Tag: sander boon

  • Sander Boon: “Particulieren doen er verstandig aan goud te kopen”

    “Gezien de toestand van het monetaire en financiële systeem doet elke particulier er verstandig aan goud te kopen”. Dat zei politicoloog en goudkenner Sander Boon vandaag in het programma Nieuws BV op Radio 1. Sander Boon legt uit dat staatsobligaties een zeer wankel fundament zijn voor ons financiële systeem, omdat de financiën van heel veel Westerse landen er niet zo florissant uitzien. Afgezet tegen de enorme obligatiebubbel is fysiek goud een veel robuuster fundament onder het internationale monetaire en financiële systeem, zo merkt Boon op.

    sanderboonHet verkopen van de Nederlandse goudvoorraad vindt Sander Boon uiterst onverstandig. Tegen de huidige goudprijs zou onze goudreserve maar €22 miljard opleveren en dat is met een staatsschuld van ongeveer €480 miljard slechts een druppel op een gloeiende plaat. Ook is het maar een schijntje in verhouding tot de paar honderd miljard aan impliciete garanties die we bijvoorbeeld hebben gegeven aan Griekenland.

    Goud kopen?

    De Nederlandsche Bank moet volgens politicoloog Boon eigenlijk juist goud kopen, maar hij is zich ervan bewust dat politiek zeer gevoelig ligt. “Dat zou een soort motie van wantrouwen zijn ten aanzien van het huidige monetaire systeem. Nu is er nog vertrouwen in staatsobligaties als de belangrijkste monetaire reserve. Koop je goud, dan geef je daarmee in feite aan dat je daar niet veel vertrouwen meer hebt in staatsobligaties.”

    Meer informatie?

    Klik hier om het audiofragment met Sander Boon terug te luisteren. Hij komt aan het woord in de tweede helft van het programma, na een bespreking van het Oekraïne referendum. Sander Boon publiceerde in 2012 het boek ‘De Geldbubbel‘, dat nog altijd zeer actueel is. Hierin bespreekt hij de problematiek van ons huidige financiële systeem dat gebaseerd is op sparen in schulden.

    de-geldbubbel

    De Geldbubbel

  • Lezing: Sander Boon over de crisis van de verzorgingsstaat

    Op woensdag 24 februari komt politicoloog Sander Boon bij het Forum voor Democratie spreken over het failliet van de verzorgingsstaat. Sander Boon signaleert verschillende trends, die erop wijzen dat de samenleving drastisch aan het veranderen is. De jongere generatie heeft weinig vertrouwen meer in het pensioenstelsel en er zijn steeds meer mensen die bijvoorbeeld goud kopen omdat ze de banken niet meer vertrouwen. Men ziet dat de verzorgingsstaat niet meer te betalen is en probeert zich daarom los te maken van de falende collectieve systemen.

    sanderboonAls politicoloog ziet Sander Boon dat overheden stelselmatig de neiging hebben meer geld uit te geven dan er binnenkomt, wat van tijd tot tijd tot een grote systeemcrisis leidt. En dat gebeurde zowel met als zonder goudstandaard en zowel onder kapitalistische als communistische systemen. Sander Boon concludeert dat de huidige crisis niet zo zeer te maken heeft met het kapitalisme, maar met een falende sociaaldemocratie en een onbetaalbare verzorgingsstaat.

    Lees meer over Sander Boon:

    De lezing vindt plaats aan de Herengracht 74 in Amsterdam.

    De deuren openen om 18:00 en het evenement duurt tot 21:00. De entree is €5.

    Klik hier voor meer informatie.

  • Video: Paul Buitink in gesprek met Sander Boon

    Paul Buitink sprak voor Café Weltschmerz met politicoloog Sander Boon over het op kredieten gebaseerde financiële systeem dat zich de afgelopen decennia heeft ontwikkeld. Boon merkt op dat centrale banken het ineenstorten van het financiële systeem wisten te voorkomen met een overvloed aan liquiditeit, maar dat daarmee de fundamentele problemen niet zijn opgelost.

    Sterker nog, met het opkopen van staatsobligaties en hypotheekleningen verkleinden centrale banken het aanbod van kwalitatief goed onderpand, waardoor er een verkrapping en een afnemende liquiditeit te zien is in het financiële systeem.

    Sander Boon merkt op dat de financiële markten eigenlijk al sinds 2013 niet meer geloven wat centrale bankiers zeggen. Centrale banken zeggen wel dat ze de rente gaan verhogen, maar de markt ziet dat de economische groei die daarvoor vereist is er helemaal niet is.

    We hebben een aantal passages van het interview hieronder uitgeschreven. De video duurt een half uur en is absoluut de moeite waard!

    Klik hier voor meer video’s van Café Weltschmerz

    Deflatie of hyperinflatie?

    “De afgelopen dertig tot veertig jaar is bij de dalende rente de totale schuld enorm gestegen, in Nederland hebben we dan ook nog eens een hele hoge de hypotheekschuld. Als je wereldwijd kijkt zie je dat als gevolg van die schulden er nu een heel deflatoire pool van schulden is. Het is heel moeilijk om daar uit te komen.

    sanderboonHet hangt er nu een beetje vanaf wat centrale banken en overheden gaan doen. In wezen is er niet zo veel verschil tussen deflatie en hyperinflatie. Onder deflatie kiest de bevolking voor de veiligheid van cash en bij hyperinflatie kiest men voor de veiligheid van fysiek goud. Een hyperinflatie gemeten in goud is eigenlijk ook gewoon deflatie, want alle prijzen dalen dan in termen van goud…

    Bij sommige centrale banken, zoals in Engeland en de Verenigde Staten en binnen bepaalde wetenschappelijke economische kringen zie je wel signalen dat cash moet worden afgeschaft. Ze zeggen dan dat dat handig is, vanwege het gebruik van cash geld voor terrorisme en criminaliteit….

    Er zitten veel morele argumenten onder om contant geld af te schaffen, maar eigenlijk reden is dat in een omgeving waarbij de rente negatief is mensen een prikkel hebben om in cash te sparen. Als mensen dat massaal gaan doen geeft dat een deflatoire druk op de prijzen van assets.”

    Over de pensioenfondsen...

    "Ik moet eerlijk zeggen dat het niveau van economisch denken in de sector van me tegenvalt. In de zin dat heel veel mensen bijvoorbeeld hun rentevisie gebaseerd hebben gebaseerd op: de rente zal wel omhoog gaan, want hij was al een hele tijd laag. Dat is geen basis van economisch denken, dat is geen logica maar een geloof. Wat zijn omstandigheden waarin die omhoog zou gaan of waarom die laag zou blijven, dan vinden ze het heel moeilijk om daarmee te spelen. Dat is overigens een van de redenen waarom wij een kwantitatieve tool hebben ontwikkeld om in scenario's te kunnen nadenken over wat je doen met je assets. Als de centrale banken eigenlijk geen controle meer hebben om de economie op de rails te krijgen, dan zul je in dit systeem dus zelf na moeten gaan denken over wat er aan de hand is."

