Het vertrouwen in de euro is in twaalf jaar tijd niet meer zo hoog geweest als nu, zo blijkt uit het nieuwe Eurobarometer onderzoek van de Europese Commissie. Onder de landen die de euro gebruiken was 73% van de respondenten positief over de gemeenschappelijke munt, het hoogste niveau sinds 2004.
Kijken we naar het gemiddelde van de Europese Unie – dus ook de landen die nog wel een eigen munt hebben – dan zien we dat het draagvlak voor de munt naar 60% gestegen is. Dat gebeurde voor het laatst in 2009, nog voor het uitbreken van de Europese schuldencrisis.
Het vertrouwen in de euro is het grootste in Luxemburg (85%), Slovenië (83%), Ierland (83%), Estland (83%), Duitsland (82%) en Slowakije (80%). De landen met het minste draagvlak voor de munt zijn Tsjechië, Zweden, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Polen, landen die geen onderdeel uitmaken van de muntunie. In deze landen is minimaal zestig procent tegen de euro.
Uit de Eurobarometer blijkt ook dat meer mensen in de Europese Unie de toekomst met vertrouwen tegemoet ziet. Bij de laatste peiling gaf 56% aan vertrouwen te hebben in de EU, een stijging van zes procentpunt ten opzichte van de herfst van vorig jaar.
Vertrouwen in de euro naar hoogste niveau sinds 2004 (Bron: Europese Commissie)
Hoe kijkt men in verschillende landen tegen de euro aan? (Bron: Europese Commissie)
Volgens Draghi is het streven naar een beetje inflatie niet slecht, omdat het de schuldenaren bevoordeelt ten opzichte van de spaarders. Op die manier levert de centrale bank naar eigen zeggen een bijdrage aan het verkleinen van de vermogensongelijkheid. Hij deed deze uitspraken bij de Universiteit van Lissabon, waar hij verschillende vragen van studenten beantwoordde. Onder de video staan de belangrijkste vragen uitgewerkt.
Waarom is de ECB niet tegelijkertijd met de Fed begonnen met QE?
Dit is geen makkelijke vraag om te beantwoorden. Mijn antwoord is daarom wat langer dan we allebei zouden willen.
Er zijn veel verschillen tussen de VS en de Eurozone en in de manier waarop de crisis zich in verschillende delen van de wereld ontwikkelde. Eind 2007 begon de sub-prime crisis. De ECB en de Fed reageerden toen op dezelfde manier, namelijk met een sterke uitbreiding van de beschikbare liquiditeit. Maar we ontdekten al snel dat dat nog maar het begin van de crisis was. Een jaar lang gebeurde er niks, totdat in 2009 de grote bail-outs kwamen in de VS en we realiseerden dat de giftige leningen ook veel banken in Europa hadden besmet.
De val van Lehman Brothers was een keerpunt. De VS is anders dan de Eurozone in de zin dat de financiering grotendeels marktgebaseerd is. De Eurozone is een bank-gebaseerde economie, waar 80% van de financiering via banken gaat. In de VS is dat slechts 30%. Dit is het eerste grote verschil tussen beide situaties.
De Fed bracht de rente naar nul en begon met QE, omdat er geen andere instrumenten meer over waren. De negatieve effecten bleven zich in die tijd ontwikkelen in de VS. In de Eurozone gebeurde wat anders. De toename van onzekerheid raakte overheden die niet voorbereid waren. Die werden gekenmerkt door hoge schuldniveaus, weinig hervormingen, zwakke budgetten… zo veranderde de crisis in een crisis in staatsobligaties.
In 2010 gebeurde er iets wat alles veranderde. We waren gewend dat staatsobligaties risicovrij waren. Alle andere theorieën waren op deze aanname gebaseerd. In 2010 bleken staatsobligaties opeens niet meer risicovrij, waardoor het hele plaatje van risico’s veranderde in de Eurozone. Veel van onze banken hadden veel staatsobligaties op hun balans, waardoor de crisis evolueerde in een bankencrisis. Daarom begon de ECB in 2010 met een gereduceerde versie van QE, namelijk het SMP programma. Daarmee probeerden we de obligatiemarkt te ondersteunen om die grote veranderingen in rente en obligatiekoersen op te vangen.
In 2011 daalde de liquiditeit in het bankwezen substantieel, waardoor de ECB besloot LTRO te starten. Dat was onbeperkte liquiditeit voor banken tegen een zeer gunstige condities en voor een ongekend lange termijn van vier jaar. Iedereen dacht dat daarmee de banken voldoende ondersteund waren en dat daarmee grootschalige falen van banken voorkomen kon worden.
Dat werkte ook een paar maanden, maar toen kwam de obligatiecrisis over en begonnen we met OMT. Dat programma had in omvang veel groter kunnen zijn, maar dat was het niet omdat de markt had ingezien dat er niet langer een risico bestond dat de euro zou omvallen. Toen verbeterden de marktomstandigheden substantieel. Sindsdien zijn er 2 miljoen nieuwe banen gecreëerd in de Eurozone. Het herstel was op dat moment al begonnen, langzaam maar constant.
Toen die bankencrisis was gaan liggen en de fragmentatie in Europa verminderde zagen we een nieuw risico van deflatie. En dat is waarom de ECB net als de Fed begon met QE. De les is dat beide instituten op verschillende manieren reageerden op verschillende omstandigheden.
Bij de Federal Reserve – in een marktgebaseerde economie – greep men in via de open markt, namelijk met het opkopen van staatsobligaties en het verstrekken van liquiditeit of met het verkopen van staatsobligaties en het terughalen van liquiditeit. Bij de ECB – actief in een bankgebaseerde economie – ging dat via de banken. Beide instituten hebben gedurende de crisis hun beleid veranderd. De Fed schakelde meer over op herfinancieringen, terwijl de ECB begon met het opkopen van obligaties. De ECB introduceerde daarnaast ook een ander instrument, namelijk negatieve rente. Daar moet ik het voor dit moment bij laten…
Kan inkomensongelijkheid een bedreiging vormen voor de financiële stabiliteit?
Door globalisering en wereldwijde concurrentie en verspreiding van technologie is er ongekend veel welvaart gecreëerd, maar tegelijkertijd is er ook een grote groep mensen die niet (voldoende) profiteert van deze verbeteringen. Deze mensen delen niet mee, kunnen bijvoorbeeld geen auto of huis kopen. Dat is inderdaad niet goed voor de financiële stabiliteit en de samenleving.
