Categorie: Economie

Economisch Nieuws

  • Waarom laat Chinese centrale bank waarde yuan dalen?

    De waarde van de Chinese yuan bereikte deze week het laagste niveau in vier jaar tijd, nu de centrale bank de streeft naar een wisselkoers op basis van een mandje van verschillende valuta. Afgelopen vrijdag gaf de centrale bank op haar website een toelichting op de wisselkoers van de Chinese munt, die sinds de devaluatie in augustus veel sterker is gaan bewegen ten opzichte van de dollar. De laatste weken beweegt de munt vooral naar beneden, want de wisselkoers zakte naar 6,45 yuan per dollar. Op de valutamarkt houdt men rekening met een wisselkoers die de komende twaalf maanden verder zal oplopen tot 6,77 yuan.

    De yuan was tot 2005 nog tegen een vaste wisselkoers gekoppeld aan de dollar, daarna begon de munt zeer geleidelijk te appreciëren. Maar door de ontwikkelingen van de laatste jaren ziet de Chinese centrale bank zich genoodzaakt de relatie met de dollar te verbreken en de waarde van haar munt af te stemmen op een mandje van meer dan tien verschillende valuta. Maar waarom doet de centrale bank dit?

    chinese-yuan-wisselkoers

    Chinese yuan zakt laatste weken weer verder weg

    Sterke dollar

    De meest voor de hand liggende reden om de yuan niet langer aan de dollar, maar aan een mandje van verschillende valuta te koppelen heeft te maken met de waardestijging van de Amerikaanse munt. De dollar is dit jaar sterk in waarde gestegen en de verwachting dat de Federal Reserve deze week de rente zal verhogen geeft nog meer opwaartse druk op de Amerikaanse munt.

    china-yuan-us-dollarDat is een probleem voor de Chinese centrale bank, want als ze de wisselkoers met de dollar gelijk wil houden zal ze ook de waarde van haar eigen munt moeten laten stijgen. Dat kan bijvoorbeeld door de rente te verhogen, maar die is de afgelopen dertien maanden juist zes keer verlaagd om de zwakkere Chinese economie wat te ondersteunen. Een andere optie is dat de Chinese centrale bank haar valutareserves gebruikt om yuan uit de markt te halen, maar daarmee knelt ze ook de kredietverlening van banken aan burgers en bedrijven af.

    Een sterke dollar dwingt China simpel gezegd tot een strenger monetair beleid, terwijl de terugval van de Chinese economie juist vraagt om een versoepeling. Dat kan de centrale bank wel als ze de koppeling aan de dollar loslaat en haar munt meer laat bewegen naar een mandje van andere valuta. Dat geeft de yuan ruimte om verder in waarde te dalen. Bijkomend voordeel van een zwakkere munt is dat de exportpositie van de Chinese industrie gunstiger wordt.

    Yuan als wereldmunt

    Een andere mogelijke verklaring voor de koersdaling van de yuan is dat de centrale bank van China haar munt wil presenteren als een wereldmunt, waarvan de waarde kan meebewegen met die van andere valuta dan de dollar. China handelt met heel veel verschillende landen, dus eigenlijk is er geen goede rechtvaardiging meer om de blik alleen op de Verenigde Staten te richten. “Een wisselkoersbeleid dat gericht is op een mandje van verschillende valuta in plaats van alleen de dollar is een slimme zet om de transitie van een vaste naar een flexibele, door de markt gestuurde, wisselkoers mogelijk te maken”, zo zegt Eswar Prasad van Cornell University in een verklaring tegenover de Wall Street Journal.

    Door de wisselkoers af te stemmen op een mandje van ‘zwakkere’ valuta in plaats van de relatief sterke dollar kan de Chinese centrale bank op sluwe wijze de yuan in waarde laten dalen. Het beleid van de centrale bank wordt dan minder beperkt door het monetaire beleid van de Federal Reserve en het geeft China eenmalig de ruimte om de munt verder in waarde te laten dalen.

    Reputatie

    De Chinese centrale bank heeft dit jaar al meer dan $500 miljard aan valutareserves van de hand gedaan. Ook dat is een logische stap als je van een vaste wisselkoers overstapt naar een flexibele wisselkoers die door de markt bepaald wordt. Een vaste wisselkoers moet immers van tijd tot tijd verdedigd worden met de verkoop van valutareserves. Kiest de centrale bank voor een wisselkoers die door de vrije markt bepaald wordt, dan heeft ze aanzienlijk minder valutareserves nodig.

    Het tijdperk van vaste wisselkoersen is een overblijfsel van het Bretton Woods systeem, waarin verschillende munten via de dollar gekoppeld waren aan een vaste hoeveelheid goud. Maar nu de dollar niet meer gekoppeld is aan goud zijn al deze vaste wisselkoersen op losse schroeven komen te staan. De grote financiële crisis van 2008 heeft een valutaoorlog ontketend die het voor centrale banken steeds moeilijker maakt een wisselkoersbeleid na te streven.

    Lees ook:

    General Economy Images As China Keeps Growth Target At 7.5%

    Chinese centrale bank laat koppeling yuan aan de dollar los?

  • Vermogen vluchten massaal in kortlopende leningen

    Beleggers hebben in de tweede helft van dit jaar €212 miljard in zogeheten money market funds gestoken, fondsen die alleen beleggen in kortlopende en makkelijk verhandelbare leningen. Deze fondsen zijn zeer liquide en worden door beleggers gezien als een vorm van cash, vergelijkbaar met vermogen dat geparkeerd staat op een bankrekening. Over dezelfde periode voegden beleggers $31 miljard aan aandelen aan hun portefeuille toe en haalden ze $27 miljard weg uit langlopende obligaties.

    Het kortlopende schuldpapier waar money market funds in beleggen leveren door de extreem lage rente vrijwel geen geld meer op. Sterker nog, veel kortlopende leningen worden al verhandeld tegen een negatieve rente. Als beleggers hun vermogen parkeren in deze fondsen doen ze dat dus niet om rendement te maken, maar omdat ze behoefte hebben aan een veilige haven om hun vermogen in te parkeren.

    Beleggers zoeken veilige haven

    De vlucht van langlopende obligaties naar kortlopend schuldpapier is tekenend voor het wantrouwen van beleggers. Door de extreem lage rente en de zwakke economische groei durven steeds minder beleggers voor een lange termijn geld uit te lenen, ook niet als dat meer rendement oplevert. Beleggers willen snel uit hun posities stappen en geven daarom de voorkeur aan leningen met een zeer korte looptijd. Dat is een zeer slecht teken, want het suggereert dat er weinig vertrouwen is in een sterke opleving van de economie. De volgende grafiek vonden we bij Business Insider.

    cumulative-money-flows

    Beleggers vluchten in kortlopend schuldpapier (Grafiek van Bank of America Merrill Lynch)

  • Het bbp: “Van voren af aan beginnen”

    Door: Lou Keune

    Het was ergens in de jaren zeventig van de vorige eeuw. In de aula van onze universiteit vond een levendige discussie plaats over het karakter van de dominante vormen en paradigmata van de wetenschapsbeoefening. De spanningen spatten er vanaf. Het was vooral een confrontatie tussen gevestigde wetenschappelijke opvattingen en praktijken versus hooggespannen verwachtingen over de maatschappelijke mogelijkheden en taken van de wetenschap. Een van de topics in de discussie was de zogenaamde waardenvrijheid van de wetenschapsbeoefening. Dat mede naar aanleiding van toen onder studenten en sommige docenten populaire boeken als Simone de Bouvoirs ‘De Mandarijnen’ en Noam Chomsky’s ‘De macht van Amerika en de Nieuwe Mandarijnen’. Die lieten zien hoe intellectuelen terecht kunnen komen in een beroepspraktijk ten dienste van de heersende machten. Chomsky bijvoorbeeld beschreef hoe antropologen en andere sociaalwetenschappelijke onderzoekers werden ingezet in de oorlog in Vietnam, ten dienst van het Amerikaanse leger.

