Tag: economie

  • Het bbp: “Van voren af aan beginnen”

    Door: Lou Keune

    Het was ergens in de jaren zeventig van de vorige eeuw. In de aula van onze universiteit vond een levendige discussie plaats over het karakter van de dominante vormen en paradigmata van de wetenschapsbeoefening. De spanningen spatten er vanaf. Het was vooral een confrontatie tussen gevestigde wetenschappelijke opvattingen en praktijken versus hooggespannen verwachtingen over de maatschappelijke mogelijkheden en taken van de wetenschap. Een van de topics in de discussie was de zogenaamde waardenvrijheid van de wetenschapsbeoefening. Dat mede naar aanleiding van toen onder studenten en sommige docenten populaire boeken als Simone de Bouvoirs ‘De Mandarijnen’ en Noam Chomsky’s ‘De macht van Amerika en de Nieuwe Mandarijnen’. Die lieten zien hoe intellectuelen terecht kunnen komen in een beroepspraktijk ten dienste van de heersende machten. Chomsky bijvoorbeeld beschreef hoe antropologen en andere sociaalwetenschappelijke onderzoekers werden ingezet in de oorlog in Vietnam, ten dienst van het Amerikaanse leger.

    Wetenschap instrument in de koude oorlog

    Dat boek herinnerde mij aan mijn eigen ervaringen met het VS programma Operación Simpatico, begin jaren zestig in Colombia. Mijn Colombiaanse collega en ik kregen het aanbod van Amerikaanse onderzoekers om onze omvangrijke en gedetailleerde dataverzameling over duizenden lokale leiders en gemeenschappen en hun ontwikkelingsinspanningen te laten verwerken door de toen meest geavanceerde machines van verwerking, voorlopers van de hedendaagse computers. En dat zonder enige verplichting. Onze Amerikaanse collega’s vertelden daarbij van hun inspanningen en ervaringen opgedaan in Zuidoost Azië. Dat zette ons aan het denken, wat is hier gaande? De ‘koude oorlog’ werd immers op veel terreinen gevoerd, ook op die van de wetenschap en haar beroepspraktijken. Om een lang verhaal kort te maken: wij maakten de zaak aanhangig bij de Vereniging van Sociologen van Colombia. Haar onderzoek en dat van collega associaties in andere Latijns-Amerikaanse landen openbaarde het bestaan van Operación Simpático.

    lou keuneDat VS-programma had ten doel informatie te krijgen over lokale leiderschapspatronen tot op het niveau van namen van plaatsen en personen, met als doel campagnes van bestrijding van communistisch geachte personen en bewegingen te vergemakkelijken, de zogenoemde counter-insurgency. Sociale wetenschap dus als oorlogsinstrument. In genoemd boek van Chomsky wordt ook dit programma besproken. Het boek laat zien in welke vaarwateren je terecht kunt komen, dikwijls met de beste bedoelingen. Ik wil niet zeggen dat het werken met indicatoren als het bbp vergelijkbaar is met het werken voor de CIA. Het gaat mij om het algemene punt: wat is jouw beroepspraktijk, werk je met opvattingen en methoden die maatschappelijk gezien ons allen vooruit helpen of dieper het moeras in? Of, dat kan natuurlijk ook, doet het er niet toe wat je doet, behalve misschien verspilling van energie?

    “Dan kan ik van voren af aan beginnen”

    Terug naar Tilburg, naar de aula. Het was een met emoties geladen en tegelijkertijd diepgaande discussie. Het ging dan ook ergens over, vrijblijvendheid leek uitgebannen. Na afloop stond ik na te praten met een van mijn collega’s. Beiden waren wij zeer te spreken over de confrontaties die hadden plaatsgevonden, wij vonden die ondanks alle emoties hoogstaand en zeer relevant. Wij stonden ieder op eigen wijze en eigen plek in dat strijdperk. Mijn collega zei toen, en dat is mij bijgebleven: “Lou, wat jullie willen betekent dat ik helemaal van voren af aan moet beginnen.” Daarmee gaf hij blijk van een voor intellectuelen dikwijls groot probleem. Je hebt een bepaalde wetenschappelijk houding en inzichten opgebouwd en daarmee ook een bepaalde beroepspraktijk waarmee je vooraanstaand hoogleraar bent geworden. En dan word je geconfronteerd met vragen en eisen die een heel andere kant uitgaan. En ja, geef daar maar eens aan toe. Je zou het misschien kunnen vergelijken met de metanoia (omkering) van Saulus in Paulus, een kleine 2000 jaar geleden, tijdens zijn reis naar Damascus. Althans, zo zou je dat kunnen ervaren.

    Ik moet daaraan nogal eens denken, de laatste tijd, als het gaat om de kwestie van het nut of onnut, of de zin of onzin van het gebruik van de in beleids- en economenkringen zeer populaire indicator bruto binnenlands product: bbp. Zoals eerder beschreven kleven aan deze maatstaf van economische ontwikkeling veel tekortkomingen. Met het bbp wordt gepretendeerd inzicht te geven in de totale toegevoegde waarde gedurende één jaar, bijvoorbeeld van Nederland. Maar doet het dat ook? Toegevoegde waarden waar geen geld aan te pas komt tellen niet mee. Huishoudelijke arbeid bijvoorbeeld. Met heel veel onttrokken waarden als milieuschades wordt geen rekening gehouden. Bovendien worden soms transacties als toegevoegde waarden meegeteld die eigenlijk verloren waarden impliceren. Bijvoorbeeld gezondheidsuitgaven ten dienste van mensen ziek geworden door het door het verkeer veroorzaakte fijnstof. De gebruikers van het bbp pretenderen met deze indicator ook de economische groei te meten. Ik denk dat hier sprake is van een vergissing. Het zou wel eens kunnen zijn dat als je alles meetelt, de laatste drie decennia sprake is geweest van krimp in plaats van groei, of op zijn minst van stagnatie.

