Tag: ecb

  • Wanneer stopt de ECB met stimuleren?

    Door de ontwikkelingen in Italië lijkt de ECB opeens meer haast te hebben met het afbouwen van opkoopprogramma. Het kan blijkbaar niet de bedoeling zijn dat landen de begrotingsregels overboord gooien, in de veronderstelling dat de centrale bank de tekorten zal blijven financieren. ECB-bestuurslid Sabine Lautenschläger liet onlangs namelijk nog doorschemeren dat de centrale bank mogelijk deze maand het definitieve besluit zal nemen over de beëindiging van het opkoopprogramma, een statement dat deze week nog eens door de hoofdeconoom van de centrale bank, Peter Praet, werd herhaald.

    Een recente peiling van Reuters onder meer dan tachtig economen wijst ook op een einde van het stimuleringsprogramma voor het einde van dit jaar. Nu de economie in de eurozone weer groeit en de inflatie mede door de stijging van de olieprijs weer oploopt heeft de centrale bank een extra excuus om te stoppen met het opkopen van staatsobligaties. De centrale bank koopt momenteel voor €30 miljard per maand aan staatsobligaties op. Daarnaast wordt de opbrengst van afgeloste leningen weer opnieuw geïnvesteerd, waardoor er nog steeds sprake is van een stijging van het balanstotaal.

    Centrale bank onder vuur

    De ECB heeft de laatste jaren veel kritiek gekregen op haar opkoopprogramma, vooral in de noordelijke eurolanden. Daar zorgt het monetaire beleid voor een extreem lage rente, waardoor er bubbels zijn ontstaan in vastgoed, aandelen en obligaties. Een ander kritiekpunt is dat het opkoopprogramma de druk bij overheden heeft weggenomen om hervormingen door te voeren en de begroting op orde te maken. De plannen van de nieuwe Italiaanse regering laten zien dat dit beleid niet zonder gevolgen blijft, want op den duur zullen politici hun kans grijpen om meer geld uit te geven dan er binnenkomt.

    Eerder deze week werd bekend dat de ECB in mei minder Italiaanse staatsobligaties had gekocht dan normaal. De centrale bank had overduidelijk de schijn tegen, want de Italiaanse regering beschuldigde de ECB meteen van politieke inmenging. Later bleek dat er op dat moment heel veel Duitse staatsleningen afliepen die doorgerold moesten worden. Deze opmerkelijke gang van zaken bewijst nogmaals dat de centrale bank met het opkopen van staatsschulden haar onafhankelijkheid op het spel heeft gezet.

  • Wordt Europa een transferunie?

    Het bestaande reddingsmechanisme voor de euro is een compleet ongepaste reactie op het zwakke fiscale beleid van de landen in de muntunie. Dat zegt de Duitse hoogleraar Markus Kerber, die zich heeft gespecialiseerd in overheidsfinanciën en politieke economie. Hij merkt op dat de crisismaatregelen in Europa hebben gezorgd voor een tijdelijke terugkeer van de financiële stabiliteit, maar dat er niets gedaan is aan de onderliggende problematiek van een gebrek aan fiscale discipline in de landen die tot de muntunie behoren.

    In een symposium in Nieuwspoort legt hij uit dat de verschillende maatregelen die sinds het begin van de Europese schuldencrisis zijn genomen, zoals het opkoopprogramma van de Europese Centrale Bank en de introductie van een Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), de prikkel bij landen hebben weggenomen om grondig te hervormen en de begroting op orde te maken. Ze konden dankzij deze maatregelen immers veel goedkoper geld lenen dan onder normale omstandigheden het geval zou zijn geweest.

    Europa als transferunie?

    In plaats van fiscale en monetaire discipline af te dwingen heeft men in Europa gekozen voor verschillende Europese noodfondsen en voor een stimuleringsprogramma van de centrale bank, waarmee landen direct uit de geholpen geholpen werden. En daar zullen de ‘sterkere landen’ van de muntunie uiteindelijk de rekening voor gepresenteerd krijgen, zo verwacht Markus Kerber.

    Volgens de hoogleraar is er binnen Europa nu al sprake van een transferunie, die alleen maar sterker zal worden als de Franse president Macron zijn zin krijgt en het Europees Stabiliteitsmechanisme wordt opgewaardeerd tot een soort Europees Monetair Fonds. Daarmee kunnen landen die in de problemen komen via de achterdeur gefinancierd worden door de centrale bank, een situatie die het vertrouwen in de muntunie ernstig zal aantasten.

    De eerste video bevat de toespraak van hoogleraar Markus Kerber, het tweede deel is van de paneldiscussie die daarop volgde. Deze video werd op 24 mei 2018 opgenomen in Nieuwspoort, Den Haag.

    Deze bijdrage is afkomstig van Geotrendlines

  • Wie bezit de staatsschuld van Italië?

    De nieuwe Italiaanse regering zou van plan zijn de Europese begrotingsregels te negeren en het tekort verder te laten stijgen dan het afgesproken maximum van 3%. In een concept versie van het regeerakkoord dat vorige week uitlekte stonden ook plannen om €250 miljard aan staatsschuld op de balans van de Europese Centrale Bank weg te strepen.

    Dat laatste kwam niet terug in de definitieve versie van het regeerakkoord van Lega Nord en de Vijfsterrenbeweging, maar het zorgde wel voor onrust op de financiële markten. Hoe veilig zijn Italiaanse staatsobligaties nog? En wie bezit deze schuldpapieren?

    Hoe veilig zijn Italiaanse staatsobligaties?

