Saoedi-Arabië dreigt olie in andere valuta dan de dollar af rekenen, indien de Verenigde Staten een wetsvoorstel aannemen waarmee OPEC-landen aan Amerikaanse anti-trust wetgeving onderworpen kunnen worden. Dat schrijft Reuters op basis van drie bronnen die betrokken zijn bij het Saudische energiebeleid. Volgens twee van deze bronnen heeft de oliestaat dit plan al met andere landen binnen de OPEC-alliantie besproken. Ook zou de Amerikaanse regering ervan op de hoogte zijn gebracht.
Aanleiding voor dit dreigement is een wetsvoorstel genaamd NOPEC, wat staat voor ‘No Oil Producing and Exporting Cartels Act’. Met dit wetsvoorstel wil de Amerikaanse regering een einde maken aan de immuniteit van landen die onderdeel zijn van het oliekartel. Het wetsvoorstel stamt al uit 2000, maar kreeg tot voor kort onvoldoende draagvlak. Dat veranderde met de komst van president Trump, die zich zeer kritisch heeft uitgelaten over de hoogte van de olieprijs. Als het NOPEC wetsvoorstel wordt aangenomen kan de regering sancties opleggen aan landen die zich schuldig maken aan een prijskartel.
Geen olie in dollars
Saudi-Arabië wil niet dat dit wetsvoorstel wordt aangenomen en dreigt daarom de dollar opzij te zetten als dat toch gebeurt. Een dergelijke maatregel zou zeer problematisch zijn voor de Verenigde Staten, omdat de dollar voor een belangrijk deel haar waarde ontleent aan het feit dat veel olie in deze valuta wordt afgerekend. Saoedi-Arabië is goed voor ongeveer 1/10 deel van de wereldwijde olieproductie en is de grootste exporteur van olie ter wereld. Vorig jaar exporteerde het land voor $356 miljard aan olie naar het buitenland.
De Amerikaanse dollar is nog steeds de belangrijkste handelsmunt, mede omdat olie overwegend in deze valuta verhandeld wordt. Als Saoedi-Arabië besluit over te stappen op andere valuta, dan zou de dollar haar momentum kunnen verliezen als belangrijkste oliemunt. Het is geen geheim dat een grote olieproducent als Rusland en belangrijke afnemers als China en Europa niet blij zijn met het dollarmonopolie. Een belangrijke olieproducenten als Rusland wil haar olie ook graag in andere valuta afrekenen dan de dollar. Iran en Venezuela rekenen de olie al af in andere valuta.
Euro als nieuwe oliemunt?
Ook vanuit Europa is er de wens om de euro te promoten als internationale handelsmunt. Jean-Claude Juncker, voorzitter van de Europese Commissie, zei vorig jaar in een toespraak dat het absurd is dat Europa haar import van energie in dollars afrekent. Hij pleitte voor een grotere rol voor de euro als internationale handelsmunt, onder meer voor de import van olie en gas. De Europese Commissie kwam eind vorig jaar met een voorstel om die verandering in gang te zetten. Dit initiatief kon ook op steun vanuit Rusland rekenen.
Ook China zoekt alternatieven voor de dollar in de oliehandel. Zo introduceerde het land vorig jaar nieuwe oliecontracten in yuan, waarmee olie rechtstreeks in de Chinese munt kan worden afgerekend. Deze oliecontracten hebben nog geen significant marktaandeel, maar deze trend is wel veelzeggend.
Saudi-Arabië dreigt bezittingen te verkopen
Saoedi-Arabië dreigt niet alleen olie in andere valuta dan de dollar te verhandelen, maar ook om bezittingen in de Verenigde Staten te verkopen. De oliestaat heeft voor bijna $1 biljoen geïnvesteerd in de Verenigde Staten. Daarnaast bezit het koninkrijk voor $160 miljard aan Amerikaanse staatsleningen. Zou ze deze bezittingen van de hand doen, dan wordt ook de koppeling tussen de dollar en de Saoedische rial onhoudbaar.
De dreigementen van Saoedi-Arabië aan het adres van de Verenigde Staten symboliseren de nieuwe machtsverhoudingen in de wereld. Naarmate de dollar vaker als politiek wapen wordt ingezet zullen meer landen zich tegen de monopoliepositie van de dollar keren. We blijven deze ontwikkeling volgen.
Heel even heeft het er dit jaar naar uitgezien dat de prijs voor een vat olie structureel boven het niveau van $50 per vat zou komen liggen. De vreugde is echter van korte duur geweest. De prijs schommelt behoorlijk, maar heeft de neiging eerder te dalen dan te stijgen, ondanks pogingen van OPEC en Rusland om door productiebeperkingen de prijs juist omhoog te stuwen.
Die pogingen zijn gedoemd te mislukken en de voornaamste verklaring daarvoor zijn de ontwikkelingen op de Amerikaanse oliemarkt. De productie blijft daar stijgen en dat zal de VS de komende jaren ook nog tot een factor van belang maken op de exportmarkten. Volgens het gerespecteerde Texaanse consultancybureau PIRA Energy zullen de Verenigde Staten tegen 2020 om en nabij de 2,25 miljoen vaten per dag exporteren. Een belangrijke producent als Koeweit exporteert vandaag 2,1 miljoen vaten per dag. Als PISA gelijk heeft, dan is het nog maar de vraag of OPEC erin zal slagen om de prijzen omhoog te krijgen.
Overproductie
Volgens PIRA, maar ook volgens het Internationaal Energie Agentschap (IEA) gaat de schalieproductie in de VS zowel dat jaar als in 2018 verder omhoog. In 2018 zal de productie naar verwachting 9,9 miljoen vaten per dag bedragen. Die hoge productie maakt van de VS in de komende jaren een van de grootste exporteurs ter wereld. Omdat het land geen lid is van OPEC heeft het ook geen behoefte om zijn productie en export te beperken. De enige hinderpaal is dat de exportcapaciteit nu nog beperkt is, maar daar komt razendsnel een einde aan. Volgens PIRA kunnen de Verenigde Staten nu al 2,7 miljoen vaten per dag exporteren. Daar komt voor het einde van 2018 nog eens 600 duizend vaten per dag bij.
Problemen te over voor OPEC en zijn bondgenoten, zo lijkt het. Die mening is ook Goldman Sachs toegedaan. In een zeer recent rapport komt de bank tot de conclusie dat zonder aanvullend beleid de prijs voor een vat olie op korte termijn tot onder $ 40 per vat kan dalen. Goldman adviseert OPEC daarom om nog dieper te snijden in de productie dan nu het geval is. In realiteit is er van productiebeperking geen sprake. Landen als Libië en Nigeria zijn vrijgesteld van productiebeperkingen en deze landen slagen er steeds beter in om hun productie verder op te voeren. Met als gevolg dat steeds meer olie beland op de exportmarkten, zo stelt Goldman nuchter vast.