    Over het falen van de verzorgingsstaat

    "Wat me op is gevallen is dat politici eigenlijk al wel honderd jaar veel meer geld willen uitgeven dan ze binnenkrijgen, daarvoor was het nodig om te kunnen lenen. En ze hebben in dat hele spel - er zijn een hoop dingen gebeurt zoals een grote depressie, de Eerste Wereldoorlog, de Tweede Wereldoorlog - staatsobligaties een steeds grotere rol gegeven in het banksysteem. En dat gaf overheden eigenlijk, in samenspraak met centraal bankiers, de mogelijkheid om obligaties liquide te houden. Daarmee konden overheden mooie dingen doen voor de mensen, gebaseerd op geleend geld. Na de Koude Oorlog en de val van de Berlijnse muur en de Sovjet-Unie zei men dat het kapitalisme gewonnen had, maar als ik nu kijk naar de ontwikkelingen in West-Europa en Amerika, dan concludeer ik eigenlijk nu na die crisis van 2008 dat eigenlijk niet zozeer het kapitalisme is gevallen, maar dat de sociaaldemocratie nu in crisis verkeert. Het op leningen gebaseerde voortbestaan van verzorgingsstaten. Dat thema wil ik in een nieuw boek graag uitdiepen, ik zie veel parallellen. Daar ben daar overigens ik niet alleen in. Als je bijvoorbeeld boeken leest van Vaclav Havel, een dissident uit Tsjecho-Slowakije, dan is dat een man die in 1978 al de parallellen heeft gezien tussen de centralistische bestuursstructuur van het Oostblok en die van het Westen. Dat is een gradueel verschil, geen fundamenteel verschil."

    Systeemcrisis

    "Vaclav Havel zei al: Er zijn eerst dissidenten, dan klonteren de dissidenten zij zich samen en daaromheen gaan groepen ontevreden mensen komen. Dat zijn parallelle samenlevingen en die hollen het systeem uit. Dat is ook precies wat je nu ziet gebeuren bij ons. Ze ziet grote onvrede, je ziet de flanken van de politieke partijen groeien, het midden bloedt leeg. ZZP'ers en jongeren die niet aan een pensioen willen deelnemen en die bijvoorbeeld gebruik van auto's willen delen... Je ziet overal een systeemcrisis van deze politiek economische constellatie, van deze samenwerking tussen overheden en banksysteem." Lees ook:

  • Vooruitblik op de FOMC met Sander Boon

    De financiële markten kijken vol verwachting uit naar wat Bernanke vanavond om 8 uur gaat zeggen over het monetaire beleid van de centrale bank. In aanloop naar de FOMC meeting daalden de aandelenkoersen en zakte de 10-jaars rente op Amerikaanse staatsobligaties. De laatste dagen zien we ook dat beleggers zich terugtrekken uit opkomende markten, met grote bewegingen op de valutamarkt tot gevolg. De goudkoers is de laatste dagen juist weer wat gestegen.

    Ook Marketupdate blikt vooruit op de FOMC toespraak, de laatste van Ben Bernanke. Met de persconferentie in het vooruitzicht stelden we politicoloog en goudkenner Sander Boon een aantal vragen.

    Vanavond krijgen we de resultaten van de FOMC meeting. Verwacht je dat de Fed later deze week het stimuleringsprogramma verder gaat afbouwen?

    Gezien de stijging van de rente op Amerikaanse staatsobligaties en de devaluatie van valuta van en de kapitaalstromen uit de emerging markets als gevolg van kapitaalvlucht ligt het niet in lijn der verwachting dat de Federal Reserve het stimuleringsprogramma verder af gaat bouwen.

    De Federal Reserve zegt haar beleid vooral af te stemmen op de ontwikkeling van de Amerikaanse arbeidsmarkt. Wat is jouw mening daar over?

    De werkloosheid is niet de indicator waar de Fed primair naar kijkt. De centrale bank let vooral op de gezondheid van het financiële systeem, omdat ze weet dat hoge werkloosheid een resultante is van ongezonde financiële markten. De Federal Reserve zal daarom haar monetaire beleid voornamelijk afstemmen op de ontwikkelingen in de schaduwbankmarkt, repo market, de handel voor eigen rekening door Amerikaanse banken, de huizenmarkt en de kredietverlening van banken aan burgers en bedrijven.

    Zolang het financiële systeem aan het infuus ligt van centrale banken, is een stagnerende economie en hoge werkloosheid bijna gegarandeerd. Daardoor kan de Federal Reserve wel zeggen dat haar beleid is afgestemd op de arbeidsmarkt, maar dat is slechts een dekmantel. Het beleid van de centrale bank afstemmen op de ontwikkeling van de werkloosheid en net zoiets als het paard achter de wagen spannen. Maar het klinkt natuurlijk wel beter dan te moeten vertellen dat je banken en financiële instellingen schraagt op kosten van de belastingbetaler.

    In 2013 bouwde het buitenland haar positie in Amerikaanse staatsobligaties een aantal maanden op rij af. Daarna begon het buitenland weer meer staatsobligaties te kopen. Hoe verklaar je die ontwikkeling?

    De markt van vraag en aanbod van Amerikaanse staatsobligaties is erg on-transparant, omdat een grote vraag wordt uitgeoefend door de officiële sector. De rest van de wereld heeft vooralsnog geen belang bij een crisis op de obligatiemarkt. Daarom blijven landen als China en Japan toch staatsobligaties kopen. Politici en toezichthouders zijn daarin ook gewoon mensen. Ze willen niet dat er onder hun regeerperiode ‘ongelukken’ gebeuren.

    Wat wil de Federal Reserve bereiken met de aanhoudende interventie op de obligatiemarkt?

    De Federal Reserve doet haar uiterste best om de rust op de markt voor Amerikaanse staatsobligaties te behouden. Ze probeert de middellange en lange rente laag en stabiel te houden en de korte rente positief. Vooral dat laatste is moeilijk, omdat de vlucht naar liquiditeit tijdens crises een neerwaartse druk geeft op de rente van kortlopende staatsobligaties.

    De Amerikaanse centrale bank speelt inmiddels niet alleen de rol van lender of last resort, ze kan ook optreden als laatste verstrekker van onderpand voor het financiële systeem. Dat betekent dat de Federal Reserve - zodra er opnieuw een wereldwijde financiële crisis uitbreekt - haar grote voorraad Treasuries op de balans als onderpand aan kan bieden aan banken en andere financiële instellingen. Op die manier wordt de geldmarkt ondersteund en blijft de korte rente positief. Het optuigen van deze mogelijkheid door de Fed is een van de signalen dat het financiële systeem nog lang niet normaal functioneert.

    Laatste FOMC meeting van Bernanke, kunnen we meer tapering verwachten?

    Laatste FOMC meeting van Bernanke, kunnen we meer tapering verwachten?

  • Sander Boon: “Manipulatie goud ondermijnt vertrouwen in het systeem”

    Vorige week schreven we op Marketupdate over het onderzoek naar de goud fixing. De vijf banken die betrokken zijn bij de Londen fixing zouden in staat zijn de koers te manipuleren. Volgens de Duitse toezichthouder Bafin is manipulatie op de goud- en valutamarkten mogelijk nog schadelijker dan de Libor-affaire. Deze uitspraak was voor ons reden om contact op te nemen met politicoloog en goudkenner Sander Boon. Marketupdate legde hem vijf vragen voor over de goudprijs fixing…

    1. Volgens sommigen is het goudprijs fixing schandaal mogelijk nog groter dan Libor. Hoe schat jij de omvang van de goudprijs fixing in?

    De manipulatie van de valutamarkt en de goudmarkt is potentieel veel ernstiger dan Libor, omdat het op een zeer fundamenteel niveau plaatsvindt. Terwijl de Libor-affaire zich beperkt tot een kleine groep banken die hebben gemanipuleerd met de interbancaire rentetarieven, waardoor ze veel geld konden verdienen, heeft manipulatie in de goud- en valutahandel betrekking op het onderliggende vertrouwen in het systeem. De prijzen van goud en geld zijn namelijk de fundamenten waar alle handels- en financiële transacties op gebaseerd zijn. Als die prijzen niet meer te vertrouwen zijn heb je een fundamenteel probleem in de kern van het systeem.