    So what?

    Nu kun je zeggen, wat doet het er toe, er worden wel meer statistieken gebruikt die niet helemaal kloppen. Maar in dit geval gaat het om een heel ernstige zaak. Want aan dat bbp denken en meten is ook een beleid gekoppeld van economische groei, bbp groei dus. Groei moet! En daarmee worden ook allerlei andere eisen en verwachtingen aan de samenleving gesteld. Bedrijven moeten groeien, en daarvoor hun winsten maximaliseren. Het consumentenvertrouwen moet omhoog want er moet verkocht worden. En zo meer. Dit groei-fetisjisme is funest voor het milieu. En is funest voor de sociale verhoudingen omdat het races to the bottom en ongelijkheden aanwakkert. Waarom wordt daarmee toch doorgegaan?

    Iedereen doet het

    Verschillende factoren spelen een rol. Een daarvan heeft te maken met de aard van de economische wetenschapsbeoefening. Het gebruik van het bbp stamt uit de jaren dertig van de vorige eeuw en is gebleken een handig instrument te zijn om de economie te beschrijven en te kwantificeren. Groei was ook de overheersende doelverwachting, zeker na de Tweede Wereldoorlog toen er veel hersteld moest worden en tientallen nieuwe landen, ‘ontwikkelingslanden’, gestimuleerd werden en eigen ambities ontplooiden om deel te nemen aan de wereldwelvaart. Vanaf de jaren vijftig, gefaciliteerd door de onder auspiciën van de Verenigde Naties en daarmee gelieerde instellingen als de Wereldbank en het IMF ontwikkelde nationale rekeningen en andere statistieken, werden economieën planmatiger aangepakt. Daarbij speelde, zeker in de westerse wereld en in de daarmee gelieerde landen het bbp een belangrijke rol. Want het vergemakkelijkte het stellen van doelen en het meten van resultaten. Voor alle duidelijkheid, in een groot deel van de wereld, in de Sovjet-Unie en in China en enkele kleinere landen, werd niet het bbp, maar andere begrippen als het Netto Materiële Product gehanteerd, die meer zicht zouden geven op de materiële vooruitgang. In zijn toespraken over de voortgang geboekt in een bepaald jaar, had Fidel Castro het niet over economische groei maar over hoe de productie en consumptie van bijvoorbeeld eieren en schoenen waren toegenomen. Maar in de westerse wereld en in de meeste ontwikkelingslanden was het bbp dé maatstaf. Natuurlijk, andere maatstaven voor meting van vooruitgang werden ook gehanteerd, bijvoorbeeld de kindersterftegraad en het alfabetisme. Maar economisch gezien ging het om het bbp. Deze mondiale praktijk vergemakkelijkte het ontwikkelen van wereldwijde programma’s van ontwikkeling. Herlezing van de VN documenten over het eerste ontwikkelingsdecennium (vanaf 1961) laat niet alleen het enthousiasme zien waarmee ontwikkelingseconomen als Jan Tinbergen de grote taak van het uitbannen van armoede ondernamen. Het laat ook zien hoe de beleidsbepaling gefaciliteerd werd door het gebruik van instrumenten als het bbp. En dat niet alleen. De hele economische wetenschap ‘genoot’ van het gemak van dergelijke data. Het leidde ook tot de ontwikkeling van modellen die de beleidsbepaling zeer vergemakkelijkten: Als je dít doet, verandert er daar en daar dát. Mede natuurlijk dankzij instrumenten als input-outputtabellen, elasticiteiten en multipliers.

    Belangen in het geding

    Met andere woorden, iedereen gebruikte en gebruikt deze statistieken. Vele economische proefschriften zijn erop gebouwd, vele beleidsdocumenten zijn er aan opgehangen. Maar ja, als iedereen het doet, dan wordt het natuurlijk moeilijk om er van af te komen. Want hoe kun je nu mondiaal communiceren, bijvoorbeeld op wetenschappelijke congressen, als je niet dezelfde taal hanteert? Ik denk dat dit een belangrijke verklaring is van de irrationele houding om te blijven werken als van ouds. Daar komt nog een punt bij. Het 'bbp denken' heeft zoals gezegd gevolgen voor de doelstellingen van het economische beleid. Dat beleid vergemakkelijkt de bestaande vormen van ondernemerschap. Dat wil zeggen dat productie en handel en financiering ten eerste geleid worden door het principe van (private) winstmaximalisatie. Grote private belangen zijn verbonden aan het heersende economische vertoog. Zou je andere economische maatstaven dominant verklaren, bijvoorbeeld de ecologische voetafdruk, dan botst dat ten gronde met deze particuliere belangen. Uit oogpunt van winstmaximalisatie moet Unilever de consumptie van lekkere ijsjes aanwakkeren. Maar om te helpen de voetafdruk omlaag te krijgen moet Unilever het tegenovergestelde doen, namelijk de overconsumptie ontraden. Geloof maar dat als het EU parlement zou willen besluiten om op een andere, ecologisch en sociaal verantwoorde manier nationale rekeningen in te richten en het beleid daardoor te laten bepalen, het immense leger van lobbyisten van al die transnationals in actie zou komen. Er speelt meer. En dan kom ik weer terug bij mijn zeer gewaardeerde collega. Hij heeft natuurlijk gelijk. Het kan inderdaad zijn dat als je tot het inzicht komt dat je verkeerde instrumenten hanteert en dat je eigen beroepspraktijk discutabel is, dat dan verregaande gevolgen kan hebben voor jezelf. Ik herinner mij nog goed het moment dat de Club van Rome in 1972 met haar eerste rapport kwam. Mijn eerste reactie was zeer afwijzend. Er waren belangrijker zaken dan ‘die zeehondjes’, als de mondiale sociale kwestie en onze solidariteit met de armen in de wereld. Gelukkig verkeerde ik in kringen die mij al dan niet hardhandig wezen op het gebrekkige van mijn standpunten. Ecologische en sociale vraagstukken zijn even belangrijk en hebben alles met elkaar te maken. Wat moet dat moet!