    De kans dat Italië haar schuldverplichting niet nakomt is niet zo groot, omdat het land daarmee waarschijnlijk haar toegang tot de kapitaalmarkt zal kwijtraken. Beleggers zullen niet langer bereid zijn de Italiaanse regering geld te lenen (of alleen tegen een zeer hoge rente), terwijl de Europese Centrale Bank zich in dat scenario waarschijnlijk ook zal terugtrekken als lender of last resort, om de simpele reden dat het opkopen van Italiaans schuldpapier dan uitgelegd kan worden als een bailout voor de Italiaanse regering.

    Omdat Italië onderdeel is van de Eurozone en al haar schulden genoteerd zijn in euro’s hoeven beleggers ook niet meer te vrezen voor een devaluatie. In het verleden was dat nog wel een risico, toen alle Europese landen nog hun eigen munt hadden en daar zelf over konden beslissen. Mede dankzij de euro kunnen beleggers het schuldpapier ook gemakkelijk verhandelen, omdat het valutarisico gering is. Toch is de impact duidelijk te zien aan de Italiaanse 10-jaars rente.

    Wie bezit de Italiaanse staatsschuld?

    De kans dat Italië een deel van haar schulden niet zal terugbetalen is op de korte termijn dus niet zo groot. Maar als dat wel gebeurt, wie zal daar dan het meeste last van hebben? Eerder dit jaar publiceerden we hierover al een artikel, met de strekking dat particulieren een steeds kleiner deel van de Italiaanse staatsschuld financieren en dat een steeds groter deel van het schuldpapier in handen is van financiële instellingen en de Italiaanse centrale bank.

    De afgelopen dertig jaar waren het vooral buitenlandse beleggers en financiële instellingen als pensioenfondsen en verzekeraars die het Italiaanse schuldpapier kochten. Door het opkoopprogramma van de ECB is de Italiaanse centrale bank uitgegroeid tot belangrijke schakel in de financiering van de Italiaanse overheid.

    Het toenemende eigendom van schuldpapier bij publieke instellingen en institutionele beleggers en het afnemende private eigendom van het schuldpapier wordt bevestigd door analist Nick Kounis van ABN Amro. Hij concludeert dat de private sector zich de laatste jaren meer uit de obligatiemarkt heeft teruggetrokken, vanuit de wetenschap dat de Europese Centrale Bank de markt nog lange tijd zal blijven ondersteunen met nieuwe aankopen en met het doorrollen van aflopende leningen.

    De ABN-analist merkt ook op dat Italiaanse banken met een aandeel van 10,7% relatief veel staatsobligaties van hun eigen land op de balans hebben staan. Dat is vergelijkbaar met Spanje (9,6%) en Portugal (12,2%), maar veel hoger dan in de sterkere Eurolanden, waar de bankensector minder dan 5% van het schuldpapier van de eigen overheid bezit.

    Volg Marketupdate nu ook via Telegram

  • Uitbraak Amerikaanse rente sleept dollar mee

    De valutamarkten schudden vorige week eindelijk de recente loomheid een beetje van zich af. De koers van de Amerikaanse dollar steeg ten opzichte van de meeste van zijn tegenhangers, gesteund door de uitbraak naar boven van de Amerikaanse rendementen. Het belangrijke tarief van 10-jarige staatsobligaties kwam in de buurt van de 3% en het traditionele verband tussen hoge Amerikaanse rendementen en een hogere dollarkoers leek terug: de koers van de greenback steeg ten opzichte van elke G10-valuta, behalve de Zweedse kroon.

    Alle belangrijke opkomende markten eindigden de week lager, behalve de Russische roebel, die steeg door het nieuws dat er geen verdere sancties in het verschiet liggen, en de Turkse lira, die gesteund werd door Erdogan’s aankondiging van nieuwe verkiezingen.

    Aanstaande donderdag staat de bijeenkomst van de ECB centraal. Wij verwachten geen beleidswijzigingen of richtinggevende uitspraken en voorzitter Draghi zal waarschijnlijk in het algemeen een voorzichtige toon aanslaan. Dit alles zou neerwaartse druk op de euro kunnen opleveren. Ook de bijeenkomsten van de Bank of Japan en de Riksbank in Zweden zijn deze week belangrijk. Hieronder de belangrijkste valuta in detail.

    Euro

    Een teleurstellende neerwaartse bijstelling van het inflatiecijfer van maart haalde de euro begin vorige week omlaag. Afgelopen vrijdag laat kwam het bericht dat mededelingen van de ECB over het einde van de activa-aankopen pas vanaf het midden van de zomer zullen volgen. Dit deed de gemeenschappelijke munt geen goed.

    De reeks van teleurstellende cijfers uit de eurozone van de afgelopen weken kan bij de ECB niet onopgemerkt zijn gebleven. Hoewel tijdens de bijeenkomsten deze week de prognoses niet formeel bijgesteld zullen worden, verwachten we wel dat voorzitter Draghi op de persconferentie deze zwakte zal erkennen.

    Britse pond

    Het Britse pond kreeg vorige week een dubbele klap te verwerken: de economische cijfers waren zwakker en de gouverneur van de centrale bank, Mark Carney, deed dovish uitspraken die twijfel deden rijzen over de mogelijkheid van een renteverhoging door de Bank of England in mei. De inflatiecijfers en de detailhandelsverkopen stelden beide teleur. De markten prijzen nu nog maar net een kans van 50% op een renteverhoging in mei in, terwijl dit vorige week nog 85% was.

    Vrijdag verschijnt het groeicijfer van het eerste kwartaal. Wij verwachten dat dit rond de marktverwachting van 0,3% zal liggen. We verwachten in mei nog steeds een renteverhoging door het Monetary Policy Committee en denken daarom dat de recente fascinatie van de markt voor het Britse pond een koopkans is.

