Tag: de nederlandsche bank

  • Lex Hoogduin verbaasd over benoeming Klaas Knot

    lexhoogduin-newLex Hoogduin, voormalig directielid bij de Nederlandsche Bank, was verbaasd toen hij in 2011 hoorde dat Klaas Knot de nieuwe president zou worden van de DNB. Dat zei Hoogduin in een gesprek met Willem Middelkoop voor Café Weltschmerz. Lex Hoogduin dacht dat hij de aangewezen kandidaat was om Nout Wellink op te volgen, maar tot zijn stomme verbazing kreeg hij te horen dat hij die functie niet zou krijgen.

    Naar verluid was Hoogduin een minder geschikte kandidaat, omdat hij gezien werd als onderdeel van de oude garde en daarom misschien niet de gewenste cultuurverandering in de organisatie teweeg kon brengen. Premier Rutte zou erop aangedrongen hebben dat niet hij, maar de jongere Klaas Knot de positie van Wellink zou overnemen.

    Lex Hoogduin vertelt over zijn persoonlijke achtergrond, over hoe hij bij de Nederlandsche Bank terechtgekomen is en over het werk als centraal bankier. Bekijk het interessante en openhartige gesprek van bijna drie kwartier.

  • DNB mocht pensioenfonds niet dwingen goud te verkopen

    De Nederlandsche Bank moet een schadevergoeding van €4,8 miljoen betalen aan het Pensioenfonds Vereenigde Glasfabrieken, zo oordeelde de rechtbank van Rotterdam. Het pensioenfonds werd in oktober 2009 op de vingers getikt door de centrale bank, omdat ze 12% van het beheerde vermogen in fysiek goud had belegd. DNB vond dit percentage riskant hoog en deed het pensioenfonds een dringend verzoek om de blootstelling aan fysiek goud in de portefeuille af te bouwen tot ongeveer 1 tot 3 procent.

    Het pensioenfonds moest op een zeer ongelukkig moment goud verkopen, want de goudkoers zou in de drie jaar die daarop volgden stijgen tot een recordniveau van €1.380 per troy ounce. Dat was bijna twee keer zoveel als de prijs waarvoor het pensioenfonds het goud in 2009 heeft moeten verkopen.

    goudbaren

  • Nederland haalt 130 ton goud terug uit VS

    De Nederlandsche Bank heeft in het diepste geheim een deel van haar goudvoorraad uit New York teruggehaald, zo bericht de Telegraaf vandaag. Met een geheime operatie werd 20% van de totale goudvoorraad (ongeveer 130 ton) overgebracht van de Federal Reserve in New York naar de goudkluis van de Nederlandsche Bank. De totale goudvoorraad van Nederland is ongeveer 612 ton, waarvan tot voor kort maar tien procent in Nederland opgeslagen werd. De rest lag al die jaren verspreid over New York (50%), Canada (20%) en Londen(20%). Over deze verdeling werden al eens Kamervragen gesteld door de SP.

    Van 10% naar 30%

    Door deze geheime operatie ligt ruim 30% van de Nederlandse goudvoorraad weer binnen de landsgrenzen. De repatriëring heeft maanden geduurd en werd onder strenge militaire bewaking uitgevoerd. Niet vreemd als je bedenkt dat 120 ton goud alleen al tegen de huidige goudkoers een waarde van bijna €3,7 miljard vertegenwoordigt. De afgelopen weken reden gepantserde trucks af en aan richting het Frederiksplein in Amsterdam om de goudstaven af te leveren. Een woordvoerder van de DNB zei daar het volgende over: “Het is niet langer verstandig de helft van ons goud in één deel van de wereld te houden. Misschien was dat tijdens de Koude Oorlog nog wenselijk, nu niet meer.”

    Evenwichtige verspreiding van de Nederlandse goudvoorraad

    Momenteel ligt ongeveer 30% van het Nederlandse goud weer in Amsterdam opgeslagen. Een soortgelijk percentage blijft in de Verenigde Staten liggen. In de Tweede Wereldoorlog bracht Nederland haar goudvoorraad in veiligheid, door een groot deel over te brengen naar de zwaar beveiligde goudkluis van de Amerikaanse Federal Reserve en de goudkluis van de Canadese centrale bank in Ottawa. Onder het Bretton Woods systeem heeft de Nederlandsche Bank onder leiding van centraal bankier Jelle Zijlstra veel dollarreserves omgewisseld voor goud. Dat goud werd bewaard bij het andere Nederlandse goud in de kluis van de Amerikaanse centrale bank. Nederland heeft in het verleden veel geld verdiend aan het uitlenen van goud, maar sinds de ondertekening van het Central Bank Gold Agreement zijn ook die leasing activiteiten afgebouwd. Nu er geen verplichtingen meer op het goud rusten kan de Nederlandsche Bank het naar eigen inzicht herverdelen over de verschillende locaties. De nieuwe herverdeling, waarbij dertig procent van de totale goudreserve weer in Nederland ligt, zal de komende tijd niet worden aangepast. Theo Besteman van de Telegraaf gaf de volgende toelichting op deze geheime operatie van de DNB: "Reden hiervoor is de tumult sinds het uitbreken van de financiële crisis, banken werden met miljarden gered, steeds door overheden. Telkens was de vraag of daar het geld wel voor was en of ons goud nog wel veilig was. Door deze operatie laat de Nederlandsche Bank zien van : Jongens we hebben het. Dat doet het altijd goed." Marketupdate peilde eind vorig jaar de stemming over het terughalen van de goudvoorraad. De respondenten gaven vrijwel unaniem aan dat het verstandig zou zijn als Nederland een deel van haar goudvoorraad zou terughalen uit het buitenland.