    Commissie Breed Welvaartsbegrip

    Er schijnt een lichtje aan de horizon. En dat is de Nederlandse Tweede Kamer. Daar loopt een discussie over de welvaartsmeting en of het bbp nu wel of niet zo’n goede indicator is. Al enkele jaren ‘hangt boven de Kamer’ een motie van die strekking ingediend door de ChristenUnie en GroenLinks om het probleem eindelijk eens aan te pakken. Dat heeft geleid tot het besluit van de Kamer om zelf een onderzoek hierover te starten. Daarvoor is uit eigen midden een 'Tijdelijke Commissie Breed Welvaartsbegrip' ingesteld, die sinds enkele maanden met haar onderzoek bezig is. Is het bbp wel zo’n goede indicator om welvaart te meten, vraagt die commissie zich af, en welke andere indicatoren zouden nodig zijn om het beter te doen? Wie weet komt het er dan toch eens van. Voor meer teksten van Lou Keune, zie www.loukeune.nl of www.platformdse.org. Meer columns van Lou Keune:

  • China moet leren consumeren

    Deze bijdrage is afkomstig van Beurshalte

    China is bezig aan een imponerende omslag. Het economisch model dat gebaseerd is op export en eindeloze investeringen heeft zijn beste tijd gehad. De positieve effecten zijn nagenoeg uitgewerkt. Het model heeft China in enkele decennia wel hoog geplaatst op de lijst van landen met een gemiddeld inkomen. De Communistische Partij wil echter meer. Het gemiddeld inkomen moet aansluiting vinden bij het gemiddelde inkomen in de ontwikkelde landen. De geschiedenis leert, dat die laatste stap de moeilijkste is en heel veel tijd en inspanning kost.

    De Chinese oplossing is om die stap te maken door de economie meer op diensten te baseren en op consumptie. Na vijf jaar van inspanningen mag de conclusie luiden dat het land veel stappen vooruit heeft gezet, maar dat het uiteindelijke doel nog lang niet is bereikt. De ombouw naar een diensteneconomie loopt voorspoedig. Droegen diensten in 2010 voor 44% bij aan het bruto binnenlands product (bbp), in 2015 werd de grens van 50% geslecht. Daarmee verloopt de transitie sneller dan beleidsmakers beoogd hebben. Natuurlijk blijft er een en ander te wensen. Sectoren als IT Services, gezondheidszorg en recreatie mogen, nee moeten sneller groeien om de doelstelling van 60% – 65% in het komende decennium werkelijkheid te maken.

    Shopping_street_in_Wenzhou

    “Chinezen moeten leren consumeren”

    Van sparen naar consumeren

    Dat lijkt geen onoverkomelijk probleem! Dat is de Chinese consument misschien wel. De private consumptie groeit tergend langzaam. In 2010 bedroeg de bijdrage aan het bbp 36%, maar in 2014 is dat nog steeds een schamele 38%. Het lijkt vooralsnog moeilijk voor de overheidsdienaren het DNA van de doorsnee Chinese burger ineens te veranderen en aan te passen. Hoewel zeker de Chinese verstedelijkte burgers steeds meer zijn gaan verdienen zijn ze ook steeds meer gaan sparen in plaats van spenderen. De gemiddelde stedelijke burger spaart 30% van zijn besteedbaar inkomen. Tien jaar geleden was dat nog 24%.

    Sparen zit de Chinees in de genen. Omdat er geen sociaal vangnet is, voelt hij/zij zich gedwongen een grote appel voor de dorst achter de hand te hebben. Hij moet geld hebben voor zijn gezondheidszorg, maar zeker ook voor de jaren na zijn pensionering. China is het sterkst vergrijzende land ter wereld. De ouder wordende Chinees kijkt ongerust naar de nabije toekomst en legt nog eens iets extra’s opzij.

    Sociaal vangnet

    vergrijzing-chinaDe overheid is uiteraard niet blind voor de grote onzekerheid onder de bevolking. Het dertiende vijfjarenplan, dat loopt van 2016 tot en met 2020, is er op gericht de onzekerheid over de toekomst weg te nemen. Waarschijnlijk gaat de komende jaren het fundament van een sociaal vangnet gelegd worden, waarbij veel aandacht zal zijn voor gezondheidszorg en pensioenen. Misschien moeten Nederlandse beleidsmakers die vurig pleiten voor de afbraak van ons sociaal vangnet eens met hun Chinese tegenvoeters gaan praten. Het besluit om de een-kind-politiek met ingang van 2017 volledig los te laten kan niet los gezien worden van het streven meer zekerheden in het dagelijks leven in te bouwen. Het gezin en de familie spelen een centrale rol in een Chinees leven. Als de samenstelling van een doorsnee gezin in stad en dorp verandert, waardoor de samenleving weer begint te vergroenen, kan dat een beslissende stap zijn om het probleem van de vergrijzing te beheersen. Minder kopzorgen over werk, inkomen, gezondheidszorg en pensioenen zullen het voor de Chinezen mogelijk maken meer te genieten van het leven. Daar zal de rest van de wereld ook baat bij hebben! Meer dan 1 miljard hedonistische Chinezen is een bijna paradijselijk vergezicht voor producenten en beleggers!

