar liefst 52% en in Rusland met 46%. Sindsdien is de verbetering van het inkomen gewoon opgehouden. Het zou zomaar kunnen, dat een uitblijven van verdere verbetering in beide landen ontevredenheid en wanhoop heeft gestimuleerd. Was het niet obligatiebelegger die voor het eerst een naam gaf aan de uitzichtloosheid: the new normalcy! In de jaren '30 werd dit Secular Stagnation genoemd en beschouwd als een voedingsbodem voor veel onheil. Een ander begrip, dat opgang maakte aan het einde van de jaren '30, was onderconsumptie. Burgers wilden steeds meer sparen als appeltje voor de dorst voor moeilijke tijden. Het bedrag aan gewenste besparingen overtrof bovendien de mogelijkheden voor investeringen. Dat betekent, dat de drang om te besparen de economie alleen maar afremde. Begrippen als Secular Stagnation en onderconsumptie staan symbool voor een maatschappij, waar het pessimisme domineert. Dan ligt het niet voor de hand, dat er meer gespendeerd wordt. Veeleer worden angstige en pessimistische burgers intolerant en soms zelfs agressief. Dat onderstreept weer wel het belang van een stijgende levensstandaard. Dat is niet alleen prettig voor de individuele burger, maar dient ook als cement voor de samenleving. Een stijgende levensstandaard liefst gecombineerd met een stijging op de maatschappelijke ladder doet veel goeds voor het ego van de gemiddelde man of vrouw. Het wijst op maatschappelijk succes en daar is bijna iedereen gevoelig voor. We vergelijken nu eenmaal graag met onze buurman!slak-economie

    Vertrouwen

    Ook het idee, dat we het nu beter hebben, dan vroeger of dan onze ouders streelt ons gevoel voor eigenwaarde. Dat gevoel van eigenwaarde staat al jaren onder druk. De angst is dat het alleen nog maar minder kan worden. Voor velen is het zeer denkbaar, dat de crisis in Oekraïne niet alleen dat land en Rusland in een nieuwe recessie kan storten, maar ook heel Europa. Voor veel Europeanen is dat een zeer onplezierige gedachte die het fragiele zelfvertrouwen nog verder aantast. Een fragiel zelfvertrouwen kan ook betekenen, dat steun aan democratische instituties niet langer vanzelfsprekend is. Die wetenschap zou beleidsmakers in de Verenigde Staten en zeker die in Europa moeten manen voorzichtig om te gaan met het sanctiebeleid. Het zou wel eens een boemerangeffect kunnen hebben. Cor Wijtvliet Bron: Robert J. Shiller, Parallels to 1937. Project-Syndicate, September 11 2014 BELANGRIJK:

  • Infographic: De geschiedenis van goud

    De volgende infographic van Visualcapitalist geeft ons inzicht in de geschiedenis van goud, het edelmetaal dat al eeuwen lang een bijzondere betekenis heeft voor de mens. Het werd gebruikt als een vorm van geld, maar ook als grondstof voor het maken van sieraden. En hoewel het edelmetaal plaats heeft gemaakt voor fiat valuta in het dagelijkse betalingsverkeer blijft het een belangrijke rol vervullen als waarde opslag.

    gold-series-part-1-infographic

    Infographic: De geschiedenis van goud