    nederlands-goud

    Nederland haalt een groot deel van haar goud terug naar Amsterdam

  • DNB: Restschuld blijft een groot probleem

    De Nederlandsche Bank schrijft in haar nieuwste kwartaalrapport ‘Overzicht Financiële Stabiliteit’ dat het probleem van restschuld op de Nederlandse woningmarkt nog een geruime tijd een risico zal blijven voor banken en overheden. Hoewel de betalingsachterstanden en de verliezen op hypotheken totnogtoe beperkt zijn gebleven blijft de hoge private schuldenlast in bakstenen als een molensteen om veel Nederlandse huishoudens hangen.

    Sinds 2008 zijn de huizenprijzen in Nederland met gemiddeld ruim 21% gedaald, met als gevolg dat bijna 30% van alle hypotheken op dit moment onder water staat. Dat percentage is reeds gecorrigeerd voor de spaartegoeden en vermogens die als onderpand beschouwt kunnen worden voor de hypotheekschuld. Die onderwaarde zit vooral bij de jonge huishoudens, die een relatief hoge hypotheekschuld hebben in verhouding tot de waarde van het huis.

    Restschuld is hardnekkig

    De DNB laat in haar rapport zien dat veel huishoudens de komende jaren met een restschuld blijven zitten. Indien de huizenprijzen vanaf het huidige niveau stabiliseren en nog tien jaar op dat niveau blijven, dan staat 2/3 deel van alle hypotheken die eind 2012 onder water stonden over tien jaar nog steeds onder water. Maar ook als de huizenprijzen vanaf dit jaar weer met 2% per jaar stijgen wordt het schuldenprobleem niet voor iedereen opgelost. In dit scenario zijn de huizenprijzen over tien jaar weer op het niveau van eind 2008, maar is een kwart van de huishoudens die eind 2012 een restschuld had nog steeds niet 'boven water' gekomen.

    Marktaandeel van de aflossingsvrije hypotheek daalt

    Marktaandeel van de aflossingsvrije hypotheek daalt (Bron: DNB)

    LTV-ratio

    Het grote verschil met de vorige crisis op de Nederlandse huizenmarkt is dat de loan-to-value ratio (LTV-ratio) nu veel hoger ligt. Tijdens de vorige crisis hadden huishoudens veel grotere buffers, omdat ze zelf geld meebrachten om een huis te kopen. In de jaren vlak voor de crisis was het heel normaal om alles in de hypotheek te financieren, want de huizenprijzen zouden toch wel verder stijgen. Omdat huishoudens relatief gezien een hogere hypotheekschuld hebben zijn ze erg kwetsbaar voor tegenslagen. Een terugval in het inkomen van een huishouden kan al snel leiden tot betalingsproblemen. Houden die problemen aan, dan is executieverkoop soms de enige oplossing. Pas dan worden de verliezen zichtbaar. Die verliezen jukken in een stress-scenario (zie pagina 25 van het rapport) verdrievoudigen.

    Versneld aflossen gebeurt vooral bij huishoudens met een lagere schuldenlast

    Versneld aflossen gebeurt vooral bij huishoudens met een lagere schuldenlast

    Maatregelen

    De Nederlandsche Bank noemt een aantal beleidsmaatregelen die genomen zijn om de schuldenproblematiek in te dammen. Zo hebben banken hun voorzieningen verhoogd om oplopende betalingsachterstanden op te vangen en zijn de voorwaarden voor de NHG-hypotheken versoberd. Ook kunnen banken de voorwaarden van de hypotheek tijdelijk aanpassen, bijvoorbeeld door een rentepauze te geven. Al deze maatregelen hebben als doel de verliezen te minimaliseren en deze zo draaglijk mogelijk te maken voor de bankensector.

  • Pensioenfonds krijgt groen licht voor beleggen in goud

    Het Pensioenfonds Vereenigde Glasfabrieken werd meer dan twee jaar geleden ten onrechte teruggefloten door de Nederlandsche Bank, zo concludeert het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het pensioenfonds kocht in 2008 fysiek goud bij de Australische Perth Mint en deed in 2009 nog een aankoop, waarmee het fonds haar totale aandeel in fysiek goud uitbreidde naar 12%. Eind 2009 ging het om €34,6 miljoen aan goudstaven, omgerekend naar de prijs van dat moment was dat ongeveer 1.400 kilogram.

    De Nederlandsche Bank oordeelde destijds dat het pensioenfonds een onverantwoord risico nam door zoveel goud in de portefeuille te houden. Het fonds moest, uit het oogpunt van risicospreiding, haar blootstelling aan de goudprijs terugbrengen naar maximaal 3% van de totale beleggingsportefeuille. Het fonds moest een groot gedeelte van haar goud verkopen, maar krijgt in hoger beroep groen licht om meer geld in fysiek goud te beleggen.

