Het rendement op Amerikaanse staatsobligaties met een looptijd van slechts drie maanden is voor het eerst sinds het uitbreken van de financiële crisis van 2008 weer hoger dan het gemiddelde dividendrendement op aandelen uit de S&P 500 index.
De verwachting dat de Amerikaanse overheid veel meer geld gaat lenen en dat de Federal Reserve de rente nog een paar stappen zal verhogen zorgt ervoor dat beleggers een steeds hogere vergoeding vragen voor het schuldpapier van de regering, de zogeheten Treasuries. Een andere mogelijkheid is dat er minder vraag is naar het schuldpapier, wat de rente ook verder kan aanjagen.
Begin deze week steeg de rente op Amerikaanse staatsleningen met een looptijd van drie maanden tot 1,91%. Volgens cijfers van Bloomberg was dat het hoogste niveau in tien jaar tijd. Tegelijkertijd zakte het dividendrendement van de S&P 500, de belangrijkste aandelenindex in de Verenigde Staten, tot iets minder dan 1,9% op jaarbasis. En dat betekent dat obligaties op dit moment weer meer rendement opleveren dan aandelen.
De afgelopen jaren was het rendement op staatsobligaties zo laag dat beleggers bijna vanzelfsprekend voor aandelen kozen. Beleggers spraken van TINA (There is no Alternative), omdat alle andere beleggingen minder aantrekkelijk waren. Die situatie lijkt nu voorbij, want met een rente van 1,9% op obligaties met een looptijd van drie maanden en meer dan 3% voor schuldpapier met een looptijd van tien jaar is het voor het eerst sinds jaren ook weer interessant geworden om vermogen in staatsleningen te parkeren.
De vraag is of je als belegger blij moet worden van een rendement van 2%, want dat is nog minder dan de officiële inflatie van 2,5% in de Verenigde Staten. Dat betekent dat je ieder jaar zelfs wat koopkracht inlevert door je geld aan de Amerikaanse overheid uit te lenen. En dan rekenen we nog niet eens met de traditionele inflatieberekening van Shadowstats, die suggereert dat de inflatie in de Verenigde Staten momenteel 6% is. Wil je als belegger meer rendement maken dan de inflatie, dan wordt je bijna gedwongen meer risicovolle beleggingen te kiezen.
Dit artikel wordt u aangeboden door Goudstandaard, uw adres voor de aankoop en verzekerde opslag van edelmetalen. Wilt u goud kopen? Neem dan contact op door te mailen naar [email protected] of door te bellen naar +31(0)88-4688488.
Het gaat eindelijk wat beter met de wereld. Na jaren van amechtige groei en lage lonen lijkt een nieuwe dynamiek zich eindelijk genesteld te hebben in de wereldwijde economie. Getuigt het dan niet van een al te grote somberheid om nu al het waarschuwende vingertje te heffen. Sommige ontwikkelingen verdienen zonder meer extra aandacht. In veel landen in de wereld daalt de werkloosheid in snel tempo en dat vertaalt zich steeds vaker in een stijging van de lonen. Daar staat tegenover dat de rente nog steeds extreem laag is, dat Trump een fiscaal stimuleringsplan gelanceerd heeft, dat de Eurozone voor het eerst sinds vele jaren weer dynamiek uitstraalt en dat China alle waarschuwende geluiden over een snelle economische neergang logenstraft.
En toch, en toch. Misschien is een waarschuwing juist op zijn plaats omdat veel landen tegelijkertijd zo goed presteren! De recente geschiedenis geeft talloze voorbeelden dat periodes, waarin veel landen tegelijkertijd bovengemiddeld groeien, meestal gepaard gaan met grote financiële en economische onrust. Denk aan 2008 die uitmondde in de financiële crisis of aan de dotcomcrisis.
Synchrone groei schept het probleem van ‘adding up’. Het is voor een land gemakkelijk goed te presteren, wanneer de omgeving het stukken minder doet. Het wordt echter een stuk moeilijker die prestaties te blijven leveren als de omgeving beter gaat draaien. In die bewering lijkt een contradictie te schuilen. De vooruitzichten voor de export verbeteren wanneer andere landen in betere doen komen. Er lijkt echter grond om aan te nemen dat economen en beleidsmakers steeds opnieuw onvoldoende oog hebben voor drie kostenposten van het wereldwijde economische succes.
Meer risico’s
De eerste kostenpost is die van het buitensporig risico nemen. Daar weten we alles van sinds de financiële crisis. In goed tijden gaan we collectief stomme dingen doen waardoor de goede tijden vanzelf ophouden. Tot aan de beroeringen van afgelopen februari deden zelfvoldane beleggers schouderophalend over mogelijke risico’s. Dat deden ze ook in 2008.
De tweede kostenpost is tastbaarder. Als de wereldeconomie aan snelheid wint, dan lokt dat een hogere vraag uit naar zaken als grondstoffen en kapitaal. Het uiteindelijk resultaat is bijvoorbeeld een hogere prijs voor een vat olie of een stijgende rente voor obligaties. De derde kostenpost is het logisch gevolg van de eerste twee. Sinds het ineen klappen van de obligatiemarkt in 1994 heeft de Fed in slechts zeven jaren de rente sneller verhoogd dan verwacht. Het waren jaren van een bijna perfecte synchrone groei.