    2. Wat verwacht je van het onderzoek naar de fixing van de goudprijs?

    De Bafin heeft zich al fel uitgelaten over de goudprijs fixing, door te stellen dat de manipulatie van goud en valuta markt nog ernstiger is dan de manipulatie met het Libor rentetarief. Als uit dit onderzoek blijkt dat banken inderdaad winst hebben gemaakt door te handelen op basis van de fixing, dan zullen daar scherpe conclusies uit getrokken worden.

    Belangrijk is om op te merken dat er in Angelsaksische landen een heel andere cultuur heerst in de financiële sector. De toezichthouder, bankensector en overheid zitten in die landen veel dichter op elkaar. Het gevaar van regulatory capture is er daarom ook veel groter. Dat kan tot gevolg hebben dat er in Duitsland veel harder wordt opgetreden tegen de banken dan bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk. Het is waarschijnlijk om die reden dat de Bafin zich veel sterker heeft uitgelaten over de goudprijs fixing en dat eerder de Duitse rekenkamer het advies uitbracht om een deel van de goudvoorraad terug te brengen naar eigen land. De Angelsaksische houding is om misstanden - voor zover mogelijk - onder het tapijt te schuiven.

    3. Waarom trekt Deutsche Bank zich nu terug uit het fixing proces?

    De Duitse toezichthouder (Bafin) heeft een onderzoek ingesteld naar het mogelijk manipuleren van de goudprijs. Blijkbaar voelt Deutsche Bank nattigheid en wil ze om die reden afstand doen van haar zetel. Het is goed mogelijk dat de bank inderdaad geprofiteerd heeft van haar positie in het prijsfixing proces, omdat er tijdens dit proces sprake is was van voorkennis.

    De andere banken die participeren in de goud-fix hebben nog niet aangegeven hun zetel op te willen geven. Mogelijk vertrouwen zij erop dat de ‘Chinese muur’ (een fictieve afscheiding tussen verschillende afdelingen binnen organisaties) die ze hebben opgezet tussen de fix en hun handelsplatform voor klanten effectief genoeg is om manipulatie te voorkomen.

    4. Wie zijn de winnaars en de verliezers van de goudprijs fixing?

    De winnaars zijn de handelaren van de betrokken banken die voorkennis hebben over de goudprijs en die daar (eventueel met leverage) op gehandeld hebben en winst hebben gemaakt. De verliezen zijn voor de mensen of organisaties die teveel geld betaald hebben voor het edelmetaal of die minder geld gekregen hebben voor hun goud.

    Van een iets grotere afstand bekeken is de verliezer van de goudprijs fixing de hele samenleving, omdat er geknoeid is met het prijsontdekkingsmechanisme. Zodra we er niet meer op kunnen vertrouwen dat de prijzen van valuta en van goud juist zijn, is het ook niet mogelijk om de waarde van andere transacties te bepalen.

    5. Kunnen we ook zonder deze fixing? Wat zijn de alternatieven?

    De huidige goud-fix wordt gebruikt om standaard contracten en derivaten op af te sluiten. Er is echter ook sprake een 24-uurs Globex goudprijs, die zou men ook kunnen gebruiken als referentie voor de goudprijs. Daar hebben we in principe geen goudfix voor nodig. Ten tijde van goudstandaard was er overigens geen fixing nodig, omdat een vaste hoeveelheid goud de valuta beprijsde.

    Manipulatie van goud- en valutamarkt ondermijnt vertrouwen in het systeem

    Sander Boon: Manipulatie van goud- en valutamarkt ondermijnt vertrouwen in het systeem

    Lees meer over de goudprijs fixing:

    Lees ons tweedelige interview met Sander Boon:

  • Interview met Sander Boon: Het falen van het geld- en kredietsysteem

    Marketupdate sprak met politicoloog en goud kenner Sander Boon over de teloorgang van het vertrouwen in overheden, banken en fiat geld. In het eerste deel van dit gesprek doken we vooral in de maatschappelijke en sociale ontwikkelingen die ons in de huidige crisis gebracht hebben. Maar daarmee is niet het hele verhaal verteld.

    In dit tweede deel analyseert Sander Boon de ontwikkelingen in het monetaire systeem die hebben bijgedragen aan de grootste financiële crisis sinds het begin van de vorige eeuw. Hoe heeft het zo mis kunnen gaan? Welke lessen kunnen we uit deze schuldencrisis trekken? En is er een rol weggelegd voor goud of misschien zelfs bitcoin in de hervorming van ons geldsysteem?

    Risico’s gaan onder het tapijt

    In deel 1 van het interview (klik hier) stelde Sander Boon dat ons geldsysteem in de afgelopen 150 jaar door centralisering van functie en toezicht steeds meer van marktinformatie werd ontdaan, waardoor banken en later andere financiële instellingen steeds roekelozer zijn gaan handelen. Voor de komst van centrale banken was goud nog geld en lag de uitgifte van waardepapier (wissels) en bankgeld nog in handen van private partijen, die het waardepapier op zicht of met een vaste vervaldag uitgaven tegen onderpand of handelsfinanciering. In die tijd circuleerden er meerdere soorten waardepapieren die op decentraal niveau met elkaar concurreerden. Als waardestandaard fungeerde het goud, de waardeverschillen van het waardepapier en het bankgeld werd daarna door de markt bepaald. Als een partij teveel handelspapier in omloop had gebracht of beschikte over steeds slechter onderpand, reageerde de markt daarop door het een lagere waarde of hoger disconto toe te kennen.

    In dit decentrale geldsysteem concurreerde waardepapier en bankgeld met elkaar en kon de markt onderscheid maken tussen de meer en minder betrouwbare en was het mogelijk om van het ene op het andere waardepapier over te stappen. Wisselbanken zorgden ervoor dat het waardepapier en het bankpapier altijd verhandeld en geaccepteerd werd.

    De signaalfunctie van waardeverschillen verdween met de komst van een gecentraliseerd geldsysteem dat werd beheerd door een centrale bank, zo stelt Sander Boon. Door de uitgifte van waardepapier en door het bankgeld over te dragen van private partijen naar de overheid werd de werking van de vrije markt in waardepapier uitgeschakeld. Dat dit systeem van centrale banken nog niet zo oud is, kun je zien aan de late opkomst. Waren het er begin vorige eeuw nog maar zo’n tien centrale banken, tegenwoordig beschikt zo ongeveer ieder land over een eigen centrale bank. Door de verantwoordelijkheid voor de werking van de geldmarkt over te dragen aan de autoriteiten, hebben burgers hun interesse in de kredietwaardigheid van financiële partijen verloren en konden banken onder beheer van centrale banken meer risico’s gaan nemen, omdat hun risicovolle gedrag niet meer werd weerspiegeld in een lagere waarde van hun bankpapier. Hoewel de centralisering van de geldmarkt in theorie kon worden beschouwd als een verhoging van marktefficiëntie – er hoefde immers geen marktprijs voor waardepapier meer te worden gevonden – kleefde er ook een groot nadeel aan: financiële crises en bankruns werden gevaarlijker en wijder verspreid omdat risicovol gedrag van banken langer verscholen bleef. Om die bankruns te voorkomen gingen overheden en centrale banken nog een stap verder: ze introduceerden depositogaranties en centrale banken namen de rol op zich van lender of last resort. Het garanderen van spaargeld en het overeind houden van probleembanken door centrale banksteun zou burgers er voortaan van weerhouden om over te gaan tot een run op de bank als ze de bank niet vertrouwden, zo werd gedacht. Omdat deze regelingen wel erg gunstig waren voor banken, werd door toezichthouders tegelijkertijd getracht de geld- en kredietuitgifte streng te controleren. Lange tijd zorgden deze combinatie van depositogaranties en toezicht inderdaad voor de nodige stabiliteit. Maar het kon niet beletten dat banken nog scherper aan de wind gingen zeilen, onder meer door bankactiviteiten te ontplooien in belastingparadijzen, buiten de invloedsfeer van hun toezichthouders. Toch zijn deze ontwikkelingen alleen niet voldoen de om te verklaren waarom de crisis waarin we nu verkeren zo groot is, aldus Boon. Daarvoor moeten we kijken naar de structurele veranderingen in het wereldwijde monetaire systeem.