    De rechtbank stelt dat de Nederlandsche Bank niet inzichtelijk heeft kunnen maken dat een belegging van 13% van de portefeuille in fysiek goud onverantwoord is. De Nederlandsche Bank zei in het hoger beroep het volgende over beleggen in fysiek goud:

    Risicovolle belegging

    DNB stelt dat goud niet te beschouwen is als liquide middel, maar dat goud daarentegen een risicovolle belegging is. De prijs van goud, aldus DNB, wordt voornamelijk bepaald door de vraag naar goud voor gebruik in sieraden en door het vertrouwen dat investeerders in goud hebben, zodat de waarde sentimentgedreven is en niet gedreven door economische activiteiten. Goud heeft geen intrinsieke waarde, is nauwelijks industrieel toepasbaar en levert geen kasstromen op. De waarde van goud is dan ook uitsluitend afhankelijk van de vraag naar goud. Slechts zolang steeds meer partijen in goud willen beleggen (de vraag stijgt), neemt de waarde van goud toe. Dat kan al snel leiden tot ‘bubble’ vorming, zo betoogt DNB.

    Het is toch vreemd dat de Nederlandsche Bank zelf over een goudvoorraad van meer dan 600 ton beschikt. Als het geen intrinsieke waarde heeft, waarom verkopen alle centrale banken hun goud dan niet? Is het niet juist de nutteloosheid van goud die het metaal zo geschikt maakt als waarde opslag? Het is onbegrijpelijk dat de Nederlandsche Bank dit standpunt op tafel brengt, omdat ze zelf ook over een aanzienlijke hoeveelheid fysiek goud beschikt.

    Onderbouwing

    DNB heeft bezwaar tegen de wijze waarop het Pensioenfonds met zijn verantwoordelijkheden als behartiger van de belangen van de deelnemers is omgegaan door, zonder daaraan ten grondslag liggend beleggingsbeleid en vereiste studie, een groot gedeelte van zijn portefeuille in één enkele individuele belegging (goud) te beleggen. De rechtbank is zonder nadere motivering voorbij gegaan aan de standaarddeviatie van goud van 33,5% over een periode van dertig jaar die het Pensioenfonds zelf in zijn ALM-studie noemt, terwijl de rechtbank vervolgens zonder nadere motivering meegaat in het lagere percentage van 13,1 dat ziet op een veel kortere periode en dat het Pensioenfonds in de beroepsprocedure heeft genoemd. Ten tijde van de keuze voor de belegging in goud heeft het Pensioenfonds met geen van deze percentages rekening gehouden; er zijn geen studies of analyses aan ten grondslag gelegd.

    Zal de Nederlandsche Bank dit soort berekeningen en theoretische modellen ook op haar eigen goudvoorraad loslaten…?

    Volatiel

    Volgens DNB staat in ieder geval vast dat de prijs van goud volatiel is. DNB heeft de effecten van een prijsdaling van goud op de waarde van de gehele beleggingsportefeuille berekend, hierbij uitgaande van de premisse van het Pensioenfonds in zijn risicomanagementbeleid dat (in ieder geval) bij een daling van 30% tot verkoop van het goud zou worden over gegaan. In dat geval zou de dekkingsgraad van het Pensioenfonds onder de 100% zakken, terwijl de wettelijk minimaal vereiste dekkingsgraad 105% bedraagt. Een pensioenfonds moet in het belang van zijn deelnemers zoveel als mogelijk voorkomen dat een waardedaling optreedt met gevolgen voor de dekkingsgraad. Dit uitgangspunt heeft het Pensioenfonds door een belegging van 13% in één enkele individuele waarde niet in acht genomen.

    Is een 30% prijsdaling van goud anders dan een 30% prijsdaling van aandelenkoersen? En is de veel grotere blootstelling aan de obligatiemarkten niet véél gevoeliger voor het rendement van een pensioenfonds dan die 10 tot 15 procent in fysiek goud? De portefeuille van het Pensioenfonds Vereenigde Glasfabrieken bestond  destijds voor 78% uit zogeheten triple-A staatsobligaties. Is dat geen groot risico als de rente op de obligatiemarkt begint op te lopen?

    Cashflow

    In haar vierde beroepsgrond stelt DNB dat de rechtbank ten onrechte is voorbij gegaan aan het onderdeel matching, zoals neergelegd in artikel 13, tweede lid, Besluit FTK en dat de overwegingen in het bestreden besluit dat besluit zelfstandig dragen. Matching houdt in dat de beleggingen zoveel mogelijk worden afgestemd op de (aard en duur van de) toekomstige verplichtingen. Een pensioenfonds moet op een gegeven moment de nodige uitkeringen aan de deelnemers kunnen doen. Daartoe dient de beleggingsportefeuille erin te voorzien dat de nodige kasstromen bestaan waaruit de uitkeringen kunnen worden betaald. Niet is gebleken dat het Pensioenfonds zijn verplichtingen heeft geanalyseerd om te bezien welke samenstelling van de beleggingsportefeuille zou voldoen aan het vereiste van matching. DNB stelt dat de belegging in goud niet geschikt is om aan de onvoorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke verplichtingen te voldoen, terwijl het Pensioenfonds daar voor 13% van zijn beleggingsportefeuille wel van afhankelijk was. Goud genereert immers geen kasstromen en beweegt niet mee met de rente of de consumentenprijsindex (CPI).

