Na twee jaar pure ellende lijkt Spanje eindelijk op de weg terug. De bankensector lijkt weer gezond en de vraag naar Spaans schatkistpapier laat weer een gezonde groei zien. Spanje kan weer tegen normale tarieven terecht op de kapitaalmarkt. Dat wil natuurlijk weer niet zeggen, dat het land boven Jan is. Er is nog een lange weg af te leggen.
Natuurlijk is het prettig, dat beleggers weer vertrouwen in het land hebben en dat de tienjaars rente weer tot een niveau is gedaald op of onder 3%. Het is zeer zeker een zegen, dat het land dit jaar een groei zal laten zien van meer dan 1% en in 2015 waarschijnlijk op 2% zal uitkomen. Hiermee zal Spanje waarschijnlijk een outperformer worden binnen de eurozone. Een aantrekkende groei is natuurlijk een absoluut vereiste voor het herstel van de werkgelegenheid!
Veel van het Spaanse succes komt op naam van de exportsector. Die liet in 2013 een groei zien van meer dan 5% en liet daarmee zelfs kampioen Duitsland achter zich. Dankzij de combinatie van snelle exportgroei en dalende importen kon het handelstekort van het land met bijna de helft teruglopen. Het succes van de export is vooral gebouwd op een gezonde groei van de productiviteit. Die was echter voor een niet gering deel te danken aan massaontslagen. Vooral dalende kosten en een zeer lage inflatie bepalen het competitief vermogen van Spaanse bedrijven in Europees verband. De extreem lage inflatie heeft als positief effect, dat de daling van de koopkracht bepekt blijft. Dat is goed voor het economisch sentiment in het land en zeker voor het consumentenvertrouwen.
Ondanks deze ‘jubel’ verhalen is het herstel verre van een uitgemaakte zaak. Veel zal afhangen van de investeringsbereidheid in de komende maanden en kwartalen. Het niveau van investeringen ligt nog ver onder dat van de pré crisisjaren. Het niveau moet omhoog, maar er moet tegelijkertijd voor gewaakt worden, dat deze investeringen neerslaan in slechts enkele sectoren. In de jaren voor 2008 profiteerden vooral de bouw en de vastgoedsector. Daar ziet het trouwens op dit moment niet naar uit.
De grote uitdaging voor Spanje is, zoals in zoveel landen, de werkgelegenheid. Ruim 25% van de beroepsbevolking zit zonder werk. De jeugdwerkloosheid is met meer dan 50% veel en veel te hoog. Ondanks het herstel zijn er weinig voortekenen die doen vermoeden dat daar binnenkort echt verandering in gaat komen. Het overheidsbeleid is daarvoor teveel gericht op de langere termijn. De flexibiliteit van de werknemer moet omhoog en zijn loon flexibel omlaag! Er zijn nu maatregelen voor de korte termijn nodig. Gebeurt dat niet, dat kan Spanje op termijn daar een hoge rekening voor betalen in de vorm van een verloren generatie. Deeltijdbanen en meer stages kunnen snel enig soelaas bieden!
En dan is er nog altijd de torenhoge Spaanse schuld. Die bedraagt 100% van het Bruto Binnenlands Product. Tot nu toe heeft de overheid geprobeerd die schuld te beteugelen door te snijden in publieke voorzieningen als onderwijs en gezondheidszorg. Dat heeft niet veel opgeleverd. Misschien is het beter om eens aan het pensioenstelsel te gaan sleutelen, bijvoorbeeld naar de manier waarop er in Spaans pensioenland geïndexeerd wordt! En misschien is het heilzamer geprotegeerde sectoren van de binnenlandse economie open te stellen voor concurrentie. Dat zou de groei van de economie kunnen bevorderen.
Er moet nog een hele waslijst. Maar zal het ook gebeuren? Europese politici hebben snel de neiging om gemakzuchtig achterover te leunen, als er eenmaal een succesje geboekt is.
Cor Wijtvliet,
Helga Jung, the Spanish revival. Project-syndicate Jube 3, 2014