    Van balans naar opstapeling van beloftes

    Het monetaire systeem evolueerde op een manier die het steeds gemakkelijker maakte om geld- en kredietcreatie te verruimen. Waar vóór de introductie van een geldsysteem onder beheer van centrale banken de handelsbalansen van verschillende landen door de werking van monetair goud naar evenwicht tendeerden, sloegen die door de introductie van groeiend krediet steeds meer uit het lood. Toch gingen overheden volgens Boon door met het steeds verder wegduwen van goud uit het geldsysteem, waardoor er meer ruimte kwam voor kredietmogelijkheden. De verklaring daarvoor is dat overheden zelf altijd meer geld uit willen geven dan er via belastingen binnenkomt. Tijdens de goudstandaard, de op het Engelse ponden, Amerikaanse dollars en goud gebaseerde goudwisselstandaard van 1925 tot 1931 en de op de Amerikaanse dollar gebaseerde goudwisselstandaard van 1945 tot 1971 (Bretton Woods) was er nog sprake van relatief sterke centrale bankcontrole op geld- en kredietcreatie door commerciële banken, maar onder de dollarstandaard vanaf 1971 was de rem eraf. Toen ook nog sprake was van vergaande deregulering van financiële markten vanaf begin jaren 80 was het hek van de dam. De controle op kredietcreatie werd toen in feite helemaal overboord gegooid.

    De ontkoppeling van de dollar met goud

    De rol die de Amerikanen hierbij hebben gespeeld verdient volgens Boon speciale aandacht. De werking van het monetaire en financiële systeem is door hen namelijk diepgaand beïnvloed. Al ver voordat de VS uiteindelijk besloten om de link tussen goud en de dollar te ontkoppelen, wist de wereld dat dit moment eraan zou komen. De Amerikanen gaven immers veel meer dollars uit in het buitenland dan ze aan onderliggende goudwaarde in de kluis hadden liggen. Er was hierdoor permanent sprake van een dreigende dollarcrisis. Vanaf het moment dat de VS in 1971 (eigenlijk al in 1968) weigerden hun in het buitenland circulerende dollars om te wisselen voor goud, zijn de Amerikaanse handelspartners min of meer noodgedwongen hun overtollige dollars gaan beleggen in Amerikaanse staatsobligaties. De Amerikaanse consument kon hierdoor in het buitenland mooie spullen blijven kopen zonder uiteindelijk af te rekenen. Ze betaalden – en betalen ook nu nog - met beloftes en de Amerikaanse overheid kon permanent begrotingstekorten opstapelen. De extra liquiditeit die dit monetaire non-systeem genereerde werd door het internationale bancaire en financiële systeem geabsorbeerd. In wezen was het loslaten van Bretton Woods in 1971 niet anders dan een erkenning van overheden monetaire autoriteiten dat de kredietcreatie niet meer was te controleren, zegt Boon. Door goud als anker eerst langzaam en later rigoureus los te laten, ontstond uiteindelijk een wereld waarin het creëren van krediet niet meer was te stoppen. De nieuwe doctrine werd het opruimen van de scherven als er weer een bubbel was gebarsten. Vanaf 1980 is er dan ook een opeenvolging van economische crises en het uiteenspatten van bubbels zichtbaar. Denk aan Latijns Amerikaanse schuldencrisis (1982), 'Black Monday' op Wall Street (1987), de Mexico crisis (1994), de Azië crisis (1997), het faillissement van LTCM (1998), de dotcom-crisis (2000) en de subprime crisis (2008). Wat het volgens Boon allemaal nog een tandje erger maakt is dat alle crises zijn ‘verholpen’ met meer geld en meer liquiditeit. Overheden en centrale banken beseften zich namelijk al snel dat niet helpen een ineenstorting van het monetaire en financiële stelsel met zich mee zou kunnen brengen. De tekortkomingen van ons huidige financiële systeem zijn uiteindelijk steeds duidelijker zichtbaar geworden, er is steeds meer geld nodig om elke crisis te bezweren.

    Acties hebben gevolgen

    Boon constateert dat het geleidelijk veranderde geld- en kredietsysteem ervoor heeft gezorgd dat er een scheiding is ontstaan tussen burgers die geen of beperkt inzicht hebben in financiële zaken en een groep professionele beleggers die het geld van andere mensen beleggen. Het heeft er ook toe bijgedragen dat de grote middenklasse voornamelijk schulden heeft in de vorm van hypotheekleningen en hun gespaarde pensioengeld heeft gestoken in schuldpapier, terwijl de meer vermogende mensen voornamelijk belegden in aandelen, grondstoffen, vastgoed en kunst, kortom: tastbare zaken. Dit heeft geleid tot een steeds grotere kloof tussen rijk en arm. De door centrale banken genomen maatregelen na 2008 om het geld- en kredietsysteem te redden hebben daar nog een schep bovenop gedaan, omdat juist die beleggingen die in bezit zijn van de vermogenden er flink meer op vooruit zijn gegaan dan die van de middenklasse, zo blijkt uit onderzoek van de Bank of England.

    De rijken hebben bezit, de armen hebben schuld

    De rijken hebben bezit, de armen hebben schuld (Bron: Levy Economics Institute)

    Rentesignaal functioneert niet meer

    Naast de concentratie van beheerd geld bij professionele beleggers en de gegroeide inkomensongelijkheid wijst Boon op een ander en misschien wel omineuzer gevolg, een ontwikkeling die lange tijd niet goed zichtbaar was: het rentesignaal functioneert niet meer naar behoren. Dit onderwerp is nog niet breed opgepakt, maar wordt volgens Boon al wel bestudeerd door wetenschappers bij de BIS in Basel. De rente op staatsobligaties, met name die van de Amerikaanse overheid, fungeert als wereldwijde benchmark. De hypotheekrente wordt bijvoorbeeld mede gebaseerd op de rente op staatsobligaties. Door regulering is er verstoring opgetreden in de manier waarop rente in de markt wordt bepaald. Door staatsobligaties als 'risicovrij' te bestempelen werd impliciet gesteld dat het tegenpartijrisico anders geprijsd moest worden en het is afgedwongen door wet- en regelgeving. Banken, verzekeraars en pensioenfondsen moeten wegens hun risicoprofiel bijvoorbeeld een bepaald percentage aan 'risicovrij' staatspapier in hun beleggingsportefeuille of als kapitaalbuffers aanhouden. De markt heeft door deze praktijk de risico's van staatsobligaties lager ingeprijsd. De markt is volgens Boon hierdoor als vanzelf 'gestuurd' richting een grotere vraag naar deze obligaties, wat zich vertaalde in lagere rentes. Overheden waren blij met de grote belangstelling voor hun staatsleningen, omdat ze hierdoor meer geld had om mooie dingen voor de bevolking te doen. De lagere rente gaf de illusie van kapitaaloverschot, lage prijsinflatie en groot vertrouwen in de economie weer. Hierdoor zijn we meer gaan lenen om te consumeren en investeren, met als gevolg meer en hogere schulden, meer economische groei en meer spaargeld dat risicovoller belegd moest worden. Sinds 1980 is de lange rente spectaculair gedaald van een piek van 20% in 1980 naar bijna 0% in 2013. Steeds lagere rentes gingen samen met groeiende private en publieke schulden. De risico's in het financiële systeem namen hierdoor jaar na jaar toe...