Wat kan de ECB daaraan doen? Volgens Draghi is het goed om een beetje inflatie na te streven, omdat dat gunstiger is voor de schuldenaren dan voor de spaarders. Daarmee wordt de ongelijkheid verzacht. Daar komt bij dat de jonge generatie vaak de schuldenaren zijn, terwijl de oudere generatie over het algemeen besparingen hebben.
De belangrijkste veroorzaker van ongelijkheid is werkloosheid. Juist dat is belangrijk om aan te pakken, bijvoorbeeld met investeringen in onderwijs en technologische kennis. Maar het is niet de taak voor mij als gouverneur van de centrale banken om te beslissen welk beleid men zou moeten voeren.
Doet de ECB voldoende om te voorkomen dat baantjes naar elkaar toegespeeld worden?
Centrale banken hebben vertrouwen nodig en om dat vertrouwen te winnen moeten ze duidelijk communiceren en verantwoording afleggen. Daar hebben alle centrale banken verbetering in aangebracht, niet alleen de ECB. Tot midden jaren negentig veranderde de Federal Reserve de rente zonder daar iemand over te informeren. Mensen moesten daar via de markt maar achter zien te komen.
De ECB is van begin af aan al opgezet vanuit het idee van transparantie. Denk aan de persconferenties na elk rentebesluit, interviews, verhoren en onderzoeken. We gaan door met deze traditie en breiden dit zelfs uit. Ook deze bijeenkomst bijvoorbeeld, alles wordt uitgezonden. Dat is allemaal heel transparant.
Voor wat betreft belangenverstrengeling. Sinds 2015 geven we inzicht in wat we bespreken. Mijn dagboeken en de ontmoetingen die wij hebben worden ook met enige regelmatig gepubliceerd. Ook wijzen we heel veel uitnodigingen af, omdat die van buitenaf gezien kunnen worden als een vorm van belangenverstrengeling of die afwijken van datgene wat mensen van een centrale bank verwachten. Ik denk dus dat we het oké doen, al kan het natuurlijk altijd beter. We leren van kritiek en passen onze procedures aan als we vinden dat de kritiek terecht is.
Maakt de lage rente het voor millennials niet onmogelijk vermogen op te bouwen?
Als eerste is het de vraag over welke millennials het gaat. Diegene die dankzij het beleid van de ECB een baan hebben kunnen vinden zullen waarschijnlijk blij zijn met dit beleid. Er zijn ook millennials die geld sparen of die ouders hebben die geld hebben.
Ik heb het al vaak gezegd en zal het nog eens herhalen, besparingen komen van groei. Als er geen groei is zijn er ook geen besparingen. De rente moet op dit moment wel laag zijn om groei te krijgen. Wanneer die groei eenmaal komt en de inflatie richting de doelstelling gaat zal de rente ook toenemen en krijgen spaarders hun rendement. Maar als we de rente op het verkeerde moment verhogen krijgen we een recessie en daar wordt niemand beter van. Spaarders en schuldenaren niet.
Millennials zijn vaak nog te jong om een huis te kopen, maar voor de iets oudere groep is de lage rente gunstig voor de hypotheek. We moeten dus geduldig zijn, de rente zal op termijn wel weer herstellen.
Zie je de lage productiviteitsgroei van de laatste jaren als een korte termijn fenomeen of een langere trend?
Dat is een lastige vraag waar veel verschillende visies op zijn. De cyclische daling van de economische productiviteit begon al ruim voor de grote financiële crisis. Tijdens de crisis daalde de kredietverlening en de investeringen en daalden ook de verwachtingen ten aanzien van de economische groei. Maar ook belangrijk voor productiviteitsgroei is een optimale verspreiding van nieuwe technologieën.
Gaat de ECB meer investeren in fintech?
De ECB ondersteunt fintech. We zijn het afgelopen anderhalf jaar met verschillende projecten begonnen. De meest recente is instant payment, een technologie waarmee iedereen 24 uur per dag en 365 dagen per jaar direct betalingen kan doen. Ook ondersteunen we de distributed ledger technologie, een zeer belangrijke ontwikkeling waarmee je informatie op decentrale manier kunt opslaan.
We besteden hier om verschillende redenen veel aandacht aan. Ten eerste omdat ze het financiële systeem kunnen versterken tegen cyberaanvallen. De andere reden is dat cybermisdaad een grote dreiging is voor financiële stabiliteit en dat toezichthouders hier meer en meer op zullen gaan inspelen. Daar is tijdens de laatste G7 top ook veel over gesproken.
De afgelopen tien jaar heeft Portugal bijna €10 miljard aan bail-outs verstrekt. Wat is er de laatste jaren gedaan om te voorkomen dat er weer belastinggeld naar banken gaat?
In het verleden werd er inderdaad belastinggeld gebruikt om aandeelhouders, obligatiehouders en spaarders van banken te compenseren. In reactie op deze ontwikkeling heeft de Europese Unie de Banking Resolution aangenomen, waarmee het veel moeilijker is geworden om voor een bail-out in aanmerking te komen.
Als er weer een nieuwe bankencrisis komt zal eerst worden gekeken naar de bail-in van aandeelhouders en bepaalde categorieën van obligatiehouders. Als dat niet genoeg is zal dat worden aangevuld met een speciaal fonds. Het doel van de bail-in is dat het gebruik van belastinggeld wordt geminimaliseerd, maar dat tegelijkertijd ook wordt voorkomen dat activiteiten van banken worden stopgezet, met alle verliezen die daaruit voortkomen.
Het is nog te vroeg om te zeggen dat er niet meer belastinggeld naar het redden van banken gaat. Banken moeten nu meer middelen opzij zetten om toekomstige verliezen op te vangen.
Hoe kan de ECB beleid voeren als de lidstaten allemaal in een andere fase van de economische cyclus zitten en om die reden allemaal misschien een ander beleid nodig hebben?
We hebben niet allemaal verschillende landen, maar één Eurozone. Ons beleid is voor de hele Eurozone. Om een meer inhoudelijk antwoord te geven, laat mij eens de vergelijking maken met de Verenigde Staten. In de VS heb je verschillende staten die allemaal op verschillende snelheden werken. Dat veroorzaakt misschien onbalans, maar dat wordt verzacht via de landelijke begroting. Er zijn dus geldstromen tussen verschillende delen van de Verenigde Staten om te compenseren voor mogelijke onbalans van een verschillende snelheid.