Kosten kunnen een lokaal of wereldwijd karakter hebben. De Azië-crisis van 1997 hield huis in dat deel van de wereld, maar de VS had er veel voordeel van. Veel vermogen stroomde terug naar dat land waardoor de rente omlaag kon. Ook de prijzen voor commodities daalden. De kosten kunnen ook een wereldomspannend karakter hebben. De financiële crisis van 2008 vormde zowel een bedreiging voor Nederlandse pensioenfondsen als voor de eigenaren van subprime onroerend goed in Florida.
Nieuwe uitdagingen
Anno 2018 lijkt de inflatie een ding van gisteren, maar er zijn andere zaken waar we met de nodige omzichtigheid naar moeten kijken. In veel landen gaat de huizenmarkt weer door het dak en dat gaat ook op voor de waardering van aandelenmarkten. Het zijn aanwijzingen dat de neiging om (te) veel risico te nemen weer terug is. Schulden zijn nu zelfs hoger dan voor de crisis. Renteniveaus zijn zo laag dat centrale banken ze in geval van nood niet verder meer kunnen verlagen.
Wat mogen en kunnen we van beleidsmakers verwachten? The Bank for International Settlements (BIS) wijst er bij voortduring op dat het voor centrale bankiers nagenoeg onmogelijk is om zowel prijsstabiliteit als financiële stabiliteit te bewerkstelligen. Als het erop aan komt, moeten de bankiers het thema prijsstabiliteit opofferen op het altaar van de financiële stabiliteit. Het is toch aan te raden de financiële bubbel gecontroleerd te laten leeglopen. Dat moet het liefst in overleg en gecoördineerd gebeuren. Het is altijd weer dubieus of dat gebeurt.
En de politici? Die moeten zich zien in te tomen en hun grootspraak temperen. Te vaak wordt aan het einde van een cyclus prudent fiscaal beleid losgelaten. Dat gebeurt op het moment dat de economie al op volle toeren draait. De uitkomst is steevast dezelfde. In het streven naar een nieuw economisch dromenland eindigt die economie op de rotsen. Zover is het nog niet, maar dat wil uiteindelijk niets zeggen!
Sinds het uitbreken van de financiële crisis heeft de Federal Reserve honderden miljarden dollars in de economie gepompt om een ineenstorting van het financiële systeem te voorkomen. Toch leverde het nauwelijks inflatie op, omdat maar een klein gedeelte van die toegenomen geldhoeveelheid in de reële economie terechtkwam. Het meeste geld bleef op de balans van de Federal Reserve, omdat banken hun staatsobligaties en hypotheekleningen konden ruilen voor risicovrije dollartegoeden bij de centrale bank. Daardoor daalde de omloopsnelheid van het geld.
Daar zou wel eens verandering in kunnen komen, want de laatste cijfers van de Federal Reserve laten zien dat de omloopsnelheid van het geld niet meer verder daalt. En dat baart beleggers zorgen, want met het nieuwe fiscale stimuleringsprogramma van Trump zou de inflatie de komende jaren wel eens verder kunnen aanwakkeren. Voor dat gevaar waarschuwt men al langer, maar nu de economie weer groeit en de consumentenbestedingen toenemen wordt ook het inflatiescenario waarschijnlijker.
Uit de laatste peiling van Bank of America Merrill Lynch blijkt dat beleggers een stijgende rente inmiddels als een grotere bedreiging voor de financiële stabiliteit zien dan geopolitieke risico’s. Dat is opmerkelijk, als je bedenkt dat ook de geopolitieke spanningen in de wereld toenemen. Verklaart dit waarom de Amerikaanse 10-jaars rente de laatste weken opeens zo hard gestegen is?
Omloopsnelheid geld neemt weer toe in de Verenigde Staten (Bron: St. Louis Fed)
Beleggers maken zich momenteel het meeste zorgen over de stijgende rente (BofA Merill Lynch)
Dit artikel wordt u aangeboden door Goudstandaard, uw adres voor de aankoop en verzekerde opslag van edelmetalen. Wilt u goud kopen? Neem dan contact op door te mailen naar [email protected] of door te bellen naar +31(0)88-4688488.
Als we de centrale banken en overheden mogen geloven is er nauwelijks inflatie, maar wie regelmatig boodschappen doet zal waarschijnlijk tot een andere conclusie komen. Maar ook als de prijzen in de supermarkt gelijk blijven moet je als consument opletten, want het komt regelmatig voor dat fabrikanten de inhoud van de verpakking verminderen om de kosten te drukken. Ook in Japan, waar de spreekwoordelijke geldpers van de centrale bank nog steeds op volle toeren draait, ervaren consumenten deze verkapte vorm van inflatie.
In Japan was het onderwerp onlangs een ’trending topic’ op twitter, nadat twee grote Japanse bedrijven voor het eerst in meer dan twintig jaar tijd hun prijzen moesten verhogen. Omdat het verhogen van prijzen is geen populaire maatregel is kozen veel andere bedrijven ervoor de inhoud van de verpakkingen te verminderen, een strategie die ook wel ‘shrinkflation’ wordt genoemd. Zo verlagen bedrijven de kostprijs van hun product, zonder dat de consument dat meteen merkt.
Geen inflatie maar krimpflatie
De Franse krant Le Figaro noemt een aantal voorbeelden van producten die veranderd zijn, maar nog wel dezelfde prijs hebben. Een chocoladereep van 55 gram die opeens als 50 gram reep wordt verkocht, een verpakking met 18 in plaats van 20 plakken kaas, een melkpak dat van 1 liter naar 900 ml. gaat, het zijn allemaal voorbeelden van krimpflatie waar Japanners de laatste tijd mee te maken hebben.
