In de rest van West-Europa is het beeld gemengder. Economieën als de Duitse en de Nederlandse krompen minder hard dan gemiddeld, terwijl het Verenigd Koninkrijk tot de zwaarst geraakte behoort. De Britten zagen de economie met een tiende kleiner worden, omdat de coronacrisis er gierend uit de hand liep. De regering van premier Boris Johnson greep tot tweemaal toe te laat in, waardoor twee strenge en langdurige lockdowns nodig waren om de opmars van het virus een halt toe te roepen.

Zuid-Europese landen krompen het hardst

Het economische wonder van Ierland is niet terug te vinden in Zuid-Europa. Daar vielen vorig jaar de hardste klappen. De Spaanse economie was aan het eind van 2020 11 procent kleiner dan aan het begin. Het land behoort met meer dan drie miljoen besmettingen tot de zwaarst getroffen landen ter wereld. Door de verschillende lockdowns en reisbeperkingen kon Spanje 20 miljoen (75 procent) minder buitenlandse toeristen verwelkomen, dat terwijl de toerismesector juist goed is voor ruim 10 procent van de Spaanse economie.

Ook andere Zuid-Europese landen met een grote toerismesector gingen onderuit: Griekenland, Kroatië, Portugal, Frankrijk en Italië zijn allemaal rechts op de grafiek te vinden met een min van ten minste 7,6 procent. De twee laatstgenoemde landen behoren ook tot de zwaarst getroffen coronagebieden in de wereld op het gebied van aantal besmettingen en slachtoffers.

Beperkte schade in Noord-Europa

Na Ierland bleef de schade het meest beperkt in het noorden van Europa. Landen als Noorwegen, Litouwen, Polen en Zweden zagen de economie wel krimpen, maar met een maximaal -2,8 procent minder hard dan gemiddeld.

De redenen hiervoor zijn uiteenlopend: zo is de Noorse corona-aanpak een van de weinige Europese succesverhalen, terwijl een land als Zweden de economie juist lang openhield. Polen behoort al jaren tot een van de snelst groeiende economieën van Europa.