    Amerikaanse dollar

    De Amerikaanse rendementen lijken op het punt te staan om uit hun meerjarige bandbreedte te breken, geholpen door de hoge olieprijzen en de verwachte stroom van nieuwe leningen bij de Amerikaanse federale regering. De markt heeft zijn verwachtingen voor de bbp-cijfers van het eerste kwartaal, die deze week verschijnen, omlaag geschroefd. Wij denken dat ons hiermee een opwaartse verrassing te wachten staat die het cruciale rendement van 10-jarige staatsobligaties eindelijk boven het psychologische niveau van 3% kan brengen. Zo’n ontwikkeling zou de koers van de dollar vrijwel zeker omhoog brengen, en misschien wordt ook de bodem van de recente bandbreedte van de cross rate EUR/USD wel getest.

    Door: Enrique Díaz-Álvarez (Ebury)

    Enrique Diaz-Alvarez is chief risk officer en staat aan het hoofd van het analistenteam van Ebury in New York. Vanwege zijn gedrevenheid, passie en gedegen kennis, wordt Enrique door Bloomberg erkend als een van de meest accurate voorspellers van de marktbewegingen.

    Over Ebury:

    Ebury maakt internationale markten toegankelijker met valutadiensten op maat en flexibel handelskrediet voor ondernemingen. Ebury werkt samen met ruim 12.000 organisaties en verricht 12 miljard euro aan valutatransacties in 140 verschillende valuta. Het bedrijf heeft kantoren in het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Spanje en Polen. De speerpunten van Ebury:

    • Financiële diensten die normaal zijn voorbehouden aan grote multinationals
    • Financiering van uw aankopen
    • Marktkennis en valutadiensten op maat
    • Ons netwerk van liquidity providers en intermediaire banken
    • Transacties in ruim 140 verschillende valuta

    Meer informatie op www.ebury.nl

  • ECB wil noodlijdende banken kunnen helpen

    De ECB overweegt een nieuw beleidsinstrument waarmee ze noodlijdende banken direct van noodliquiditeit kan voorzien, zodat de bank in afgeslankte vorm met alleen de gezonde onderdelen een doorstart kan maken. Dat blijkt uit vertrouwelijke documenten die in handen zijn van Bloomberg.

    Het betreffende document gaat over een presentatie van de ECB die op 21 maart heeft plaatsgevonden en waarin gesproken werd over het ondersteunen van banken die dreigen om te vallen. Onder het Eurosystem Resolution Liquidity (ERL) systeem zou de Europese Centrale Bank meer ruimte moeten krijgen om banken met een liquiditeitsprobleem te ondersteunen.

    In hoeverre mag de ECB banken ondersteunen?

    Dit nieuwe instrument wordt in het document uitgelegd als een monetair beleidsinstrument, omdat het de centrale bank meer zekerheid geeft dat commerciële banken de officiële beleidsrente doorgeven aan de economie. Toch is een dergelijke maatregel controversieel, omdat de ECB bij wet verboden is activiteiten te ondersteunen die door publieke autoriteiten ondernomen kunnnen worden.

    ECB-bestuurslid Yves Merch waarschuwde eerder dit jaar al dat het afwikkelen van banken onder het resolutiemechanisme niet beïnvloedt mag worden door de aanname dat de centrale bank met liquiditeit over de brug zal komen.

    Liquiditeit voor probleembanken

    De vraag of de ECB noodliquiditeit moet verschaffen aan de bankensector speelt al sinds juni vorig jaar, toen het Spaanse Banco Popular Espanol werd opgedoekt en bij Banco Santander werd ondergebracht. Op dat moment kon er al snel een koper gevonden worden voor de noodlijdende Spaanse bank, maar dat zal niet altijd direct het geval zijn.

    Om te voorkomen dat een bank met een onzekere toekomst geen toegang meer kan krijgen tot de normale bronnen van liquiditeit zou de centrale bank willen voorzien in noodliquiditeit. Volgens Vitor Constancio, vice-president van de ECB, hebben de Bank of England en Amerikaanse financiële autoriteiten ook al dergelijke bevoegdheden.

    Om een noodlijdende bank op de korte termijn te kunnen helpen zou de ECB de eisen aan het onderpand kunnen versoepelen. Toen de centrale bank in 2011 en 2012 met haar LTRO-programma vele honderden miljarden aan noodliquiditeit beschikbaar stelde aan de Europese bankensector vroeg ze daar onderpand in de vorm van ‘investment grade’ obligaties voor terug. Zelfs die voorwaarde zou geschrapt kunnen worden en plaats kunnen maken voor een soort Europese garantie, zo meldt Bloomberg op basis van het document.

    Meer Europese vangnetten

    Het mag duidelijk zijn dat het laatste woord over de Europese bankenunie en de rol van de Europese Centrale Bank daarin nog niet gezegd is. Achter de schermen wordt er nog steeds volop gewerkt aan vangnetten die een volgende crisis kunnen opvangen.

    Zo kwam er met het Single Resolution Mechanism (SRM) een blauwdruk om probleembanken af te wikkelen, terwijl er met het European Stability Mechanism (ESM) een noodfonds kwam dat noodleningen kan verstrekken aan ‘probleemlanden’ binnen de Eurozone. Er zijn ook al plannen om dit fonds om te zetten tot een Europees Monetair Fonds. We blijven de ontwikkelingen op dit gebied in de gaten houden.

    Volg Marketupdate nu ook via Telegram

    Dit artikel wordt u aangeboden door Goudstandaard, uw adres voor de aankoop en verzekerde opslag van edelmetalen. Wilt u goud kopen? Neem dan contact op door te mailen naar [email protected] of door te bellen naar +31(0)88-4688488.