De Eurozone is geen transferunie, dat is wat het Verdrag van Maastricht ook zegt. Wij hebben dus geen federaal budget. Wel hebben we andere manieren om te compenseren voor landen die op verschillende snelheden werken. Dat is waarom convergentie in de Eurozone essentieel is. Ik denk dat we daarin grote vooruitgang hebben geboekt sinds het verdrag van Maastricht.
Cijfers op dat gebied lieten onlangs zien dat de mate van divergentie tussen landen, gemeten als de toegevoegde waarde per land, op een historisch dieptepunt staat. Die verschillen staan op het laagste niveau sinds 1997. Dat betekent dat inspanningen richting convergentie geleverd worden.
Ook op het gebied van beleid is er convergentie, zoals het doorvoeren van hervormingen en het overeenstemmen van beleid dat bewezen heeft het beste te werken. Dat is erg belangrijk voor de weerbaarheid van de monetaire unie. Convergentie is een van de twee pilaren waarop de monetaire unie gebouwd is. De andere pilaar is vertrouwen. Wat we op dit moment doen is convergentie versterken en het vertrouwen repareren en versterken.
Volgens Jim Rickards wordt de euro nog steeds onderschat, ondanks dat het de valuta is van het grootste economische blok in de wereld. Verschillende economen voorspellen al jaren het uiteenvallen van de muntunie, waaronder bekende figuren als Paul Krugman, Joseph Stiglitz en Nouriel Roubini.
Toch is hun voorspelling nog steeds niet uitgekomen. Integendeel, sindsdien heeft geen enkel land de muntunie verlaten en hebben Estland, Letland en Litouwen de euro juist ingevoerd. In een column op de Daily Reckoning legt Rickards uit waar het negatieve sentiment omtrent de euro vandaan komt en wat de critici volgens hem over het hoofd zien.
Cognitieve bias
Volgens Rickards is één van de verklaringen voor het negatieve sentiment ten aanzien van de euro de cognitieve bias, vooral in de Angelsaksische media. Amerikaanse kranten en tijdschriften ontvangen veel informatie over de ontwikkelingen in Europa vanuit het Verenigd Koninkrijk, omdat die dezelfde taal spreken. Wat er in de Duitse, Italiaanse en Franse media geschreven worden over Europa bereikt de Amerikaanse media vaak niet, waardoor de belangrijke financiële media in de Verenigde Staten een onvolledig en eenzijdig beeld krijgen van de ontwikkelingen aan de andere kant van de oceaan.
Een ander probleem is dat men de neiging heeft om de Europese Unie en de muntunie als één te zien. Onder de Europese bevolking is er veel kritiek op de bureaucratie in Brussel, terwijl men over de euro juist overwegend positief is. Ook in de zuidelijke landen van de muntunie, die de afgelopen jaren het hardst getroffen zijn door de Europese schuldencrisis, is de meerderheid van de bevolking positief over de euro. Zelfs in Griekenland, dat de afgelopen jaren drastische bezuinigingen en hervormingen moest doorvoeren, is een meerderheid van 60% van de bevolking nog steeds positief over de euro.
Rickards maakt de vergelijking met de Verenigde Staten. Ook daar heeft de bevolking een zeer grote aversie heeft tegen de overheid, maar staat het gebruik van de dollar als munt bij het grote publiek niet ter discussie. Wel zijn er een aantal staten waar men goud en zilver als betaalmiddel willen invoeren, maar alleen als aanvulling op de dollar.
Fiscale discipline
De kracht van de euro die door veel mensen onderschat wordt is de fiscale discipline die de munt oplegt aan overheden. Spaarders en investeerders hoeven met de komst van de euro niet langer te vrezen voor de devaluaties en het valutarisico van het tijdperk voor de euro. Europeanen weten nog al te goed hoe het leven was met de oude drachmes, lira’s en pesetas die voortdurend door inflatie werden uitgehold en de koopkracht van spaarders en gepensioneerden ondermijnden.
Met de komst van de euro kunnen overheden niet langer devalueren, waardoor dit risico verdwenen is. Overheden worden nu gedwongen om hun begroting op orde te brengen en hun schulden onder controle te houden, wat volgens Rickards op de lange termijn juist goed is voor de stabiliteit van de munt. Critici hebben gelijk als ze zeggen dat de muntunie een gezamenlijk fiscaal beleid nodig heeft, maar dat is volgens Rickards ook precies de kant die men op zal gaan in Europa.
Binnen de EU worden er verschillende constructieve stappen gezet, zoals een Europees uniform toezicht op de bankensector, een uniform depositogarantiestelsel en nieuwe bail-in regels om te voorkomen dat banken met belastinggeld overeind gehouden moeten worden. Ook wordt er al gesproken over de uitgifte van gezamenlijke obligaties, de zogeheten Eurobonds. Deze ontwikkelingen zullen de Europese muntunie juist sterker maken, zo verwacht Rickards.
Sterk fundament
Wat veel analisten ook over het hoofd zien is het sterke fundament van de Eurozone. De landen die de gemeenschappelijke munt gebruiken hebben samen 330 miljoen inwoners, vergelijkbaar met het aantal inwoners van de Verenigde Staten. Ook heeft de Europese muntunie een reserve van ongeveer 10.000 ton goud, meer dan de 8.133 ton in de Verenigde Staten. Ook is de euro een interessante munt voor centrale banken in de rest van de wereld, omdat de Eurozone veel goederen produceert en als economisch blok een overschot op de handelsbalans heeft.
Euro ondergewaardeerd
Rickards waarschuwt beleggers niet short te gaan op de euro. De Federal Reserve probeert de rente te verhogen en haar balans weer te verkleinen, maar door de zwakke groei van de economie zal de centrale bank dat beleid niet verder voort kunnen zetten. Ondertussen wijzenverschillendesignalen erop dat de ECB haar monetaire beleid zal bijsturen, nu de inflatie oploopt en er in sommige markten nieuwe financiële bubbels dreigen te ontstaan. Een krapper ECB-beleid zal de euro juist doen stijgen tegenover de dollar, zo voorziet Rickards.
Heeft u zich wel eens afgevraagd waarom u geen btw betaalt over de aankoop van gouden munten of goudbaren, terwijl u wel belasting betaalt voor andere metalen als zilver, platina en palladium? Wat is de gedachte achter deze vrijstelling? En waarom geldt deze uitsluitend voor goud? In dit artikel geven we meer uitleg over het hoe en waarom van deze btw vrijstelling voor goud.