Het is geen toeval dat dit fenomeen nu ook in Japan zichtbaar wordt, want de Bank of Japan doet al jaren haar uiterste best om de inflatie aan te jagen. Met een extreem lage rente en het opkopen van aandelen en staatsobligaties drukt de centrale bank de waarde van de yen omlaag, waardoor de importkosten voor Japanse bedrijven toenemen.
Ook in andere landen zijn voorbeelden van deze verborgen inflatie te vinden. Afgelopen zomer verscheen er in het Verenigd Koninkrijk een uitgebreid onderzoek, waaruit bleek dat er de afgelopen vijf jaar in totaal meer dan 2.500 producten kleiner waren geworden, zonder dat de prijs daalde.
De ECB zal de rente nog heel lang op dit extreem lage niveau houden, zo vertelde ECB-president Mario Draghi deze week voorafgaand aan een bijeenkomst van de G20 in Washington. Daarmee legt hij de wens van Duitsland om de monetaire stimulering versneld af te bouwen naast zich neer. Draghi voegde eraan toe dat de rente nog lang na het afbouwen van het QE-programma laag zal blijven.
Het officiële rentebesluit van de ECB zal pas over twee weken plaatsvinden, maar met deze uitspraken lijkt de kans op een renteverhoging minimaal. Wel is het mogelijk dat de centrale bank op 26 oktober een nieuwe stap zet om het stimuleringsprogramma van €60 miljard per maand af te bouwen.
Sinds het voorjaar van 2015 koopt de centrale bank iedere maand voor tientallen miljarden aan obligaties op om de rente laag te houden. In eerste instantie ging het alleen om staatsleningen, maar nu koopt de centrale bank ook schuldpapier van diverse grote Europese bedrijven.
ECB houdt rente laag
Sinds het uitbreken van de financiële crisis heeft de ECB, net als veel andere centrale banken, de geldkraan wagenwijd opengezet. Maar nu de economie weer aantrekt wordt de roep om het stimulerende beleid af te bouwen steeds groter.
De ruime beschikbaarheid van krediet en de extreem lage rente leidt volgens critici van het ECB-beleid tot nieuwe bubbels in onder meer obligaties, aandelen en vastgoed. Eerder deze week sprak de president van de Duitse centrale bank, Jens Weidmann, nog zijn zorgen uit over het monetaire beleid van de ECB. In een interview met de Duitse krant Wirtschaftswoche zei hij daar het volgende over:
“Een extreem lage rente moet niet te lang duren. In een opwaartse economische cyclus zou de monetaire geldkraan snel en consequent dichtgedraaid moeten worden.”
Geen inflatie?
Tegenstanders van het ruime monetaire beleid van de ECB waarschuwen voor het gevaar van een snel oplopende inflatie. Dat gevaar blijkt vooralsnog niet uit de officiële inflatiecijfers, maar wel uit de aandelenkoersen en de huizenprijzen in grote delen van de Eurozone. Om dit soort bubbels te voorkomen zou de centrale bank volgens critici nu, net als de Federal Reserve, de geldkraan langzaam moeten dichtdraaien.
Het beleid van centrale banken is de laatste jaren zeer bepalend gebleken voor de goudprijs. De laatste maanden lijken de prijzen van edelmetalen onder druk te staan, omdat beleggers verwachten dat de Federal Reserve later dit jaar weer een renteverhoging zal doorvoeren.
De Zweedse centrale bank wil haar definitie van inflatie veranderen door de kosten van de hypotheek niet meer mee te nemen in het mandje van goederen en diensten waarmee de prijsontwikkeling bepaald wordt. Een opmerkelijk besluit, aangezien wonen juist de belangrijkste kostenpost is voor de meeste Zweedse huishoudens en de kosten van wonen de laatste jaren in Zweden sterk zijn toegenomen.
Hoewel de centrale bank het zelf nooit zal toegeven lijkt het erop alsof ze met deze nieuwe berekening van de inflatie meer speelruimte wil creëren om haar ruime monetaire beleid voort te kunnen zetten. Dat blijkt ook uit het feit dat de centrale bank een nieuwe ‘variatieband’ van één procent rondom de inflatiedoelstelling van 2% wil introduceren. Op die manier kan de centrale bank in principe langer doorgaan met haar ruime monetaire beleid, dat bestaat uit het opkopen van staatsobligaties en een negatieve rente van -0,5%.
Zweedse centrale bank wil definitie inflatie aanpassen na behalen van doelstelling (Bron: Bloomberg)
Huizenprijzen in Zweden zijn de laatste jaren sterk gestegen (Bron: Reuters)
Inflatie
“Alles bij elkaar zijn deze maatregelen een kleine stap richting meer flexibiliteit, maar op dit moment heeft de uitdaging om de inflatie rond de twee procent te stabiliseren de overhand”, zo verklaarde analist Torbjorn Isaksson van Nordea eerder dit jaar tegenover Bloomberg. De nieuwe inflatieberekening (afgekort als de CPIF) stond namelijk al langer op de agenda van de Zweedse centrale bank, maar nu lijkt deze ook werkelijk ingevoerd te gaan worden. De timing is opvallend, want vorige maand kwam de inflatie voor het eerst sinds 2011 weer boven de doelstelling van 2% uit.