    Wetenschap instrument in de koude oorlog

    Dat boek herinnerde mij aan mijn eigen ervaringen met het VS programma Operación Simpatico, begin jaren zestig in Colombia. Mijn Colombiaanse collega en ik kregen het aanbod van Amerikaanse onderzoekers om onze omvangrijke en gedetailleerde dataverzameling over duizenden lokale leiders en gemeenschappen en hun ontwikkelingsinspanningen te laten verwerken door de toen meest geavanceerde machines van verwerking, voorlopers van de hedendaagse computers. En dat zonder enige verplichting. Onze Amerikaanse collega’s vertelden daarbij van hun inspanningen en ervaringen opgedaan in Zuidoost Azië. Dat zette ons aan het denken, wat is hier gaande? De ‘koude oorlog’ werd immers op veel terreinen gevoerd, ook op die van de wetenschap en haar beroepspraktijken. Om een lang verhaal kort te maken: wij maakten de zaak aanhangig bij de Vereniging van Sociologen van Colombia. Haar onderzoek en dat van collega associaties in andere Latijns-Amerikaanse landen openbaarde het bestaan van Operación Simpático.

    lou keuneDat VS-programma had ten doel informatie te krijgen over lokale leiderschapspatronen tot op het niveau van namen van plaatsen en personen, met als doel campagnes van bestrijding van communistisch geachte personen en bewegingen te vergemakkelijken, de zogenoemde counter-insurgency. Sociale wetenschap dus als oorlogsinstrument. In genoemd boek van Chomsky wordt ook dit programma besproken. Het boek laat zien in welke vaarwateren je terecht kunt komen, dikwijls met de beste bedoelingen. Ik wil niet zeggen dat het werken met indicatoren als het bbp vergelijkbaar is met het werken voor de CIA. Het gaat mij om het algemene punt: wat is jouw beroepspraktijk, werk je met opvattingen en methoden die maatschappelijk gezien ons allen vooruit helpen of dieper het moeras in? Of, dat kan natuurlijk ook, doet het er niet toe wat je doet, behalve misschien verspilling van energie?

    “Dan kan ik van voren af aan beginnen”

    Terug naar Tilburg, naar de aula. Het was een met emoties geladen en tegelijkertijd diepgaande discussie. Het ging dan ook ergens over, vrijblijvendheid leek uitgebannen. Na afloop stond ik na te praten met een van mijn collega’s. Beiden waren wij zeer te spreken over de confrontaties die hadden plaatsgevonden, wij vonden die ondanks alle emoties hoogstaand en zeer relevant. Wij stonden ieder op eigen wijze en eigen plek in dat strijdperk. Mijn collega zei toen, en dat is mij bijgebleven: “Lou, wat jullie willen betekent dat ik helemaal van voren af aan moet beginnen.” Daarmee gaf hij blijk van een voor intellectuelen dikwijls groot probleem. Je hebt een bepaalde wetenschappelijk houding en inzichten opgebouwd en daarmee ook een bepaalde beroepspraktijk waarmee je vooraanstaand hoogleraar bent geworden. En dan word je geconfronteerd met vragen en eisen die een heel andere kant uitgaan. En ja, geef daar maar eens aan toe. Je zou het misschien kunnen vergelijken met de metanoia (omkering) van Saulus in Paulus, een kleine 2000 jaar geleden, tijdens zijn reis naar Damascus. Althans, zo zou je dat kunnen ervaren.

    Ik moet daaraan nogal eens denken, de laatste tijd, als het gaat om de kwestie van het nut of onnut, of de zin of onzin van het gebruik van de in beleids- en economenkringen zeer populaire indicator bruto binnenlands product: bbp. Zoals eerder beschreven kleven aan deze maatstaf van economische ontwikkeling veel tekortkomingen. Met het bbp wordt gepretendeerd inzicht te geven in de totale toegevoegde waarde gedurende één jaar, bijvoorbeeld van Nederland. Maar doet het dat ook? Toegevoegde waarden waar geen geld aan te pas komt tellen niet mee. Huishoudelijke arbeid bijvoorbeeld. Met heel veel onttrokken waarden als milieuschades wordt geen rekening gehouden. Bovendien worden soms transacties als toegevoegde waarden meegeteld die eigenlijk verloren waarden impliceren. Bijvoorbeeld gezondheidsuitgaven ten dienste van mensen ziek geworden door het door het verkeer veroorzaakte fijnstof. De gebruikers van het bbp pretenderen met deze indicator ook de economische groei te meten. Ik denk dat hier sprake is van een vergissing. Het zou wel eens kunnen zijn dat als je alles meetelt, de laatste drie decennia sprake is geweest van krimp in plaats van groei, of op zijn minst van stagnatie.

    So what?

    Nu kun je zeggen, wat doet het er toe, er worden wel meer statistieken gebruikt die niet helemaal kloppen. Maar in dit geval gaat het om een heel ernstige zaak. Want aan dat bbp denken en meten is ook een beleid gekoppeld van economische groei, bbp groei dus. Groei moet! En daarmee worden ook allerlei andere eisen en verwachtingen aan de samenleving gesteld. Bedrijven moeten groeien, en daarvoor hun winsten maximaliseren. Het consumentenvertrouwen moet omhoog want er moet verkocht worden. En zo meer. Dit groei-fetisjisme is funest voor het milieu. En is funest voor de sociale verhoudingen omdat het races to the bottom en ongelijkheden aanwakkert. Waarom wordt daarmee toch doorgegaan?

    Iedereen doet het

    Verschillende factoren spelen een rol. Een daarvan heeft te maken met de aard van de economische wetenschapsbeoefening. Het gebruik van het bbp stamt uit de jaren dertig van de vorige eeuw en is gebleken een handig instrument te zijn om de economie te beschrijven en te kwantificeren. Groei was ook de overheersende doelverwachting, zeker na de Tweede Wereldoorlog toen er veel hersteld moest worden en tientallen nieuwe landen, ‘ontwikkelingslanden’, gestimuleerd werden en eigen ambities ontplooiden om deel te nemen aan de wereldwelvaart. Vanaf de jaren vijftig, gefaciliteerd door de onder auspiciën van de Verenigde Naties en daarmee gelieerde instellingen als de Wereldbank en het IMF ontwikkelde nationale rekeningen en andere statistieken, werden economieën planmatiger aangepakt. Daarbij speelde, zeker in de westerse wereld en in de daarmee gelieerde landen het bbp een belangrijke rol. Want het vergemakkelijkte het stellen van doelen en het meten van resultaten. Voor alle duidelijkheid, in een groot deel van de wereld, in de Sovjet-Unie en in China en enkele kleinere landen, werd niet het bbp, maar andere begrippen als het Netto Materiële Product gehanteerd, die meer zicht zouden geven op de materiële vooruitgang. In zijn toespraken over de voortgang geboekt in een bepaald jaar, had Fidel Castro het niet over economische groei maar over hoe de productie en consumptie van bijvoorbeeld eieren en schoenen waren toegenomen. Maar in de westerse wereld en in de meeste ontwikkelingslanden was het bbp dé maatstaf. Natuurlijk, andere maatstaven voor meting van vooruitgang werden ook gehanteerd, bijvoorbeeld de kindersterftegraad en het alfabetisme. Maar economisch gezien ging het om het bbp. Deze mondiale praktijk vergemakkelijkte het ontwikkelen van wereldwijde programma’s van ontwikkeling. Herlezing van de VN documenten over het eerste ontwikkelingsdecennium (vanaf 1961) laat niet alleen het enthousiasme zien waarmee ontwikkelingseconomen als Jan Tinbergen de grote taak van het uitbannen van armoede ondernamen. Het laat ook zien hoe de beleidsbepaling gefaciliteerd werd door het gebruik van instrumenten als het bbp. En dat niet alleen. De hele economische wetenschap ‘genoot’ van het gemak van dergelijke data. Het leidde ook tot de ontwikkeling van modellen die de beleidsbepaling zeer vergemakkelijkten: Als je dít doet, verandert er daar en daar dát. Mede natuurlijk dankzij instrumenten als input-outputtabellen, elasticiteiten en multipliers.

    Belangen in het geding

    Met andere woorden, iedereen gebruikte en gebruikt deze statistieken. Vele economische proefschriften zijn erop gebouwd, vele beleidsdocumenten zijn er aan opgehangen. Maar ja, als iedereen het doet, dan wordt het natuurlijk moeilijk om er van af te komen. Want hoe kun je nu mondiaal communiceren, bijvoorbeeld op wetenschappelijke congressen, als je niet dezelfde taal hanteert? Ik denk dat dit een belangrijke verklaring is van de irrationele houding om te blijven werken als van ouds. Daar komt nog een punt bij. Het 'bbp denken' heeft zoals gezegd gevolgen voor de doelstellingen van het economische beleid. Dat beleid vergemakkelijkt de bestaande vormen van ondernemerschap. Dat wil zeggen dat productie en handel en financiering ten eerste geleid worden door het principe van (private) winstmaximalisatie. Grote private belangen zijn verbonden aan het heersende economische vertoog. Zou je andere economische maatstaven dominant verklaren, bijvoorbeeld de ecologische voetafdruk, dan botst dat ten gronde met deze particuliere belangen. Uit oogpunt van winstmaximalisatie moet Unilever de consumptie van lekkere ijsjes aanwakkeren. Maar om te helpen de voetafdruk omlaag te krijgen moet Unilever het tegenovergestelde doen, namelijk de overconsumptie ontraden. Geloof maar dat als het EU parlement zou willen besluiten om op een andere, ecologisch en sociaal verantwoorde manier nationale rekeningen in te richten en het beleid daardoor te laten bepalen, het immense leger van lobbyisten van al die transnationals in actie zou komen. Er speelt meer. En dan kom ik weer terug bij mijn zeer gewaardeerde collega. Hij heeft natuurlijk gelijk. Het kan inderdaad zijn dat als je tot het inzicht komt dat je verkeerde instrumenten hanteert en dat je eigen beroepspraktijk discutabel is, dat dan verregaande gevolgen kan hebben voor jezelf. Ik herinner mij nog goed het moment dat de Club van Rome in 1972 met haar eerste rapport kwam. Mijn eerste reactie was zeer afwijzend. Er waren belangrijker zaken dan ‘die zeehondjes’, als de mondiale sociale kwestie en onze solidariteit met de armen in de wereld. Gelukkig verkeerde ik in kringen die mij al dan niet hardhandig wezen op het gebrekkige van mijn standpunten. Ecologische en sociale vraagstukken zijn even belangrijk en hebben alles met elkaar te maken. Wat moet dat moet!