    Cor Wijtvliet

    Hoofdredacteur Beurshalte.nl beurshalte-logoOver Beurshalte: Dagelijks publiceert Beurshalte nieuwsbrieven en columns van leden van de redactie en van gastauteurs over de wereld van beleggen en alles wat ermee samenhangt. Daarnaast publiceert beurshalte wekelijks een nieuwsbrief met unieke inhoud over relevante beleggingsthema’s. Belangstellende lezers kunnen een gratis abonnement nemen. Als u geïnteresseerd bent, kunt u zich hier aanmelden!

  • Schulden Amerikaanse bedrijven verdubbeld sinds crisis

    Sinds het uitbreken van de kredietcrisis in 2008 zijn de schulden van Amerikaanse bedrijven verdubbeld, zo merkten analisten van Goldman Sachs op. Grote bedrijven profiteerden van de extreem lage rente en leenden geld voor fusies en overnames en voor het terugkopen van eigen aandelen. Bedrijven hebben de afgelopen jaren zoveel geld geleend dat hun rentelasten nu 40% hoger zijn dan in 2008, ondanks de extreme daling van de rente. Betaalden bedrijven in 2009 nog gemiddeld 6% over hun vreemd vermogen, nu is dat nog maar iets meer dan 4%.

    De gemiddelde rentelasten zullen de komende jaren naar verwachting verder dalen, omdat bedrijven oude leningen met een veel hogere rente aflossen en daarvoor nieuwe leningen kunnen afsluiten tegen een veel gunstiger rentepercentage. Dit is wat Goldman Sachs te zeggen heeft over deze ontwikkeling:

    "Sinds de crisis is er op verschillende manieren onbalans gecreëerd. Een van de belangrijkste daarvan is naar onze mening de toegenomen schuldenlast in de Verenigde Staten en de stille groei van goodwill op de balans van bedrijven. Hoewel deze factoren allebei geen direct risico vormen voor de gezondheid van het Amerikaanse bedrijfsleven roept het wel vraagtekens op over het gebrek aan organische groei en het gebrek aan nieuwe investeringen sinds de crisis. Kijken we een stap verder, dan geeft het vooruitzicht van een stijgende rente, potentiële disinflatie op wereldwijde schaal en dalende bedrijfswinsten reden tot zorg voor bedrijven met een zwakke balans."

    Lees ook:

    bedrijfsschulden

    Schulden bedrijven VS verdubbeld sinds begin kredietcrisis

  • Maersk: ‘Groei wereldeconomie veel zwakker dan verwacht’

    De wereldeconomie groeit veel minder hard dan wat het Internationaal Monetair Fonds en andere wereldwijde instanties ons voorspiegelen. Dat zegt Nils Smedegaard Andersen van het internationale transportbedrijf Moeller-Maersk. “We geloven dat de groei van de wereldeconomie vertraagt. De handel is aanzienlijk minder dan wat het normaal zou moeten zijn met de groeiverwachtingen die we voorgespiegeld krijgen”, zo verklaarde hij tegenover Bloomberg.

    Moeller-Maersk heeft een marktaandeel van ongeveer 15% van alle consumentengoederen die over zee getransporteerd worden en heeft daarmee inzicht in de ontwikkeling van de wereldeconomie en de handel. Volgens de topman van Moeller-Maersk gaat het vooral slecht met de opkomende markten, maar doet ook Europa het niet zo goed. Voor zowel 2015 als 2016 is Andersen wat pessimistischer dan de meeste voorspellingen die de laatste tijd gedaan zijn door verschillende organisaties en onderzoeksbureaus.

    containervervoer-shanghai

    Containervervoer vanuit Shanghai laat amper herstel zien (Bron: Bloomberg)

    Zwak herstel wereldeconomie

    Afgelopen vrijdag maakte Maersk bekend dat de opbrengsten uit containervervoer in het derde kwartaal met 61% waren teruggelopen, omdat de vraag naar transport nauwelijks was toegenomen ten opzichte van een jaar eerder. Het zwakke herstel van de wereldhandel is extra problematisch, omdat de transportsector nu al te maken heeft met een overschot aan capaciteit. Vooral de handel van Azië naar Europa is teruggelopen, omdat de zwakke euro het voor Chinese fabrikanten moeilijk maakt om concurrerend te blijven. Maar we moeten niet al te somber zijn, want Andersen ziet geen signalen dat de economie weer afstevent op een crisis zoals die van 2008.

    “We zien wel wat schommelingen in de herverdeling die plaatsvindt tussen de landen die grondstoffen exporteren en importeren, maar dit zou niet mogen leiden tot een grote crisis”, zo verklaarde Andersen.

  • Column: Overlevingseconomie?

    Het heuvelland van Valkenburg was op deze zomerse dag in topvorm. Prachtig weer, veel groen, mooie doorkijkjes op de Geul en op kastelen, en alleen maar tevreden mensen die al wandelend genoten van deze mooie ervaringen. Vrienden die de streek niet kenden vergeleken het met het stroomgebied van de Loire. Mooier compliment is er niet, dacht ik zo.