    Lange termijn rente daalt al dertig jaar

    Dertig jaar dalende rente

    In staatsobligaties gestoken spaargeld is veilig als we terug kunnen keren naar een situatie van economische groei van voor 2007. Gelet op de hoge collectieve schuldenlast, de slechte staat van de banksector en de demografische trend is dat echter onwaarschijnlijk, denkt Boon. Oplopende staatsschulden in combinatie met stagnerende economieën en de her en der opdoemende politieke impasses maakt dat spaarders steeds meer zullen moeten letten op de risico's die zijn verbonden aan beleggen in staatsobligaties. De hoge prijs van 'veilige' staatsobligaties heeft 'risico-vrij rendement' inmiddels al getransformeerd in 'rendement-vrij risico'. Staatsobligaties dragen echter nog steeds de status van risicovrij kapitaal, waar geen reserves tegenover hoeven te worden gezet. Maar is het niet verstandiger om wel onderpand te vragen voor staatsobligaties, uitgaande van de gedachte dat overheden het geld al lang hebben uitgegeven en mogelijk alleen kunnen terugbetalen in geld van minder waarde of met minder geld?

    Van lokale crises naar mondiale crisis

    We zijn volgens Sander Boon vijf jaar na de kredietcrisis op een punt aanbeland waarbij we niet meer voor- of achteruit kunnen. De rente kan niet veel verder meer dalen, maar ook niet stijgen. De economie krijgt, ondanks de historisch lage rente, geen tractie omdat de collectieve schuldenlast te zwaar weegt. Een stijgende rente maakt de financiering van de schulden onbetaalbaar en dat is uitermate onwenselijk in een systeem waarin onze schulden tegelijkertijd onze besparingen zijn. Boon noemt het ironisch dat alle in het verleden door overheden en centrale banken genomen maatregelen om het bank- en financiële systeem veiliger te maken uiteindelijk hebben geleid tot een crisis die zich nu niet lokaal, maar mondiaal manifesteert. Waar crises onder freebanking lokaal bleven, is er door de opeenstapeling van interventies in de markt voor geld inmiddels sprake van een crisis op wereldniveau. De crisis van 2007 / 2008 gaf een blik op wat er kan gebeuren als het mis gaat. Er is sinds de crisis niet veel veranderd, aldus Boon. Nog steeds is sprake van freerider gedrag, waarbij tal van zwakke plekken door de mantel van lage rentes, garanties en geldinjecties worden bedekt. Het vertrouwen dat politici en centrale banken ons willen geven in het geldsysteem is nog niet terug, ondanks talloze inspanningen om het toezicht op de bankensector te verbeteren en de kapitaaleisen voor banken op te schroeven. Centrale banken vormen op dit moment de kurk die de crisis in de fles houdt. Hierdoor hebben overheden tot nu toe nog geen structurele hervormingen doorgevoerd en zijn slechte schulden niet gesaneerd. Maar dit is geen blijvende oplossing, het gevaar ligt zelfs op de loer dat markten het vertrouwen in het beleid van centrale banken gaan verliezen. De BIS in Basel waarschuwt hier volgens Boon al voor.

    Slechte schulden saneren?

    De enige echte oplossing die Boon ziet voor de huidige economische problemen is het saneren van slechte schulden en het structureel hervormen van de economie, het nemen van de pijn. De Europese aanpak van bank bail-ins (het verantwoordelijk maken van investeerders, aandeelhouders en mogelijk spaarders voor faillissement van banken als gevolg van te risicovol bankbeleid) kan een aanzet zijn in deze richting. Zolang er echter onzekerheid bestaat rondom het toekomstige beleid van overheden en centrale banken, zullen consumenten en bedrijven in de reële economie de kat uit de boom kijken en de hand op de knip houden en niet willen investeren. En zolang centrale banken en overheden proberen de schulden houdbaar te houden door lage rente en garanties, blijft de slechte schuld als een molensteen om de nek van de reële economie hangen. De crisis zal dan net zoals in Japan misschien kunnen worden uitgesponnen over decennia. Maar Boon waarschuwt dat Japan dan wel heeft laten zien dat het de crisis vooruit heeft kunnen schuiven, uiteindelijk zal ook dat land niet ontkomen aan een sanering van slechte schulden en een structurele hervorming van de economie.

    Odysseus en de Sirenen

    Als overheden en centrale banken voortvarend optreden en de marktprikkels weer terugbrengen in het geld- en kredietsysteem zal er volgens Boon sprake kunnen zijn van echt duurzame economische groei. Goud kan daarin volgens hem een belangrijke stabiliserende en balancerende rol vervullen. Een interessante casus is hoe overheden om zullen gaan met nieuwe digitale vormen van geld zoals Bitcoin. Of deze virtuele munt veel toekomst heeft is volgens Boon echter minder interessant dan de manier waarop overheden erop zullen reageren. Of er ooit weer sprake zal zijn van een vrije markt in geld is volgens Boon overigens uiteindelijk eerder een filosofische dan een economische kwestie: kunnen we onszelf zoals Odysseus aan een mast vastbinden – eerlijke prikkels en signalen door een vrije geldmarkt - om zo de verlokkingen van de Sirenen – perverse prikkels en signalen door het door overheden en centrale banken mogelijk gemaakte makkelijke kredietgeld - te weerstaan? Klik hier voor deel 1 van ons interview met Sander Boon.

    Sander Boon

    Sander Boon is politicoloog en goudkenner. Hij publiceerde in 2012 zijn boek De Geldbubbel over het vastlopen van het huidige financiële systeem

  • Interview met Sander Boon: De teloorgang van het vertrouwen in overheid en banken

    Sinds het uitbreken van de financiële crisis hebben politici en bankiers veel vertrouwen van de bevolking verloren. Al vijf jaar sleept deze crisis zich voort en weinig mensen hebben nog de hoop dat we er snel uit zullen komen. Van de politiek hoeven we vooralsnog niet veel te verwachten en centrale banken lijken het ook niet meer te weten.

    Marketupdate sprak met politicoloog en goud kenner Sander Boon over de financiële crisis. Boon werkte bij politieke denktanks, adviseerde politieke partijen, deed research en redactie van Willem Middelkoop’s ‘Als de dollar valt’ en publiceerde in 2012 zijn boek ‘De geldbubbel’. Hij schrijft economische scenario’s voor institutionele beleggers. Net als de crisis kent ook Boon’s verhaal verschillende invalshoeken. Daarom publiceert Marketupdate twee verschillende artikelen.

    In het eerste deel bespreken we zijn visie ten aanzien van politieke, maatschappelijke en sociale ontwikkelingen. We staan aan de vooravond van grote veranderingen, zo vertelt Boon. In een tweede deel komen de monetaire ontwikkelingen en de rol van goud aan bod.