Waarom is goud vrijgesteld van btw?
Op 17 oktober 1998 werd in de Europese Unie een nieuwe wet aangenomen waarmee beleggingsgoud in de hele eurozone werd vrijgesteld van btw. Goudbaren met een zuiverheid van tenminste 99,5% en een ‘gangbaar gewicht’ zijn sindsdien zonder btw te verhandelen. Een certificaat van echtheid van de smelterij is geen vereiste. Ook gouden munten zijn vrijgesteld van btw, mits deze tenminste 90% goud bevatten, na 1800 geslagen zijn en mits deze in het land van oorsprong wettig betaalmiddel zijn of zijn geweest. Ook geldt dat de marktwaarde van de gouden munt niet meer dan 80% boven de intrinsieke waarde van het goud mag liggen.
De reden waarom goud is vrijgesteld van btw laat niets aan de verbeelding over. Hieronder staat de samenvatting van de betreffende wet, waarin duidelijk wordt uitgelegd dat men op deze manier het gebruik van goud als financieel instrument wil stimuleren. In het verleden werd goud in veel Europese landen nog wel met btw belast, maar met het vooruitzicht van een gemeenschappelijke munt en vrij verkeer van kapitaal binnen de Eurozone werd besloten om de fiscale regels ten aanzien van goud in alle landen van de muntunie gelijk te trekken.
Teneinde het gebruik van goud als financieel instrument te stimuleren, installeert deze richtlijn een fiscale vrijstelling voor de levering van beleggingsgoud. Voorheen viel beleggingsgoud onder het gewone fiscale regime. Op basis van dit stelsel waren partijen beleggingsgoud in principe onderworpen aan btw, een aantal lidstaten echter konden deze leveringen, op provisorische basis, vrijstellen. De nieuwe richtlijn heft deze vorm van concurrentievervalsing tussen de lidstaten op en versterkt tegelijkertijd ook de concurrentiepositie van het communautaire goud op de markt.
Goud kopen wordt gestimuleerd
Goud wordt in veel Europese landen dus niet alleen erkend als financieel instrument, het wordt zelfs als zodanig gestimuleerd. Blijkbaar heeft men in Europa rekening gehouden met een toekomst waarin spaarders en beleggers zonder restricties geld kunnen omzetten in goud en vice versa. Dat is niet overal in de wereld zo, want in de Verenigde Staten moet je winstbelasting betalen op het moment dat je goud met winst weet te verkopen.
De Europese Commissie publiceert ieder jaar een overzicht waarin precies staat in welke landen je zonder btw goud kunt kopen. Hieronder staan alle landen waar beleggingsgoud dit jaar is vrijgesteld van btw.
Waarom zijn niet alle edelmetalen vrijgesteld van btw?
In de Europese Unie wordt alleen goud erkend als financieel instrument. Edelmetalen als zilver, platina en palladium worden aangemerkt als een grondstof, omdat deze metalen ook veel industriële toepassingen kennen. De industriële toepassingen van goud daarentegen zijn zeer beperkt, waardoor dit metaal zich uitstekend leent als een alternatief financieel instrument om in te sparen.
Ook centrale banken in de Eurozone erkennen goud als financieel instrument. Alle centrale banken van het Eurosysteem hebben goud op hun balans staan, dat vier keer per jaar gewaardeerd wordt tegen de actuele goudprijs. Dat goud is niet gekoppeld aan het geld en dient ook niet als direct onderpand voor het geld dat centrale banken in omloop brengen.
Hoe kan ik deze edelmetalen fiscaal aantrekkelijk aankopen?
Voor zilverbaren en platinabaren betaalt u het hoge btw-tarief, maar voor munten is een speciale regeling getroffen. Zilveren munten en platina munten mogen onder de margeregeling verhandeld worden, wat betekent dat u alleen btw betaalt over de winstmarge van de handelaar en niet over het metaal zelf. Wilt u als particulier zilver of platina kopen, dan zijn munten interessanter dan baren. Heeft u de mogelijkheid om zakelijk zilver of platina aan te kopen, dan kunt u de belasting op baren verrekenen.
Binnen de Eurozone worden zilver en platina met btw belast, maar in Zwitserland zijn ook deze edelmetalen vrijgesteld van deze belasting. Daarom biedt Goudstandaard via AunexumSafe ook btw-vrij zilver en btw-vrij platina in combinatie met opslag aan. Het edelmetaal wordt dan namens u in Zwitserland aangekocht en op uw naam gezet. Dat is de goedkoopste manier om fysiek zilver of platina aan te schaffen.
Btw-vrij zilver aankopen is mogelijk in combinatie met opslag in Zwitserland
Dit artikel wordt u aangeboden door Goudstandaard, uw adres voor de aankoop en verzekerde opslag van edelmetalen. Wilt u goud kopen? Neem dan contact op door te mailen naar [email protected] of door te bellen naar +31(0)88-4688488.
Italië en Griekenland hadden nooit toegelaten mogen worden tot de eurozone, zo concludeert hoogleraar Banking en Finance Harald Benink. In een gesprek met Paul van Liempt bij Café Weltschmerz zegt hij dat er een groot politiek verlangen was om veel landen bij de muntunie te betrekken, veel meer dan je op basis van economische theorieën zou kunnen verantwoorden.
Het idee achter de euro was dat er meer onderlinge afhankelijkheid zou komen tussen de landen, waardoor er een einde zou komen aan de Duitse dominantie op het Europese continent. Ook moest de gemeenschappelijke munt voorkomen dat landen een protectionistisch beleid zouden voeren zoals in de jaren dertig van de vorige eeuw.
Wat men echter onderschat heeft waren de structurele verschillen tussen de noordelijke en zuidelijke eurolanden, die sinds de crisis eigenlijk alleen maar groter zijn geworden. Een interessant gesprek over de toekomst van Europa.
In het Duitse blad Bild stond onlangs een artikelt waarin de auteur gewag maakte van het op een breed front stijgen van de prijzen. Prijzen van veel voedingsproducten gingen met vele procenten tegelijk omhoog en hetzelfde zag je gebeuren bij de prijzen voor kleding. De onderliggende oorzaak was een stijging van de inflatie in Duitsland naar 1,7%. Dat is nog steeds beneden de doelstelling van de ECB van pakweg 2%. Het is weer wel de sterkste stijging sinds 2013 en juist dat gegeven maakt veel indruk op zowel consumenten als beleggers. We zijn gewend geraakt aan stilstand, stagnatie en/of deflatie.