  • Longread: Triffin Dilemma Revisited

    In oktober 2011 hield ECB-bestuurslid Lorenzo Bini Smaghi een interessant toespraak over de weeffouten in ons monetaire systeem. Zijn toespraak stond in het teken van Robert Triffin, de econoom die beroemd werd vanwege zijn inzichten over het dollarsysteem en het ‘Triffin Dilemma’ dat daaruit voortvloeide.

    Met een dreigende handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en China is dit een goed moment om de theorie van Robert Triffin en de toespraak van Smaghi uit 2011 nog eens te bestuderen. We hebben daarom de volledige toespraak voor u vertaald. Veel leesplezier!

    The Triffin Dilemma revisited

    Introductie

    De intellectuele erfenis van Robert Triffin begint met de relevantie van zijn “dilemma” voor onze tijd. We hebben nog steeds een situatie waarin één nationale valuta – de Amerikaanse dollar – de belangrijkste internationale valuta is. Het blijft de kern van het internationale monetaire en financiële systeem (IMFS). En we hebben nog steeds een fundamenteel spanningsveld tussen de valuta-eisen van snelgroeiende economieën, de binnenlandse beleidsstimulansen van landen die deze reservemunt uitgeven/houden en de wereldwijde economische en financiële stabiliteit. In de woorden van Triffin blijft het systeem “sterk afhankelijk van beslissingen van individuele landen” .

    Deze spanning – het Triffin dilemma – was gekoppeld aan de specifieke kenmerken van de goudwisselstandaard in 1960, toen zijn boek ‘Gold and the dollar crisis’ voor het eerst werd gepubliceerd. Vandaag bevinden we ons in een veel flexibeler systeem, waar de vraag naar wereldwijde liquiditeit gemakkelijker kan worden opgevangen. Maar zelfs nu de mechaniek is veranderd, is het dilemma nog steeds geldig als we de essentie ervan vastleggen en het in bredere termen formuleren, zoals ik in het eerste deel van mijn toespraak van vandaag zal doen.

    Op de tweede plaats zal ik kort in herinnering brengen hoe het dilemma ontstond en hoe deze in de tijd van Triffin werd aangepakt. Dit zal me in staat stellen om de belangrijkste verschillen en overeenkomsten in vergelijking met onze tijd beter te identificeren, wat me zal doen besluiten dat het inderdaad juist is om te praten over een ‘Triffin dilemma revisited’. Tenslotte zal ik vooruitblikken en de vraag stellen of en hoe het mogelijk is om vandaag aan het dilemma te ontsnappen.

    Mijn belangrijkste beleidsconclusie is dat we een aantal prikkels nodig hebben voor de grote uitgevers en bezitters van reserves, zodat zij geen negatieve externe effecten voor andere landen veroorzaken en zo helpen bij te dragen aan wereldwijde stabiliteit.

    1. Triffin dilemma: een algemene formulering

    Elk internationaal monetair en financieel systeem moet een beroep kunnen doen op een of meerdere internationale valuta, zodat de economische actoren in de wereldeconomie kunnen samenwerken door dergelijke valuta te gebruiken als betaalmiddel, een rekeneenheid of een opslag van waarde. Wanneer deze internationale valuta ook nationale valuta zijn, komt het aanbod van wereldwijde liquiditeit voort uit een of meer “kernlanden”. En wanneer de kernlanden als monopolie of quasi-monopolie opereren, hebben ze de neiging om in de loop van de tijd te profiteren van de grote afhankelijkheid van andere landen van hun binnenlandse geld.

    Door misbruik te maken van dit ‘exorbitante privilege’ ontwikkelen de kernlanden beleidsstimulansen om schokken op te vangen (bijvoorbeeld de financiering van een oorlog) of groeimodellen (bijvoorbeeld op basis van overconsumptie) die uiteindelijk alleen kunnen worden volgehouden als de rest van de wereld onvoorwaardelijk vraagt naar hun liquide en veilige activa.

    Wanneer het beleid echter teveel op de korte termijn georiënteerd is en naar binnen gericht wordt, hebben zij de neiging negatieve externe effecten te produceren voor de rest van de wereld (bijvoorbeeld inflatoire druk of een omgeving met relatief lage rendementen) en op de lange termijn – als er geen maatregelen genomen worden om opnieuw evenwicht te brengen – onhoudbaar blijken te zijn en de goede werking van het IMFS schaden.

    Gedurende enige tijd (of zelfs een zeer lange tijd) brengt dit gedrag echter niet de internationale status van de kernvaluta in gevaar. Dit is niet alleen omdat er geen alternatieven zijn, maar ook omdat bepaalde systemische landen in de rest van de wereld inmiddels prikkels hebben ontwikkeld om steeds vaker activa aan te gaan die zijn uitgedrukt in de valuta van de kernlanden. Zulke landen in de periferie van het IMFS neigen naar groeimodellen die – in een tegenovergestelde richting – overeenkomen met die van de kernlanden en die eveneens negatieve externe effecten kunnen veroorzaken. Denk aan de overschotten op de lopende rekening en de reserve-accumulatie, die in strijd waren met de regels van het internationale monetaire en financiële systeem tijdens Bretton Woods en die op dit moment bijdragen tot te lage opbrengsten en handelsverstoringen.

    Vandaar het spanningsveld, dat vroeg of laat een echt dilemma kan worden, met binnenlandse stimulansen voor kortetermijnbeleid in de belangrijkste landen die deze reserves uitgeven/accumuleren enerzijds, en de stabiliteit op langere termijn van een bepaald internationaal monetair en financieel systeem anderzijds.