    Goud genereert inderdaad geen cashflow, maar behoudt wel haar waarde. Goud is in dat opzicht meer een verzekering voor een beleggingsportefeuille. Daar heeft ook de World Gold Council een aantal wetenschappelijke onderzoeken naar gedaan. In het Marketupdate dossier van de World Gold Council treft u drie verschillende artikelen aan die het nut van diversificatie met goud aantonen (1 /2 / 3). Hoewel goud geen kasstroom genereert beweegt de waarde doorgaans in tegengestelde richting van andere beleggingscategorieën. In dat opzicht is goud een uitstekende hedge. De volgende grafiek van het World Gold Council spreekt boekdelen.

    Goud is juist een goede hedge in een beleggingsportefeuille

    Goud is juist een goede hedge in een beleggingsportefeuille (Bron: WGC)

    Weloverwogen besluit

    Volgens het pensioenfonds is er wel goed onderzoek gedaan, voordat men tot aankoop van het goud overging. Het was naar hun mening een weloverwogen beslissing, gedreven door de onzekere economische en financiële omstandigheden in 2008 en 2009. Het pensioenfonds verdedigde de aankoop van goud in het hoger beroep door te stellen dat het juist een goede diversificatie is voor een beleggingsportefeuille en dat geen enkele belegging absolute zekerheid kan bieden.

    Met het goud werd zekerheid gezocht voor de dalende dekkingsgraad , veroorzaakt door de onzekerheid op de financiële markten. Deze onzekerheid op de financiële markten, met name de dalende aandelenkoersen en de onzekerheden met betrekking tot de waarde van de in euro’s luidende staatsobligaties, zijn reden geweest om te kiezen voor goud. Het fonds erkent dat de stabiliteit van goud niet absoluut zeker is, maar merkt op dat die absolute zekerheid voor geen enkele belegging bestaat.

    Het College van Beroep voor het bedrijfsleven erkent dat goud niet zomaar een grondstof is:

    Het Pensioenfonds heeft gemotiveerd gesteld dat goud anders is dan andere grondstoffen en in zekere zin als valuta dient te worden beschouwd en daarbij gewezen op de omstandigheid dat het IMF goud als “safe asset” aanmerkt, dat de Bank Internationale Betalingen, alsook de Amerikaanse Centrale Bank goud zien als een asset waarvoor geen risicobuffer dient te worden aangehouden en dat goud als veilig onderpand wordt erkend.

    Ook erkent het College van Beroep voor het bedrijfsleven dat goud een bijdrage kan leveren aan het realiseren van een goede dekkingsgraad:

    Ten aanzien van het standpunt van DNB dat de belegging in goud niet geschikt is om de indexambitie van het Pensioenfonds te verwezenlijken, omdat goud geen rechtstreeks verband heeft en geen statistische relatie vertoont met de consumentenprijsindex (CPI), overweegt het College dat het Pensioenfonds daar tegenover heeft gesteld dat de goudprijs wel degelijk compensatie kan bieden voor een verlies aan koopkracht van de euro. Het Pensioenfonds heeft gesteld dat op langere termijn het verband tussen goud en inflatie positief en hoog is. In tijden van inflatie van valuta en van economische onzekerheid kan de prijs van goud stijgen en zo rendement leveren dat bijdraagt aan de verwezenlijking van de indexambitie ter bescherming van de koopkracht van de gepensioneerden. In dit geval heeft de goudbelegging met een rendement van 25% per jaar bijgedragen aan herstel van de dekkingsgraad van 90% eind 2008 naar 105% eind 2010, aldus het Pensioenfonds.

  • DNB: ‘Eurobonds als sluitstuk van de EMU’

    Op de website van De Nederlandsche Bank (DNB) een uitgebreide toelichting op de mogelijke introductie van eurobonds die een einde moeten maken aan de financiële onzekerheden in Europa. DNB stelt één keiharde voorwaarde: een reductie van de publieke schuldenlast tot onder de 60%. Het is een voorwaarde die in de praktijk onmogelijk is.

    Via de website van De Nederlandsche Bank:

    Onder strikte voorwaarden kan de introductie van eurobonds op termijn de stabiliteit van de EMU vergroten. Met eurobonds mondt een liquiditeitsprobleem in een euroland niet meer onnodig uit in een solvabiliteitsprobleem. Bovendien werpen ze een dam op tegen besmettingsgevaar.

    DNB begint haar toelichting ‘Eurobonds als sluitstuk van de EMU’ met de suggestie dat een liquiditeitsprobleem dreigt uit te monden in een solvabiliteitsprobleem. Maar is die suggestie wel terecht? Een liquiditeitsprobleem betekent dat er een tijdelijk een probleem is om de rekeningen te kunnen blijven betalen. Dat betekent niet noodzakelijkerwijs dat een partij ook failliet is, maar niet aan de middelen kan komen om haar verplichtingen te betalen. Een solvabiliteitsprobleem betekent dat de schulden niet kunnen worden afgelost en dat een partij technisch failliet is. Een solvabiliteitsprobleem en een liquiditeitsprobleem verschillen in aard, maar delen overeenkomsten: de rekeningen kunnen niet worden betaald.