Er hangt echter verandering in de lucht en dat zal komende maanden steeds duidelijker worden. Inflatie is niet dood, integendeel! Bijna overal in Europa, maar ook in de VS en China gaan prijzen weer stijgen. Dat verschijnsel ondergraaft de centrale stelling van de ECB dat de economie forst gestimuleerd moet worden.
Inflatie in de Eurozone loopt weer op (Grafiek via Tradingeconomics)
Inflatie loopt snel op
Stijgende olieprijzen zijn gedeeltelijk een verklaring voor de comeback van de inflatie. Inkoopmanagers merken dat het duurder wordt om te winkelen. Sterker nog, prijzen aan de fabriekspoort laten de snelste stijging zien sinds 2011. Een andere verklaring voor de terugkeer zijn loonstijgingen. Vakbonden in Duitsland en Frankrijk zetten in op hogere lonen nu de werkloosheid begint te dalen. In Duitsland is die nog niet zo laag geweest sinds de val van de Muur. Verkiezingen in een land als Nederland kan een regering aan de macht brengen die zich inzet voor loonstijging in dit land. Bezuinigen lijkt definitief passé.
En dan is er natuurlijk president Trump. Iedereen gaat ervan uit dat zijn regering het mes gaat zetten in de belastingen om zo de economie te stimuleren. Dat kan resulteren in een sterke dollar en een zwakke euro. Voor Europa is dat een mooie kans op meer export, maar ook op meer prijsinflatie bij de import. Juist daarom is een inflatie van 2% nagenoeg binnen handbereik.
Versnelde tapering
Wat kan dit voor de belegger betekenen? Het zou ertoe kunnen leiden, dat het kwantitatieve stimuleringsbeleid van de ECB op de helling gaat, ondanks het recente besluit om voorlopig alles bij het oude te laten. Van Mario Draghi valt niet te verwachten dat hij op ontwikkelingen vooruit gaat lopen, maar zelfs een bescheiden opleving van de inflatie kan het hem mogelijk maken met de afbouw van het opkoopprogramma te beginnen. Eind vorig jaar kondigde Draghi al aan het opkoopprogramma af te bouwen tot €60 miljard per maand.
In juni zou de ECB weer een stapje verder kunnen of moeten gaan. Het is dan duidelijk hoe de verkiezingsuitslagen eruit zien. Het zal ook duidelijker zijn wat de effecten van het beleid van Donald Trump zullen zijn. Als die uitmonden in een sterkere stijging van de prijzen, is het niet ondenkbaar dat de ECB dan echt gaat besluiten af te bouwen met bijvoorbeeld € 10 miljard per maand. De centrale bankiers zullen daarbij de de adem van Frankfurt in hun nek voelen. Duitsers houden nu eenmaal niet van inflatie, ook al is het maar een beetje!
Dagelijks publiceert Beurshalte nieuwsbrieven en columns van leden van de redactie en van gastauteurs over de wereld van beleggen en alles wat ermee samenhangt. Daarnaast publiceert beurshalte wekelijks een nieuwsbrief met unieke inhoud over relevante beleggingsthema’s. Belangstellende lezers kunnen een gratis abonnement nemen. Als u geïnteresseerd bent, kunt u zich hier aanmelden!
Disclaimer: Bovenstaand artikel is geen professioneel beleggingsadvies en het is ook geen uitnodiging om te gaan beleggen. Beleggen brengt kosten en risico’s met zich mee. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Het artikel is louter de persoonlijke mening van de auteur.
Pff, dat was even zweten. Een ruime meerderheid van de Italianen stemde premier Renzi weg. Dat had, zo vreesde menigeen, voor geweldige onrust op de financiële markten kunnen zorgen. Die onrust bleef uit en politici en beleidsmakers in Brussel haastten zich om het belang van de uitslag in Italië te minimaliseren. Zoals zo vaak leek zelfgenoegzaamheid Brussel weer in zijn greep te krijgen.
Nominale economische groei en bbp Eurozone (Bron: Financial Times)
Daar is echter allerminst reden voor. Natuurlijk, de cijfers verbeteren. Tussen 2013 en het derde kwartaal van 2016 steeg het reële bruto binnenlands product (bbp) van de Eurozone met 5,5%. In diezelfde periode daalde de werkloosheid van 12,1% naar 9,8%. Dat wil echter allerminst zeggen, dat alle pijn die in de crisisjaren is geleden, nu voorgoed overwonnen is en achter ons ligt. Dat is verre van het geval. In het derde kwartaal was het geaggregeerde reële bbp van de Eurozone slechts 1,8% hoger dan aan het begin van 2008. De reële vraag ligt nog steeds 1,11% lager. Die extreem zwakke ontwikkeling van de vraag wijst op een geweldig falen in het beleid over de afgelopen jaren.
Weinig groei
Anders gezegd, de groei van de nominale vraag bedroeg over de genoemde periode 6,9%. Bij een trendmatige groei van 1% en een inflatie van om en nabij 2% had de totale groei van de nominale vraag 27% à 28% moeten bedragen. Dat klinkt misschien veel te optimistisch, maar in de VS groeide de nominale vraag in dezelfde periode met 23%. De zwakke vraagontwikkeling is deels toe te schrijven aan de sterk uitlopende economische prestaties van de lidstaten.
Op basis van koopkracht pariteiten groeide het bbp per hoofd in Duitsland tussen 2007 – 2016 met 11%, bleef nagenoeg ongewijzigd in Frankrijk, daalde 8% in Spanje en zelfs 11% in Italië. Beide laatstgenoemde landen zullen nog vele jaren nodig hebben om terug te geraken op het niveau van voor de crisis. Een van de doelstellingen van de eurozone was om de economie van de lidstaten naar elkaar toe te laten groeien, maar het omgekeerde is gebeurd.