Het is niet ongebruikelijk dat autoriteiten de inflatiecijfers manipuleren om prijsstijgingen te maskeren. Zo werd naast inflatie ook de term ‘kerninflatie’ geïntroduceerd, een inflatiecijfer waarin de kosten van voedsel en brandstof niet zijn meegenomen. Een inflatiecijfer waarin de belangrijke producten worden weggelaten is voor niemand relevant, behalve voor centrale banken en overheden die er belang bij hebben om de prijsstijgingen zo laag mogelijk weer te geven.
Ook in de Verenigde Staten worden inflatiecijfers al langer gemanipuleerd, bijvoorbeeld door substitutie en door de samenstelling van het mandje van goederen en diensten van tijd tot tijd te veranderen. Op die manier wordt de inflatie veel lager weergegeven dan wat consumenten in werkelijkheid ervaren. De website Shadowstats laat zien dat de inflatie vandaag de dag drie tot vier procentpunt hoger zou uitvallen, indien men de traditionele rekenmethode zou gebruiken.
Dit artikel wordt u aangeboden door Goudstandaard, uw adres voor de aankoop en verzekerde opslag van edelmetalen. Wilt u goud kopen? Neem dan contact op door te mailen naar [email protected] of door te bellen naar +31(0)88-4688488.
Centrale bankiers breken zich er het hoofd over, maar ook beleidsmakers, politici en natuurlijk beleggers. Wat is er toch met de inflatie aan de hand? Ondanks een behoorlijke economische groei in grote delen van de wereld en een zeer ruim monetair beleid is er van inflatie geen sprake. Ondank een behoorlijke aantrekkende werkgelegenheid in landen als Duitsland, de Verenigde Staten en Japan lijkt de zogeheten Phillips curve zijn werkingskracht verloren te hebben. De Phillips curve geeft de samenhang weer tussen een opleven van de inflatie en een verkrapping op de arbeidsmarkten. Zelfs in de opkomende markten, waar de economische groei op een gemiddeld hoger niveau ligt dan in Westerse landen, lijkt inflatie dood en begraven.
Er wordt al langer gespeculeerd over het waarom van het afwezig zijn van inflatie en het schijnbaar obsoleet worden van de Phillips curve. Vingers wijzen naar de technologie en naar de globalisering die de positie van de werknemer ondergraven. Die wordt ook minder door de krimpende invloed van vakbonden door afnemende ledenaantallen. En dan is er natuurlijk de afnemende groei van de productiviteit, een verschijnsel waar ook al geen verklaring voor is.
Oligopolistische markt
Aan de lijst van verklaringen zijn er recent nog twee aan toegevoegd. De eerste is het verschijnsel dat veel markten steeds meer oligopolistische trekjes krijgen. In steeds meer sectoren trekt een handjevol bedrijven een steeds groter marktaandeel naar zich toe. Dat blijkt uit een gecombineerd onderzoek van MIT en the National Bureau of Economic Research in de Verenigde Staten.
De auteurs stellen vast dat het aandeel van de factor arbeid in de toegevoegde waarde van bedrijven al sinds de jaren ‘70/’80 van de vorige eeuw in de meeste Westerse landen aan het dalen is. In een poging dit verschijnsel te verklaren onderzochten ze de zes grootste sectoren van de Amerikaanse industrie, die samen goed zijn voor 80% van de particuliere werkgelegenheid in de VS. Het blijkt dat het aandeel van de factor arbeid sinds het begin van deze eeuw gedaald is. Tegelijkertijd neemt sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw de concentratie in elke sector toe. In steeds meer sectoren en segmenten doet zich het verschijnsel voor van ‘the winner takes most’. Het zijn de Google’s, Facebook’s en Amazons van deze wereld.
De studie stelde tevens vast dat naarmate de concentratie verder voortschreed in segmenten en industrieën, het aandeel van de factor arbeid sterker en sneller daalde. Dankzij de snelle productiviteitsgroei wordt arbeid onbelangrijker. Aan deze trend komt voorlopig geen einde, zo waarschuwen de onderzoekers.
Flexibele arbeidsmarkt
De tweede aanvullende verklaring voor de dood van de Phillips curve komt van de Bank van Engeland. Daar wijzen ze erop dat niet alleen de flexibele arbeid toeneemt, maar dat ook de aard van het werk verandert. Werk is flexibel, parttime en er zijn nul urencontracten. Een baan of een taak wordt steeds deelbaarder. Steeds meer werknemers worden per taak of per uur betaald.
De Bank van Engeland stelt vast dat dit patroon teruggrijpt op de situatie zoals die gebruikelijk was in pré-industriële tijden. De vlakke Phillips curve zoals we die sinds 2008 kennen draagt zeer grote gelijkenis met die van voor de industriële revolutie. Gebruikelijk was toen een inflatie ergens tussen 0% en 1%. Vaak was er sprake van deflatie.
Het ziet er naar uit dat de veranderingen in de structuur van bedrijven en in de aard van banen en werk blijvend en structureel is. De Phillips curve is dood of zal in ieder geval nooit in zijn oude glorie hersteld worden. Dat betekent op een aantal terreinen lower for longer: lage inflatie, lage rente en een laag rendement op obligaties. Daar staat tegenover dat de huidige ontwikkelingen niet onvermijdelijk zijn. Met de antitrustwetten in de hand kunnen overheden en maatschappij besluiten de oligopolies op te breken. Dat is aan het einde van de 19de eeuw ook gebeurd. Toen moesten de schijnbaar oppermachtige ‘roverbaronnen’ het veld ruimen.