    Commissie Breed Welvaartsbegrip

    Er schijnt een lichtje aan de horizon. En dat is de Nederlandse Tweede Kamer. Daar loopt een discussie over de welvaartsmeting en of het bbp nu wel of niet zo’n goede indicator is. Al enkele jaren ‘hangt boven de Kamer’ een motie van die strekking ingediend door de ChristenUnie en GroenLinks om het probleem eindelijk eens aan te pakken. Dat heeft geleid tot het besluit van de Kamer om zelf een onderzoek hierover te starten. Daarvoor is uit eigen midden een 'Tijdelijke Commissie Breed Welvaartsbegrip' ingesteld, die sinds enkele maanden met haar onderzoek bezig is. Is het bbp wel zo’n goede indicator om welvaart te meten, vraagt die commissie zich af, en welke andere indicatoren zouden nodig zijn om het beter te doen? Wie weet komt het er dan toch eens van. Voor meer teksten van Lou Keune, zie www.loukeune.nl of www.platformdse.org. Meer columns van Lou Keune:

  • Beleggers kunnen geld niet weghalen bij Third Avenue

    De financiële markten werden afgelopen vrijdag opgeschrikt toen het beleggingsfonds Third Avenue bekend maakte dat beleggers hun geld niet meer mochten terugtrekken. Het zorgde voor een kleine paniekgolf in de zogeheten high-yield obligatiemarkt, waar leningen met een verhoogd risico op wanbetaling verhandeld worden. Beleggers haalden de laatste maanden veel geld weg bij het Third Avenue Focused Credit Fund, dat een portefeuille van $788 miljoen aan risicovolle leningen beheert. Door waardedalingen en een verdere uitstroom van geld werd het fonds gedwongen een deel van haar schuldpapier tegen bodemprijzen te liquideren. Dat waardeverlies zou zo groot zijn dat de beheerders van het fonds besloten niet langer geld terug te geven aan beleggers.

    De zogeheten high-yield obligaties werden de laatste jaren populair door een positiever sentiment op de obligatiemarkt en de extreem lage rente op het hoogwaardige schuldpapier. Beleggers die nog enigszins rendement wilden maken stapten daarom in het risicovolle schuldpapier, zonder zich volledig bewust te zijn van het hogere risico.

    Liquiditeit droogt op

    Dat deze gevaarlijke strategie tot grote verliezen kan leiden blijkt nu uit de liquiditeitscrisis bij het Third Avenue Focused Credit Fund, dat schuldpapier koopt van bedrijven die op het randje van faillissement zijn. Deze leningen kunnen op de lange termijn een heel goed rendement opleveren, maar zoveel geduld kunnen beleggers vandaag de dag niet opbrengen. Dit jaar zag het fonds een uitstroom van 27%, waarmee de volledige buffer aan liquide vermogen verbruikt werd.

    De fondsbeheerders zijn nog steeds van mening dat hun beleggingsstrategie op de lange termijn kan werken, maar daar hebben beleggers geen boodschap aan. Ze willen hun geld terug en dat betekent dat het fonds slechte leningen tegen dumpprijzen op de markt moet brengen. Door de uitgang van het fonds op slot te doen hoopt het bedrijf bezittingen tegen een betere prijs te kunnen verkopen.

    ‘Meltdown in high-yield’

    Investeerder Carl Icahn denkt dat de problemen bij Third Avenue slechts het topje van de ijsberg zijn in de wereld van high-yield obligaties, zo lezen we in de Financial Times. Afgelopen vrijdag liet hij via twitter weten dat dit volgens hem “het begin is van een meltdown in Amerikaanse high-yield obligaties”. De fondsen die in het risicovolle schuldpapier beleggen verloren vrijdag 2% van hun waarde, één van de slechtste resultaten op dagbasis sinds het uitbreken van de kredietcrisis. Dit jaar zullen de high-yield obligatiefondsen voor het eerst sinds 2008 het jaar met een verlies afsluiten.

    Veel beleggers in de high-yield obligatiemarkt hebben zich laten verleiden door een dalend aantal faillissementen over de afgelopen jaren. Door de aantrekkende economie, gecombineerd met een zeer lage rente, konden ook minder sterke bedrijven de afgelopen jaren overleven. Maar die tijd gaat veranderen, want JP Morgan voorziet voor volgend jaar een verdrievoudiging van het aantal faillissementen onder de bedrijven die actief zijn in de energiesector.

    Schaliegas

    Sinds 2010 is er meer dan $550 miljard aan leningen verstrekt aan bedrijven die schalie-olie en schaliegas produceren. Dit zijn zeer risicovolle leningen geworden, nu de olieprijs lager ligt dan de gemiddelde kostprijs van de Amerikaanse energieproducenten die olie en gas uit schalie winnen. Binnen deze sector voorziet JP Morgan volgend jaar nog veel meer wanbetalingen.

    Maar niet alleen in de energiesector zetten beleggers meer vraagtekens bij de kwaliteit van het schuldpapier. Ook kredieten die verstrekt zijn aan kleine winkels worden als een groter risico gezien. Consumenten kopen steeds meer artikelen online bij grote winkelketens, waardoor de kleinere winkels omzet mislopen.

  • Grote meerderheid ECB wil geen uitbreiding QE-programma

    De overgrote meerderheid van de Raad van Bestuur van de ECB wilde het stimuleringsprogramma niet uitbreiden, dat zei Yves Mersch van de ECB afgelopen woensdag tijdens een diner met journalisten. Het besluit om langer door te gaan met het opkopen van staatsobligaties en de opbrengst van afgeloste staatsobligaties opnieuw in schuldpapier te beleggen brengt volgens Mersch al honderden miljarden euro’s extra in de economie.

    “De overgrote meerderheid van de Raad van Bestuur is van mening dat de maatregelen gepast zijn en dat er niet meer [stimulering] nodig is om ons doel te bereiken”, zo verklaarde Mersch tijdens het diner waar Reuters bij aanwezig was. Het besluit om afgeloste staatsobligaties opnieuw te beleggen en het totaal aan obligaties op de balans van de ECB na 2017 gelijk te houden geeft in de eerste twee jaar na het stimuleringsprogramma al een extra impuls van €320 miljard.

    De financiële markten, die afgelopen donderdag teleurgesteld waren over het uitblijven van nog meer stimulering, moeten er rekening mee houden dat er voorlopig ook geen verdere uitbreiding komt van het QE-programma. Het overgrote deel van de Raad van Bestuur, dat bestaat uit de zes directieleden en de presidenten van alle 19 centrale banken uit het eurogebied, is namelijk sceptisch over een verdere uitbreiding van het stimuleringsprogramma. "Wat vaak compleet onderschat wordt is het feit dat de ECB een collectief bestuursorgaan is", zo verklaarde Mersch. Dat betekent dat er voor een uitbreiding van het stimuleringsprogramma draagvlak moet zijn bij de meerderheid van de centrale banken in de eurozone. Sinds het rentebesluit van afgelopen donderdag is de wisselkoers van de euro met meer dan vier cent gestegen tot bijna $1,10. Lees ook:

    yves-mersch

    Yves Mersch verwacht geen verdere uitbreiding QE-programma ECB

  • Video: Paul Buitink in gesprek met Sander Boon

    Paul Buitink sprak voor Café Weltschmerz met politicoloog Sander Boon over het op kredieten gebaseerde financiële systeem dat zich de afgelopen decennia heeft ontwikkeld. Boon merkt op dat centrale banken het ineenstorten van het financiële systeem wisten te voorkomen met een overvloed aan liquiditeit, maar dat daarmee de fundamentele problemen niet zijn opgelost.