Loonontwikkeling ten opzichte van Duitsland (Bron: Financial Times)
Divergentie in de Eurozone
Er zijn gelukkig voldoende aanwijzingen dat het concurrerend vermogen in de Eurozone aan het verschuiven is. Dat is het gevolg van een verschuiving van de relatieve lonen. Voor de crisis stegen de lonen in veel zuidelijke landen verhoudingsgewijs veel sneller dan in Duitsland. Aan die noodlottige trend is een einde gekomen. Het verdwijnen van de tekorten in veel zuidelijke landen is echter weer niet het positief gevolg van een toegenomen concurrentie, maar veeleer van het inklappen van de vraag. De geaggregeerde binnenlandse vraag lag in het derde kwartaal van 2016 tien procent lager dan aan het begin van 2008. In Spanje was de daling 11%, terwijl de reële vraag in Duitsland in dezelfde periode met 8% gestegen is.
Tegelijkertijd is het overschot op de lopende rekening gestegen naar 9% van het bbp. Met andere woorden: Duitsland, maar zeker ook Nederland, weigert zijn verantwoordelijkheid te nemen in het aanpassingsproces van de lidstaten van de Eurozone.
De combinatie van een zeer zwakke vraagontwikkeling en een steeds verder uiteenlopen van de economische lidstaten van de eurozone lijkt een recept voor ongelukken in de nabije toekomst. Natuurlijk, het hoeft niet, maar de combinatie van economische en financiële gebeurtenissen en toenemende politieke stress binnen de Eurozone levert een wel zeer giftig brouwsel op met onbekende, maar negatieve, effecten.
Binnenlandse bestedingen Eurozone (Bron: Financial Times)
‘Minder bezuinigen’
De oplossing is alweer een tijdje bekend. De Eurozone moet afscheid nemen van zijn noodlottig bezuinigingsbeleid. De OESO pleit alweer een paar jaren voor fiscale expansie in combinatie met structurele hervormingen. De Europese obsessie met het terugbrengen van tekorten heeft als gevolg dat de publieke investeringen in de grote Europese economieën niet meer groeien. Dat is waanzin in een tijd dat ook investeringen in de private sector te weinig groeien en de binnenlandse vraag eerder de neiging heeft te dalen dan te stijgen. Het ziet er helaas niet naar uit, dat de onzalige obsessie op korte termijn gaat verdwijnen. Landen als Duitsland en Nederland beschouwen zaken als lenen en schulden maken als iets zeer zondigs.
Door deze ongenuanceerde opstelling is de eurozone synoniem geworden voor economische stagnatie. Daar zullen steeds grotere groepen financieel en economisch zwaar onder gaan lijden. Brussel en de verschillende Europese hoofdsteden kunnen zich maar beter voorbereiden op veel nare verrassingen. Het zijn straks niet alleen blanke mannen van middelbare leeftijd die boos zijn!
Dagelijks publiceert Beurshalte nieuwsbrieven en columns van leden van de redactie en van gastauteurs over de wereld van beleggen en alles wat ermee samenhangt. Daarnaast publiceert beurshalte wekelijks een nieuwsbrief met unieke inhoud over relevante beleggingsthema’s. Belangstellende lezers kunnen een gratis abonnement nemen. Als u geïnteresseerd bent, kunt u zich hier aanmelden!
Disclaimer: Bovenstaand artikel is geen professioneel beleggingsadvies en het is ook geen uitnodiging om te gaan beleggen. Beleggen brengt kosten en risico’s met zich mee. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. Het artikel is louter de persoonlijke mening van de auteur.
‘What would you do with €80 billion per month to stimulate the economy in Europe?’
That was the question posted by the makers of a documentary for Dutch national television (VPRO Tegenlicht) about money creation by the ECB. A few days after the broadcast there would be a Meet Up and the makers called upon the general public to propose alternatives for the current ECB policy of buying bonds for €80 bln a month. I sent the following proposal and was selected to discuss the idea with a panel of economists who –by the end of the discussion – seemed to like the idea.
Does the ECB really create money?
Yes and no. Money as we know it is actually credit – created by banks. The stuff the ECB makes is another type of money that we regularly call ‘reserves’. Whenever we transfer money to someone at another bank, our account is credited by our bank, but in the background they actually transfer reserves to the other bank.
What is more important to understand is that when the ECB buys bonds or other assets from a bank, they rarely transfer wealth to that bank. There may be side effects from that transfer that banks profit from – like increasing prices of certain types of assets – but the essential message is that when the ECB buys bonds for an amount of €80 bln, the sellers hardly get any richer. All that is happening, is that the wealth of the sellers is becoming more liquid. Banks make a slight profit on the sale, but still only a fraction of the €80 bln. So, the ECB does create a particular type of money, but they are not handing it out to banks.
Could the ECB provide people with, for example, a basic income instead?
Luckily not. The ECB is created by governments for the purpose of having a board of smart people to increase or decrease the amount of central bank money to keep prices steady. And, by steady, I mean inflation between 0-2%.
These people are not elected democratically and are not to decide on the way the government spends its wealth. They just convert existing financial assets (mainly government bonds) into central bank money or reverse the process whenever they think it is needed in order to keep prices within the range their mandate prescribes.
Only, people keep believing that the ECB could provide a basic income while they only seem to support banks. And that’s how I ended up at a Meet Up where the audience kept proposing ideas for spending the money on all sorts of social programs. Of course, you could change the statutes of any government body, but there lies no practical value in such debates since people like to see some change happening within their own life time. How about the real alternatives?
Solving a sudoku
You can certainly debate the validity of the objective of economic growth, the practice of government intervention and even about the nature of the Eurozone. But within the paradigm of a Eurozone that seeks growth through monetary policy, the options are limited. Many economists argue for governments to spend more into the private sector to regain more growth but member states don’t want to let go of the 3% ceiling for budget deficits, meaning that not many new government bonds will come into existence while the ECB already bought most of them. Of course this is nothing more than a very large sudoku since all the rules and objectives are man made and subject to change.
The ECB is currently shifting to buying corporate bonds to reach its monthly spending target of €80 bln, but it’s hard to see why that would result in any economic growth. If you want the government to increase spending, but not to increase its debt, then you should buy some of its assets to enable them to spend more money (that can be taxed back in the future).
Buying government’s assets instead of its debt
A government has many assets on its balance sheet, but my proposal at the Meet Up was aimed at one asset in particular. It’s an asset of which it is hard to imagine why a country would still hold any of it, especially when being a member of a currency union. I’m talking about gold, of course. The Eurozone countries hold over 10,000 tonnes of gold, which amounts to about €400 bln. The ECB already has some 50 tonnes of gold and I’d like them to shift their monetary policy to buying the gold of Eurozone countries.