Olieprijs blijft onder druk
De aanwas van olie maakt het onmogelijk dat het aanbod op korte termijn gaat verkrappen en dat is nodig om beleggers ervan te overtuigen dat ergens in 2018 er een evenwicht ontstaat tussen vraag en aanbod. Nog niet zolang geleden was Goldman hiervan overtuigd, mede omdat ze veronderstelden dat de schalieproductie in de VS op korte termijn zou gaan vertragen. Vooralsnog zijn deze veronderstellingen nergens op gebaseerd. Eind juni lag de schalieproductie op het hoogste niveau in dit jaar. Ook sloegen de Amerikanen meer putten na een lichte vertraging in de afgelopen weken.
Het heeft allemaal niet zo mogen zijn en dat zal eveneens in de nabije toekomst zo zijn. Goldman denkt dat OPEC en zijn bondgenoten de wereld moeten verrassen met een plotselinge Shock and Awe aankondiging dat de productie fors gaat beperkt worden. De kans op shock & awe is op korte termijn niet groot, zo erkennen de bankiers.
Disclaimer: Bovenstaand artikel is geen professioneel beleggingsadvies en het is ook geen uitnodiging om te gaan beleggen. Beleggen brengt kosten en risico’s met zich mee. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Het artikel is louter de persoonlijke mening van de auteur.
Op de energiemarkten vindt bijna ongemerkt een kleine revolutie plaats. Het gaat niet om de geleidelijke verschuiving van fossiele brandstof naar renewables of de keuze voor gas in plaats van kernenergie. Het gaat om een machtsverschuiving tussen producenten en consumenten. De afgelopen vijftig jaar werd de markt gedicteerd door de producenten van energie en in het bijzonder door OPEC.
Daar lijkt nu een einde aan te komen. Het is meer en meer de consument die de prijzen dicteert en zijn handelspartners selecteert. Zo ondertekenden in maart drie importeurs van LNG (vloeibaar aardgas) een memorandum waarin ze overeenkwamen samen te werken bij de aankoop van LNG. Het waren het Koreaanse Kogas, het Japanse JERA en het Chinese Cnooc. Het zijn drie bedrijven uit drie verschillende landen die tot voor kort met elkaar concurreerden om in de eigen energiebehoefte te voorzien.
Onderlinge concurrentie is niet langer noodzakelijk. Prijzen voor LNG zijn al drie jaar in beweging en daar zal niet snel een einde aan komen. Op zich ziet de markt er goed uit. Er komt de komende twee jaren een hele reeks aan nieuwe LNG-projecten op de markt. The International Gas Union telt er maar liefst 28, waarvan sommige heel groot zijn. Het gaat dan om Cove Point in de VS en Yamal in Rusland. In beide gevallen gaat het om capaciteit voor het vloeibaar maken van aardgas, van meer dan 5 miljoen ton per jaar.
Overschot aan aardgas?
Dat klinkt allemaal goed en veelbelovend, maar het is een niet te negeren feit dat de vraag naar gas kleiner is dan het aanbod ondanks de groeiende populariteit van het goedje. Volgens the International Gas Union steeg de handel in LNG in 2016 met 5% naar 258 miljoen ton. De capaciteit om aardgas vloeibaar te maken groeide naar 339 miljoen ton. Die overcapaciteit veroorzaakt prijsdruk. Er is eenvoudigweg te veel gas en het aanbod lijkt de komende jaren alleen maar toe te nemen. De markt is zo overvoerd dat bedrijven zich wel tweemaal bedenken om nieuwe winningsprojecten op stapel te zetten. Dat is bijvoorbeeld het geval in Egypte, waar recentelijk nieuwe voorraden aangeboord zijn, maar daar is het tot dusverre bij gebleven.
Het overschot is terug te zien in de prijsontwikkeling. Kostten Aziatische importen in 2013 nog $20 per mmbtu, nu is dat gedaald naar $6 per mmbtu. De prijsval kan nog wel even aanhouden als de Amerikanen hun schaliegas naar de markt brengen!
De macht lijkt naar de consument te vloeien. Gas mag niet meer als een waardeloos bijproduct afgefakkeld worden, terwijl LNG-projecten kostenintensief zijn en kunnen niet zomaar gesloten kunnen worden. Voor producenten is de enige uitweg contracten voor de lange termijn af te sluiten, waarbij de voorwaarden door de afnemer gedicteerd worden.
Het is niet gezegd dat de machtsverschuiving beperkt zal blijven tot de markt voor (vloeibaar) aardgas. Het is beslist niet ondenkbaar dat de genoemde verschuiving ook op de oliemarkt gaat plaatsvinden.
Olieproductie stijgt weer (Bron: Bloomberg)
Vraag en aanbod
De balans tussen vraag en aanbod is nog steeds ver te zoeken op de oliemarkt. Het is nog maar de vraag of die balans er wel komt, ondanks de huidige overeenkomst tot productiebeperking tussen OPEC en enkele non-OPEC-landen. Het is onmiskenbaar dat lansen als Rusland, Venezuela en Nigeria om extra inkomsten zitten te springen. Voor sommige grote oliebedrijven is het al niet veel anders. Zij zullen waarschijnlijk gaan kiezen voor de zekerheid van verkoop om zo in ieder geval de kosten van de hoge investeringen terug te kunnen verdienen.
De eerste tekenen van een kopersmarkt zijn al te zien. Een land als Iran blijft, ondanks de huidige sancties, olie exporteren. De Iraniërs zijn tuk op bilaterale overeenkomsten, waarbij ze olie met forse kortingen aanbieden. Het is bovendien een goed bewaard geheim in de markt dat de officiële prijs voor olie en gas vaak weinig meer van doen heeft met de werkelijke prijs.
Een verschuiving van de macht van producent kan niet zonder gevolgen blijven. OPEC verliest in sneltreinvaart zijn vermogen om prijzen vast te stellen. Beleggers zullen daarom het rendement op hun investeringen zien teruglopen en staten hun inkomsten. Bilaterale overeenkomsten verminderen de toestroom naar de internationale markten. Die kunnen daardoor volatieler worden bij een verminderend en onzekerder aanbod.
Marktbewegingen hebben de neiging van de ene naar de andere kant te bewegen. Dat is normaal. De afgelopen vijftig jaar maakten de producenten de dienst uit. Nu lijkt het evenwicht te verschuiven ten faveure van de afnemer. Sommige beleggers en bedrijven zullen dat als iets tijdelijks, als iets cyclisch beschouwen. Dat lijkt een riskante strategie, want ook buiten de traditionele energiemarkten is volop beweging en vernieuwing. Het is misschien verstandiger de huidige verschuiving als structureel te beschouwen en daar de strategie op af te stemmen.