    Sterker nog, met het opkopen van staatsobligaties en hypotheekleningen verkleinden centrale banken het aanbod van kwalitatief goed onderpand, waardoor er een verkrapping en een afnemende liquiditeit te zien is in het financiële systeem.

    Sander Boon merkt op dat de financiële markten eigenlijk al sinds 2013 niet meer geloven wat centrale bankiers zeggen. Centrale banken zeggen wel dat ze de rente gaan verhogen, maar de markt ziet dat de economische groei die daarvoor vereist is er helemaal niet is.

    We hebben een aantal passages van het interview hieronder uitgeschreven. De video duurt een half uur en is absoluut de moeite waard!

    Klik hier voor meer video’s van Café Weltschmerz

    Deflatie of hyperinflatie?

    “De afgelopen dertig tot veertig jaar is bij de dalende rente de totale schuld enorm gestegen, in Nederland hebben we dan ook nog eens een hele hoge de hypotheekschuld. Als je wereldwijd kijkt zie je dat als gevolg van die schulden er nu een heel deflatoire pool van schulden is. Het is heel moeilijk om daar uit te komen.

    sanderboonHet hangt er nu een beetje vanaf wat centrale banken en overheden gaan doen. In wezen is er niet zo veel verschil tussen deflatie en hyperinflatie. Onder deflatie kiest de bevolking voor de veiligheid van cash en bij hyperinflatie kiest men voor de veiligheid van fysiek goud. Een hyperinflatie gemeten in goud is eigenlijk ook gewoon deflatie, want alle prijzen dalen dan in termen van goud…

    Bij sommige centrale banken, zoals in Engeland en de Verenigde Staten en binnen bepaalde wetenschappelijke economische kringen zie je wel signalen dat cash moet worden afgeschaft. Ze zeggen dan dat dat handig is, vanwege het gebruik van cash geld voor terrorisme en criminaliteit….

    Er zitten veel morele argumenten onder om contant geld af te schaffen, maar eigenlijk reden is dat in een omgeving waarbij de rente negatief is mensen een prikkel hebben om in cash te sparen. Als mensen dat massaal gaan doen geeft dat een deflatoire druk op de prijzen van assets.”

    Over de pensioenfondsen...

    "Ik moet eerlijk zeggen dat het niveau van economisch denken in de sector van me tegenvalt. In de zin dat heel veel mensen bijvoorbeeld hun rentevisie gebaseerd hebben gebaseerd op: de rente zal wel omhoog gaan, want hij was al een hele tijd laag. Dat is geen basis van economisch denken, dat is geen logica maar een geloof. Wat zijn omstandigheden waarin die omhoog zou gaan of waarom die laag zou blijven, dan vinden ze het heel moeilijk om daarmee te spelen. Dat is overigens een van de redenen waarom wij een kwantitatieve tool hebben ontwikkeld om in scenario's te kunnen nadenken over wat je doen met je assets. Als de centrale banken eigenlijk geen controle meer hebben om de economie op de rails te krijgen, dan zul je in dit systeem dus zelf na moeten gaan denken over wat er aan de hand is."

    Over het falen van de verzorgingsstaat

    "Wat me op is gevallen is dat politici eigenlijk al wel honderd jaar veel meer geld willen uitgeven dan ze binnenkrijgen, daarvoor was het nodig om te kunnen lenen. En ze hebben in dat hele spel - er zijn een hoop dingen gebeurt zoals een grote depressie, de Eerste Wereldoorlog, de Tweede Wereldoorlog - staatsobligaties een steeds grotere rol gegeven in het banksysteem. En dat gaf overheden eigenlijk, in samenspraak met centraal bankiers, de mogelijkheid om obligaties liquide te houden. Daarmee konden overheden mooie dingen doen voor de mensen, gebaseerd op geleend geld. Na de Koude Oorlog en de val van de Berlijnse muur en de Sovjet-Unie zei men dat het kapitalisme gewonnen had, maar als ik nu kijk naar de ontwikkelingen in West-Europa en Amerika, dan concludeer ik eigenlijk nu na die crisis van 2008 dat eigenlijk niet zozeer het kapitalisme is gevallen, maar dat de sociaaldemocratie nu in crisis verkeert. Het op leningen gebaseerde voortbestaan van verzorgingsstaten. Dat thema wil ik in een nieuw boek graag uitdiepen, ik zie veel parallellen. Daar ben daar overigens ik niet alleen in. Als je bijvoorbeeld boeken leest van Vaclav Havel, een dissident uit Tsjecho-Slowakije, dan is dat een man die in 1978 al de parallellen heeft gezien tussen de centralistische bestuursstructuur van het Oostblok en die van het Westen. Dat is een gradueel verschil, geen fundamenteel verschil."

    Systeemcrisis

    "Vaclav Havel zei al: Er zijn eerst dissidenten, dan klonteren de dissidenten zij zich samen en daaromheen gaan groepen ontevreden mensen komen. Dat zijn parallelle samenlevingen en die hollen het systeem uit. Dat is ook precies wat je nu ziet gebeuren bij ons. Ze ziet grote onvrede, je ziet de flanken van de politieke partijen groeien, het midden bloedt leeg. ZZP'ers en jongeren die niet aan een pensioen willen deelnemen en die bijvoorbeeld gebruik van auto's willen delen... Je ziet overal een systeemcrisis van deze politiek economische constellatie, van deze samenwerking tussen overheden en banksysteem." Lees ook:

  • Zijn centrale banken klaar met stimuleren?

    Centrale banken wisten de wereldeconomie uit het slop te trekken door voor miljarden aan schuldpapier uit de markt te halen. Het banksysteem werd opnieuw gekapitaliseerd en de kredietverlening kwam langzaam weer op gang. Maar nu de Federal Reserve gestopt is met monetaire stimulering en centrale banken van opkomende landen hun dollarreserves afbouwen dreigt de wereldeconomie opnieuw af te zinken in een deflatoire crisis. Door de groeivertraging in China zijn de grondstofprijzen hard gekelderd, terwijl de olieprijs door het uiteenvallen van de OPEC naar het laagste niveau in zeven jaar zakte. De vlucht naar veilige havens zorgt in steeds meer landen voor een negatieve rente.

    De volgende grafiek van BlackRock laat zien dat centrale banken hun balanstotaal niet langer uitbreiden. Zit hun werk erop? Of moeten ze na een korte adempauze opnieuw de geldkraan wagenwijd openzetten? We kwamen deze grafiek tegen via twitter.

    liquiditeit-droogt-op

    Zijn centrale banken klaar met stimuleren?

  • Exter over toekomst van goud en het monetaire systeem

    In dit artikel brengen we de vertaling van een artikel dat de Amerikaanse econoom John Exter in november 1973 publiceerde in het wetenschappelijke tijdschrift Economic Education Bulletin. De Verenigde Staten hadden twee jaar eerder de koppeling van de dollar aan goud losgelaten, waardoor de prijzen van olie en goud fors waren gestegen. In 1973 leidde dat tot de oliecrisis, waarbij olieproducerende landen uit protest de olieprijs verhoogden en productie verlaagden. Dit was het eerste grote probleem dat het direct gevolg was van het loslaten van goud als het monetaire anker.

    Binnen wetenschappelijke kringen werd destijds de discussie gevoerd of de SDR van het Internationaal Monetair Fonds de rol van goud zou kunnen overnemen als het nieuwe monetair anker. In dit artikel laat Exter blijken dat hij zeer sceptisch is ten aanzien van de SDR. Anders dan goud is een SDR geen stok achter de deur, omdat het slechts een papieren claimbewijs is waarvan het aanbod altijd uitgebreid kan worden. Aan de vertaling zijn een aantal tussenkopjes toegevoegd om de leesbaarheid te verbeteren.

    Toekomst van Goud en het Internationale Monetaire Systeem

    Door John Exter, november 1973

    Ik ga een tekst gebruiken die ongeveer duizend jaar geleden werd opgeschreven door Firdausi, de nationale dichter van Perzië: “Er is heel veel wijsheid in de wereld, maar het is verdeeld over alle mensen.” Het is zeker verdeeld onder de mensen die je hier de afgelopen twee dagen hebt horen spreken. Eigenlijk is het enige waar we het allemaal over eens kunnen zijn dat we in een ernstige internationale monetaire crisis zitten. We zijn het oneens over de omvang van de crisis, over de maatregelen om deze op te lossen en over de kansen op het succes van deze maatregelen.