    En het was nog voor niks ook, je hoefde voor al dat prachtigs niet te betalen. Dat wil zeggen, je moest er wel naar toe reizen, dat kost wat, zeker als je uit Holland komt. De koffie en vlaai waren ook niet gratis. En al dat moois was ook te danken aan de gemeentelijke en provinciale overheden die er zorg voor dragen. En aan private instellingen als de Vereniging Natuurmonumenten die in dit gebied een van de kastelen, Genhoes, onder haar verantwoordelijkheid heeft genomen. Die moeten ook aan hun geld komen, vandaar het betalen van belastingen en het jaarlijks doneren. Kortom, voor niets gaat de zon op, ook op deze mooie dag. Maar eventjes toch dat geluksgevoelletje dat je ervan kon genieten zonder entree, het ging niet om geld maar om mens en natuur.

    Oorlogstijd

    Vanaf de Betsy Perk bank (wie kent haar niet, deze 19de-eeuwse voorvechtster van vrouwenrechten) daalden wij af naar Valkenburg. Wij passeerden het gehucht Euverem. Uit de verte zag ik de boerderij waar ik als kind ben geweest. Het was 1943, denk ik, midden in oorlogstijd. Mijn vader was door de Duitsers gevangen gezet. Ik mocht mee met oudere broer en zussen om bij die boerderij melk te halen. Moest er voor betaald worden?, ik heb geen idee. Duidelijk was dat wij melk kregen. En dat was natuurlijk van levensbelang, kan ik achteraf zeggen. Want hoe konden wij die moeilijke tijd overleven? Natuurlijk, wij woonden niet in Holland waar later de mensen die verschrikkelijke Hongerwinter ondergingen. Maar toch, mijn moeder stond er alleen voor, hoe deed zij dat? Ik herinner mij nog haarfijn beelden van dat in die tijd mensen vanuit de parochie ons hielpen. En ongetwijfeld zullen er buren en vrienden zijn geweest die ook hun steentje bijdroegen. Ik vermoed dat dat gebeurde in natura, dat mijn moeder geen geld kreeg. Trouwens, misschien hadden mijn ouders ergens nog wat geld liggen en dat wij daarmee bijvoorbeeld de melk van die boeren in Euverem betaalden.

    Hoe dan ook, al wandelend kwamen allerlei herinneringen uit die oorlogstijd weer boven. En daarmee ook vragen over hoe Nederland economisch gezien bleef draaien. Met de komst van de Duitsers veranderde de Nederlandse economie niet drastisch. Veranderingen werden geleidelijk aan doorgevoerd. Zo werden steeds meer mannen gedwongen in Duitsland te werk gesteld. Binnen Nederland moest voor Duitsland worden geproduceerd. Steeds meer ook werden voorraden voedsel in beslag genomen om daarmee Duitse soldaten en de Duitse bevolking te voeden. Die maatregelen hadden allerlei gevolgen. Een daarvan was dat er systemen van distributie werden opgezet om het schaarse voedsel te verdelen. Ik herinner mij nog goed dat ik meeging naar de bakker en dat daar, voor mijn gevoel, met bonnen werd betaald in plaats van met geld. Natuurlijk, er werd ook met geld betaald. Maar zonder bonnen geen brood. Niet voor niets pleegde het Nederlandse verzet meerdere malen overvallen op distributiekantoren, of werden valse bonnen gedrukt. Al die concrete veranderingen in ons bestaan betekenden onder meer dat geld minder belangrijk werd. Het ging allereerst om de basale vraag hoe aan brood en melk te komen. Dat je daarbij geholpen werd vanuit netwerken als parochie en buurt. En dat je recht op voedsel minder afhing van geld dan van je evenredig recht op je aandeel in het beschikbare voedsel, vertegenwoordigd door die bonnen. Iets wat tegenwoordig ook wel Aarde-dividend wordt genoemd.

    Er is meer. Dat wij thuis die oorlogsjaren betrekkelijk redelijk zijn doorgekomen heeft ook te maken met een ander verschilpunt met de economie die wij nu kennen. Dat is dat veel meer aan zelfvoorziening werd gedaan. Bijvoorbeeld was het gebruikelijk dat wij een eigen moestuin hadden. Dat was niet uit liefhebberij of zo, het was in de streek waar wij woonden heel normaal. Mede daardoor hadden wij, denk ik, altijd wat te eten. Trouwens, wij hadden ook fruitbomen en bessenstruiken. Achter ons huis had een boer een grote fruitweide waar wij natuurlijk ook van profiteerden. Kleren werden versteld door mijn moeder zelf, er werd zelf gebreid en genaaid. Niet alle kleren natuurlijk. Maar toch, zelfvoorziening behoorde tot ons leven.

    Wat was dat voor soort economie? Het was natuurlijk ook een geldeconomie. Maar dat werd steeds minder relevant naar gelang de oorlog voortduurde. Het werd steeds meer een wat ik gebruikswaarde-economie noem, in navolging van economen als Paul Sweezy. Het ging er allereerst om hoe aan brood en melk te komen, aan groenten, fruit en kleren. Want daarvan kon je leven, niet van geld.

    Ondergang Tilburgse textielindustrie

    Ik heb op verschillende plekken onderzoek gedaan naar overlevingseconomie. Een daarvan ging over overlevingsstrategieën van Tilburgse textielarbeiders en hun gezinnen tijdens de jaren tachtig van de vorige eeuw. Zoals bekend was Tilburg eeuwenlang een textielstad. Je kon, met enige mitsen en maren, spreken van een monocultuur. Die industrie is praktisch helemaal verdwenen, in betrekkelijk korte tijd, in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Die ondergang had allerlei oorzaken, en velerlei gevolgen. Tot die laatste behoorde dat duizenden mensen opeens op straat kwamen te staan. En dat terwijl er bijna geen vervangende werkgelegenheid was. Veel van deze gezinnen kwamen in grote armoede terecht, of ondergingen op zijn minst een flinke inkomensval, ondanks het bestaan van allerlei regelingen van sociale uitkeringen. Ik wilde weten hoe deze gezinnen die moeilijke periode doorkwamen.