    Gezien deze algemene formulering is er echter geen enkele manier om de spanning aan te pakken. En inderdaad bestaan ​​er in de loop van de tijd veel verschillende soorten internationale monetaire en financiële systemen. In de dagen van Triffin werden strenge regels ingesteld voor de aanpassing van het systeem en voor de beschikbaarheid van wereldwijde liquiditeit, zoals ik zo dadelijk zal vertellen. Anderen, zoals in het heden, hebben het in plaats daarvan gemakkelijker gemaakt om mondiale liquiditeit te creëren en onevenwichtigheden te financieren, terwijl ze de stabiliteit op langere termijn van het systeem verwaarloosd hebben – een kwestie die ik later zal bespreken.

    2. Triffin-dilemma in de tijd van Triffin

    Tijdens het Bretton Woods-systeem was de dollar de internationale valuta, en de internationale valuta was vooral nodig als betaalmiddel en als rekeneenheid om buitenlandse goederen te kopen. Gezien de grotendeels gesloten kapitaalrekeningen en onderontwikkelde financiële markten, was de functie van waardeopslag beperkt en vooral gerelateerd aan de noodzaak om een ​​tijdelijk tekort aan dollars te dekken om goederen uit het buitenland te kunnen importeren.

    Een ander belangrijk kenmerk van het systeem waren de vaste wisselkoersen ten opzichte van de dollar, de conversie van de dollar in goud en een mechanisme voor aanpassing van onevenwichtigheden op basis van een symmetrische correctie van binnenlandse absorptie en relatieve prijzen in de betreffende landen. Er was echter geen mechanisme om symmetrie in het aanpassingsproces op te leggen, en aanpassing door herschikkingen van de wisselkoersen was mogelijk, hoewel dat zelden gebeurde.

    Toen het Bretton Woods systeem in de tweede helft van de jaren veertig werd gelanceerd, maakte de enorme economische kloof met de Verenigde Staten het moeilijk voor andere landen om dollars te verkrijgen zonder hulp van de VS. Tegen het einde van de jaren vijftig was het wereldwijde tekort aan dollars echter ten einde, dankzij de stijgende uitvoer van goederen in dollars. Dit werd toegejuicht, omdat het impliceerde dat landen niet langer Amerikaanse hulp nodig hadden om dollars te verkrijgen om naoorlogse economische problemen aan te pakken. Toch was het niet helemaal goed nieuws, zoals Triffin besefte.

    Landen als Duitsland en Japan begonnen inderdaad met het opbouwen van grote overschotten op de lopende rekening en dus dollars in de vorm van stijgende officiële reserves. Dit impliceerde een accumulatie van Amerikaanse monetaire verplichtingen ten opzichte van niet-ingezetenen. Het probleem was dat het aanbod van dergelijke passiva door de Verenigde Staten tegen een vaste wisselkoers elastisch was voor de groeiende vraag, maar dat de Amerikaanse verplichting om tegen een vaste prijs en op verzoek goud te leveren dat niet was. [2]

    Reeds in de vroege jaren zestig overschreden de Amerikaanse monetaire verplichtingen tegenover niet-ingezetenen de totale Amerikaanse goudvoorraad. Vandaar het dilemma, dat in de tijd van Triffin de bekende, specifieke vorm aannam: als de Verenigde Staten weigerden om andere landen Amerikaanse dollars te verstrekken, dan zou de handel stagneren en zou de wereldeconomie uiteindelijk in een deflatoire verkrapping terechtkomen; maar als de Verenigde Staten een onbeperkte hoeveelheid dollars zouden verschaffen, dan zou het vertrouwen dat de dollar naar goud omgezet kan worden het vertrouwen in de internationale munt ondermijnen [3].

    Het dilemma kan echter in meer algemene termen worden geformuleerd. Gezien de Bretton Woods regels waren er binnenlandse beleidsstimulansen in de belangrijkste landen die reserves verstrekten en aanhielden zijn om niet aan deze regels te voldoen, ten koste van de duurzaamheid van het systeem. Dit komt met name doordat het gebruik van de wisselkoers als alternatief herbalanceringsinstrument altijd verleidelijk was en dat het vooral in het geval van grote schokken een politiek aangenamere optie bood dan een langdurig en kostbaar binnenlands aanpassingsproces.

    Aan het einde van de jaren zestig werd de grootste van alle schokken – de Vietnamoorlog – door de Verenigde Staten gefinancierd met een expansief beleid dat resulteerde in hoge inflatoire druk en dat geen rekening hield met de wereldwijde monetaire stabiliteit. Als gevolg hiervan verloren de in Amerikaanse dollars genoteerde reserves 40% van hun koopkracht, waardoor de schuldeisers tegenover de Verenigde Staten steeds terughoudender werden om deze oorlog te financieren door in dollar genoteerde reserves te accumuleren.

    Het systeem zakte uiteindelijk in elkaar, zoals Triffin had voorspeld. Geconfronteerd met het dilemma koos het kernland van het systeem ervoor niet langer de waarde van de dollar in termen van goud te te handhaven, maar in plaats daarvan zijn interne behoeften na te streven en de andere landen te voorzien (die ook niet aanpasten) met zijn reservevaluta.

    3. Het dilemma van vandaag: wat is er veranderd? Wat is nog steeds geldig?

    Wat is er veranderd sinds de tijd van Triffin? Welnu, de manier waarop het IMFS werkt en dus de kenmerken waarmee het dilemma werkt zijn aanzienlijk veranderd, maar het fundamentele spanningsveld tussen de kortetermijn interne beleidsstimulansen en de stabiliteit van het IMFS is dat niet. Vandaar dat het Triffin dilemma in wezen nog steeds springlevend is.