Disclaimer: Bovenstaand artikel is geen professioneel beleggingsadvies en het is ook geen uitnodiging om te gaan beleggen. Beleggen brengt kosten en risico’s met zich mee. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Het artikel is louter de persoonlijke mening van de auteur.
Het personeel van de Bank of England dreigt voor het eerst in vijftig jaar het werk neer te leggen, omdat ze vinden dat hun salaris onvoldoende stijgt om te corrigeren voor de inflatie. De centrale bank heeft geld opzij gezet voor een loonsverhoging van 1%, maar het is uiteindelijk aan het management om te bepalen hoe die loonsverhoging verdeeld wordt. Dat betekent dat er voor sommige werknemers mogelijk minder of zelfs geen loonsverhoging zal komen.
De afdeling van de Bank of England die overweegt te gaan staken vertegenwoordigt slechts 2% van de ongeveer 4.000 mensen die er werken, maar ze zeggen dat die groep groot genoeg is om de operationele taken van de bank te ontregelen. Volgens de woordvoerder van de centrale bank komen de operationele taken door een dergelijke staking echter niet in gevaar.
Inflatie
Volgens het personeel van de Bank of England is de voorgestelde loonsverhoging van 1% bespottelijk, omdat de lonen daarmee voor het tweede jaar op rij achterblijven bij de inflatie. Het is op zijn minst ironisch te noemen dat uitgerekend het personeel van een centrale bank klaagt over de inflatie, aangezien centrale banken het monetaire beleid bepalen en naar buiten toe graag communiceren dat ze de prijsstabiliteit bewaken. Blijkbaar wordt de inflatie pas echt vervelend op het moment dat de lonen niet meer meestijgen met de prijzen, een verschijnsel waar een aanzienlijk deel van de Britse beroepsbevolking al langer mee te maken heeft.
Sinds de Brexit is de inflatie in het Verenigd Koninkrijk sterk opgelopen. In mei stegen de prijzen zelfs met 2,9% op jaarbasis, het hoogste niveau in vier jaar tijd. Dat de prijzen weer zo snel stijgen is voor een belangrijk deel het gevolg van de waardedaling van het Britse pond, waardoor de import van goederen aanzienlijk duurder is geworden. Sinds de Brexit is het Britse pond ongeveer 10% in waarde gedaald en in de afgelopen vijf jaar zijn al 2.500 producten al in het Verenigd Koninkrijk gekrompen om de inflatie te verhullen.
“Deze piek in inflatie zal een verdere neerwaartse druk geven op het vrij besteedbare inkomen van huishoudens. Dat gebeurt in een tijd van matige loonstijging en dat heeft een neerwaarts effect op de consumentenbestedingen”, zo concludeert Amit Kara van het National Institute of Economic and Social Research.
Goud schommelt al maanden tussen de $1.200 en $1.300 per troy ounce (Bron: Bloomberg)
Dit artikel wordt u aangeboden door Goudstandaard, uw adres voor de aankoop en verzekerde opslag van edelmetalen. Wilt u goud kopen? Neem dan contact op door te mailen naar [email protected] of door te bellen naar +31(0)88-4688488.
Volgens Draghi is het streven naar een beetje inflatie niet slecht, omdat het de schuldenaren bevoordeelt ten opzichte van de spaarders. Op die manier levert de centrale bank naar eigen zeggen een bijdrage aan het verkleinen van de vermogensongelijkheid. Hij deed deze uitspraken bij de Universiteit van Lissabon, waar hij verschillende vragen van studenten beantwoordde. Onder de video staan de belangrijkste vragen uitgewerkt.
Waarom is de ECB niet tegelijkertijd met de Fed begonnen met QE?
Dit is geen makkelijke vraag om te beantwoorden. Mijn antwoord is daarom wat langer dan we allebei zouden willen.
Er zijn veel verschillen tussen de VS en de Eurozone en in de manier waarop de crisis zich in verschillende delen van de wereld ontwikkelde. Eind 2007 begon de sub-prime crisis. De ECB en de Fed reageerden toen op dezelfde manier, namelijk met een sterke uitbreiding van de beschikbare liquiditeit. Maar we ontdekten al snel dat dat nog maar het begin van de crisis was. Een jaar lang gebeurde er niks, totdat in 2009 de grote bail-outs kwamen in de VS en we realiseerden dat de giftige leningen ook veel banken in Europa hadden besmet.
De val van Lehman Brothers was een keerpunt. De VS is anders dan de Eurozone in de zin dat de financiering grotendeels marktgebaseerd is. De Eurozone is een bank-gebaseerde economie, waar 80% van de financiering via banken gaat. In de VS is dat slechts 30%. Dit is het eerste grote verschil tussen beide situaties.
De Fed bracht de rente naar nul en begon met QE, omdat er geen andere instrumenten meer over waren. De negatieve effecten bleven zich in die tijd ontwikkelen in de VS. In de Eurozone gebeurde wat anders. De toename van onzekerheid raakte overheden die niet voorbereid waren. Die werden gekenmerkt door hoge schuldniveaus, weinig hervormingen, zwakke budgetten… zo veranderde de crisis in een crisis in staatsobligaties.