Cor Wijtvliet
Deze bijdrage is mogelijk gemaakt door BeurshalteOver Beurshalte:Dagelijks publiceert Beurshalte nieuwsbrieven en columns van leden van de redactie en van gastauteurs over de wereld van beleggen en alles wat ermee samenhangt. Daarnaast publiceert beurshalte wekelijks een nieuwsbrief met unieke inhoud over relevante beleggingsthema’s. Belangstellende lezers kunnen een gratis abonnement nemen. Als u geïnteresseerd bent, kunt u zich hier aanmelden!Disclaimer: Bovenstaand artikel is geen professioneel beleggingsadvies en het is ook geen uitnodiging om te gaan beleggen. Beleggen brengt kosten en risico’s met zich mee. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Het artikel is louter de persoonlijke mening van de auteur.
In maart daalde de olieprijs in een behoorlijk tempo. De prijsval kwam nadat bekend was geworden dat de voorraden in de VS met 8,2 miljoen vaten veel sterker waren gegroeid dat verwacht. Niet alleen de prijs van een vat olie kelderde, maar ook olieaandelen gingen in de aanbieding. Binnen de S&P 500 staat de sector energie dit jaar op een duidelijk verlies.
Een ongeluk komt nooit alleen. Een dag voordat het nieuws over de voorraden naar buiten kwam, sprak de minister van oliezaken van Saoedi Arabië waarschuwende woorden. Khalid al-Falih wees erop dat de huidige overeenkomst van OPEC met non-OPEC landen de schalie-industrie in de VS weer op de been had geholpen. Dat deed de prijzen geen goed. De minister drong aan op een verlening van de overeenkomst om zo het huidige overschot terug te dringen naar meer normale niveaus.
Van overproductie naar tekort
In die week van prijsdalingen en overaanbod sprak ook het Internationaal Energie Agentschap waarschuwende woorden. Door de aanhoudend lage olieprijs zijn investeringen in nieuwe oliewinning op de lange baan geschoven. Bedrijven als Exxon Mobile investeren wel, maar dan in projecten met een korte looptijd die al na drie jaar winstgevend zijn. Als dat zo blijft, dan vreest de IEA dat rond het jaar 2020 de huidige overproductie wel eens kan omslaan in een tekort. Dan kunnen aan het begin van het komende decennium prijzen wel eens sterk gaan stijgen.
Door de langzaam verbeterende economische groei en bijvoorbeeld het herstel van de luchtvaart verwacht het IEA dat de vraag naar olie tot 2022 jaarlijks met 1,2 miljoen vaten per dag gaat stijgen. De verwachte snelle doorbraak zal daar weinig aan kunnen veranderen. Als de oliemaatschappijen hun investeringen niet snel opvoeren, zal de wereld een steeds groter beroep op OPEC moeten doen. De organisatie zal dan zijn productie opvoeren van 32,2 miljoen vaten per dag in 2016 naar 35,8 miljoen vaten in 2022, zo heeft het IEA berekend.
Verschillende OPEC-landen willen productie verhogen (Grafiek via Bloomberg)
OPEC verwacht meer vraag naar olie
De beweringen van het IEA hangen niet in de lucht. De organisatie stelt vast dat OPEC zich nu al aan het voorbereiden is op het herstel in de vraag. Het bouwt aan het verhogen van zijn productiecapaciteit met 1,95 miljoen vaten in 2022 per dag. In 2015 voorspelde het IEA dat de verbetering van de capaciteit niet veel verder zou reiken dan 800.000 vaten per dag.
Vooral landen met een lage kostenbasis sleutelen driftig aan hun productiecapaciteit. De koppositie wordt daarbij ingenomen door Irak. Dat land streeft ernaar om in 2022 ongeveer 5,4 miljoen vaten per dag op te pompen in plaats van het eerdere streefcijfer van 4,6 miljoen vaten. Iran volgt op de voet en wil in 2022 een volume van 4,15 miljoen vaten per dag op de markt zetten.
Het is voor het IEA nog maar de vraag of de verbeterde capaciteit ook onmiddellijk gevolgd wordt door een daadwerkelijke verhoging van de productie. Dan zouden prijzen in 2018 wel eens naar historisch lage niveaus kunnen dalen. Daar lijkt geen enkele producent bij gebaat, maar dat op zich wil weinig zeggen. Dat beseffen ze bij het IEA ook!
Dagelijks publiceert Beurshalte nieuwsbrieven en columns van leden van de redactie en van gastauteurs over de wereld van beleggen en alles wat ermee samenhangt. Daarnaast publiceert beurshalte wekelijks een nieuwsbrief met unieke inhoud over relevante beleggingsthema’s. Belangstellende lezers kunnen een gratis abonnement nemen. Als u geïnteresseerd bent, kunt u zich hier aanmelden!
Disclaimer: Bovenstaand artikel is geen professioneel beleggingsadvies en het is ook geen uitnodiging om te gaan beleggen. Beleggen brengt kosten en risico’s met zich mee. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Het artikel is louter de persoonlijke mening van de auteur.
De geschiedenis leert geen lessen, maar het is de moeite waard de geschiedenis goed te bestuderen. Dat geldt zeker voor de oliemarkt. Amerikanen en Europeanen hebben OPEC vaak beticht van manipulatie van de prijs, maar zeker de Amerikanen zijn geen haar beter. Tussen 1930 en 1970 blonken ze uit in het manipuleren van het olie-aanbod en legden aldus een bodem onder de prijs. In die jaren legde de Amerikaanse overheid oliemaatschappijen en individuele staten de verplichting productiequota’s op om zo te voorkomen dat prijzen te heftig op en neer zouden bewegen. Op die manier werden de belangen van de sector, burgers, beleggers en overheid het bet gediend, zo was de gedachte.
Het beleid van toen staat haaks op de structurele veranderingen die de internationale oliemarkten te wachten staan. Die veranderingen kunnen grote gevolgen hebben voor de oliesector, maar ook voor de economische groei, de internationale veiligheid en het milieu. Het afgelopen decennium schoten olieprijzen in snel tempo omhoog en omlaag. Het luidde het einde in van OPEC als manager van het aanbod en de terugkeer van de vrije markt.
Het resultaat zal naar alle waarschijnlijkheid zijn dat prijzen over een lange termijn heftig gaan bewegen. Dat brengt grote financiële, economische en geopolitieke risico’s mee voor de burger, bedrijfsleven en overheden.
Het beeld van prijsbewegingen is eigenlijk zo oud als de olie-industrie zelf. Vraag en aanbod reageerden traag op prijsbewegingen en opslag was duur en de capaciteit beperkt. Het was voor producenten en overheden het startsein om te proberen het aanbod in goede banen te leiden. Dat beleid was niet onsuccesvol.