    Verkeerde prikkels leiden tot verkeerd gedrag

    Volgens Boon hebben overheden de afgelopen eeuw geleidelijk een samenleving opgebouwd waarin burgers weliswaar steeds grotere vrijheden genoten, maar waarbij tevens steeds meer verantwoordelijkheden zijn weggehaald bij diezelfde burgers. Veel zaken die aanvankelijk werden geregeld door individuele burgers werden in toenemende mate collectief georganiseerd. Denk daarbij aan verplichte zorgverzekering, verplicht pensioensparen en overheidsbemoeienis in de woonsector, zoals de NHG-hypotheken. Daarnaast heeft de transformatie van een kleinschalig banksysteem (Freebanking) naar een systeem met centrale banken en fiat geld ervoor gezorgd dat commerciële banken en andere financiële instellingen onverantwoorde risico’s konden nemen. Door depositogaranties vertrouwden mensen er bijvoorbeeld op dat hun geld veilig was, maar het gaf banken de gelegenheid om risicovoller met het geld om te gaan. Door impliciete en expliciete garanties kon de financiële sector wél genieten van de privileges, maar werd niet gevraagd om haar verantwoordelijkheid te nemen als risicovol gedrag resulteerde in grote verliezen. De verliezen werden immers genomen door de belastingbetalers.

    Boon stelt dat de verkeerde prikkels uiteindelijk zijn te herleiden tot het geldsysteem. We vertrouwen ons geld, omdat de waarde ervan wordt gegarandeerd door het collectieve vermogen onze schulden te financieren met economische groei. Het vertrouwen is niet meer gebaseerd op de aanwezigheid van monetair goud. De verantwoordelijkheid voor de regulering van de geldhoeveelheid en de rentevoeten werd vanaf het begin van de 20ste eeuw steeds meer uit handen genomen van het individu en werd collectief georganiseerd door centrale banken.

    Niet langer geeft iedere bank haar eigen geld uit dat door de markt op waarde geschat kan worden, het zogenaamde Freebanking. In plaats daarvan is er gecentraliseerd geld dat waarde ontleent aan een belofte van de overheid en de centrale bank, ons huidige papiergeld. Het voordeel daarvan was dat niemand zich meer afvroeg of het geld van een bepaalde bank wel betrouwbaar was. Het geld werd dus efficiënter. Er kleeft echter ook een nadeel hieraan, aldus Boon: individuele banken hoefden het niet meer zo nauw te nemen met hun risicobeleid, hun risicovolle gedrag werd immers niet meer gezien onder de mantel van het collectief gegarandeerde geld.

    Door deregulering van de financiële sector vanaf de jaren 80 van de vorige eeuw werd volgens Boon de doos van Pandora geopend. Sindsdien kon er veel meer geld worden verdiend in de financiële economie dan in de gereguleerde reële economie. Door een combinatie van mogelijkheden die de ICT-revolutie bood, de groei van de interbancaire geldmarkt, aanwezigheid van belastingparadijzen en opkomst van zogenaamde ‘regulatory arbitrage’ – het financieel profiteren van gaten in de wet bij verschillende landen – loonde het steeds meer om in de financiële sector te gaan werken dan in de reële economie, met als gevolg dat veel talent op verschillende vakgebieden in de financiële sector ging werken.

    Boon ziet niet alleen een scheefgroei in de economie. Het zorgde ook voor een consolidatieslag in de sector. Hoe groter de financiële instelling, hoe afhankelijker men werd van haar voortbestaan. ‘Too big to fail’ bracht dus overlevingszekerheid, aldus Boon. In wezen werd met impliciete en expliciete garanties voor de financiële sector het krediet dat ze creëren collectief gegarandeerd, net als het ‘gewone’ geld een eeuw eerder. En ook in aanloop naar de kredietcrisis van 2007 werden de regels door bepaalde partijen niet zo nauw genomen in de wetenschap dat risicovol gedrag niet zichtbaar was voor beleggers.

    De rekening van de verzorgingsstaat

    De verzorgingsstaat zoals wij die kennen is volgens Boon mogelijk gemaakt door het collectieve vertrouwen dat mensen hebben (gehad) in geld en krediet. Niet alleen bedrijven en burgers hebben als gevolg van dit vertrouwen grote schulden op zich genomen en door schuldgedreven economische groei jarenlang boven hun stand geleefd, maar ook overheden. Overigens beweren socialisten en sociaal-democraten wel eens dat de verzorgingsstaat de afgelopen dertig jaar steeds verder is afgebroken, maar dat is volgens Boon niet helemaal waar. De omvang van de overheid groeide juist in deze periode, maar de economie groeide in deze periode nog iets meer. Daardoor kon de groeiende omvang van de overheid ook gefinancierd worden. Nu de economische groei stagneert wordt er van iedereen een grotere bijdrage gevraagd om de hoge kosten van de verzorgingsstaat te dragen.

    Boon wijst erop dat de burger in feite betaalt voor twee vangnetten. Het ene vangnet is de verzorgingsstaat die zorgt voor de kansarmen en zwakkeren in de samenleving en het andere vangnet is voor de puinhopen die politici en bankiers maken. Denk aan de bail-outs en de bail-ins. De middenklasse draagt hierdoor een steeds zwaarder juk op de schouders.

    De overheid kan en zal impliciete en expliciete garanties blijven verstrekken, omdat die garanties niet direct geld hoeven te kosten. Door alsmaar door te gaan met het verstrekken van garanties ontstaat er echter een klimaat dat een voedingsbodem creëert voor onverantwoord handelen. Gaat het goed, dan genieten we van de winsten, gaat het mis, dan is er toch altijd het collectief dat de rekening kan betalen. Deze ongelijkheid tussen de privileges en de verantwoordelijkheden heeft een instabiel economisch systeem opgeleverd, aldus Boon. Een probleem gaat zich voordoen als we collectief niet meer de rekening kunnen betalen. En dat is een werkelijkheid die zich sinds het begin van de kredietcrisis in 2007 steeds meer opdringt.

    De komst van de Euro

    Sinds de introductie van de euro is de rente voor veel landen ongekend omlaag gegaan, waardoor landen als Griekenland, Spanje en Italië relatief goedkoop heel veel schulden konden maken. Banken en andere partijen waren bereid geld te lenen aan deze landen in de wetenschap dat er geen koersrisico was, de zuidelijke landen hadden immers hun eigen munten opgegeven. De hoge schuldopbouw van veel Europese landen is een onbedoeld neveneffect geweest van de introductie van de gemeenschappelijke munt en helaas konden die schulden worden gefaciliteerd door een bancair en financieel systeem waar bijna geen rem zat, zo stelt Boon.

    De zuidelijke landen gaan vandaag de dag gebukt onder een enorme schuldenlast, waar ze nog maar heel moeilijk uit kunnen komen. Als ze snijden in de overheidsuitgaven daalt het BBP, maar dat gebeurt ook als ze de lasten voor de burger verzwaren. Een lagere BBP betekent dat de schuldquote automatisch toeneemt. Veel landen in Europa hebben anno 2013 een aanzienlijk groter schuldenprobleem op publiek en privaat niveau dan aan het begin van deze eeuw. Dat maakt Europese landen kwetsbaar en relatief inflexibel. Door de impasse over bezuinigen versus stimuleren is er de afgelopen vijf jaar is er vrijwel niets gedaan om de overheid en de economie fundamenteel en structureel te hervormen, aldus Boon.

    Deflatie of schulden inflateren?

    Na een lange periode van boven de stand leven moet de broekriem worden aangehaald. Binnen Europa is loondeflatie en schuldsanering volgens Boon de enige manier om uit te zieken en dat is een proces wat nog heel veel jaren kan gaan duren. Het is nog maar de vraag of de Europese bevolking dat vol kan houden en of politici stand zullen houden. Boon vertelt dat de huidige schuldencrisis – een crisis die zijn oorsprong vindt in het loslaten van de discipline van monetair goud – al in 1970 is voorspeld door de Franse econoom Jacques Rueff. Die stelde dat een op goedkoop krediet gedreven verzorgingsstaat een logisch einde kent en instabiel wordt als het krediet stokt. Volgens Rueff is een systeem waarin de politiek de cadeautjes weggeeft en de bevolking gewend is om cadeautjes te ontvangen bij economische tegenslag ontvankelijk voor sociale onrust.