    Geheel in lijn met de bankencrisis van 2008 waarbij banken ook zogenaamd getroffen werden door een ‘liquiditeitscrisis’ en “tijdelijk geen financiering konden krijgen”, wordt dat wederom gesteld en nu met betrekking tot Europese overheden. In 2008 wantrouwde banken elkaar omdat zij grote afschrijvingen bij elkaar vreesden (met faillissementen als gevolg). Hierdoor droogde de interbancaire leenmarkt op en daarmee was er inderdaad sprake van een accuut liquiditeitsprobleem. Tegelijkertijd was er sprake van een solvabiliteitsprobleem. Maar door de wijze van ingrijpen door centrale banken en overheden werd dit verhult. Zij haalden alle conventionele en onconventionele middelen uit de kast om een systeemimplosie te voorkomen. Maar veel banken waren in 2008 insolvabel en omdat het hen werd toegestaan om boekhoudkundig verliezen te verhullen wordt de insolvabiliteit van Europese banken verhuld. In 2011 zijn zij nog steeds insolvabel. Immers, Europese banken moeten niet voor niets herkapitaliseren en dat moeten zij om afschrijvingen op verkeerde beleggingen en slechte (hypotheek)leningen te kunnen vangen. De verplichte herkapitalisatie is een manier om de toekomstige verliezen voor belastingbetalers te beperken.

    De suggestie dat Europese landen slechts een tijdelijk liquiditeitsprobleem hebben is complete larie. Het is een verkeerde voorstelling van zaken want het probleem van Europese overheden is dat zij een onhoudbaar fiscaal beleid hebben gevoerd en momenteel ondervinden dat zij geld moeten lenen om alle rekeningen te kunnen betalen. Landen moeten hun best doen om te voorkomen dat zij failliet gaan. Dat is voor Griekenland te laat want zij kan zeker haar schulden niet af betalen. Ierland en Portugal zouden nog onder het liquiditeitsprobleem geschoven kunnen worden, ware het niet dat de totale schuldenlast in beide landen eveneens een meervoud is van hun nationale economie.

    Zo is Ierland ten onder gegaan door de nationalisatie van Ierse banken die met een extreme hefboom een Ierse huizenmarktzeepbel mogelijk maakte. De Ierse banken hadden een gezamelijk balanstotaal dat acht keer de Ierse economie overtrof (zie afbeelding uit 2010)! Ierse banken waren extreem gehefboomde hedgefunds geworden die veel te veel financiële risico’s namen en zichzelf hebben opgeblazen. Ierland werd gedwongen om haar banken te nationaliseren om te voorkomen dat banken elders in Europa zouden omvallen. Die hadden Ierse banken aan miljarden van leningen voorzien. Ierland kreeg voor deze bailout miljarden aan leningen van Europa. Het gevolg was dat de staatsschuld omhoog schoot: van 24,9% van het BBP in 2007 naar 94% in 2010 (zie: Eurostat).

    Bron: Forbes

    Voor Portugal geldt iets soortgelijks, maar in Portugal zijn het de extreem hoge private en publieke schulden (die bovendien grotendeels exte gefinancierd zijn). De Portugese publieke schulden zijn met bijna 100% erg hoog. Maar Portugal kamt met een bijkomstig probleem en dat is dat de totale schuldenlast op 360% van het Portugese BBP ligt; een stuk hoger dan die van Griekenland. Datzelfde geldt ook voor Spanje met 366% (in 2009); zie de onderstaande grafiek.

    Een liquiditeitsprobleem is verkeerde voorstelling van zaken; Europa heeft een probleem met de solvabiliteit. Hoe DNB ook het invoeren van eurobonds brengt, men kan onmogelijk doen alsof het hier om een liquiditeitsprobleem gaat. Die suggestie is misleidend.

    DNB wil met dit schrijven anders doen geloven en is in de intellectuele boekenkast proletarisch gaan winkelen:

    De belangrijkste voorwaarde voor de invoering van eurobonds is een bewezen versterking van de begrotingsdiscipline, waarbij de staatsschuld in alle eurolanden eerst tot onder de 60% bbp moet zijn gedaald. Eurobonds zijn dan ook niet geschikt als crisisinstrument. Wel kan een geloofwaardig stappenplan voor de versterking van de begrotingsdiscipline met als sluitstuk invoering van eurobonds een dempend effect hebben op de huidige onrust.

    Eurobonds kunnen volgens DNB een dempend effect op de huidige onrust hebben, althans mits er wordt voldaan aan een geloofwaardig stappenplan. Op welke manier de financiële risico’s in het bankwezen en de risico’s bij overheden teruggebracht kunnen worden, wordt echter niet duidelijk. Daar is een reden voor, want er bestaat namelijk geen manier. Enkel een geloofwaardig plan dat in een complete herziening van de monetaire en financiële kaders (lees: juridische hervormingen van het eigendomsrecht) voorziet, zou dat kunnen. Dat betekent herstructureren. Het dempende effect waarvan DNB spreekt is eigenlijk niets anders dan een manier om de problemen van insolvabiliteit Europees vooruit te schuiven, zij het – met bepaalde hervormingen – een tempo lager.