Stabilisering olieprijs
Het ontmantelen van Standard Oil in 1911 maakte een einde aan een periode van relatieve rust op het prijsfront. De aanhoudende onrust op het prijzenfront bezorgden de industrie en de overheid hoofdbrekens, omdat olie onmisbaar was geworden. De onrust hield aan tot 1931. In dat jaar zakten prijzen zo diep weg, dat Texas en Oklahoma militairen naar de olievelden stuurden om het sluiten van de nodige bronnen af te dwingen. Het was het begin van een vier decennia durende samenwerking tussen het Witte Huis en de olie-industrie om het aanbod te quoteren. Het succes was enorm, want de prijsstabiliteit was indrukwekkend.
In 1972 brak een nieuwe periode aan. De productie in de VS begon te dalen en in het Midden-Oosten bleek OPEC zeer wel in staat het aanbod en de olieprijs naar eigen inzicht te managen. Het succes van OPEC was niet vergelijkbaar met dat van Texas in de decennia daarvoor. Ongeveer 10 jaar geleden is een einde gekomen aan de dominantie van OPEC. Prijzen schoten om van een hoogtepunt van $145 per vat in 2008 naar een dieptepunt van $26 in februari 2016.
De olieprijs zakte in 2014 hard weg door toename wereldwijde productie
De opzet van Texas en OPEC was niet alleen op korte termijn te stabiliseren, maar om ook zekerheid te bieden voor de langere termijn. Dat is absolute noodzaak, omdat olie toen en nu een centrale rol in de wereld. Heftige prijsschommelingen verkort de planningshorizon van bedrijven, schrikt investeringen af met alle economische gevolgen van dien. Heftige prijsbewegingen kunnen zelfs het monetair beleid van centrale banken in de wielen rijden, voor recessies zorgen en zelfs oorlog en terrorisme uitlokken.
OPEC verliest controle
Bezien vanuit dat perspectief is het niet vreemd dat sommige partijen in de VS niet blij waren met de prijsval die in 2014 inzette. Ze riepen OPEC op om de productie terug te schroeven. Sommige van deze partijen hebben goede hoop dat de overeenkomst tussen Rusland en OPEC het begin zal zijn van een betere afstemming tussen vraag en aanbod.
Die hoop is waarschijnlijk vals. In februari begonnen gesprekken over beperking van de productie, maar sindsdien is de productie met 1,4 miljoen vaten per dag toegenomen. Het overaanbod is zodoende eerder toe- dan afgenomen. Dat feit ondergraaft min of meer de duurzaamheid van het akkoord en geeft een meer ad-hoc karakter, zoals in de geschiedenis wel vaker gebeurt is. Het geeft geen structurele rust op de markt.
De (nabije) toekomst gaat zodoende meer en meer op het verleden lijken, met sterke schommelingen in vraag en aanbod uitmondend in politieke onrust. Evenals in het grijze verleden is er op dit moment geen alles bepalende swing producer om de prijsbewegingen naar eigen inzicht te beteugelen. Het ontbreken van een kompas op de oliemarkt zal veel gaan vragen van consumenten, bedrijven en overheden. Ze moeten slimmer en innovatiever worden om de schommelingen het hoofd te bieden. Dat is geen geringe opgave, zo laat de geschiedenis zien. Een vrije oliemarkt is een mixed blessing!
Dagelijks publiceert Beurshalte nieuwsbrieven en columns van leden van de redactie en van gastauteurs over de wereld van beleggen en alles wat ermee samenhangt. Daarnaast publiceert beurshalte wekelijks een nieuwsbrief met unieke inhoud over relevante beleggingsthema’s. Belangstellende lezers kunnen een gratis abonnement nemen. Als u geïnteresseerd bent, kunt u zich hier aanmelden!
Disclaimer: Bovenstaand artikel is geen professioneel beleggingsadvies en het is ook geen uitnodiging om te gaan beleggen. Beleggen brengt kosten en risico’s met zich mee. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Het artikel is louter de persoonlijke mening van de auteur.
De olieprijs maakte dinsdagmiddag een duikeling van bijna 4%, nadat de olieminister van Iran bekendmaakte dat zijn land de olieproductie niet zal verlagen. Op woensdag komen de OPEC landen bijeen om de productiequota vast te leggen, maar de kans dat daar een significante beperking van de wereldwijde olieproductie uit voortkomt is tot een minimum gedaald. De belangrijkste olieproducent van het kartel, Saoedi-Arabië, wil namelijk alleen haar olieproductie beperken als ook Iran een productiequotum vastlegt.
Eind september bereikten de olieproducerende landen van de OPEC nog een akkoord over het verlagen van de productie, maar dat was niet meer dan een intentieverklaring. Welke landen onder aan de streep de productiebeperkingen voor hun rekening zouden nemen, dat zouden we eind november pas weten. Nu de einddatum nadert blijkt dat niet alle landen bereid zijn het spelletje mee te spelen.
Olieprijs bijna 4% lager
De verklaring van de olieminister van Iran drukte de prijs voor een vat WTI olie met 3,8% omlaag naar $45,28 per vat, terwijl de prijs van een vat Brent olie met een vergelijkbaar percentage daalde tot $46,46 per vat. Dat is het laagste niveau in twee weken tijd.
Eind oktober maakte de olieprijs al een duikeling van meer dan $50 naar slechts $32 per vat, maar in de aanloop naar de deadline raakten beleggers weer meer overtuigd van een akkoord. Zo steeg de olieprijs een week geleden nog tot $48 per vat.
Olieprijs daalt bijna 4% na uitspraken olieminister Iran (Grafiek via Bloomberg)
OPEC akkoord van tafel?
Houdt Iran voet bij stuk, dan is de kans groot dat het akkoord sneuvelt. Saoedi-Arabië zou niet van plan zijn in te stemmen met een akkoord dat Iran of Irak ruimte geeft de olieproductie te verhogen.
Daarnaast zijn er op de achtergrond zijn nog twee belangrijke olieproducenten die elke productiebeperking van het oliekartel ongedaan kunnen maken, namelijk Rusland en de Verenigde Staten. Deze twee landen produceren ongeveer evenveel olie als Saoedi-Arabië, maar zijn beide geen lid van de OPEC.
Poetin heeft onlangs weliswaar gezegd dat bereid is de olieproductie niet verder uit te breiden, maar dat kan natuurlijk ook bluf zijn geweest. Rusland is nergens toe verplicht en dat geldt ook voor de schalie-producenten in de Verenigde Staten. Met de verkiezing van Donald Trump lijkt het waarschijnlijker dat de VS juist méér gaat investeren in de olie-industrie.
We verwachten dat het OPEC topoverleg in Wenen op een mislukking zal uitdraaien. Volgens de topman van de Russische olieproducent Rosneft ligt het tijdperk waarin een handvol olieproducerende landen de olieprijs kon manipuleren nu definitief achter ons. Daarmee is de kans dat de olieprijs weer richting de $100 per vat gaat vrijwel uitgesloten.