    3.1 Wat is er veranderd?

    Er zijn drie grote veranderingen geweest. Ten eerste hebben we geleerd dat de regels van Bretton Woods te streng waren. In de afgelopen 40 jaar heeft zich een nieuw informeel IMFS ontwikkeld dat veel elastischer van aard is dan de vorige. De dollar hoeft niet langer “zo goed als goud” te zijn. Wisselkoersaanpassingen zijn een belangrijk element geworden in het instrumentarium voor herbalancering en het IMFS heeft zich aangepast aan de verschillende economische omstandigheden en beleidsvoorkeuren van individuele landen. Met name de wisselkoersen van alle geavanceerde economieën en sommige opkomende economieën zweven nu vrij rond, terwijl een nieuw dollargebied met systeemrelevante crediteuren is ontstaan, waardoor het IMFS een hybride zwevend/vast systeem is geworden.

    Ten tweede is er een nieuwe, wereldwijd belangrijke, valuta op het toneel verschenen: de euro. Dit heeft belangrijke gevolgen gehad, maar heeft niet de overgang naar een echt duopolie in de levering van internationale valuta betekend. Hoewel de euro een geloofwaardig alternatief voor de dollar is geworden, heeft dit weinig invloed gehad op de centrale positie van de dollar in het IMFS. Vooral het exorbitante privilege blijft grotendeels het kenmerk van de dollar.

    Om zeker te zijn, het valt niet te ontkennen dat de zeer kleine renteverschillen die tot ongeveer 2008 geassocieerd werden met de schuld van bepaalde Europese landen voornamelijk een bijproduct waren van het “privilege” om deel uit te maken van het eurogebied. En het is ook waar dat dit één van de factoren was die heeft bijgedragen aan de onderschatting van het cruciale belang van begrotingsdiscipline en concurrentievermogen in de monetaire unie.

    Maar het is even accuraat om te concluderen dat de idiosyncratische negatieve schokken die dergelijke landen in het eurogebied sinds 2009 hebben veroorzaakt, geleid hebben tot een belangrijke herziening van hun soevereine risico. Dit is het tegenovergestelde van wat er is gebeurd bij soortgelijke negatieve schokken uit de Verenigde Staten. De huidige stabiliteit van de wisselkoers van de euro is meer te danken aan de algehele goede fundamenten van het gehele eurogebied dan aan enig exorbitant privilege.

    Maar de derde en belangrijkste wijziging, vanuit een Triffin-perspectief, is de volgende: Er is niet langer sprake van een fundamenteel tekort aan wereldwijde liquiditeit [4] dat intrinsiek is aan het functioneren van het systeem. De opeenstapeling van wereldwijde externe onevenwichtigheden in de hedendaagse wereld zou niet als een noodzakelijke voorafgaande voorwaarde voor het aanbieden van wereldwijde liquiditeit en de uitbreiding van de wereldhandel moeten worden beschouwd. Laat het me uitleggen.

    Vandaag de dag zijn de Verenigde Staten en de eurozone niet verplicht stijgende tekorten op de lopende rekening aan te gaan om aan de vraag naar dollars of euro’s te voldoen [5]. Dit is om twee belangrijke, onderling verbonden redenen.

    Ten eerste stellen goed functionerende, meer liquide en diep geïntegreerde mondiale financiële markten landen die reserves verstrekken in staat om de rest van de wereld veilige en liquide financiële verplichtingen te bieden en tegelijkertijd een overeenkomstig bedrag te beleggen in een breed scala aan financiële activa in het buitenland.

    De euro is sinds de start inderdaad een belangrijke internationale valuta geworden en het eurogebied heeft een evenwichtige lopende rekening. In een wereld waar er geen één-op-één koppeling bestaat tussen lopende rekeningen, d.w.z. netto kapitaalstromen en wereldwijde liquiditeit, moet een goed inzicht in de wereldwijde liquiditeit ook bruto kapitaalstromen omvatten.

    Ten tweede, onder Bretton Woods waren de wereldwijde liquiditeit en de officiële liquiditeit [6] in wezen hetzelfde, maar vandaag is het “gemak van financiering” op mondiaal niveau ook van cruciaal afhankelijk van particuliere liquiditeit die direct door financiële instellingen wordt verstrekt, bijvoorbeeld door interbancaire leningen of door hun rol op de aandelenmarkten.

    Gezien het endogene karakter van deze particuliere liquiditeit, moeten de globale officiële en private liquiditeiten tezamen worden beoordeeld voor een juiste evaluatie van de wereldwijde liquiditeitsvoorwaarden op een bepaald moment. Daaruit blijkt dat er geen endemisch tekort aan wereldwijde liquiditeit is, zoals het empirische bewijs bevestigt.

    Dit is niet om te ontkennen dat tijdelijke tekorten kunnen optreden, zoals gebeurde na het faillissement van Lehman Brothers in september 2008. Maar dergelijke tekorten zijn een bijproduct van schokken en economische golfbewegingen en niet een intrinsiek kenmerk van het IMFS. Deze tekorten kunnen dus aangepakt worden met een passend wereldwijd financieel vangnet.

    3.2 Wat is nog steeds geldig?

    Ten eerste zijn er nog factoren die zorgen voor Triffin-dilemma-achtige druk op het IMFS. Met name de officiële sector van verschillende opkomende markteconomieën (EME’s) voegt nog steeds consequent haar eigen vraag naar veilige Amerikaanse activa toe aan de marktgebaseerde particuliere vraag naar Amerikaanse dollars.