    Die uitspraak is vandaag de dag erg relevant, meent Boon. Angelsaksische landen willen dat ook Europa de geldpersen aanzet om de economie weer aan de gang te krijgen, volgens Boon een onbegaanbare weg. De collectieve schuldpositie is inmiddels zo groot, dat de economie geen ‘escape velocity’ lijkt te krijgen. De Europese Centrale Bank en Duitsland willen er ook niets van weten, vanwege slechte ervaringen uit het verleden (Weimar hyperinflatie). Toch lijken veel Europeanen liever het Angelsaksische model te willen volgen door nog wat meer schulden te maken en deze, indien nodig, met de geldpers te financieren. Bijvoorbeeld in Frankrijk is er veel weerstand tegen de strenge begrotingsdiscipline vanuit Europa. Boon stelt echter dat het aanzetten van de geldpers op de langere termijn veel schadelijker is dan het nu nemen van de pijn van bezuinigen en saneren. Hij doelt hierbij op de onmogelijkheid om eenmaal aangezette geldpersen ooit nog te stoppen, met als gevolg het uiteindelijke wegvallen van vertrouwen in geld. Volgens Boon is dat veel ontwrichtender voor een samenleving.

    De grootste bedreiging voor Europa zit hem volgens Boon in sociale onrust en de opkomst van nationalistische sentimenten. Als extremisten ergens in Europa aan de macht komen is het niet uit te sluiten dat ze uit de euro stappen en het eenwordingsproces terugdraaien. In bepaalde landen leeft dat gevoel van nationalisme sterker dan in andere landen, maar het is een serieuze bedreiging voor het voortbestaan van Europa. Ook omdat het huidige aanpassingsproces er één is die nog vele jaren geduld vraagt van de bevolking en die nog lang pijn zal blijven doen. Volgens Boon is het risico van het uiteenvallen van de euro dan ook groter dan het risico van hyperinflatie.

    Van het falende collectivisme naar parallelle samenlevingen

    De slowmotion crash van het collectivistische verzorgingsstaatmodel dat in 150 jaar tijd is opgebouwd lijkt nu al zichtbaar. Boon maakt een vergelijking met het verleden. Tot de 15e eeuw was de Katholieke kerk uitzonderlijk rijk en machtig. De kennis was gecentraliseerd bij een zeer kleine groep mensen. Na de uitvinding van de boekdrukkunst kon kennis zich steeds sneller verspreiden, met als gevolg de de renaissance, de beeldenstorm, de verlichting, de wetenschappelijke revolutie, opkomst van het klassieke liberalisme en de industriële revolutie. Het proces van gecentraliseerde macht naar decentralisering en individualisme bracht grote veranderingen, voorspoed en vernieuwing teweeg.

    Vandaag de dag ziet Boon een soortgelijk patroon. Een streven naar collectief georganiseerde politieke en economische macht begon ruim een eeuw geleden met de komst van vakbonden en andere belangengroepen. De verschillende belangengroepen werden vertegenwoordigd door politieke leiders die met elkaar in overeenstemming moesten komen. Tegenwoordig noemen wij dat in ons land ‘polderen’. De politieke vertegenwoordigers wensten de samenleving richting te geven, de zogenaamde maakbare samenleving. Daarbij was belastinggeld alleen op den duur niet meer voldoende. Vandaar de wens om te komen tot een geldsysteem dat flexibeler om kon gaan met het spaargeld van burgers. Centrale banken en het uiteindelijk van goud ontkoppelde papieren geldsysteen maakte dat mogelijk. Overheden en bankiers konden steeds meer macht naar zich toe trekken en werden invloedrijker in de samenleving. Later volgde ook de wetenschappelijke rechtvaardiging voor die gecentraliseerde macht, aldus Boon. Er kwam een nieuwe economische stroming die de overtuiging had dat de overheid en de banken wel wisten wat goed was voor de maatschappij, het Keynesianisme. Aan de hand van modellen zou men de economie kunnen voorspellen en ‘sturen’.

    De centrale banken en overheden kregen volgens Boon zoveel macht dat je kunt spreken van een restauratie van “gecentraliseerd gezag zonder god”. De bevolking gaf zich over aan de wijsheid van politici en bankiers in hun streven naar een betere samenleving. De macht die de Katholieke kerk tot eind 15e eeuw had, die macht hebben politici en (centrale) bankiers vandaag de dag.

    Net als toen lijkt er ook nu een verandering te komen in het denken. In het verleden werd die verandering opgestart door de boekdrukkunst, waarmee kennis opeens kon worden overbracht op een grotere groep mensen in de samenleving. Een soortgelijke ontwikkeling zien we volgens Boon nu met de opkomst van het internet, waardoor kennis en informatie zich veel sneller kan verspreiden en een veel groter publiek kan bereiken. Het vanzelfsprekende gezag waarop politiek en bankwezen lange tijd konden bogen is tanende.

    Boon verwijst naar het boek “Een poging om in de waarheid te leven” van Vaclav Havel. In dit in 1977 gepubliceerde boek beschrijft Havel hoe individuen in de Oostbloklanden zich onder het communisme steeds meer afkeerden van de overheid. Ze maakten zich onafhankelijk van het falende collectivisme en gingen meer zaken op lokaal niveau regelen. Ze vonden geen aansluiting meer bij het politieke systeem en maakten dat systeem overbodig door het steeds meer te negeren en op te gaan in parallel aan het communisme bestaande samenlevingen. Het communisme in de Oostbloklanden implodeerde door wanbeheer en publieke onvrede uiteindelijk in 1990.

    Volgens Boon is een waarschuwing aan het adres van het hedendaagse politieke bestel dat Havel in zijn boek voorspelde dat die trend om weg te lopen van de falende collectieve arrangementen zich ook in Westerse neoliberale samenlevingen zou gaan voltrekken, omdat in Havel’s ogen de Westerse politieke bureaucratie niet fundamenteel, maar gradueel anders georganiseerd is dat die in de (voormalig) Oostbloklanden.

    De tendens van decentralisering is nu al zichtbaar, het beleid van politici en centrale bankiers wordt met steeds meer argwaan bekeken. De wens groeit om uit dit systeem te stappen. In deel 2 vertelt Boon welke mogelijkheden daarvoor zijn en welke gevolgen dat heeft voor het monetaire systeem.

    Deel 2 is nu beschikbaar: klik hier

    Sander Boon

    Sander Boon is politicoloog en goudkenner. Hij publiceerde in 2012 zijn boek De Geldbubbel over het vastlopen van het huidige financiële systeem

  • Boektip! De Geldbubbel

    Wanneer de bekende Amerikaanse auteur en financieel analist Jim Rickards op de achterflap van De Geldbubbel schrijft: “Sander Boon laat glashelder zien hoe economie, politiek en geschiedenis samenhangen in zijn analyse van de oorsprong en uitkomst van de financiële crisis“, dan kunnen wij daar nauwelijks iets aan toevoegen.

    Een zeer welverdiende felicitatie komt Sander Boon toe want zijn boek biedt inzicht in de monetaire en financiële ontwikkelingen van de vorige eeuw, zoomt in op de huidige problemen en biedt bovendien een drietal scenario’s waarin fysiek goud de hoofdrol speelt.

    De Geldbubbel vindt u in de betere boekenwinkel of bij Bol.com. Ook kunt u één en ander nalezen op www.geldbubbel.nl.