    Natuurlijk, op allerlei manieren werd geprobeerd om aan geld te komen. Nieuwe banen waren er meestal niet, gelukkig had je nog de sociale werkplaatsen, en andere regelingen van gesubsidieerde arbeid. Die leidden meestal ook tot inkomensdalingen maar beter iets dan niets. Veel mensen, vooral vrouwen, verdienden bij door thuisarbeid, bijvoorbeeld inpakwerk, desnoods zwart.

    Ook andere vormen van overleving deden zich voor. Er werd veel meer dan vóór deze crisis aan zelfvoorziening gedaan. Het hebben van een volkstuintje werd nu noodzaak in plaats van liefhebberij. Zelf taarten bakken werd meer dan dat je ermee kon pronken bij feesten, want gebak kopen werd te duur. Dat je van je moeder kon leren hoe kleren te naaien en te breien werd meer dan een aardige tijdsbesteding. Het hebben van een buurman die handig was met auto’s repareren kon je veel kosten besparen, zeker ook als jij zelf handig was in timmeren en metselen en daarmee de buurman kon helpen. Terzijde, Tilburg beleefde in die jaren een hausse van zelfbouw of zelfverbouw. Er was een opmerkelijke stijging van de verkoop van brei- en naaimachines.

    Ruileconomie

    Mensen gingen niet alleen meer zelf doen. Er werd ook meer geruild. Kleren werden als ze te klein werden niet weggegooid maar doorgegeven aan anderen. Dat gold zeker voor babykleren en bruidsjurken maar die niet alleen. Tegenwoordig vinden wij kringloop winkels heel normaal. Maar dat kwam pas goed van de grond in die jaren. En uit pure noodzaak, je kon nog een beetje geld maken van je spullen, en voor een zacht prijsje dingen kopen die je hard nodig had. Op kleinere schaal, bijvoorbeeld tussen buren en familieleden, werd geruild. Tegenwoordig spreken wij van deeleconomie als nieuwigheid. Maar in die jaren en trouwens waarschijnlijk altijd wel was delen en ruilen in veel arbeidersfamilies en buurten heel normaal.

    Sociale verbanden waren hierbij dikwijls van strategische betekenis. Het scheelde nogal als je een schoonzoon had die ergens een koelkast voor niets of een zacht prijsje had weten te vinden, want die van jou was nu echt op. Of een moeder die je breien leerde. Familieverbanden werden nu opnieuw van groot belang voor veel praktische en minder praktische zaken des levens. Dat gold ook het hebben van goede vrienden en buren. Het gezegde “liever een goede buur dan een verre vriend” werd nog meer werkelijkheid. En als je je sociale verbanden verwaarloosde dan kon dat gevolgen hebben voor je bestaan.

    Oorlog in El Salvador

    Zelfvoorziening, ruil- en deeleconomie, en de kwaliteit van sociale verbanden kregen bij mij een nog grotere betekenis door een onderzoek in El Salvador. Daar heeft in de jaren tachtig en begin jaren negentig van de vorige eeuw een burgeroorlog gewoed die leidde tot grote ontberingen voor veel mensen. Mijn onderzoek ging over de manier waarop de inwoners van twee dorpen die tijd hadden overleefd. Dat waren dorpen die midden in oorlogsgebied lagen. Alle families die ik heb gesproken, tientallen, hadden mensen verloren in die strijd. Regelmatig moesten zij huis en haard verlaten om iets van veiligheid te hebben, bijvoorbeeld door zich te verstoppen in bossen en grotten of in vluchtelingenkampen. En als zij weer terug konden naar hun dorpen bleek veel vernield of gestolen, en moesten zij weer van voren af aan beginnen. Dat was voor mij de meest intensieve ervaring van wat overleving inhield. Het ging echt om je bestaan. Niet alleen om voedsel, kleding, huisvesting en gezondheidszorg maar zelfs om de fysieke verdediging met wapens en alles wat daar bij hoort. Het was oorlog in de meest letterlijke betekenis van het woord.

    En dan was opnieuw mijn vraag hoe zij, die boeren en boerinnen, dat hadden gedaan, hoe zij die verschrikkingen hadden overleefd. Uiteraard kwamen de eerder genoemde thema’s boven, maar dan echt existentieel. Je moest voor jezelf zorgen, en ook ruilen en delen met anderen. Dat waren situaties waarin je aan geld weinig tot niets had. Geld kun je niet eten. Dat wil niet zeggen dat geld geen enkele rol speelde. Er bleven verbanden met andere streken en steden, hoe moeizaam ook. En vandaaruit werd er ook gehandeld. Maar hoe langer de oorlog duurde hoe minder dat dat werd. En dan blijkt nog scherper dat het aankomt op vermogens die wij in onze cultuur nauwelijks meer kennen. Wij zijn kwetsbaarder. Bijvoorbeeld was van strategische betekenis dat er mensen waren, meestal ouderen, die wisten welke wortels in het bos je wel kon eten en welke niet, en hoe medicinale planten en kruiden te vinden. En ook hoe je weg te vinden in bossen en grotten. Delen was van absolute betekenis in die omstandigheid. Weinig kon meer voor jezelf blijven, alles werd van iedereen. En als het gaat om sociale verbanden, onder deze omstandigheden moesten die van topkwaliteit zijn, hecht georganiseerd, ook in de formele betekenis van het woord organisatie, dikwijls ook met strakke richtlijnen en gezagsverhoudingen.