    DNB vervolgt haar betoog met een korte uitleg van eurobonds:

    Onder eurobonds wordt hier verstaan centraal uitgegeven gemeenschappelijk gegarandeerde obligaties ter financiering van alle staatsschuld van de eurolanden. In die vorm kunnen eurobonds onder strikte voorwaarden de stabiliteit van de EMU versterken. Voorop staat dat een stabiele EMU ondenkbaar is zonder sterkere en meer afdwingbare waarborgen voor gezonde nationale overheidsfinanciën, inclusief de juiste prikkels voor het vergroten van het structurele groeivermogen en het tegengaan van macro-economische onevenwichtigheden. Ook wanneer daar aan voldaan is blijft het echter mogelijk dat onverwacht grote schokken in individuele landen tot marktonrust over de budgettaire gezondheid leiden. Regels kunnen immers nooit van tevoren alle problemen voorzien. Dit keer waren het de opbouw van onevenwichtigheden en een financiële crisis, maar een volgende keer is het wellicht een natuurramp waardoor één of meerdere eurolanden hun overheidsfinanciën onverwacht scherp zien verslechteren. Onrust over de budgettaire gezondheid van een land kan vervolgens een vicieuze cirkel in gang zetten, waarbij hogere rentes leiden tot een verslechtering van de budgettaire situatie, die weer tot hogere rentes leidt. Op die manier kan elk land uiteindelijk insolvabel worden, zelfs als de initiële verslechtering daar op zichzelf geen aanleiding toe gaf. In vergelijking met landen met een eigen munt hebben eurolanden minder beleidsinstrumenten om deze vicieuze cirkel zelfstandig te doorbreken. Ze hebben geen eigen monetair beleid en wisselkoers, zodat renteverlagingen en devaluaties geen (tijdelijke) verlichting kunnen bieden. Omdat marktpartijen weten dat alle eurolanden in dit opzicht kwetsbaar zijn, kan financiële onrust in één land snel overslaan naar andere (probleem)landen. Dit besmettingsrisico wordt verder versterkt door de vergaande verwevenheid van de financiële sector in de EMU.

    Het besmettingsgevaar dat volgens DNB het gevolg is van een tijdelijke liquiditeitsproblemen – iets dat door middel van het Europese noodfonds EFSF wordt opgevangen en wel door middel van miljarden aan leningen – is het gevolg van insolvabiliteit. Het gevolg en de oorzaak worden omgedraaid. De noodleningen zijn slechts een manier om een onvermijdelijke herstructurering dan wel geldpersfinanciering, uit te stellen. Hierbij geldt deze noodleningen in het geval dat zij niet terugbetaald worden, er eenzelfde lot dreigt voor de landen die via het EFSF deze leningen garanderen. Met andere woorden, het opvangen van dit zogenaamde liquiditeitsprobleem met de miljarden van het Europese noodfonds leidt tot het tegenovergestelde van hetgeen moet worden voorkomen: het verspreiden van een solvabiliteitsprobleem. Het EFSF vergroot het probleem.

    Het besmettingsgevaar is het gevolg van een volslagen onhoudbaar uitgavenpatroon van Europese overheden. De begrotingstekorten zijn structureel en de overheidsuitgaven als onderdeel van het BBP bedragen in Europa meer dan de helft (zie: Eurostat)! Wanneer overheden bezuinigen, dan krimpen de economieën en zodra een economie krimpt dan betekent het dat de schuldenlast zwaarder weegt en als gevolg hiervan nemen de problemen toe. Bovendien komt daar in Europa nog eens bij dat de pensioenen in vrijwel overal ongedekt zijn en uit de belastingpot moeten komen. Met andere woorden, binnenkort zijn we allemaal Grieken. Daar veranderen eurobonds op geen enkele wijze iets aan.

    Het gebruik van een mogelijke natuurramp is even zo goed misplaatst en misleidend. Dergelijke risico’s kunnen allereerst en grotendeels privaat opgevangen worden zoals dat nu ook het geval is. Daaaast kunnen dergelijke risico’s – indien het publieke belang daarbij gebaat is en het publiek bereid is om dit met belastinggeld te financieren – dan is er geen noodzaak tot publieke schulden. De macro-economische onevenwichtigheden zijn in tegenstelling tot natuurrampen het gevolg van het huidige financiële stelsel.

    Op dit moment wordt er voor gekozen deze problemen te bestrijden door via een Europees noodfonds liquiditeitssteun te verlenen. Door voorwaarden aan deze steun te verbinden kan worden afgedwongen dat landen die steun krijgen ook hervormen. Dit is nodig, omdat de huidige opzet van de eurozone niet in voldoende mogelijkheden voorziet om dit op andere manieren af te dwingen. Tegelijkertijd brengt deze aanpak ook onrust met zich mee. Periodiek rijst nu immers de vraag of aan de voorwaarden voor uitbetaling van een volgend deel van de lening is voldaan. Daaaast biedt een noodfonds een minder fundamentele oplossing voor het besmettingsgevaar dan eurobonds. Met een noodfonds wordt pas ingegrepen als de vicieuze cirkel al in gang is gezet, waarbij het besmettingsrisico niet volledig wordt weggenomen. Op termijn kan de introductie van eurobonds daarom een betere oplossing bieden voor de eerder beschreven instabiliteit van de eurozone dan de aanwezigheid van een noodfonds. Hiervoor moet echter wel aan een aantal strikte voorwaarden zijn voldaan.