    Uit de officiële inleiding van De Geldbubbel van Sander Boon:

    De kredietcrisis die begon in 2007 markeerde het begin van het leeglopen van een geldbubbel. Anno 2012 is dit proces nog in volle gang. Er zijn al veel groepen of ideologieën als schuldige voor aangewezen. Zo zijn daar de graaiende bankiers, de onkundige tussenpersonen, de bonuscultuur, de onzuivere kredietbeoordelaars, de falende toezichthouders en de veeleisende aandeelhouders, maar ook de ongebreidelde globalisering of het neoliberalisme.

    Aan zondebokken geen gebrek.

    Toch is deze lijst niet compleet. Om werkelijk te begrijpen hoe de geld- of kredietbubbel is ontstaan, moeten we ons niet alleen richten op de financiële wereld. We moeten ook verder terug kijken dan de afgelopen zes jaar. We moeten kijken naar de honderd jaar waarin ons politiek-economische systeem evolueerde. Dit systeem is te bestempelen als staatskapitalisme, waarbij overheden en centrale banken wereldwijd een steeds dominantere rol kregen bij het ordenen van sociale en economische verbanden. Deze rol is langzaam groter geworden, hij is anno 2012 wereldwijd de norm en is maatschappelijk algemeen aanvaard. In de ontwikkelde landen benadert het aandeel van de overheid in de nationale economie inmiddels 50 procent. Het is de politieke wens van een maakbare samenleving die, samen met de ontwikkeling van een inteationale schuldeconomie, de huidige systeemcrisis mogelijk heeft gemaakt.

    Binnen het Nederlandse parlementaire bestel is geen tegenstem meer te vinden die fundamentele vraagtekens zet bij deze verknoping van politiek en economie. Politieke partijen van links tot rechts houden zich in de regel meer bezig met het bestrijden van de ongewenste symptomen die dit systeem genereert, dan met het anders organiseren ervan. Dat is voor een klein land als Nederland ook schier onmogelijk. Want hoe verschillend politieke en electorale systemen in andere landen ook mogen zijn, hun politiek-economische kijk is eveneens binnen dit systeem georganiseerd. En of we dit nu sociaaldemocratie of neoliberalisme noemen, of landen nu zijn gebaseerd op het Rijnlandse of het Amerikaanse model en of er nu sprake is van een autocratie, een dictatuur of een partijstelsel, al deze politieke organisatievormen volgen in verschillende mate de dominante mengvorm van staat en economie. We zitten als het ware allemaal in hetzelfde schuitje.

    Dat het schuitje de verkeerde richting op is gezeild en zich inmiddels bevindt tussen Scylla en Charybdis, tussen ondergang door schulddeflatie of door hyperinflatie, wordt nog lang niet door iedereen gezien. We hebben te maken met een schuldencrisis die niet meer is op te lossen door bezuinigen of stimuleren. Gaan we bezuinigen, dan krimpt de economie, waardoor onze schuldenlast nog zwaarder gaat wegen. Stimuleren van de economie is niet meer mogelijk omdat de schuldenlast inmiddels te zwaar weegt om nog economische groei te kunnen genereren. We kunnen niet meer voor- of achteruit. Het is daarmee een existentiële crisis van het staatskapitalisme.

    Dit boek poogt een beschrijving te geven van de opkomst, de bloei en het eindspel van de geldbubbel. Daartoe moeten we een bredere blik op de problemen hanteren dan doorgaans wordt gedaan. Die bredere blik stelt ons overigens wel in staat een aantal mogelijke uitkomsten van de bubbel te schetsen, en uiteindelijk ook drie mogelijke manieren om deze systeemcrisis te repareren.

    In hoofdstuk 1 zal ik aantonen dat de politieke en maatschappelijke wens van een maakbare samenleving, hoe loffelijk dat streven ook was, het noodzakelijk maakte dat er steeds meer geld beschikbaar kwam waarmee overheden dit doel konden realiseren.

    In hoofdstuk 2, 3 en 4 wordt een historisch perspectief gekozen, en zullen we zien hoe de symbiotische relatie tussen overheden en de financiële wereld die aan de basis staat van de geldbubbel vanaf 1917 tot ongeveer 1980 evolueerde.

    In hoofdstuk 2 blijkt dat overheden na de Eerste Wereldoorlog gebruik gingen maken van de geldpers van de centrale banken om hun binnenlandse politieke wensen ten uitvoer te brengen. Hoewel dit politiek-economische systeem door onervarenheid en inteationale onenigheid snel struikelde en verviel in een economische depressie en de daaropvolgende Tweede Wereldoorlog, werd het onder leiderschap van de Amerikanen na deze oorlog voortvarend weer opgetuigd. Hoe ze dat deden lezen we in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 maakt duidelijk hoe de Amerikanen meer en meer de dominantie op de financiële wereldmarkt claimden, en daartoe ook politieke middelen niet schuwden. Ook dit systeem functioneerde niet naar behoren en kreeg te maken met bijeffecten, die weer moesten worden bestreden.

    Hoofdstuk 5 onderbreekt het historische betoog en beschrijft de trekken van het financiële systeem zoals dat tot rond 2000 gefunctioneerd heeft. Waar na de wereldoorlogen nog alle energie werd gestoken in het controleren van de financiële sector om de maakbare samenleving te bekostigen, gingen westerse overheden er na 1980 toe over de bancaire en financiële sector te dereguleren. Dit gebeurde zowel uit onmacht als uit opportunisme: deze sectoren werden de bron waaruit schier onbeperkt kon worden geleend. Dat moest misgaan. De financiële wereld was ontdaan van haar ketenen, en wist dat ze te belangrijk was geworden om te laten vallen. Het werd een monster, dat steeds grotere risico’s nam en door overheden en centrale banken bij tijd en wijle moest worden gered.

    Hoe dit monster in 2007 uiteindelijk in zijn eigen zwaard viel wordt beschreven in hoofdstuk 6. Dit is het deel van het verhaal dat al vaker is beschreven, maar dat nu vanuit de voorgeschiedenis in een ander daglicht komt te staan. Wie het bredere perspectief in ogenschouw neemt, ziet dat de problemen niet hier begonnen, maar dat het proces dat vanaf 1917 was ingezet hier zijn logische einde vond.

    Wat de meest waarschijnlijke scenario’s zijn voor het verdere verloop van de crisis komt in het volgende hoofdstuk aan bod. Overheden en centrale banken, de ke van het staatskapitalisme, zullen uit lijfsbehoud met man en macht proberen de crisis te bezweren. De geschiedenis leert dat zij daarbij waar nodig onorthodoxe methoden niet zullen schuwen. Feit is dat er onherroepelijk sprake zal zijn van een verdere koopkrachtdaling van ons spaargeld, mogelijk door versnelde schulddeflatie of zelfs hyperinflatie.

    Een rode draad door dit boek is de afnemende intrinsieke waarde van geld (zoals die werd gegarandeerd door de goudstandaard), en de toename van schuld ofwel krediet als betaalmiddel in de economie. Schuld kan alleen afbetaald worden als de economie blijft groeien. Die groei heeft nu zijn plafond bereikt. Hoofdstuk 8 laat zien dat de terugval naar een realistische waarde van ons geld alleen mogelijk is door een revaluering van fysiek goud en de terugkeer ervan in ons monetaire systeem. Op welke wijze goud een heieuwde rol krijgt is natuurlijk niet op voorhand te zeggen. Politieke en maatschappelijke omstandigheden zullen dicteren of er sprake zal zijn van een muntstandaard, een goudstandaard of een spaarstandaard. Wel zal in hoofdstuk 8 aan bod komen wat waarschijnlijk de meest functionele manier is die goud zou kunnen vervullen in onze modee maatschappij.