    Waarom zijn we het oneens? Soms, maar ook alleen soms, komt het omdat we anders redeneren. Maar veel vaker komt het doordat we starten met verschillende onderliggende premissen, aannames of principes. We hebben verschillende modellen in gedachten over hoe het economische systeem werkt en wat we ermee kunnen doen. We verschillen het meeste over de rol van de overheid. Wat ik bijvoorbeeld een realistische rol vind voor de overheid zal voor sommige andere sprekers als onrealistisch overkomen. En omgekeerd geldt natuurlijk hetzelfde.

    Ik denk dat het voor jullie misschien behulpzaam is als ik jullie vertel hoe ik de verschillende sprekers sorteer. Grote economen uit het verleden hadden zeer uiteenlopende opvattingen over de rol van de overheid in de economie. Helemaal terug in 1776 schreef Adam Smith het beroemde boek ‘Wealth of Nations’. Hij geloofde sterk in de kracht van de vrije markt en wilde de rol van de overheid zo klein mogelijk houden. Hij staat aan het ene uiteinde van het spectrum.

    Aan het andere uiteinde zou ik John Maynard Keynes willen plaatsen, die in 1936 zijn beroemde werk ‘General Theory’ publiceerde, dat was rond de tijd dat ik economie studeerde. Keynes en zijn volgelingen gingen in hun modellen uit van een gesloten economie, zonder transacties met het buitenland. En dat blijkt uit de onschuldige wijze waarop ze de rol van de betalingsbalans in de economie over het hoofd hebben gezien.

    Keynes leerde ons dat de goudstandaard een barbaarse relikwie was. Hij beargumenteerde dat het geen enkele zin heeft om goud op te graven in Zuid-Afrika, om het vervolgens meteen weer onder de grond te stoppen in Fort Knox. Ook leerden ze ons dat publieke schulden er niet toe doen en dat deze nooit volledig terugbetaald hoeven te worden, omdat het tenslotte een schuld aan ons zelf is. Ik kan nog veel verder doorgaan, maar het belangrijkste punt dat Keynes duidelijk wil maken is dat hij pleit voor een economie met een sterke inmenging van de overheid. Keynesianen geloven dat de markteconomie verbeterd kan worden met interventies, via sturend monetair en fiscaal beleid. Er zouden geen economische depressies meer komen. Al in de jaren ’60 werd er binnen deze kring al gesproken over het ‘finetunen’ van de economie.

    Alle sprekers die voorbij zijn gekomen passen ergens aan het ene of andere uiteinde van dit spectrum. Ik zal beginnen mijzelf op dit spectrum te plaatsen, ik sta aan de kant van Adam Smith.

    Grote of kleine rol voor de overheid?

    Maar onthoud dat overheden van over de hele wereld veel meer beïnvloed zijn door Keynes dan door Adam Smith. In feite is het economische leven vandaag de dag een strijd geworden tussen overheden die de kracht van de vrije markt proberen te temmen en de mensen die proberen alle interventies van overheden te omzeilen. Velen van jullie maken iedere dag weer beslissingen op basis van wat jullie denken dat de overheid en de centrale bank gaan doen. Zal de centrale bank haar monetaire beleid verkrappen of verruimen? Zal de waarde van de munt verder appreciëren of niet? Zal de overheid dit kwartaal een begrotingsoverschot of juist een tekort hebben?

    Maar overheden controleren de economische activiteit veel minder dan je misschien zou denken. Overheden noch centrale banken bepalen wat geld is en welk geld de mensen gaan gebruiken en sparen. Dat bepalen de mensen zelf op de wereldwijde markt. Op dit onderdeel ben ik het oneens met Milton Friedman, die ook in dit spectrum geplaatst dient te worden voor zijn ideeën die vandaag de dag zeer veel invloed hebben. Hij is nog niet genoemd tijdens deze meeting.

    Milton Friedman lijkt een dubbele persoonlijkheid te hebben. Het grootste deel van zijn persoonlijkheid – wat ik erg leuk vind – ligt aan het Adam Smith uiteinde van het spectrum. Maar ten aanzien van geld – en daarin ben ik het niet met hem eens – zit hij meer aan het Keynes uiteinde van het spectrum, omdat hij groot voorstander is van een grote rol voor de overheid ten aanzien van geld. Maar hij zegt ook dat overheidsinterventie op het gebied van geld beperkt moet blijven tot het binnenlandse geld. Internationaal is hij van mening dat alle wisselkoersen vrij moeten kunnen bewegen. Doordat hij zich niet bezighoudt met een systeem van vaste wisselkoersen lijkt hij op Keynes, een ‘gesloten economie’ denker. Friedman heeft niet de wens om de vaste wisselkoersen weer te herstellen [onder het Bretton Woods systeem waren alle belangrijke valuta via de dollar tegen een vaste wisselkoers gekoppeld aan goud]. Hij noemt goud zelfs geen geld.

    Controle over geld

    Overheden zijn bijzonder gemotiveerd om te interveniëren in het geldsysteem. Ze willen maar al te graag bepalen wat de mensen in hun land wel en niet mogen gebruiken als geld. Regeringen van over de hele wereld hebben geprobeerd een monopolie te krijgen op de uitgifte van het geld, door een nationale munteenheid in te voeren en iedereen behalve de banken en het ministerie van Financiën te verbieden om zelf geld uit te geven. Maar het probleem is dat overheden teveel geld in omloop hebben gebracht. Misschien moeten we de klok terugdraaien en de private markt weer het geld laten uitgeven. dit is helemaal niet zo vergezocht. Jullie eigen centrale bank (Zuid-Afrika) is nog steeds in private handen, maar tot mijn grote ontsteltenis heeft de overheid er natuurlijk een grote controle op.

    Om hun monopolie te versterken voeren overheden wetgeving in, waarmee ze hun monopolie op geldcreatie stevig verankeren. Een voorbeeld daarvan is de legal tender wetgeving, die voorschrijft dat alleen het geld van de overheid gebruikt kan worden om alle schulden, publiek én privaat, te vereffenen. Vaak proberen ze grip te krijgen op de valutamarkt, om zo de conversie van hun eigen valuta in andere valuta te beperken. In Kenia heeft de overheid tot mijn verrassing gewaarschuwd dat het ten strengste verboden is Keniaans geld te vernietigen. Dit slaat naar mijn mening helemaal nergens op. Als jullie allemaal een claimbewijs op mij hadden, dan zou ik juist verheugd zijn als jullie je claims op mij verscheuren…

    Mijn eigen overheid [Amerikaanse overheid] heeft heel lang een tegenstrijdig beleid gevoerd. Jarenlang was ze er trots op dat de dollar tegen een vaste koers inwisselbaar was voor goud, maar dat deze regel alleen gold voor het buitenland en niet voor de Amerikaanse bevolking. Een Griekse scheepsbouwer mag goud bezitten, maar ik als Amerikaan mag dat niet. En ik mag nog steeds geen goud kopen, en dat neem ik de overheid al heel lang kwalijk. [red: pas in 1974 werd het verbod op het privaat bezit van goud opgeheven in de Verenigde Staten]

    Goudstandaard

    In de goede oude dagen van de goudstandaard begonnen overheden met de beste voornemens. Ze erkenden het feit dat de vrije markt, als die haar gang mocht gaan, bepaalde grondstoffen zoals goud en zilver hoger zou waarderen als geld dan al het andere. Goud en zilver zouden in een vrije markt zeker hoger gewaardeerd worden dan papier. Daarom gaven overheden zichzelf het monopolie om gouden munten te slaan, zoals Souvereigns, Napoleons of Eagles, waarvan men wist dat de markt die zou accepteren.

    Maar geen enkele regering bleek in staat zichzelf te beperken tot het uitgeven van dit soort munten, alhoewel de Amerikaanse overheid een goede poging heeft gedaan. Onze Amerikaanse grondwet geeft het Congres de macht om munten in omloop te brengen en de waarde daarvan te reguleren. Maar tijdens de Constitutionele Conventie werd het voorstel gedaan om het Congres de bevoegdheid te geven papiergeld in omloop te brengen. Daar hebben we een desastreuze ervaring aan overgehouden in de vorm van de continental dollar. Dit ligt nog vers in ons geheugen, want we kennen nog steeds de uitspraak “not worth a continental”.

    Geldcreatie

    Met de bevoegdheid papiergeld in omloop te brengen kwam een belangrijk gegeven uit het dagelijkse leven aan de kant van overheden te staan, namelijk dat papiergeld makkelijker is dan muntgeld. Dit gemak is van groter belang geworden, omdat het economische verkeer vandaag de dag veel complexer geworden is en dat claimbewijzen op computersystemen van banken steeds gangbaarder worden. Dus alle overheden geven vandaag de dag papiergeld uit, terwijl ze ten tijde van de goudstandaard nog accepteerden dat de uitgifte van papiergeld beperkt was door de belofte om papiergeld tegen een vaste prijs om te wisselen voor goud. De converteerbaarheid van geld was het ideaal en dat werd in 1944 ook zo opgeschreven in het handvest van het Internationaal Monetair Fonds.