    Zelfs wanneer een schok afkomstig is uit de Verenigde Staten, zoeken omvangrijke en aanhoudende officiële kapitaalstromen naar dat land de dollar op als een veilige opslag van waarde en een eventuele bron voor liquiditeit. Als gevolg hiervan stroomt het totale nettokapitaal afkomstig van EME’s in zijn geheel bergopwaarts naar geavanceerde economieën (de Lucas-paradox), zelfs wanneer particulier kapitaal bergafwaarts blijft dalen, zoals de theorie zou voorspellen. Dit zou geen probleem zijn als het de kwetsbaarheid van het Amerikaanse financiële systeem niet vergroot zou worden door risicopremies en reële rentetarieven naar beneden te duwen, waardoor financiële innovatie zou worden gestimuleerd en opleving in de mate van hefboomwerking zou worden aangemoedigd. [7] Maar het vergroot die kwetsbaarheid.

    Er zijn drie belangrijke oorzaken van reserve-accumulatie te identificeren, met name:

    1. Een paar overschotlanden kopen dollars op als bijproduct van een strategie om systematisch hun reële effectieve wisselkoers ondergewaardeerd te houden;

    2. Andere overschotlanden met grotendeels openstaande kapitaalrekeningen, die zijn blootgesteld aan kapitaalstroomvolatiliteit, kopen dollars aan om preventieve reserves op te bouwen in geval van terugkeer van de kapitaalstromen;

    3. De grondstoffenexporteurs recyclen hun overschotten op de lopende rekening in veilige activa in dollars.

    Net als in de tijd van Triffin echter, snijdt dit mes aan twee kanten. De vraag naar veilige activa voedt dat exorbitante voorrecht van de Verenigde Staten. Dit draagt ​​bij aan een verzwakking van de Amerikaanse beleidsdiscipline, omdat het land in normale tijden overmatig kan vertrouwen op gemakkelijk krediet en in tijden van crisis op zeer expansief macro-economisch beleid. Het resultaat is buitensporige Amerikaanse schuldenlast. Het bedrijfsleven had schulden vóór het uiteenspatten van de dotcom-zeepbel in 2001; zo ook de huishoudelijke en financiële sectoren vóór de uitbarsting van de subprime-crisis in 2007-08; en de officiële sector heeft vandaag schulden.

    Dit brengt me bij het tweede geldige element van het Triffin-dilemma. Het IMFS bevindt zich vandaag niet in een betere situatie. Het dilemma onder het Bretton Woods systeem – het ontbreken van een geloofwaardig anker voor internationale monetaire en financiële stabiliteit – blijft bestaan. Belangrijke verstrekkers en bezitters van reservevaluta streven nationale doelstellingen na, onafhankelijk van wat het wereldwijde systeem het beste zou dienen en zelfs hun langere rente.

    Voor zover dit beleid onvoldoende aandacht besteedt aan negatieve effecten voor andere landen en macro-economische en financiële stabiliteitsproblemen op de langere termijn, hebben zij de neiging om niet-duurzame onevenwichtigheden te produceren en de kwetsbaarheid van het mondiale financiële stelsel te voeden.

    Een grote hoeveelheid literatuur steunt de opvatting dat een wereldwijde overvloed van zowel liquiditeit als geplande besparingen ten opzichte van investeringen – afkomstig van respectievelijk reserves verstrekkende en reserves verzamelende economieën – een belangrijke aanjager was van de gevaarlijke omgeving aan het begin van de wereldwijde financiële en economische crisis die uitbrak in de zomer van 2007. [8]

    Al met al is er, net als in de tijd van Triffin, vandaag de dag geen geloofwaardig mechanisme voor symmetrische aanpassing van onevenwichtigheden in werking, ook al hebben we nu meer flexibele wisselkoersen, meer financiële innovatie, meer kapitaalmobiliteit en meer private internationale liquiditeit.

    4. Is het mogelijk aan dit Triffin dilemma te ontsnappen?

    Triffin heeft gelijk gekregen. Niet in de strikte zin, maar in een bredere betekenis. Kortzichtig beleid dat niet-duurzame groeimodellen ondersteunt, voedt niet alleen de hausse die voorafgaat aan financiële crises, maar kan op den duur ook het vertrouwen ondermijnen dat de basis vormt voor de reservestatus van een of meer nationale valuta. Zelfs het meer flexibele IMFS van vandaag kan daarom in deze zin inherent onstabiel blijken te zijn.

    Om de ontbrekende schakel te krijgen tussen de beleidsdiscipline van grote reserves verstrekkende  en accumulerende landen enerzijds en mondiale stabiliteit anderzijds, hebben we prikkels nodig om te voorkomen dat ze negatieve effecten veroorzaken. En dergelijke prikkels kunnen alleen voortkomen uit een mix van i) internationaal coöperatieve beleidsacties, ii) juiste crisisreacties en iii) structurele ontwikkelingen.

    Ten eerste hebben we met betrekking tot internationale samenwerking aanzienlijke vooruitgang geboekt in IMF en regionaal multilateraal toezicht, evenals bij de evaluatie van het wederzijdse beleid van de G20 in de nasleep van de crisis. Landen zijn inderdaad op zoek geweest naar een platform om enige invloed uit te oefenen op het beleid van partnerlanden die negatieve overloopeffecten produceerden – hetzij fiscale verkwisting, gebrek aan hervorming van de financiële sector, ongebreidelde accumulatie van reserves of de herinvoering van kapitaalcontroles. Om dit platform te verkrijgen, moeten landen tegelijkertijd hun partners een platform bieden om hun eigen beleid te beïnvloeden. Dit is het moment waarop dingen kunnen gaan veranderen. [9]

    Ten tweede suggereert de ervaring dat een coöperatief beleid helaas niet genoeg is en dat crises wel degelijk een rol spelen bij het produceren van fundamentele veranderingen in het systeem van beleidsstimulansen. Zo duurde het tot de soevereine schuldencrisis in het eurogebied dat het economische bestuur van de EMU aanzienlijk werd uitgebreid – en de lijst met voorbeelden is natuurlijk erg lang.