To prevent side effects from irrational behavior my proposal includes that countries would get an option to buy back their own gold for the same price at any later date and that the gold would remain in the member state vaults where it is currently kept. Should there still be any hidden connection between gold reserves and the value of a currency, then you can imagine in this case why that wouldn’t amount to anything substantial since the gold has already accrued on the balance sheet of the ECB through all the government bonds it holds. More important for the value of the euro is how those member states will spend the money they receive from selling the gold.
Mario Draghi and the basic income
Here’s the good news for those in favor of a basic income or other social programs: the money that governments receive can be used to finance such proposals. And if they don’t, you can punish them at the next election. So, don’t blame Mario Draghi for not spending the €80 bln on social programs, but, if anything, blame him instead for not buying gold from Eurozone countries!
Richard van der Linde
In de aanloop naar het Italiaanse referendum groeit de onzekerheid over de toekomst van Italië binnen de EU en de Eurozone. Maar zijn die zorgen eigenlijk wel terecht? Volgens het Italiaanse La Stampa niet, want uit een recente enquête blijkt dat de overgrote meerderheid van de Italianen bij de euro wil blijven en dat ook de meerderheid geen toekomst ziet in een vertrek uit de Europese Unie.
Slechts 13% van de respondenten denkt dat het lidmaatschap van de EU een economisch herstel in de weg staat, terwijl een meerderheid van 57,5% juist van mening is dat deelname aan de EU een noodzaak is om uit de crisis te komen, mits een aantal hervormingen doorgevoerd worden. Ondertussen denkt ruim een kwart (28%) van de respondenten dat het lidmaatschap aan de EU juist meer kansen biedt op economisch herstel.
Ook vinden de meeste Italianen (56,3%) dat een besluit om uit de EU te stappen niet door de bevolking, maar door de gekozen politici genomen zou moeten worden. Slechts 28,1% is van mening dat een dergelijk besluit via een referendum aan de bevolking voorgelegd zou moeten worden.
Meeste Italianen willen geen afscheid nemen van de EU en de euro (Bron: La Stampa)
Italianen willen euro houden
De meerderheid van de Italianen gelooft ook niet dat de economische problemen verdwijnen met een vertrek uit de euro. Maar liefst 71,7% van de respondenten staat negatief tegenover het opnieuw invoeren van de lira. Men gelooft niet dat de economische problemen verdwijnen als Italië haar eigen munt kan invoeren en haar monetaire soevereiniteit terug krijgt.
Vergeleken met twee jaar geleden is ook het sentiment ten aanzien van de euro verder gepolariseerd. Het percentage tegenstanders groeide van 11,7% naar 15,2%, terwijl het aantal respondenten dat overtuigd is van de euro van 63,6% naar 67,4% steeg. Het percentage dat twijfelt of onverschillig is ten aanzien van de euro is dus gedaald.
Een kleine meerderheid van 55,4% vindt dat de Italiaanse regering meer flexibiliteit moet krijgen ten aanzien van het economische beleid. Opvallend is ook dat 64% van de respondenten ervan overtuigd is dat Italië er vandaag de dag – in economisch opzicht – veel slechter voor zou hebben staan als ze geen onderdeel was van de Europese Unie.
De euro was en blijft een verschrikkelijk idee, zo is de consensus onder veel Britse en Amerikaanse economen. Van Martin Feldstein aan de rechterkant van het politieke spectrum tot aan Mervyn King in het midden en Paul Krugman en Josephn Stiglitz aan de linkerkant van het politieke spectrum, de conclusie is duidelijk: De Europese monetaire unie was een vergissing en moet daarom ontmanteld worden.
Zo overtuigend als deze ideeën lijken in tijden van een groeiend populisme, ze houden geen rekening met de publieke stemming op het Europese continent, waar de euro nog steeds zeer populair is.
Het is voor mensen buiten de eurozone gemakkelijk om te wijzen op de hoge werkloosheid in Italië, Griekenland en Spanje en de schuld daarvoor neer te leggen bij een “one size fits none” euro. Maar de mensen die leven met de euro zien dat anders.
Meerderheid wil euro behouden
Meer dan twee derde van de bevolking in de Eurozone – zelfs diegene in de landen die het meest getroffen zijn door de crisis – willen de gemeenschappelijke munt behouden. Neem bijvoorbeeld Griekenland. In de herfst van 2005 steunde slechts 46% van de Grieken de euro. Tien jaar en twee pijnlijke en vernederende bijna Grexits verder was dat percentage gestegen tot 70%.
Grieken en andere Zuid-Europeanen weten dat de problemen waar ze nu mee te maken hebben vooral wortels hebben in eigen land. Het verlaten van de euro, zo denken de meesten, zou de situatie alleen maar van kwaad naar erger brengen.
Bijna iedereen aan beide kanten van de Atlantische Oceaan is het erover eens dat de Eurozone – wil ze de volgende crisis overleven – een gezamenlijke fiscale structuur moet hebben: Eurobonds, een gezamenlijke begroting en een overkoepelend ministerie van Financiën voor de Eurozone met een gepast democratisch toezicht.
De meningen verschillen over de politieke haalbaarheid van dit soort maatregelen. In de VS en het Verenigd Koninkrijk geloven de meeste studenten en economen dat de kans dat Duitsland een transferunie zal accepteren en dat Frankrijk fiscale soevereiniteit zal overdragen zeer gering is. En daarom concluderen ze dat het tijd is om te accepteren dat het euro experiment gefaald heeft en dat het tijd is om de scheidingsprocedure in gang te zetten.
Griekenland
Joseph Stiglitz bijvoorbeeld beargumenteert dat Griekenland de eurozone met slechts minimale verstoringen kan verlaten, door een nieuwe 'elektronische Griekse euro' te introduceren en door kapitaalcontroles in te voeren. In zijn boek "The Euro: How a Common Currency Threatens the Future of Europe" legt Stiglitz uit dat een elektronische munt het voor de Grieken onmogelijk zal maken om hun spaargeld het land uit te smokkelen of belastingen te ontwijken. Op die manier zou de monetaire soevereiniteit weer teruggegeven kunnen worden aan de Griekse staat.
Wat zorgwekkend is aan het voorstel van Stiglitz is dat hij er niet in slaagt te specificeren of die beslissing het gevolg is van een democratisch proces of dat ze met macht wordt afgedwongen, als een gigantische corralito in de Argentijnse stijl. Aangezien het wantrouwen ten aanzien van de elite in Griekenland zeer groot is zal een dergelijk besluit zeer waarschijnlijk grote sociale onrust veroorzaken.