    Maar in de praktijk bleken overheden niet in staat controle te houden op wat mensen gebruikten als geld. Men gebruikte ook banktegoeden als geld, terwijl dat helemaal geen wettig betaalmiddel was. Centrale banken hebben de autoriteit om de kredietcreatie door banken te beperken, maar nergens in de wereld is een centrale bank erin geslaagd dat met succes te doen. Daarom is het aantal banktegoeden enorm toegenomen, mede geholpen door computers en snellere communicatiemiddelen. Ook zijn centrale banken er nooit in geslaagd de enorme groei van de hoeveelheid ‘bijna-geld’ in de economie, zoals kortlopende staatsleningen, in te perken.

    Centrale banken stonden helemaal machteloos in het beperken van de groei van banktegoeden in Europa, waar leningen in de lokale munt gecreëerd werden onder buitenlandse wetgeving. Het is de explosieve groei van papiergeld en bijna-geld dat ons in de huidige internationale monetaire chaos heeft gestort. We moeten niet vergeten dat we het grootste deel van ons leven gewend waren aan een goudstandaard.

    Een wereld van papiergeld en elektronische banktegoeden is een IOU wereld, een wereld die bestaat uit beloftes om te betalen. Tot maart 1968, toen het goudsysteem met twee versnellingen werd geïntroduceerd, maakten de centrale banken achter alle belangrijke valuta de belofte goud uit ter keren tegen een vaste koers van $35 per troy ounce. Onder dit systeem met twee versnellingen werd de belofte om dollars in te wisselen voor goud verbroken met alle private burgers. Met uitzondering van Rusland en Zuid-Afrika weigerden alle centrale banken in de wereld hun goud – tegen welke prijs dan ook – te verkopen aan de bevolking. De belofte op goud tegen $35 per troy ounce werd alleen nog maar toegepast tussen centrale banken en overheden onderling. Maar ook dat werd steeds onduidelijker, tot president Nixon op 15 augustus 1971 het goudloket sloot en zelfs de beloften om goud te leveren tegen de vaste koers van $35 per troy ounce tussen de centrale banken verbroken werd.

    1971

    Sindsdien zeggen alle valuta in de wereld: “Ik ben je niets verschuldigd tegen een vaste prijs. Ik ben je geen enkel goed verschuldigd dat vanwege haar schaarste een goede opslag van waarde biedt.” Alle valuta zijn vandaag de dag dus ‘IOU-nothings’. De dag van 15 augustus 1971, toen de laatste schijn van inwisselbaarheid werd losgelaten, was dus een waterscheiding. Sindsdien is een systeem met vaste wisselkoersen onmogelijk geworden. We kwamen in een nieuwe wereld met vlottende wisselkoersen.

    Het probleem van vandaag de dag is dat het aanbod van ‘IOU-nothing’ geld in een explosief tempo toeneemt. Andere sprekers hebben dit punt niet ter sprake gebracht. We hebben teveel gepraat over het internationale monetaire systeem zelf en te weinig over de explosieve toename van ‘IOU-nothings’ die zich hebben opgehoopt op de balansen van centrale banken. De uitzonderlijke expansie van de geldhoeveelheid betekent dat de koopkracht van dit geld in termen van goederen en diensten daalt. Voor het eerst in eeuwen, en misschien zelfs voor het eerst in de menselijke geschiedenis, is inflatie een wereldwijd fenomeen geworden. Mensen van over de hele wereld vragen zich nu af wat ze nog kunnen vertrouwen als waarde opslag. Ze ontvluchten het IOU-nothing geld en zetten het om in goederen en edelmetalen als goud, zilver en platina, waardoor de prijzen alsmaar verder worden opgedreven.

    Ondertussen volstaat het IOU-nothing geld steeds minder als betaalmiddel, dus zoeken mensen en zelfs de monetaire autoriteiten een vorm van geld die ze met vertrouwen kunnen accepteren, gebruiken en bewaren. De olieproducenten zijn hier een goed voorbeeld van.

    SDR: Goud vervangen door papier?

    We zijn getuige van een wereldwijde poging van centrale banken en overheden om tastbare waarde te vervangen door papier, zoals John Law dat 250 jaar geleden probeerde in Frankrijk. Hij probeerde dat alleen in Frankrijk en sindsdien zijn er meerdere pogingen gedaan in verschillende landen. Maar deze poging is internationaal, in alle valuta en via internationale instanties zoals de G20 en het IMF. Ze doen dat met een nieuw internationaal soort papiergeld genaamd de SDR.

    Maar zoals Ossola heeft aangegeven is de SDR zelfs geen IOU. Het heeft geen schuldenaar. Het is een ‘who owes you?’ En daar komt nog eens bij dat de SDR een claim is op niets, in elk geval niet op goud. Het is dus een ‘who owes you nothing?’ Ook hebben SDR’s geen einddatum, dus het is een ‘who owes you nothing when?’. Het is absoluut het meest verwerpelijke kredietinstrument dat de mensheid ooit heeft voortgebracht, als we het al een kredietinstrument mogen noemen. Geen wonder dat het lastig is de rente vast te stellen en te bepalen wie die rente moet betalen.

    Dr. Ossola vroeg om een nieuwe naam te bedenken voor de SDR. Ik stel voor dat we hem de ‘who owes you nothing’ noemen. Een paar centraal bankiers zal deze who owes you nothings misschien accepteren in plaats van goud, maar de vrije markt niet. Toch spreekt Dr. Ossola hoopvol over de mogelijkheid dat banktegoeden in SDR’s worden uitgegeven. De volgende stap zou zijn om ze wettig betaalmiddel te maken.

    Je kunt je voorstellen wat de inflatoire gevolgen kunnen zijn van een systeem van nationale munten dat gedekt wordt door deze who owes you nothings. Jullie hebben gisteren vernomen van de achteloze manier waarop besloten werd de eerste 9,5 miljard van deze who owes you nothings te creëren. Ze werden van het een op het andere moment gewoon toegevoegd in de computer van het IMF.

    Er zal ongetwijfeld iemand uit de goudmijnsector aanwezig zijn geweest die toen dacht: “Hoe lang zou het duren voordat je 9,5 miljard dollar aan goud uit de grond hebt gehaald”. Volgens mij zag Milton Gilbert de nonsens van de SDR een paar jaar geleden al, toen hij zei dat hij de SDR pas zou vertrouwen als zijn vrouw om een halsketting ervan zou vragen. Maar nu ook hij overstag is gegaan en de SDR geaccepteerd heeft als aanvulling op goud zou ik haast denken dat hij inderdaad een halsketting van SDR’s voor haar gekocht heeft.

    Converteerbaarheid

    Ik wil hieraan toevoegen wat Gilbert zei over converteerbaarheid. Ik zal het proberen te definiëren: Converteerbaarheid betekent dat een monetaire autoriteit verplicht en in staat is om op verzoek en tegen de vastgestelde koers haar eigen schuldbewijs om te wisselen in iets dat gewild en schaars is. Ongeacht of het schuldbewijs op papier of in een computer staat. Schaarste en vraag zijn de essentiële onderdelen van geld dat waarde behoudt.

    Dus SDR’s en nationale valuta kunnen nooit op gelijke voet gesteld worden met goud als een vorm van reserve. Iedere centraal bankier die ik ken geeft liever eerst zijn dollarreserves en SDR’s uit, voordat hij zijn goudvoorraad aanspreekt. Zeker tegen een goudprijs van $42,22 per troy ounce! Zelfs de Italiaanse centrale bank van Ossola deed dat.

    Om een I owe you nothing te vervangen door een who owes you nothing is niets anders dan het vervangen van een stukje papier door een ander stukje papier. Als je dat verstaat onder converteerbaarheid drijf je de spot met dat woord. Converteerbaarheid in goud vereist discipline, omdat goud een schaars goed is. Papier omwisselen voor ander papier vereist geen enkele discipline. Ik heb er geen enkel vertrouwen in dat een internationale monetaire autoriteit erin slaagt de SDR schaars te houden. En hoe goed ik het persoonlijk ook met ze kan vinden, als Rinaldo Ossola en Robert Triffin de monetaire dictators zouden worden, dan zou ik er niet op vertrouwen dat zij de SDR schaars houden.

    ‘Papieren goud’

    De SDR wordt ook wel papieren goud genoemd vanwege de goudclausule die er in opgenomen is. Het is deze clausule die, zo legde Ossola gisteren uit, die ervoor zal zorgen dat de SDR net als goud uit circulatie gedreven zal worden vanwege de wet van Gresham. Als de waarde van de SDR van goud gescheiden wordt en in plaats daarvan bepaald wordt door een arbitrair gekozen mandje van papiergeld, dan verandert de SDR van papieren goud in papieren papier.