Lees ook:
Afgelopen maand maakte OPEC plannen bekend om zijn olieproductie te beperken om zo de prijs wat omhoog te drijven. Voor velen was het duidelijk, dat de strategie van zoveel mogelijk oppompen tegen elke prijs mislukt was. Ook heetten de Verenigde Staten de grote winnaar van de prijzenoorlog van de afgelopen twee jaar. De schalieproducenten slaagden er immers in om de kosten zo stevig te verlagen, dat ze zelfs bij een niveau van $ 40 zouden kunnen overleven. Dankzij OPEC was de schalie-industrie uiteindelijk alleen maar gezonder geworden.
OPEC daarentegen had bakzeil moeten halen, omdat lasten hoger waren dan de baten vanwege de te lang aanhoudende lage prijzen. OPEC is daarmee de verliezer, of toch niet? De meeste verhalen zijn nooit zwart wit en dat geldt ook voor het verhaal rondom OPEC. Het valt niet te ontkennen dat OPEC marktaandeel heeft gewonnen, ook al zijn de kosten hoog!
OPEC heeft waarschijnlijk van meet af aan beseft, dat het de schalie-industrie in de VS niet kon vernietigen. Het kon echter wel zijn opmars afstoppen door heel veel olie op te pompen en dat is gelukt. De productie is de afgelopen twee jaren niet gegroeid met 1 miljoen vaten per dag, maar is met 10% gedaald naar 9,6 miljoen vaten per dag.
OPEC wint marktaandeel
Het oliekartel slaagde er ook in om ook andere non-OPEC leden in de problemen te brengen, die te duur produceerden. Daardoor daalde de productie van de niet-OPEC landen behoorlijk en daar trok OPEC op zijn beurt profijt van. Door de lage prijzen steeg de vraag sneller dan verwacht en wel met 3 miljoen vaten per dag in plaats van 1 miljoen zoals het Internationaal Energie Agentschap had voorspeld.
Voorde niet-OPEC landen had het Internationaal Energie Agentschap (IEA) voor 2017 een totale productie voorspeld van 59,4 vaten per dag. Daar zijn er recentelijk nog 57 miljoen van overgebleven. In 2017 zal de vraag naar OPEC olie daardoor 3 miljoen vaten per dag hoger uitvallen dan tot nu toe berekend. Daar komt nog bij, dat investeringen in nieuwe oliebronnen nagenoeg tot stilstand zijn gekomen en dat zal niet snel veranderen, zelfs niet bij een prijs die boven $50 per vat uitstijgt.
Productie OPEC versus niet-OPEC landen (Grafiek via Financial Times)
Aan het eind van dit decennium zal er maar liefst $740 miljard minder geïnvesteerd zijn. Dat speelt in het voordeel van OPEC. Door marktaandeel te winnen daalde de waarde van een vat olie van OPEC minder snel dan bijvoorbeeld een vat schalie-olie. Sinds de prijs van een vat olie in 2014 tot onder $100 daalde zijn de potentiële inkomsten van de schalie-producenten met 55% gedaald. Dat is de uitkomst van lagere prijzen en lagere volumes.
Bij OPEC is de daling 48%, omdat de prijsdaling deels gecompenseerd werd door een volumestijging. Dat is echter slechts een deel van het verhaal. De productie van OPEC is driemaal zo hoog en dat betekent dat de totale kosten van de prijsdaling enorm zijn. In september van dit jaar was de olieproductie van OPEC $43 miljard minder waard dan in de maand september in 2014. In de VS was dat $14 miljard.
In de VS zijn het de aandeelhouders en de bedrijven die het verlies dragen, maar in de meeste OPEC-landen is de staatskas het voornaamste slachtoffer. Daardoor zijn grote budgettaire problemen gegroeid die niet door een groter marktaandeel gecompenseerd kunnen worden. In die zin is de OPEC strategie volledig mislukt!
Dagelijks publiceert Beurshalte nieuwsbrieven en columns van leden van de redactie en van gastauteurs over de wereld van beleggen en alles wat ermee samenhangt. Daarnaast publiceert beurshalte wekelijks een nieuwsbrief met unieke inhoud over relevante beleggingsthema’s. Belangstellende lezers kunnen een gratis abonnement nemen. Als u geïnteresseerd bent, kunt u zich hier aanmelden!
Disclaimer: Bovenstaand artikel is geen professioneel beleggingsadvies en het is ook geen uitnodiging om te gaan beleggen. Beleggen brengt kosten en risico’s met zich mee. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Het artikel is louter de persoonlijke mening van de auteur.
De OPEC heeft woensdagavond eindelijk een akkoord bereikt over het beperken van de olieproductie, dat als doel heeft de olieprijs naar een hoger niveau te brengen. Verschillende olieproducerende landen dringen al langer aan op een productieverlaging van het kartel, dat wereldwijd een marktaandeel van ongeveer veertig procent in handen heeft. Maar wat is er precies afgesproken en wat kunnen we van dit akkoord verwachten?
De OPEC-landen hebben overeenstemming bereikt om hun totale productie op termijn te beperken naar 32,5 miljoen tot 33 miljoen vaten per dag, maar het is nog steeds onduidelijk hoe de quota verdeeld zullen worden over de olieproducerende landen. Dat onderwerp wordt pas in november besproken bij de volgende bijeenkomst van de OPEC. Er is dus alleen een akkoord bereikt over het beperken van de totale productie, die momenteel iets hoger ligt op 33,2 miljoen vaten per dag.
Productieverlaging OPEC
In november weten we pas hoe de olieproducerende landen de quota gaan verdelen. Dat is nog een heikel punt, want Iran heeft meerdere malen aangegeven dat ze niet van plan is haar productie te verlagen. Het initiatief moet dus komen van landen als Saoedi-Arabië en Venezuela, de landen die hard geraakt zijn door de daling van de olieprijs.
Het is ook nog maar de vraag of het overeengekomen productielimiet scherp genoeg is om een betekenisvolle impact te hebben op de wereldwijde olieprijs. Slagen de OPEC-landen erin om zich aan de afspraak te houden en de productie te beperken tot 32,5 miljoen vaten per dag, dan zal dat de bovengrondse olievoorraad wereldwijd slechts dalen van 3,09 naar 2,9 miljard vaten olie. Het structurele overschot aan olie wordt dus niet weggewerkt met dit tekort.