    Met name een bewezen borging van de nationale begrotingsdiscipline is van groot belang. Als gevolg van de wederzijdse garanties en de afwezigheid van marktdiscipline verminderen eurobonds op zichzelf de prikkels voor gezond nationaal begrotingsbeleid. De huidige budgettaire problemen laten zien dat de prikkels voor gezond beleid bovendien ook in de afgelopen jaren al niet voldoende waren. Voordat eurobonds kunnen worden ingevoerd moet nationale begrotingsdiscipline dan ook aantoonbaar zijn gewaarborgd. De schuldquote moet minimaal tot de in het Europese Verdrag gestelde grens van 60% bbp zijn gedaald. Dit zorgt ervoor dat ook bij een forse verslechtering van de budgettaire situatie de kans dat de wederzijdse garanties moeten worden ingeroepen klein is. Ook draagt een lage schuld er aan bij dat in het geval dat de garanties toch zouden moeten worden ingeroepen het geloofwaardig is dat de overige landen dit kunnen dragen. Deze lagere schuldquote kan alleen worden bereikt en vastgehouden met onafhankelijke handhaving van de Europese begrotingsregels en verankering van deze regels in nationale wetten. Een onafhankelijke Europese autoriteit die in toenemende mate in kan grijpen in het budgettaire beleid van landen die de afspraken schenden is in dit opzicht essentieel. Hierin zou ook aandacht moeten zijn voor de opbouw van macro-economische onevenwichtigheden en het structurele groeivermogen van de eurolanden.

    Het is altijd wonderlijk waar bepaalde getallen vandaan komen. In dit geval gaat het om de ‘magische’ 60% publieke schuldquote. Waar komt die toch vandaan? Waarom ligt die niet 40% of 20%? Fundamenteler is de vraag waarom die niet 0% ligt? Is het niet zo dat publieke schulden het mogelijk maken dat politici meer kunnen uitgeven dan u eigenlijk wilt financieren?

    De geschiedenis heeft aangetoond dat zodra overheden dermate in de schulden zitten, zij die schulden niet aflossen. Ofwel door een herstructurering en afstempeling, dan wel door middel van de geldpers en inflatie. Dat stelde Adam Smith reeds in zijn tijd (exacte quote). De enige manier om te voorkomen dat overheden in de problemen komen is door hen grondwettelijk te verbieden om überhaupt schulden te maken. Want 10% wordt 20% en 60% wordt 85,6% zoals het Europese gemiddelde nu is. Het betekent dat het toestaan van publieke schulden een hellend vlak is en uiteindelijk leidt tot de historische conclusie zoals Adam Smith die conclusie in de 18e eeuw trok. Een grondwettelijk verbod op publieke schulden zou de politiek te allen tijde dwingen om toestemming te vragen om de uitgaven te vergroten en dat is een verzoek om belastingen te verhogen. Een eis tot een fiscaal 0-beleid waarbij uitgaven in balans zijn met inkomsten is de enige garantie die kan voorkomen dat overheden ooit failleren.

    DNB vervolgt met haar reflectie van eurobonds met een aanbeveling dat als er eurobonds komen, nationale schulduitgifte te verbieden. Brussel moet de hoogte van de uitgaven gaan dicteren. Maar of Brussel gedicteerd kan worden door de Europese belastingbetaler is voor DNB geen issue; dat is voor de politiek:

    Om de naleving van de begrotingsregels daadwerkelijk afdwingbaar te maken moet er tegelijkertijd met de introductie van eurobonds een (Europees en nationaal) wettelijk verbod komen op nationale schulduitgifte door eurolanden. De onafhankelijke autoriteit krijgt zo volledige controle over de schulduitgifte van een land, zodat de financiering van een notoire zondaar als ultieme sanctie kan worden begrensd. Met eurobonds is deze sanctie veel geloofwaardiger op te leggen dan nu, omdat i) landen alleen via de autoriteit toegang hebben tot financiering en ii) de (her)financiering van de bestaande schuld niet ter discussie staat. Het opgeven van de mogelijkheid tot nationale schulduitgifte lijkt een groot offer, maar in de praktijk zal het voor een land dat al zijn staatsschuld met eurobonds heeft gefinancierd toch al kostbaar zijn zelfstandig extra financiering te zoeken. De markt hiervoor is dan immers zeer illiquide. Bovendien laat een land door toegang tot de markt te zoeken blijken dat het zijn zaakjes niet op orde heeft, wat bij beleggers tot wantrouwen zou moeten leiden. Ten slotte blijkt uit de huidige crisis dat landen hoe dan ook hun markttoegang verliezen wanneer het mis gaat. Een volledig verbod dient dus slechts als extra slot op de deur.

    De moeizame toegang tot kapitaalmarkten wordt benadrukt, maar de introductie van de euro heeft aangetoond dat financiële markten ten tijde van economische groei – aangedreven door een excessieve geld- en kredietexpansie – risicozoekend zijn en in hun concurrentiestrijd voor hoge rentemarges de rentelasten van landen met een slecht fiscaal beleid toch toegang hebben tot grote kredieten tegen lage(re) rentes.