    De vragen die gisteren gesteld werden geven aan dat jullie niet veel raad weten met de SDR. Vergeet je zorgen, want naar mijn inzicht is het een paard dat nooit aan de race zal deelnemen. Misschien komt ze wel uit de startblokken, maar ze zal spoedig uit de race wegvallen.

    Dit wil niet zeggen dat we geen andere problemen hebben. We zitten in een internationaal monetair moeras. De verwarring en het gebrek aan vooruitgang tijdens de bijeenkomst in Nairobi waren het bewijs dat de economische theorieën van Keynes en Friedman in een impasse zitten. De krachten van de vrije markt hebben het overgenomen. Overheden en centrale banken vergissen zich als ze denken dat ze met meer interventies de kracht van de vrije markt kunnen breken.

    Waar moeten we nu naartoe? Het is geen prettig vooruitzicht. Het grote probleem waar we vandaag de dag mee worstelen zijn niet de wisselkoersen, de goudprijs, de SDR, kapitaalcontroles, handelsbeleid, converteerbaarheid en zelfs niet de inflatie, hoe slecht die ook is.

    Teveel schulden

    Het is de excessieve schuldenlast in het systeem, zowel binnen valuta als internationaal. We hebben veel te veel IOU’s gecreëerd. Dit betekent dat schuldenaren van over de hele wereld zich veel dieper in de schulden gestoken hebben dan wat ze zich op basis van hun productiecapaciteit kunnen veroorloven, zelfs als je daar de toename van de productiviteit en productiecapaciteit in meeneemt. Nog problematischer is dat velen kortlopende schulden aangaan voor lange termijn investeringen, wat met name problematisch is in een wereld van vlottende wisselkoersen.

    Mensen vragen zich af waarom overheden en centrale banken niets doen om de inflatie te stoppen. Ze zien niet dat de inflatie een eigen leven is gaan leiden. Schuldenaren kunnen hun productiviteit niet snel genoeg verhogen om hun schulden zelfstandig af te lossen en daarom moeten ze hun producten tegen een steeds hogere prijs aanbieden. In veel gevallen zal men nieuwe leningen moeten afsluiten om eerdere leningen af te lossen. Het spreekwoordelijke ‘lenen van Peter om Paul te betalen’, maar dan op wereldwijde schaal. In dit proces zijn de ‘Peters’ uiteindelijk de centrale banken als lenders of last resort. Als zij niet genoeg IOU’s creëren om de schuldexpansie gaande te houden komt dit hele proces met veel geweld tot stilstand.

    Veel schuldenaren zullen ontdekken dat ze niet in staat zijn hun schulden te betalen. Bedrijven zullen in het beste geval hun productie moeten terugschroeven en personeel moeten ontslaan. In het slechtste geval moeten ze hun deuren zelfs sluiten. Dat vooruitzicht wordt politiek en sociaal als zeer onwenselijk gezien. Daarom zitten centrale banken van over de hele wereld gevangen in schuldexpansie die ze niet durven te stoppen. Ze zijn gevangenen van hun eigen expansionisme en moeten zorgen voor inflatie.

    Samen met overheden zullen ze misschien een poging doen het proces te vertragen, maar ze zullen het nooit tot stilstand brengen. Zelfs het vertragen van de schuldexpansie is een onmogelijke onderneming. Je komt dan al snel op de rand van een economische recessie.

    Geen vaste goudprijs

    In een dergelijke wereld is het ijdele hoop om te denken dat de I owe you nothing (de SDR) weer converteerbaar gemaakt kan worden in goud. De I owe you nothings worden in een dermate hoog tempo gecreëerd dat het onmogelijk is een vaste prijs af te spreken waartegen deze weer ingewisseld kunnen worden voor fysiek goud. De goudvoorraden van centrale banken zouden dan in een hoog tempo leeglopen. Om het geld weer converteerbaar te maken moeten centrale banken stoppen met het creëren van nog meer IOU’s en het verzamelen van de IOU’s van anderen. En dat gaan ze niet doen.

    Vaste wisselkoersen zijn niet mogelijk zonder de discipline van converteerbaarheid, en dan bedoel ik de converteerbaarheid in goud. De SDR is in dit opzicht betekenisloos, omdat het geen enkele discipline oplegt. En omdat converteerbaarheid onmogelijk is met wereldwijde inflatie moeten we ons voorbereiden op een langdurige periode van vlottende wisselkoersen. Dit is een wereld van competitieve devaluaties, wisselkoersbeleid en competitieve monetaire expansie. En dat betekent nog meer wereldwijde inflatie.

    Twee scenario’s

    Ook in deze wereld moeten mensen hun schulden afbetalen, maar als de schulden steeds sneller toenemen wordt de druk van de totale schuldenlast steeds groter. Ook al zijn alle schulden uitgedrukt in I owe you nothings… De harde werkelijkheid van vandaag de dag is dat een aanzienlijk gedeelte van de totale schuldenlast nooit afbetaald kan worden. Deze schulden moeten afgeschreven worden, voordat het herbouwen van het internationale monetaire systeem kan beginnen. Het liquideren van deze schulden kan op één van de volgende twee manieren.

    In het eerste scenario neemt de vrije markt het al snel over van de autoriteiten. Op een bepaald moment zal een faillissement een sneeuwbaleffect teweeg brengen, die met name de financiële instellingen kan meesleuren die hun langlopende verplichtingen gefinancierd hebben met kortlopende kredieten. Als autoriteiten deze sneeuwbal niet kunnen stoppen krijgen we een gigantische liquidatiegolf van schulden, waardoor de economische activiteit tot stilstand komt. Centrale banken zitten dan in de positie waarin ze duwen aan een koord, in plaats van dat ze de teugels aanhalen of losser maken met hun monetaire beleid. Dit is de deflatoire manier die we kennen van de Grote Depressie van begin jaren dertig.

    Het andere scenario is dat de autoriteiten er wel in slagen de schulden te laten groeien en dat daarmee het sneeuwbaleffect van faillissementen voorkomen kan worden. Maar in dat scenario worden de I owe you nothings van centrale banken uiteindelijk waardeloos, in de context van het gezegde ‘not worth a continental‘. Daarmee worden alle schulden in de betreffende valuta ook waardeloos en moeten de autoriteiten nullen van hun bankbiljetten schrappen of een nieuwe munteenheid introduceren.

    Hogere goudprijs

    Een van deze twee scenario’s zal in de toekomst werkelijkheid worden. En hoe graag als ik ook een terugkeer naar een goudstandaard zie, ik denk dat het nog jaren zal duren voordat we weer zoiets krijgen. We hoeven dus geen hogere, stabiele en vaste goudprijs te verwachten. Wat we wel mogen verwachten is het uiteenvallen van het de goudmarkt met twee versnellingen. Centrale banken zullen weer hun entree maken in de vrije markt.

    Ongeacht welk type van schuldverlichting we krijgen heeft goudprijs in de vrije markt nog een lange weg omhoog te gaan. Als centrale banken in staat zijn de inflatie intact te houden, dan zal er uiteindelijk hyperinflatie komen in bepaalde valuta. De goudprijs in die valuta zal dan naar oneindig gaan. Krijgen we het deflatoire scenario in bepaalde valuta, zoals ik verwacht voor de Amerikaanse dollar, dan zullen we in elk geval een bepaalde periode een nieuwe en aanzienlijk hogere goudprijs krijgen in dollars. Dat zal pas gebeuren nadat de deflatie haar gang heeft kunnen gaan.

    Dus ‘In gold we Trust’ gaat boven de IOU nothings en ver boven de who owes you nothings. Als je toch schuldpapier moet aanhouden, kies dan de meest kredietwaardige schuldenaar, ook al krijg je daar niets voor. Maar je kunt ook altijd voor goud kiezen. En jullie in Zuid-Afrika hebben maar geluk, want jullie hebben meer goud dan alle andere mensen. Of het nou in de vorm van een gouden Krugerrand is of drie kilometer onder de aardbodem ligt…

    Volg Marketupdate nu ook via Telegram

    Waardeert u de artikelen en analyses op onze site, steun ons dan met een eenmalige of periodieke donatie. Met uw donatie kunnen we mooie artikelen blijven schrijven en worden we minder afhankelijk van inkomsten uit advertenties. Klik hier om te doneren!