Rusland en Verenigde Staten
De inspanningen van de OPEC landen kunnen echter geheel teniet worden gedaan door Rusland en de Verenigde Staten. Deze twee landen produceren beide ongeveer evenveel olie als Saudi-Arabië, maar zijn geen lid van het oliekartel. Zij hebben dus alle vrijheid om hun olieproductie op te schroeven, waardoor zij het meest zullen profiteren van een eventuele stijging van de olieprijs. Bij een voldoende stijging van de olieprijs zullen de producenten van schalie-olie in de Verenigde Staten de oliekraan onmiddellijk opendraaien, geholpen door een overvloedig aanbod van goedkoop geld.
Ook Rusland is niet van plan de olieproductie te beperken. Uitgerekend op de dag van het OPEC akkoord maakten zij bekend dat de olieproductie naar een nieuw record was gestegen. Rusland wist de productie in september met 400.000 vaten per dag op te schroeven naar een totaal van 11,1 miljoen vaten per dag. Rusland en de Verenigde Staten kunnen het effect van het voorgestelde productiequotum van het oliekartel met een kleine inspanning dus compleet teniet doen. En de kans is heel groot dat ze dat zullen doen.
Rusland blijft olieproductie verhogen en ondermijnt daarmee het OPEC quotum (Grafiek via Bloomberg)
Beperkte impact olieprijs
We kunnen concluderen dat het OPEC akkoord omgeven is door tal van onzekere factoren en dat het beoogde effect waarschijnlijk minimaal zal zijn. Goldman Sachs ziet het akkoord dat woensdagavond bereikt werd niet als reden om haar verwachting voor de olieprijs bij te stellen. Ook analisten van Citigroup zijn sceptisch, want ze vragen zich af hoe de OPEC-landen de productiequota gaan verdelen. Dat zal geen gemakkelijk opgave worden.
Goldman Sachs verwacht dat de prijs van een vat WTI olie volgend jaar beperkt zal stijgen tot $53. Citigroup voorziet voor Brent olie uit de Noordzee een prijs van $50 per vat voor eind dit jaar en $60 per vat voor volgend jaar. Direct na het OPEC-akkoord steeg de olieprijs met 5%, om daarna weer iets terug te zakken tot $46,80 voor een vat WTI en $48,27 voor een vat Brent.
Na de ontkoppeling van de dollar aan goud in 1971 ontstond er binnen de organisatie van olieproducerende en exporterende landen (OPEC) de discussie of het nog wel verstandig was om olie in dollars af te rekenen of dat er gekeken moest worden naar een alternatieve munt. Deze discussie kwam op gang door de aanhoudende daling in de waarde van de dollar ten opzichte van andere wereldmunten zoals de Duitse mark en de Japanse yen.
De belangrijkste thema’s van het debat waren de stabiliteit van de olieprijs enerzijds en de koopkracht van de olie-opbrengsten van de olieproducerende landen anderzijds. Dit blijkt ook uit diverse Wikileaks cables uit 1974:
“Er zal spoedig een Arabisch topoverleg gehouden worden waarin de kwestie van olie besproken wordt. De betaling van olie vindt niet meer plaats in dollars die converteerbaar zijn in goud, maar in gedevalueerd papiergeld. Koning Feisal observeerde dat olievoorraden in de grond meer waard zijn dan tegoeden bij de Chase Manhattan Bank.” (Bron: Wikileaks)
“Het financiële team van Saoedi-Arabië zette vraagtekens bij de wenselijkheid om olie te verkopen voor papieren bezittingen, zonder middelen om die papieren bezittingen te beschermen tegen inflatie en depreciatie. De VS moet nu de leiding nemen en een systeem van geïndexeerde obligaties opzetten om de overschotten van olieproducerende landen te beschermen tegen inflatie of een devaluatie, zodat de druk op de [opwaartse] olieprijs verlicht kan worden.” (Bron: Wikileaks)
Door de devaluatie van de dollar en het vooruitzicht van een verdere waardedaling van de munt kwam de vraag naar voren of de olieprijs niet beter in een mandje van valuta uitgedrukt kon worden, zodat de koopkracht van olieproducerende landen beter op peil zou blijven. Maar de beperkte liquiditeit van andere valuta was op dat moment de grootste belemmering om olie in een andere munt af te rekenen. Het zou leiden tot excessieve fluctuaties in de wisselkoersen van verschillende valuta. Alleen de dollar was op dat moment liquide genoeg om wereldwijd olie in af te rekenen.
Maar door de komst van de euro werd dit debat nieuw leven ingeblazen. De euro werd door een groot aantal landen ingevoerd en was daarmee opeens een liquide munt die tegenwicht kon bieden aan de dollar. Een ander voordeel was dat de eurolanden samen al een substantiële handelsrelatie onderhielden met de olieproducerende landen van de OPEC. Met de euro kwam er een alternatieve munt op het wereldwijde toneel die geschikt was om alle olie in te verhandelen.
Petrodollar
Begin jaren '70 werd de olie door OPEC landen nog uitsluitend in dollars verhandeld. Maar toen de Amerikaanse munt tussen 1971 en 1973 onder druk kwam te staan en twee keer gedevalueerd werd besloten de OPEC landen hun productie te verlagen en uit protest de olieprijs te verhogen van $3 naar $12 per vat.
Sindsdien is er veel discussie geweest over de waardedaling van de dollar, omdat olieproducerende landen door de waardedaling van de dollar een deel van hun opbrengst zagen verdampen. Dat gebeurde ook in het voorjaar van 2002, toen de dollar flink in waarde daalde ten opzichte van de Japanse yen (-19,3%), de euro (-28,8%), de Zwitserse frank (-25,4%) en het Britse pond (-18,6%). Iedere waardedaling van de dollar ten opzichte van andere valuta betekende een rechtstreeks verlies voor de olieproducerende landen, omdat hun koopkracht daardoor daalde.
De instabiliteit van de dollar zorgde voor een oneerlijke situatie, omdat deze sommige landen veel slechter uitpakte dan voor andere. Vooral landen met een overschot op de handelsbalans werden benadeeld, omdat ze vooral dollars als reserve aanhielden. Dat waren industriële landen als Duitsland en Japan, maar ook olieproducerende landen.
De grote vraag waar olieproducerende landen zich tot op de dag van vandaag mee bezighouden is of de dollar nog wel de meest geschikte munt is om olie in af te rekenen. Want waarom zou je als olie exporterend land nog dollars willen ontvangen, als je de meeste handel drijft met Europese landen? De volgende twee grafiek uit het artikel 'Euro Pricing of Crude Oil: An OPEC's Perspective' laten achtereenvolgens zien waar de OPEC-landen de meeste olie naartoe exporteren en uit welke economische zone ze de meeste goederen importeren.
Waar exporteren de OPEC landen de meeste olie naartoe?