    Een complicatie is wel dat als een land als gevolg van het overtreden van de afspraken geen toegang tot nieuwe financiering krijgt, het gedurende die tijd ook geen steun kan verlenen aan systeemrelevante banken mocht dat nodig zijn. Dit kan het vertrouwen van de markt in het nationale bankwezen ondermijnen, waarmee dit bankwezen in financieringsproblemen kan komen. Om de eurobond-financiering als ultieme sanctie geloofwaardig te kunnen stopzetten, is een belangrijke voorwaarde dat er een Europees bankenvangnet (inclusief een Europees depositogarantiestelsel) wordt opgericht, wat ook Europees bancair toezicht vereist. Dit is overigens onderdeel van de visie van de Nederlandse regering op de toekomst van de EMU.
    Wanneer aan al deze randvoorwaarden is voldaan, is een potentieel voordeel van eurobonds dat ze de financieringskosten voor alle eurolanden verlagen.

    De voorwaarde van een maximale schuldquote voor overheden lijken een oplossing te zijn om problemen zoals nu te voorkomen. Wanneer de Spaanse situatie bekeken wordt, dan levert dat een heel ander beeld op. De Spaanse staatsschuld is geen reden tot “zorg”; die ligt nog steeds op een bescheiden niveau van 61% (2010). De Spaanse banken – met name de caja’s – zitten op een gigantische hypotheekportefeuille waarvan de onderliggende waarde is geïmplodeerd. Immers, de Spaanse huizenmarktzeepbel is uiteen gespat. Bovendien zitten de lokale overheden gigantisch in de problemen doordat zij inkomsten uit de caja’s waarvan zij veelal aandeelhouder van zijn mis, en hebben te kampen met afnemende inkomsten omdat de economie in het slop zit. Met een werkloosheid van boven de 20% en een jeugdwerkloosheid van bijna 50% en een insolvabel Spaans bankwezen is de Spaanse onzekerheid verklaart.

    Er ontstaat immers een veel grotere markt, waardoor de liquiditeitspremie met name voor kleinere landen omlaag gaat. De combinatie van bewezen nationale begrotingsdiscipline, lage schuldniveaus en wederzijdse garanties kan van eurobonds bovendien een zeer veilige belegging maken, wat de rente verder kan drukken. Hierdoor hoeven ook de financieringskosten van de huidige sterke landen niet toe te nemen, zodat een “transferunie” wordt voorkomen.

    Het is praktisch gezien niet mogelijk om op korte termijn aan al deze randvoorwaarden te voldoen. Eurobonds zijn hiermee alleen nuttig als sluitstuk van de EMU en niet als crisisinstrument. Wel kan een geloofwaardig uitzicht op strikte begrotingsdiscipline met als sluitstuk eurobonds een commitment signaleren van Europese regeringsleiders aan een stabiele EMU, wat kan bijdragen aan het verminderen van de huidige onrust. Hiervoor kan net als bij de oprichting van de EMU een stappenplan nuttig zijn, waarin voorafgaand aan de introductie van eurobonds eerst de noodzakelijke randvoorwaarden worden ingevuld.

  • Pensioenfonds moet goud verkopen

    Het Financieele Dagblad berichtte vanochtend dat De Nederlandsche Bank (DNB) het pensioenfonds voor glasfabrieken wil dwingen om 1400 kg goud te verkopen. Het pensioenfonds voor de glasfabrieken (SPVG) heeft momenteel 13% van haar totale beleggingen in goud belegd. DNB eist dat het pensioenfonds dit belang naar 3% van de totale beleggingen verlaagt.

    DNB is van mening dat de hoge concentratie van goud in de beleggingsportefeuille niet voldoet aan de voorzichtigheid die bij een pensioenfonds geboden is. DNB is van mening dat de hoge concentratie goud in de beleggingen het fonds afhankelijk maakt van de prijsontwikkeling van één grondstof en voegt hier aan toe dat goud onderhevig is aan grote prijsvolatiliteit. Het pensioenfonds verdedigde zich door te stellen dat goud niet als grondstof maar als ruilmiddel gezien moet worden.

    Pensioenfonds moet goud verkopen

    DNB legde het fonds een ‘aanwijzing’ op dat in het kort inhoudt dat het fonds op korte termijn op aangewezen punten een gedragslijn moet volgen. Het pensioenfonds ging hier tegen in beroep maar dit werd woensdag door de rechter opgeschort, zodat het goud nu binnen twee maanden verkocht moet worden. Bestuurder Rob Daamen overweegt een bodemprocedure te starten ‘maar die kan niet verhinderen dat we ons belang naar 3% moeten terugbrengen’. Volgens Damen kan er per direct verkocht worden, zonder enige vorm van koersdruk.

    Duidelijk is dat zowel DNB als de rechter in kwestie goud niet zien als meer dan zo maar een grondstof. Met verbazing nemen wij kennis van de aanwijzing van DNB en de uitspraak van de voorzieningenrechter. Wij zijn van mening dat het pensioenfonds SPVG gelijk heeft dat het goud als een ruilmiddel bestempelt.