In 2010 gebeurde er iets wat alles veranderde. We waren gewend dat staatsobligaties risicovrij waren. Alle andere theorieën waren op deze aanname gebaseerd. In 2010 bleken staatsobligaties opeens niet meer risicovrij, waardoor het hele plaatje van risico’s veranderde in de Eurozone. Veel van onze banken hadden veel staatsobligaties op hun balans, waardoor de crisis evolueerde in een bankencrisis. Daarom begon de ECB in 2010 met een gereduceerde versie van QE, namelijk het SMP programma. Daarmee probeerden we de obligatiemarkt te ondersteunen om die grote veranderingen in rente en obligatiekoersen op te vangen.
In 2011 daalde de liquiditeit in het bankwezen substantieel, waardoor de ECB besloot LTRO te starten. Dat was onbeperkte liquiditeit voor banken tegen een zeer gunstige condities en voor een ongekend lange termijn van vier jaar. Iedereen dacht dat daarmee de banken voldoende ondersteund waren en dat daarmee grootschalige falen van banken voorkomen kon worden.
Dat werkte ook een paar maanden, maar toen kwam de obligatiecrisis over en begonnen we met OMT. Dat programma had in omvang veel groter kunnen zijn, maar dat was het niet omdat de markt had ingezien dat er niet langer een risico bestond dat de euro zou omvallen. Toen verbeterden de marktomstandigheden substantieel. Sindsdien zijn er 2 miljoen nieuwe banen gecreëerd in de Eurozone. Het herstel was op dat moment al begonnen, langzaam maar constant.
Toen die bankencrisis was gaan liggen en de fragmentatie in Europa verminderde zagen we een nieuw risico van deflatie. En dat is waarom de ECB net als de Fed begon met QE. De les is dat beide instituten op verschillende manieren reageerden op verschillende omstandigheden.
Bij de Federal Reserve – in een marktgebaseerde economie – greep men in via de open markt, namelijk met het opkopen van staatsobligaties en het verstrekken van liquiditeit of met het verkopen van staatsobligaties en het terughalen van liquiditeit. Bij de ECB – actief in een bankgebaseerde economie – ging dat via de banken. Beide instituten hebben gedurende de crisis hun beleid veranderd. De Fed schakelde meer over op herfinancieringen, terwijl de ECB begon met het opkopen van obligaties. De ECB introduceerde daarnaast ook een ander instrument, namelijk negatieve rente. Daar moet ik het voor dit moment bij laten…
Kan inkomensongelijkheid een bedreiging vormen voor de financiële stabiliteit?
Door globalisering en wereldwijde concurrentie en verspreiding van technologie is er ongekend veel welvaart gecreëerd, maar tegelijkertijd is er ook een grote groep mensen die niet (voldoende) profiteert van deze verbeteringen. Deze mensen delen niet mee, kunnen bijvoorbeeld geen auto of huis kopen. Dat is inderdaad niet goed voor de financiële stabiliteit en de samenleving.
Wat kan de ECB daaraan doen? Volgens Draghi is het goed om een beetje inflatie na te streven, omdat dat gunstiger is voor de schuldenaren dan voor de spaarders. Daarmee wordt de ongelijkheid verzacht. Daar komt bij dat de jonge generatie vaak de schuldenaren zijn, terwijl de oudere generatie over het algemeen besparingen hebben.
De belangrijkste veroorzaker van ongelijkheid is werkloosheid. Juist dat is belangrijk om aan te pakken, bijvoorbeeld met investeringen in onderwijs en technologische kennis. Maar het is niet de taak voor mij als gouverneur van de centrale banken om te beslissen welk beleid men zou moeten voeren.
Doet de ECB voldoende om te voorkomen dat baantjes naar elkaar toegespeeld worden?
Centrale banken hebben vertrouwen nodig en om dat vertrouwen te winnen moeten ze duidelijk communiceren en verantwoording afleggen. Daar hebben alle centrale banken verbetering in aangebracht, niet alleen de ECB. Tot midden jaren negentig veranderde de Federal Reserve de rente zonder daar iemand over te informeren. Mensen moesten daar via de markt maar achter zien te komen.
De ECB is van begin af aan al opgezet vanuit het idee van transparantie. Denk aan de persconferenties na elk rentebesluit, interviews, verhoren en onderzoeken. We gaan door met deze traditie en breiden dit zelfs uit. Ook deze bijeenkomst bijvoorbeeld, alles wordt uitgezonden. Dat is allemaal heel transparant.
Voor wat betreft belangenverstrengeling. Sinds 2015 geven we inzicht in wat we bespreken. Mijn dagboeken en de ontmoetingen die wij hebben worden ook met enige regelmatig gepubliceerd. Ook wijzen we heel veel uitnodigingen af, omdat die van buitenaf gezien kunnen worden als een vorm van belangenverstrengeling of die afwijken van datgene wat mensen van een centrale bank verwachten. Ik denk dus dat we het oké doen, al kan het natuurlijk altijd beter. We leren van kritiek en passen onze procedures aan als we vinden dat de kritiek terecht is.
Maakt de lage rente het voor millennials niet onmogelijk vermogen op te bouwen?
Als eerste is het de vraag over welke millennials het gaat. Diegene die dankzij het beleid van de ECB een baan hebben kunnen vinden zullen waarschijnlijk blij zijn met dit beleid. Er zijn ook millennials die geld sparen of die ouders hebben die geld hebben.
Ik heb het al vaak gezegd en zal het nog eens herhalen, besparingen komen van groei. Als er geen groei is zijn er ook geen besparingen. De rente moet op dit moment wel laag zijn om groei te krijgen. Wanneer die groei eenmaal komt en de inflatie richting de doelstelling gaat zal de rente ook toenemen en krijgen spaarders hun rendement. Maar als we de rente op het verkeerde moment verhogen krijgen we een recessie en daar wordt niemand beter van. Spaarders en schuldenaren niet.