OPEC landen importeren meer goederen uit Europa dan uit de VS
Uit deze grafieken kunnen we in één oogopslag zien dat er grote verschillen zijn tussen de OPEC-landen. Nigeria en Venezuela blijken veel meer olie naar de VS exporteren dan naar de EU, terwijl landen als Algerije, Libië en Iran juist veel meer olie naar de EU exporteren. Voor landen als Indonesië, Qatar, Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten blijkt Azië een belangrijke afzetmarkt te zijn.
Wanneer olieproducerende landen hun goederen uit de Verenigde Staten importeren kunnen zij die dollars direct weer gebruiken. Maar als ze veel meer handel drijven met landen buiten de dollarzone, dan moeten ze hun oliedollars eerst omwisselen. En een dollar die in waarde fluctueert betekent dus ook dat de koopkracht van de dollaropbrengsten onzeker is. Olieproducerende landen die vooral handel drijven met Europa worden in het huidige systeem benadeeld door een waardedaling van de dollar, zelfs als de prijzen in euro's stabiel blijven.
In het artikel 'Euro Pricing of Crude Oil: An OPEC's Perspective' lezen we dat de OPEC landen in de periode van 1981 tot en met 2002 ongeveer 37% van hun import uit de Europese Unie haalden, tegenover slechts 14% uit de Verenigde Staten. Daardoor worden veel landen die olie exporteren en importeren benadeeld, omdat ze door het petrodollar systeem een onnodig wisselkoersrisico lopen.
Zoektocht naar alternatieven
De OPEC heeft verschillende alternatieven bekeken om te compenseren voor een waardedaling van de Amerikaanse dollar. Al in januari 1972, slechts enkele maanden na het loslaten van de koppeling tussen de dollar en goud, werd het plan besproken om de olieprijs aan te passen op de waardedaling van de dollar ten opzichte van goud. Uiteindelijk werd er toch een andere oplossing gekozen, namelijk om de olieprijs te baseren op een mandje van negen verschillende valuta van grote ontwikkelde economieën.
Vanaf 1973 werden daar twee valuta aan toegevoegd en werd tevens besloten dat de berekening van de olieprijs voortaan iedere maand in plaats van eens per kwartaal uitgevoerd zou worden. Maar ook dit systeem hield niet lang stand, het werd al in oktober 1973 weer losgelaten.
Een derde plan kwam in 1975, toen de Special Drawing Rights (SDR) van het IMF naar voren werd geschoven om de dollar te vervangen als rekeneenheid voor olie. De SDR zou oorspronkelijk bestaan uit 16 verschillende munten, maar uiteindelijk werden het er in 1981 slechts vijf: de Amerikaanse dollar, de Duitse mark, de Franse franc, de Japanse yen en het Britse pond.
Ook de SDR bleek geen werkbare oplossing voor de olieproducerende landen, omdat het niet zeker was dat de SDR haar waarde zou behouden ten opzichte van de dollar en omdat het voor landen problematisch zou worden om alle valuta uit dit valutamandje te kunnen bemachtigen. Ook was er destijds onvoldoende coördinatie tussen de geïndustrialiseerde landen om de waarde van de SDR stabiel te houden.
Euro als alternatief voor de petrodollar?
Met de euro kwam er eindelijk een alternatief voor de Amerikaanse dollar. Al vanaf de oprichting werd de munt neergezet als een breed gedragen project, waar vanaf het begin twaalf verschillende landen aan deelnamen. De regio die de euro invoerde vertegenwoordigde op dat moment 16% van de wereldeconomie, terwijl de VS op dat moment met een aandeel van 21% de grootste economie was. Ook had de eurozone al vanaf het begin een solide fundament, vanwege het evenwicht op de betalingsbalans en de omvangrijke goudvoorraad van alle deelnemende landen. Ook beschikten de landen van de Eurozone over een zeer liquide kapitaalmarkt.
Daarmee is de euro misschien wel de valuta die men in de jaren '70 en '80 in gedachten had als alternatief voor de Amerikaanse dollar. Sinds 2002 is het draagvlak van de euro alleen maar verder toegenomen.
Werd de euro bij de lancering nog door twaalf landen ingevoerd, inmiddels zijn er achttien landen die de munt gebruiken. De Eurozone vertegenwoordigt inmiddels een economisch blok van 330 miljoen inwoners, vergelijkbaar met de Verenigde Staten.
Rusland en Iran willen dollar verbannen
Sinds de invoering van de euro hebben verschillende landen al pogingen ondernomen om olie niet langer in dollars af te rekenen. Saddam Hussein wilde voor de Amerikaanse inval van Irak de olie in euro's afrekenen, terwijl Iran in 2008 een beurs opzette om olie in andere valuta te kunnen verhandelen, waaronder euro's. Iran vraagt al sinds 2007 euro's voor de olie die ze aan China verkoopt en sinds begin dit jaar wordt ook de export van olie naar India en Europa in euro's afgerekend.
Ook Rusland, een van de grootste olieproducenten ter wereld, heeft ook al verschillende hints gegeven om olie in een andere valuta af te rekenen. Vorig jaar zei president Poetin op de Iraanse televisie dat hij olie niet langer in dollars wil afrekenen. Het land had toen al met verschillende handelspartners gesprekken gevoerd om olie en andere grondstoffen in andere valuta af te rekenen.
Al in 2010 suggereerde Poetin dat Rusland op een dag de euro zal gebruiken. Hij beschouwde de euro als een 'stabiele wereldmunt' en constateerde dat een toenadering van Rusland en Europa onvermijdelijk is. Het overweldigende monopolie van de dollar maakt de wereld kwetsbaar, zo concludeerde Poetin destijds. Ook zijn politieke rechterhand Medvedev liet een aantal jaar geleden al weten dat hij de euro wel ziet zitten als alternatieve wereldmunt.
Lees ook:Rusland zal de dollar verlaten (2011)
Conclusie
Met de komst van de euro is er eindelijk een alternatief gekomen voor de Amerikaanse dollar, waarmee de dominantie van de Verenigde Staten ingeperkt kan worden. Na de Tweede Wereldoorlog werd al er snel gesproken over een Europese muntunie, omdat dat vrede en veiligheid in Europa zou bevorderen. Maar pas toen de dollar werd losgekoppeld van goud en de waarde van de dollar kelderde werd er vaart gemaakt met het ontwikkelen van een alternatieve wereldmunt.
Ruim vijftien jaar na de introductie van de euro kunnen we constateren dat het draagvlak voor de munt sterk is toegenomen en dat de euro een belangrijke rol kan spelen in de transitie van een dollarsysteem naar een monetair systeem waarin verschillende munten gebruikt worden in het internationale handelsverkeer.
Heel even leek het erop dat er definitief betere tijden waren aangebroken voor de olieprijs. De Russen en de Saudi’s lieten in een gezamenlijke verklaring weten dat ze plannen gingen maken om de productie van olie te gaan beperken. In april van dit jaar liep een dergelijk plan mis, omdat initiatiefnemer Saoedi-Arabië van Iran eiste dat het ook zijn productie zou beperken. Dat was een onmogelijke eis, omdat Iran nog druk bezig was en is om de negatieve gevolgen van de Westerse olieboycot te boven te komen.