    Mad Max en The Hunger Games

    Ik ben een liefhebber van films als Mad Max en The Hunger Games. Ik houd van films, zeker ook van spektakelfilms, als zij goed gemaakt zijn. Maar juist deze twee filmcycli hebben iets wat mij zeer interesseert. Eigenlijk gaan zij over overleving. En dan ook overleving in de meest pure betekenis van het woord. Waarom hebben deze films zo’n grote aantrekkingskracht op zoveel mensen, vooral jongeren? Misschien ook op dezelfde gronden als bij mij. Een van de onderliggende thema’s in deze films is hoe te overleven nadat zich apocalyptische gebeurtenissen hebben afgespeeld. In The Hunger Games gaat het dan om het overleven ondanks de tirannie van totalitaire regimes die in de menselijke geschiedenis hun weerga niet kennen. En bij Mad Max gaat het om overleven nadat grote delen van de aarde verwoest zijn, en groot deel van de mensheid verdwenen. Daarbij wordt gesuggereerd dat dat veroorzaakt is door uitputting van de aarde en daarmee verbonden oorlogen gevoerd met massavernietigingswapens.

    Hoe dan ook, ik zie in deze films geen geld. Ik zie wel de strijd om het naakte bestaan, in de meest brede zin van het woord. En economisch gezien gaat het daarbij om overlevingseconomie. Het gaat in de verste verte niet om vooruitgang zoals wij die onderdeel van ons bestaan hebben gemaakt. Economische groei is een begrip dat onder die omstandigheden ondenkbaar is. Overleving is het enige devies dat het leven leidt. Overigens, ik moet niet overdrijven, de liefde speelt onder alle omstandigheden een rol, mensen blijven verliefd worden. En er valt nog wat te lachen ook. Maar toch, alles onder het banier van hoe te overleven. En dan heb je het over een ander soort van definitie van economie dan wat nu onder de tirannie van het neoliberale denken als economisch gezien wordt.

    Wat dan nog?

    Interessant allemaal, zou je kunnen denken. Maar wat hebben wij, levend in overdaad, daarmee te maken? Hoe zo overleven? Het gaat toch goed? Natuurlijk zijn er veel problemen. Maar die lossen wij wel op met de nodige nieuwe technologie en zo, de markt doet haar werk, toch? Ik vraag mij dat af, in alle ernst. Daarover een volgende keer.

    Voor meer teksten van Lou Keune zie www.loukeune.nl of www.platformdse.org.

  • Grafiek: Wereldwijde schulden nemen toe

    Citigroup verzamelde cijfers over de totale private schuldenlast in een aantal verschillende landen. We zien dat het fenomeen schulden stapelen zich niet beperkt tot de Westerse wereld. Merk ook op dat in alle landen de schulden veel sneller groeien dan de economie. In Japan krimpt de economie zelfs, terwijl de schulden blijven toenemen door ‘Abenomics’, het stimulerende monetaire beleid waarmee de Japanse premier Shinzo Abe een einde wil maken aan de deflatie in zijn land.

    Ook valt op dat de schulden het snelst stijgen in de opkomende economieën die de afgelopen jaren sterk gegroeid zijn, zoals China en Brazilië. In de Eurozone, waar veel minder monetaire en fiscale stimulering heeft plaatsgevonden, zijn de totale schulden sinds het uitbreken van de financiële crisis vrijwel niet gestegen.

    debt-economies

    Wereldwijd groeien de schulden sneller dan de economie (via twitter)

  • The Forecaster op Dutch International Science Film festival

    De publieke omroep zond laatst een ingekorte versie uit van ‘The Forecaster’, een documentaire over Martin Armstrong. Wilt u de volledige versie van deze documentaire zien? Dan kunt 7 en 8 november naar het Dutch International Science Film Festival in Nijmegen. Daar krijgt u de volledige documentaire van 98 minuten te zien, aangevuld met een inleiding door sociaal econoom Floris Heukelom van de Radboud Universiteit. Klik hier voor meer informatie.

    The Forecaster

    Een razend spannende documentaire over ondernemer Martin Armstrong. Met behulp van een zelf ontworpen model is Armstrong naar eigen zeggen in staat de wereldeconomie te voorspellen. Zijn eerdere voorspellingen waren griezelig nauwkeurig. Het leverde Armstrong veel geld op, maar ook veel vijanden. Op een dag staat de FBI op de stoep en belandt hij in de gevangenis.

    Film + talk | zaterdag 7 november | 21:15 uur | LUX 3 | 120 min
    De recente financiële crisis maakt de invloed van economen groter. De woorden van belangrijke economen zijn leidend en met hun autoriteit beïnvloeden ze beurskoersen. Sociaal econoom Floris Heukelom van de Radboud Universiteit geeft een korte inleiding bij de film. Klik hier om tickets te bestellen.