Millennials zijn vaak nog te jong om een huis te kopen, maar voor de iets oudere groep is de lage rente gunstig voor de hypotheek. We moeten dus geduldig zijn, de rente zal op termijn wel weer herstellen.
Zie je de lage productiviteitsgroei van de laatste jaren als een korte termijn fenomeen of een langere trend?
Dat is een lastige vraag waar veel verschillende visies op zijn. De cyclische daling van de economische productiviteit begon al ruim voor de grote financiële crisis. Tijdens de crisis daalde de kredietverlening en de investeringen en daalden ook de verwachtingen ten aanzien van de economische groei. Maar ook belangrijk voor productiviteitsgroei is een optimale verspreiding van nieuwe technologieën.
Gaat de ECB meer investeren in fintech?
De ECB ondersteunt fintech. We zijn het afgelopen anderhalf jaar met verschillende projecten begonnen. De meest recente is instant payment, een technologie waarmee iedereen 24 uur per dag en 365 dagen per jaar direct betalingen kan doen. Ook ondersteunen we de distributed ledger technologie, een zeer belangrijke ontwikkeling waarmee je informatie op decentrale manier kunt opslaan.
We besteden hier om verschillende redenen veel aandacht aan. Ten eerste omdat ze het financiële systeem kunnen versterken tegen cyberaanvallen. De andere reden is dat cybermisdaad een grote dreiging is voor financiële stabiliteit en dat toezichthouders hier meer en meer op zullen gaan inspelen. Daar is tijdens de laatste G7 top ook veel over gesproken.
De afgelopen tien jaar heeft Portugal bijna €10 miljard aan bail-outs verstrekt. Wat is er de laatste jaren gedaan om te voorkomen dat er weer belastinggeld naar banken gaat?
In het verleden werd er inderdaad belastinggeld gebruikt om aandeelhouders, obligatiehouders en spaarders van banken te compenseren. In reactie op deze ontwikkeling heeft de Europese Unie de Banking Resolution aangenomen, waarmee het veel moeilijker is geworden om voor een bail-out in aanmerking te komen.
Als er weer een nieuwe bankencrisis komt zal eerst worden gekeken naar de bail-in van aandeelhouders en bepaalde categorieën van obligatiehouders. Als dat niet genoeg is zal dat worden aangevuld met een speciaal fonds. Het doel van de bail-in is dat het gebruik van belastinggeld wordt geminimaliseerd, maar dat tegelijkertijd ook wordt voorkomen dat activiteiten van banken worden stopgezet, met alle verliezen die daaruit voortkomen.
Het is nog te vroeg om te zeggen dat er niet meer belastinggeld naar het redden van banken gaat. Banken moeten nu meer middelen opzij zetten om toekomstige verliezen op te vangen.
Hoe kan de ECB beleid voeren als de lidstaten allemaal in een andere fase van de economische cyclus zitten en om die reden allemaal misschien een ander beleid nodig hebben?
We hebben niet allemaal verschillende landen, maar één Eurozone. Ons beleid is voor de hele Eurozone. Om een meer inhoudelijk antwoord te geven, laat mij eens de vergelijking maken met de Verenigde Staten. In de VS heb je verschillende staten die allemaal op verschillende snelheden werken. Dat veroorzaakt misschien onbalans, maar dat wordt verzacht via de landelijke begroting. Er zijn dus geldstromen tussen verschillende delen van de Verenigde Staten om te compenseren voor mogelijke onbalans van een verschillende snelheid.
De Eurozone is geen transferunie, dat is wat het Verdrag van Maastricht ook zegt. Wij hebben dus geen federaal budget. Wel hebben we andere manieren om te compenseren voor landen die op verschillende snelheden werken. Dat is waarom convergentie in de Eurozone essentieel is. Ik denk dat we daarin grote vooruitgang hebben geboekt sinds het verdrag van Maastricht.
Cijfers op dat gebied lieten onlangs zien dat de mate van divergentie tussen landen, gemeten als de toegevoegde waarde per land, op een historisch dieptepunt staat. Die verschillen staan op het laagste niveau sinds 1997. Dat betekent dat inspanningen richting convergentie geleverd worden.
Ook op het gebied van beleid is er convergentie, zoals het doorvoeren van hervormingen en het overeenstemmen van beleid dat bewezen heeft het beste te werken. Dat is erg belangrijk voor de weerbaarheid van de monetaire unie. Convergentie is een van de twee pilaren waarop de monetaire unie gebouwd is. De andere pilaar is vertrouwen. Wat we op dit moment doen is convergentie versterken en het vertrouwen repareren en versterken.
De hoeveelheid geld in omloop in Venezuela is in een jaar tijd verdrievoudigd, zo blijkt uit nieuwe cijfers die de centrale bank afgelopen vrijdag bekendmaakte. Eind maart was er 13,3 biljoen bolivar in omloop, drie keer zoveel als een jaar eerder. Ter vergelijking, in de Verenigde Staten groeide de geldhoeveelheid volgens dezelfde definitie de afgelopen twaalf maanden met 6,4%.
De groei van de geldhoeveelheid maakt de bevolking van Venezuela steeds armer. Er worden steeds meer bankbiljetten bijgedrukt om het tekort op de begroting en de handelsbalans te dekken, waardoor het geld in hoog tempo aan waarde verliest. Door de hyperinflatie wordt het steeds moeilijker om winkels te bevoorraden, met als gevolg lege winkelschappen en een tekort aan eten.