Tot op heden hebben kapitaalcontroles in Griekenland gewerkt, omdat het land in de Eurozone gebleven is. Als er een exit uit de muntunie in het vooruitzicht lag, dan zou de situatie heel anders zijn.
Waar de suggesties zoals die van Stiglitz geen rekening mee houden is dat Portugal, Spanje, Italië en Griekenland hard hebben gevochten om in de rijke en democratische club van de Eurozone te komen. Ze zullen dit niet snel opgeven. Natuurlijk, de euro heeft een aantal structurele zwakheden die aangepakt moeten worden. Maar ondanks dat heeft de euro zich gedurende de crisis bewezen als een pilaar van stabiliteit. Dat kan niet gezegd worden van de nationale instituten.
Het is belangrijk om te onthouden dat voor de introductie van de euro de meeste mensen in het zuidelijke deel van Europa tenminste 30% van hun bezittingen bewaarden in een harde valuta, soms ook in het buitenland, uit angst voor een devaluatie en het daarop volgende verlies aan koopkracht. Weinig mensen willen terug naar die tijd.
Dit is waarom linkse partijen als Syriza in Griekenland en Podemos in Spanje - en zelfs de separatisten in Catalonië - zich ervan weerhouden hebben om de euro te laten vallen. De enige uitzondering is Beppe Grillo in Italië, maar weinig mensen geloven dat hij serieus is over een Italiaans vertrek uit de eurozone.
Uit de Eurozone?
Vergelijkbare berekeningen in andere landen van de Eurozone maken de meeste voorstellen om uit de muntunie te stappen onrealistisch. Het idee van twee euro's - één voor de noordelijke landen en één voor de zuidelijke - zoals gesuggereerd is door winnaars van de Lord Wolfson prijs, is niet levensvatbaar. Dat komt omdat Frankrijk in het midden zit en nooit in een muntunie zal stappen met enkel de meer productieve noordelijke landen. Ook zal Frankrijk zich niet willen afscheiden van Duitsland om leiding te mogen geven aan het minder productieve zuidelijke deel van Europa.
Ook zal Duitsland de eurozone niet verlaten, zoals gesuggereerd wordt door Stiglitz en King. Geen enkele Duitse bondskanselier wil de geschiedenis in gaan als diegene die de stekker uit het Europese project trekt. Zoals Merkel duidelijk maakte tijdens de recente crisis: "Als de euro valt, dan valt Europa". Dit is precies de reden waarom Alternative fur Deutschland zichzelf transformeerde van een anti-euro naar een anti-immigratie partij. Er zijn in Duitsland maar weinig stemmen te winnen met het bekritiseren van de euro.
Hetzelfde is waar in Frankrijk, zoals ook Marine Le Pen van het Front Nationale zich gerealiseerd heeft. Ze praat nu over een gezamenlijke ontmanteling van de euro (een onrealistisch plan) en zal niet doordrukken om Frankrijk als enige uit de muntunie te laten vertrekken.
De Eurozone is niet als Noord-Amerika, waar de Verenigde Staten, Mexico en Canada zich prima redden zonder een gemeenschappelijke munt. De Verenigde Staten is veruit de sterkste economie van deze drie en daarom wordt de handel tussen deze landen voornamelijk in dollars gedaan.
In Europa is de macht meer verdeeld over verschillende landen. En omdat niemand de Amerikaanse dollar wil gebruiken voor handel tussen Europese landen betekent een opsplitsing van de eurozone een terugkeer naar de 'tirannie' van de jaren '80 met de Duitse mark. Dit zou de geest van het 'Duitse probleem' weer nieuw leven in blazen. Juist dat zou een bedreiging betekenen voor Europa, niet de euro.
Geld creëert, net als taal, een gevoel van gemeenschap. Zelfs de traumatische ervaring zoals de recente crisis in de Eurozone, kan een band scheppen die verder gaat dan de landsgrenzen. Europeanen die in de Eurozone zitten voelen zich veel meer verbonden met Europa dan de landen daarbuiten.
En in tegenstelling tot wat eerder werd aangenomen laat recent onderzoek zien dat de meeste inwoners van de Eurozone vinden dat er meer solidariteit tussen de landen van de muntunie moet komen. Dit geldt zelfs voor de inwoners van een landen die netto betalen voor dit project, zoals Duitsland.
De euro is niet de oorzaak van de landelijke spanningen die we vandaag de dag zien in Europa. Het bracht ze slechts naar de voorgrond, door de wederzijdse afhankelijkheid van alle Europese landen bloot te leggen. Haal je de gemeenschappelijke munt en de banden die Europeanen aan elkaar binden weg, dan zal Europa als geheel in verval raken en zal het nationalisme sterker worden.
Deze column van Miguel Otero-Iglesias verscheen eerder in het Engels op Politico. Vertaald door Marketupdate.Lees ook:
Europese banken waren in het derde kwartaal terughoudender met de kredietverlening aan bedrijven, omdat ze meer risico’s zien en last hebben van de negatieve rente. Dat blijkt uit het nieuwste kwartaalrapport van de ECB over de kredietverlening in de Eurozone. Het ongekend ruime monetaire beleid van de ECB gaf de kredietverlening in eerste instantie nog een impuls, maar nu blijken de negatieve bijwerkingen zwaarder te wegen dan de voordelen.
Uit een enquête onder 141 banken in de eurozone blijkt dat vooral de negatieve rente voor problemen zorgt. Voor de meeste banken had dit een negatieve impact op zowel de rente waartegen zij geld kunnen uitlenen als op de winstmarge. Een aantal banken was zelfs genoodzaakt een boeterente in rekening te brengen voor zakelijke klanten. De volgende grafiek uit het rapport laat zien dat de negatieve effecten van het ECB beleid steeds groter worden.
Impact van QE op banken in de Eurozone (Bron: ECB)
Geen investeringen
Bedrijven die nog wel krediet krijgen van de bank gebruiken dat geld ook steeds minder voor nieuwe investeringen. Bij gebrek aan economische groei wordt het geld niet geïnvesteerd, maar wordt het gebruikt om overnames te financieren. Ook maakt het goedkope geld het voor grote bedrijven aantrekkelijk eigen aandelen in te kopen. Het valt te betwijfelen dat deze prijsopdrijvende effecten de bedoeling waren van de ECB.