    Film + talk | zondag 8 november | 11:00 uur | LUX 3 | 120 min
    Zijn beurskoersen echt met wiskundige modellen te voorspellen? Is economie niet veel meer een kwestie van emoties dan van harde cijfers? Na afloop van de film is er een gesprek met sociaal econoom Floris Heukelom van de Radboud Universiteit over de aard van de economie als wetenschap. Klik hier om tickets te bestellen.

    the-forecaster-martin-armstrong

    Martin Armstrong

  • Deutsche Bank: “Lage spaarrente leidt niet tot meer consumptie”

    Deutsche Bank: “Lage spaarrente leidt niet tot meer consumptie”

    deutsche-bankSinds het uitbreken van de financiële crisis hebben centrale banken wereldwijd in totaal meer dan 500 renteverlagingen doorgevoerd. De gedachte achter het verlagen van de rente is dat het voor consumenten en bedrijven goedkoper wordt om geld te lenen en dat daarmee de consumptieve bestedingen en de bedrijfsinvesteringen toenemen. Maar in een nieuw onderzoek van Deutsche Bank wordt ook de schaduwzijde van de extreem lage rente tegen het licht gehouden.

    Een team analisten van Deutsche Bank deed onder leiding van strateeg Bankim Chadha onderzoek naar het werkelijke gedrag van huishoudens op een daling van de rente. Daaruit kwam naar voren dat de effectiviteit van de stimuleringsmaatregelen van centrale banken zeer beperkt is. Door de lage rente levert spaargeld minder op, wat betekent dat de vermogensopbouw langzamer gaat. Ter compensatie zetten huishoudens een relatief groter deel van hun inkomen op een spaarrekening en gaan de consumptieve bestedingen omlaag.

  • Draghi ziet weer economische groei in Europa

    draghiVolgens ECB-president Draghi zit Europa weer op het pad van economische groei, nadat het jaren lang geworsteld heeft met achtereenvolgens een bankencrisis en een schuldencrisis in verschillende Zuid-Europese landen.

    “De afgelopen drie jaar hebben we tastbare vooruitgang geboekt in het stabiliseren en versterken van de Eurozone. De groei komt weer terug en de weg naar voren is duidelijk zichtbaar. We zullen niet rusten totdat de monetaire unie voltooid is”, zo verklaarde Draghi afgelopen donderdag tijdens een speech in New York.

    De topman van de ECB wilde geen commentaar geven over wat dit betekent voor het toekomstige monetaire beleid. Wel liet hij blijken dat verdere integratie in de Eurozone noodzakelijk is om alle schaalvoordelen en de potentie van de muntunie maximaal te benutten.

    Draghi neemt een Global Citizen Award in ontvangst van de Atlantic Council, een organisatie die gevestigd is in Washington. In het verleden ontving Christine Lagarde van het IMF deze prijs ook al eens.

  • Vertrouwen in economie in Eurozone omhoog

    De consumenten en de ondernemers hebben in de maand september meer vertrouwen gekregen in de economie van de Eurozone. Dit werd duidelijk nadat de Europese commissie de cijfers bekend maakte.

    De Economic Sentiment Index steeg met 1,5 punten in vergelijking met augustus, tot een stand van 105,6 punten. Het vertrouwen nam in de industrie, de dienstensector en in mindere maten de detailhandel toe, aldus de commissie. De bouw is de enige branche waar er sprake was van een daling. Onder de consumenten bleef het vertrouwen gelijk.

    Uit het onderzoek blijkt dat van de grote economieën van de eurozone het vertrouwen steeg in Italië, Duitsland, Frankrijk en Nederland. In Spanje ging het vertrouwen juist omlaag.

    aa

  • 5 redenen waarom het slecht gaat met de Russische economie

    Het gaat niet goed met de Russische economie. CNN Money komt met de 5 belangrijkste redenen hiervan.

    1. Daling van de economische groei. De Russische economie zal dit jaar met 3,4% gaan krimpen, en volgend naar nog eens met 1 procent. De prijzen in Rusland zijn met 16 procent gestegen en ongeveer 22 miljoen Russen leven in armoede. Dalende netto lonen en hoge rente percentages hebben de binnenlandse markt hard geraakt. De gewone burger en de kleine bedrijven hebben hier voornamelijk last van.

     

    1. Lage olieprijzen. Olie is Ruslands hoofdinkomen. 70 procent van de export is aan olie gerelateerd, en 50 procent van de overheidsinkomen komt direct van de oliesector af. De prijs van een vat olie is gedaald van 100 dollar naar 45 dollar per vat. Analisten verwachten dat Rusland hierdoor zo’n 2 miljard dollar per dag misloopt. Door de lage olieprijzen is de roebel ook 20% in waarde gedaald ten opzichte van de dollar.

    1. Internationale sancties. Deze sancties zijn opgelegd naar aanleiding van de Russische inval van de Krim in Oekraïne. De sancties zorgen ervoor dat Russische bedrijven geen mogelijkheid hebben om geld te lenen van andere Europese landen. Daarnaast zijn bankrekeningen in westerse landen van meerdere rijke Russen geblokkeerd. Als reactie op deze sancties heeft Rusland een verbod ingevoerd op het importeren van voedsel en landbouw producten vanuit west Europa. Hierdoor is er een tekort aan diverse producten waardoor de prijzen stijgen. Nadat de sancties zijn ingevoerd is de waarde van de import van Rusland met 39 procent gedaald en de waarde van de export met 30 procent gedaald.

     

    1. Geen nieuwe vrienden. Voordat de sancties werden opgelegd werd er veel handel gedreven met West-Europa. Door de internationale sancties is dit niet meer het geval. Rusland heeft daardoor de contacten met China verbeterd. Deze contacten moesten even veel geld gaan opbrengen als de handelsrelatie met West-Europa maar dit is tot op het heden nog niet het geval.

    1. Olie en sancties zijn niet alleen de reden. Een andere reden van de verslechterende economische toestand in Rusland is de corruptie. In Rusland wordt veel geld verdient maar dit geld gaat vaak naar de zelfde personen. Het overgrote deel van de bevolking profiteert hier niet van.