Tekorten
Door een tekort aan brandstof worden tankstations niet meer bevoorraad, terwijl bakkers gearresteerd worden omdat zij niet genoeg brood zouden bakken. De regering van Maduro geeft zoals verwacht valutaspeculanten en winkeliers de schuld van alle problemen. Het zijn bizarre toestanden voor een land dat rijk is aan olie en andere grondstoffen en dat met goed bestuur zeer welvarend had kunnen zijn.
Door hyperinflatie hebben spaarders al hun koopkracht verloren, tenzij ze dat op tijd hadden omgezet naar harde valuta zoals euro’s en dollars. Ook spaarders die een deel van hun vermogen in goud of zilver bewaren hebben hun vermogen kunnen beschermen tegen de hyperinflatie. Volgens de laatste schattingen van het IMF loopt de inflatie dit jaar op naar 1.640%.
De verkiezingen zijn weer achter de rug. Persoonlijk ben ik hier blij mee. Ik was wel klaar met alle gesprekken die ik hierover heb gehad in mijn omgeving. Helaas gingen deze nooit over de inhoud, maar meer over de vorm. Ik vond dat er hoofdzakelijk werd gepraat over de lijsttrekkers: “Ik stem niet op Henk Krol, want die verspreekt zich zo vaak” of “Jesse Klaver heeft van die lieve, betrouwbare ogen”. Verkiezingen lijken elke keer meer een soort tv-programma als The Voice. Ik hoop dat er nu snel een regering gevormd kan worden met daadkracht, al lijkt me dat lastig als GroenLinks met de VVD gaat regeren.
We zullen zien hoe snel verkiezingsbeloften de komende tijd zullen sneuvelen. Verder neem ik aan dat Rutte inmiddels een paar bosjes bloemen naar Istanboel heeft gestuurd, want dat heeft hem natuurlijk enorm geholpen met zijn verkiezingsoverwinning van -8 zetels. De tijd zal leren of er écht wat zal veranderen aan het beleid t.o.v. de afgelopen kabinetten.
Renteverhoging
Afgelopen week verhoogde de Federal Reserve de rente met een kwart procent, geheel conform de verwachtingen. En opnieuw zagen we wat we in het verleden al meerdere malen gezien hebben, namelijk dat de prijzen van edelmetalen flink stegen nadat de renteverhoging wereldkundig werd gemaakt. Laten we hopen dat deze trend zich de komende tijd voortzet.
De renteverhoging van deze week werd ingegeven door betere economische cijfers uit de VS en de oplopende inflatie. Maar dit beleid van renteverhogingen door de Fed kan snel roet in het eten gooien in het verhaal van economische groei, want in een situatie van excessieve schuld heeft een bescheiden ‘verkrapping’ in het monetaire beleid meteen een heel diepgaand negatief effect op de economie. Dit betreft niet alleen de Amerikaanse economie, maar ook de wereldwijde economie. Bedrijven hebben wereldwijd immers geleend in dollars.
Internationaal zal deze renteverhoging dus niet met gejuich ontvangen worden. Een groot gedeelte van de schuld moet regelmatig verlengd worden, al is maar om de rentelasten te financieren. De speelruimte voor een centrale bank om bij een dergelijke stand van zaken de rente te ‘normaliseren’ is uiterst gering. Zodra blijkt dat de Fed en de regering Trump op dit gebied de degens zullen gaan kruisen, moet men rekening houden met een ingreep van president Trump. Hij heeft immers plannen om de belastingen flink te verlagen en veel te investeren in bijvoorbeeld de infrastructuur. Hiervoor zal hij veel moeten gaan lenen, terwijl de VS momenteel al een enorm begrotingstekort hebben. Een hogere rente zal Trump hierbij zeker niet helpen!
Inflatie loopt op
De toenemende zorgen over hogere inflatie zijn begrijpelijk. Toch is het van groot belang om niet tot een overhaast oordeel te komen. De enorme inflatoire verwachtingen als gevolg van de super-stimulering (QE) sinds 2009, met de daaropvolgende laagste economische groei in zeventig jaar, liggen nog vers in het geheugen. We weten allemaal hoe dit afgelopen is. De wereldeconomie verschilt in de praktijk immers niet veel van een supertanker, die maar heel langzaam van koers kan veranderen. Er zijn talloze redenen, zoals een hogere dollar, monetaire verkrapping en mogelijk lagere olieprijzen, om juist aan te nemen dat de prijsinflatie en rente tijdens de tweede helft van 2017 weer zullen dalen. We zullen het de komende maanden gaan zien!
Als laatste wilde ik afsluiten met een quote van een zeer ervaren belegger:
De edele metalen moet men beschouwen als schilderijen van Rembrandt, als wegleggertjes, die soms uit de mode geraken, maar nooit mogen worden verkocht, ongeacht de prijs. “Remember the GOLDEN RULE: whoever has the GOLD, makes the rules.” Wat kennelijk solide is voor de gemiddelde centrale bank, moet ook solide zijn voor de gemiddelde belegger.
Deze column van Sander Noordhof verscheen afgelopen weekend op Goudstandaard. Goudstandaard is gespecialiseerd in de verkoop en opslag van fysiek edelmetaal. Wilt u meer informatie over beleggen in edelmetalen? Bel ons op +31(0)88 46 88 488 of mail naar [email protected].