De Russen vermeden dit keer de Iraanse valkuil door toe te zeggen dat het land eerst weer zijn oude positie op de wereldmarkt moet innemen, voordat het verzoek zal komen de productie te beperken. Dat betekent in concreto dat Iran weer minimaal 4 miljoen vaten per dag moet oppompen voordat er over beperking gesproken kan worden. De Iraniërs denken overigens dit niveau aan het einde van dit jaar te kunnen bereiken.
Olieproductie Iran herstelt terug oude niveau van 4 miljoen vaten per dag (Grafiek via Tradingeconomics)
Olieprijs omhoog
De gezamenlijke verklaring van Russen en Saoedi’s gaf uiteraard een impuls aan de olieprijs. Er kwam nog meer positief nieuws voor de olieprijs naar buiten. De olievoorraden in de VS, die in april een recordniveau van 543 miljoen vaten hadden bereikt, daalden met maar liefst 14,5 miljoen vaten. Een gestage daling van olievoorraden is een absolute voorwaarde voor het laten groeien van een gezonde balans tussen vraag en aanbod waardoor prijsherstel mogelijk is.
De euforie was van korte duur. De daling was niet toe te schrijven aan een grotere vraag naar olie, maar aan een verstoring in de aanvoer. Een tropische storm, Hermine, maakte het onmogelijk olie aan te landen via de Golf van Mexico. De daling kan wel eens een eenmalig gebeuren zijn. Hoe concreet en hoe reëel zijn de plannen van Rusland en Saoedi-Arabië? Zal Saoedi-Arabië in staat zijn alle lidstaten van OPEC in het gareel te houden? Het verleden stelt wat dat betreft teleur. Bij eerdere productiebeperkingen ontdoken steevast een aantal lidstaten de afspraken. Het kind van de rekening was Saoedi Arabië dat als grootste partij het boegbeeld moest zijn. Uiteindelijk verloren de Saoedi’s marktaandeel aan de zwakke broeders.
De kans dat dit opnieuw gaat gebeuren is reëel. Niet alleen Iran wil graag meer produceren om zijn economie weer op poten te zetten. Dat geldt ook voor landen als Irak, Nigeria en Libië. Die landen hebben om uiteenlopende redenen hun productie zien dalen. Ze willen die om voornamelijk economische redenen zo snel mogelijk weer opvoeren. In dat streven past voorlopig geen productiebeperking.
Prijzen blijven onder druk
De oliehandel gelooft er in ieder geval niet in. Dat bleek tijdens de Asia-Pacific Petroleum Conference in Singapore. Als prijzen echt in beweging zouden komen, dan is dat een gouden kans voor de Amerikaanse schalie-producenten. Die hebben hun productie gedeeltelijk moeten stilleggen vanwege de te lage prijzen en te hoge productiekosten. Die kosten zijn echter fors gedaald en bij een prijs van pakweg $50 dollar per vat kunnen alle kranen weer open.
In tegenstelling tot het gemiddeld lid van OPEC kunnen schalie-producenten in luttele weken weer volop produceren. Het effect van de beperking door OPEC zou van heel korte duur zijn en van een echt prijsherstel zal geen sprake zijn. In Singapore denken ze dat de kans klein is dat de prijs voor een vat olie zal uitstijgen boven $55, mochten OPEC en Rusland het eens worden.
Die kans lijkt niet zo heel groot, denkt de handel. Niet alleen zijn er veel potentiële dissidenten, ook hebben Rusland en Saoedi-Arabië hun woorden nog niet door daden laten volgen. Er ligt vooralsnog geen Plan de Campagne op tafel. Dat kan natuurlijk nog komen. Komende weken is er overleg in Algiers en Wenen. Ondertussen staan de daden van beide landen in schril contrast met de woorden. De productie van beide landen staat op recordniveau.
In Singapore denken ze daarom dat de prijzen de komende twee jaren zullen bewegen tussen $40 - $50, met tijdelijke uitschieters naar $55 per vat. Handelaren verwachten evenmin dat prijzen nog voor langere tijd door de barrière van $40 zullen zakken. Er is nog steeds veel te veel olie, maar heel langzaam nemen voorraden af en is de markt op zoek naar een nieuw evenwicht.
Cor Wijtvliet
Deze bijdrage is mogelijk gemaakt door BeurshalteOver Beurshalte:Dagelijks publiceert Beurshalte nieuwsbrieven en columns van leden van de redactie en van gastauteurs over de wereld van beleggen en alles wat ermee samenhangt. Daarnaast publiceert beurshalte wekelijks een nieuwsbrief met unieke inhoud over relevante beleggingsthema’s. Belangstellende lezers kunnen een gratis abonnement nemen. Als u geïnteresseerd bent, kunt u zich hier aanmelden!Disclaimer: Bovenstaand artikel is geen professioneel beleggingsadvies en het is ook geen uitnodiging om te gaan beleggen. Beleggen brengt kosten en risico’s met zich mee. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Het artikel is louter de persoonlijke mening van de auteur.
De theorie dat de olie binnen afzienbare tijd op raakt en dat het tijdperk van goedkope olie definitief achter ons ligt heeft de laatste jaren veel van haar glans verloren. Door de ontdekking van schalie olie en de uitbreiding van de olieproductie in Saoedi-Arabië, Iran en Rusland wordt er vandaag de dag op Google meer gezocht op ’too much oil’ dan op ‘peak oil’.
Volgens sommige analisten is het tijdperk van een kunstmatig hoge olieprijs voorbij en is er een nieuw tijdperk aangebroken waarin de olieprijs weer bepaald wordt door vraag en aanbod. De olieprijs werd in het verleden kunstmatig hoog gehouden om de vraag naar dollars wereldwijd te ondersteunen. Bij een lage olieprijs hoeven landen immers minder dollarreserves aan te houden om olie te kunnen importeren, zeker als ze daarbij ook de mogelijkheid krijgen om olie in een andere valuta af te rekenen.
Peak Oil voorbij?
Merk op dat vanaf 2014 (toen de olieprijs begon te dalen) ook de valutareserves van centrale banken kleiner werden. Hieruit kunnen we afleiden dat er vanuit de rest van de wereld minder belangstelling is om de schulden van de Amerikaanse overheid te financieren. Dollarreserves bestaan immers voor het grootste deel uit Amerikaanse staatsobligaties.
Wat denken jullie: Is Peak Oil voorbij? En is er onder de huidige marktsituatie nog wel draagvlak voor een oliekartel als de OPEC?
Tijdperk van ‘Peak Oil’ is voorbij (Grafiek via Bloomberg)