  • Bill Gross: “Centrale banken zijn casinos”

    Volgens vermogensbeheerder Bill Gross lijkt het beleid van centrale banken vandaag de dag op gokken in het casino. In een nieuwe column schrijft hij dat centrale banken twee tactieken uit het casino hebben overgenomen om de financiële markten te bespelen. Hun praktijken zijn volgens Gross te vergelijken met martingaal, een gokstrategie waarbij je na iedere nederlaag de inzet zodanig verhoogt dat je bij een goede uitkomst alle eerdere verliezen goedmaakt. Een zeer riskante strategie, omdat je steeds grotere bedragen op tafel moet leggen om in het spel te blijven.

    bill-gross-pimcoEen voorbeeld uit de praktijk is de ‘whatever it takes’ toespraak van ECB-president Draghi in 2012, waarmee hij met een zeer hoge inzet in één klap een einde maakte aan de speculatie op Europese staatsobligaties. Draghi nam toen een groot risico, maar zijn bluf bleek te werken. De rente op staatsobligaties daalde en de zorgen om de financiering van de PIIGS-landen verdwenen als sneeuw voor de zon.

    Niet zo lang geleden deed Draghi dat nog een keer, toen hij zei dat hij alles binnen zijn mogelijkheden zou doen om de inflatie aan te jagen. Achter deze belofte staat een stimuleringsprogramma van €60 miljard per maand, dat vorige week nog verlengd werd tot het voorjaar van 2017. Meer en meer stimulering moet de financiele markten ervan overtuigen dat het de centrale banken menens is, een gevaarlijke situatie.

    Vertrouwen

    Bill Gross merkt op dat de inzetten van centraal bankiers steeds hoger worden. Het balanstotaal van de vijf grootste centrale banken blijft maar verder uitdijen, in een poging de rente laag te houden en de economie te ondersteunen. In theorie kan deze vorm van stimulering misschien werken, maar het produceert ook heel veel ongewenste effecten. Door de extreem lage rente worden niet productieve investeringen in stand gehouden, komt het businessmodel van verzekeraars en pensioenfondsen in gevaar en worden spaarders ernstig benadeeld in hun mogelijkheden wat vermogen op te bouwen. Volgens Gross, die in het verleden voor obligatiebelegger PIMCO werkte, zullen centrale banken vroeg of laat geconfronteerd worden met de gevolgen van hun risicovolle strategie. Op een dag zullen zij niet meer in staat zijn de paniek op de financiële markten te bezweren en zal de stijging van aandelen- en obligatiekoersen plaatsmaken voor een neerwaartse vicieuze cirkel van koersdalingen. Met deze waarschuwing adviseert Bill Gross om risico's in de beleggingsportefeuille af te bouwen en de weging in aandelen te verkleinen. In deze onzekere tijden is het volgens de vermogensbeheerder belangrijker je inleg terug te krijgen dan om een hoog rendement te halen.

  • Vooruitblik: Valuta in 2016

    Deze bijdrage is afkomstig van Beurshalte

    Op zich lijken de kaarten op de internationale valutamarkten voor 2016 al aardig geschud. Enkele grote thema’s zijn min of meer onbetwist. De US dollar zal versterken, valuta’s van de opkomende markten blijven zwak en de Chinese renminbi zal aan waarde inboeten. Een heel wat moeilijker te beantwoorden vraag is uiteraard wanneer dat allemaal staat te gebeuren en in welke mate. Over die vragen is veel minder eensgezindheid.

    Vooral over de eerste helft van 2016 heerst de nodige ongerustheid. Die zal waarschijnlijk erg onder invloed staan van de beslissing van de Federal Reserve later deze maand, waardoor het beleid van beide centrale banken diametraal ten opzichte van elkaar kan komen te staan. Natuurlijk, de effecten van beide beslissingen heeft de markt al grotendeels in geprijsd. Dat wil weer niet zeggen, dat het alsnog mis kan gaan. Het loskoppelen van de Zwitserse franc van de euro, maar ook de devaluatie van de renminbi heeft afgelopen jaar voor onverwachte volatiliteit gezorgd. Die ervaringen uit 2015 kleuren de verwachtingen voor 2016.

    Valutamarkt in 2016

    Volgens sommigen hebben de gebeurtenissen in 2015 geleerd dat de huidige valutamarkten anders functioneren, dat prijzen en transacties anders tot stand komen. Dat komt, zo denken ze, omdat door de nieuwe regelgeving de liquiditeit verminderd is. Daardoor is de risico appreciatie veranderd en verminderd. Ja, de dollar gaat in 2016 naar pariteit met de euro, maar daar kan men toch een heel groot voorbehoud bij maken. De Fed lijkt toch wel bevreesd voor de mogelijke negatieve gevolgen van een te sterke dollar. Dat heeft in ieder geval JP Morgan ertoe verleid haar verwachtingen voor de euro in 2016 te laten oplopen naar $ 1,16. Volgens die bank is de Amerikaanse economie wel gezond, maar is daarmee feitelijk alles wel gezegd. Als de groei ook maar een kwartaal tegenvalt, kan de Fed zomaar besluiten om de cyclus van kleine rentestappen in 2016 vroegtijdig te stoppen.

    eur-usd

    Volgens Morgan Stanley zal het monetaire beleid van centrale banken ook in 2016 de valutamarkten blijven domineren. Meer nog dan in 2015 zullen de beperkingen van dat beleid aan het licht komen. De ECB heeft het geluk, dat de verlenging van haar verruimingsbeleid geschiedt tegen de achtergrond van een geleidelijk verbeterende economie. Pech is weer wel, dat door de agressieve verruiming de euro de funding currency wordt voor de zogeheten carry trades. Als door ongelukjes op de internationale financiële markten de risico aversie plotseling toeneemt, dan kan aan deze funding zomaar een einde komen. Het gevolg kan dan een duurdere euro zijn.

    Japan

    Het monetair beleid zal ook de waarde van de yen in 2016 bepalen. Die kan zakken naar ¥ 130 in de dollar zonder dat de BoJ het beleid verder verruimt. Het is vooral de opstelling van de Japanse centrale bank die een verdere verzwakking bevordert. De uitzondering op de regel is opnieuw JP Morgan. Daar geloven ze helemaal niets van een verdere verzwakking van de Yen. Het tegendeel zal eerder gebeuren. Dat laatste zal in ieder geval niet met de Chinese renminbi gebeuren. Die zal verder verzwakken. Daar zal de PoBC geen rol van betekenis in spelen.

    usd-jpy

     

    De verzwakking is in zoverre een probleem, dat het een uitstroom van kapitaal tot gevolg zal hebben en dat kan een toch al verzwakkende economie verder onder druk zetten. Dat achten strategen een onmiskenbaar risico voor 2016. Een zwakker China tenslotte kan het voorziene voorzichtige herstel in de opkomende markten opnieuw onderuit halen. Dat kan zeker het geval zijn voor die landen, die veel commodities produceren. Voorspellen is zo moeilijk, juist omdat het de toekomst betreft. Dat geldt zeker voor valuta waarvan het gedrag zich ook op de korte termijn moeilijk laat voorspellen!

    Cor Wijtvliet

    Hoofdredacteur Beurshalte.nl

    beurshalte-logoOver Beurshalte:

    Dagelijks publiceert Beurshalte nieuwsbrieven en columns van leden van de redactie en van gastauteurs over de wereld van beleggen en alles wat ermee samenhangt. Daarnaast publiceert beurshalte wekelijks een nieuwsbrief met unieke inhoud over relevante beleggingsthema’s. Belangstellende lezers kunnen een gratis abonnement nemen. Als u geïnteresseerd bent, kunt u zich hier aanmelden!

  • Grafiek: Bedrijfswinsten dalen, aandelen stijgen

    Er zijn verschillende manieren om bedrijven te waarderen, maar de meest gangbare methode is om te kijken naar de winstgevendheid. De winstgevendheid op dit moment en de verwachtingen voor de toekomst bepalen voor een belangrijk deel wat een bedrijf waard is. Je zou dus een correlatie kunnen verwachten tussen de ontwikkeling van de aandelenkoersen en de winstgevendheid van bedrijven. Maar is dat ook zo?

    Op de lange termijn is inderdaad vastgesteld dat aandelen van bedrijven die tegen een lage koers/winst verhouding gewaardeerd worden een beter rendement behalen dan de aandelen van bedrijven met een relatief hoge koers/winst verhouding. Maar op korte termijn hoeft dat niet altijd zo te zijn, integendeel. Op de volgende grafiek is de koersontwikkeling van de S&P 500 afgezet (groen) afgezet tegen de winstverwachting voor alle bedrijven uit deze index (blauw) in de maanden oktober en november. Zoals je ziet gingen de aandelenkoersen omhoog, terwijl de winstverwachting van de onderliggende bedrijven daalde…

    cotd-earnings-sp500-price

    Aandelen S&P 500 stijgen, terwijl winstverwachting bedrijven daalt (Bron: Business Insider)