    Ten derde kunnen niet alleen crises, maar ook structurele ontwikkelingen op de lange termijn, uiteindelijk het systeem van beleidsstimulansen veranderen. Een dergelijke ontwikkeling zou volgens sommigen een verschuiving kunnen zijn naar een werkelijk multipolair valutasysteem. [10]

    In een dergelijk IMFS wordt beargumenteerd dat er geloofwaardige alternatieven zijn voor in dollars genoteerde investeringen, die op hun beurt onvermijdelijk de beleidsdiscipline in de Verenigde Staten zouden verbeteren. Ook zou een multipolaire valutawereld een grotere autonomie van het monetaire beleid mogelijk maken in opkomende economieën zoals China, die aldus beter in staat zouden zijn om hun onevenwichtigheden en oververhitting onder druk te zetten.

    Ik ben het er in grote lijnen over eens dat een echt multipolair IMFS betere beleidsimpulsen zou betekenen voor een op stabiliteit gericht beleid. Maar hoe komen we daar? En zou een multipolair valutasysteem stabiel zijn, of zou er uiteindelijk een nieuwe hegemonie ontstaan, zoals de Verenigde Staten de afgelopen eeuw deden?

    Om mogelijke tekorten aan dollars aan te pakken gaf Triffin de voorkeur aan de uitgifte van een nieuwe supranationale valuta door een wereldwijde centrale bank, die dienst kan doen als “extern fiat geld” en fluctuerend tegen nationale valuta’s, die landen zouden moeten accepteren in internationale transacties. Zou dit niet het beste patroon zijn om te volgen?

    Conclusie

    Deze vragen zijn zeer relevant en de antwoorden daarop zijn verre van eenduidig. Laat ik daarom besluiten door slechts een paar laatste gedachten te geven:

    • Hoe bereiken we een echt multipolair internationaal monetair financieel systeem? De rol van verdere ontwikkeling van de financiële markt, liberalisering van kapitaalrekeningen en wisselkoersflexibiliteit in opkomende economieën worden in deze context vaak onderschat. Hoe meer vooruitgang de opkomende economieën in deze richting boeken, hoe lager hun officiële kapitaaluitstroom naar geavanceerde economieën zal zijn. Hierdoor zou de vraag naar veilige schuldinstrumenten van de ontwikkelde economieën geleidelijk afnemen en uiteindelijk bijdragen tot meer wereldwijde financiële stabiliteit [11]. Het zou ook een betere kanalisering van het binnenlandse krediet naar investeringen en consumptie mogelijk maken, wat op zijn beurt de groei zou bevorderen die wordt aangedreven door de binnenlandse vraag, waardoor de prikkel wordt verminderd om door export geleide modellen na te streven op basis van ondergewaardeerde wisselkoersen. Een dergelijk proces zal waarschijnlijk van nature geleidelijk zijn en worden aangedreven door talloze autonome en onafhankelijke beslissingen van particuliere en officiële actoren. Hopelijk maakt dit een ordelijke overgang naar een multipolair IMFS mogelijk, waarbij de dollar nog lang “de beste van de gelijken” blijft. Maar in de tussentijd zal veel natuurlijk afhangen van het vermogen van beleidsmakers om de juiste beslissingen te nemen.
    • Zou een multipolair IMFS stabiel zijn? Meer symmetrie in financiële globalisering zou zeker in deze richting gaan. Maar zou het economische gewicht en de geloofwaardigheid van het beleid – de andere belangrijke ingrediënten voor een valuta om een ​​internationale status te verwerven en te profiteren van de voordelen – ook zo worden verwezenlijkt dat er een voldoende aantal concurrerende valuta rond de tafel zou zijn? Nogmaals, het antwoord is in belangrijke mate in handen van de beleidsmakers van vandaag.
    • Tot slot, zou een IMFS met een bancor niet, zoals Keynes in de jaren ’40 en Triffin in de jaren ’60 hoopte, het beste antwoord geven? Dit type oplossing had weinig aanhangers in de jaren zestig – een houding die vijftig jaar later nauwelijks veranderd is. Ik blijf zeer sceptisch over het voorstel van een bancor en niet alleen vanwege de twijfelachtige haalbaarheid ervan. Sommigen hebben zelfs gezegd dat een supranationale valuta sterk moet worden gehouden om niet te devalueren tegen de andere grote bestaande valuta. Elke verzwakking zou de aantrekkelijkheid ervan ondermijnen en daarmee haar functie als reserve. Echter, als het aanbod van een supranationale valuta echter zou worden beperkt, zou het misschien kunnen falen om aan de vraag te voldoen en op die manier zijn functie tekortschieten. [12]

    Zoals je ziet, is het zelfs onduidelijk of een nieuwe supranationale valuta het dilemma voor eens en altijd zou kunnen oplossen, of dat het dilemma gewoon een andere vorm zou aannemen. Gezien deze onzekerheid zal de Triffin International Foundation misschien nog een andere conferentie in de 22e eeuw moeten organiseren!

    European Central Bank
    Directorate General Communications
    Sonnemannstrasse 20, 60314 Frankfurt am Main, Germany
    Tel.: +49 69 1344 7455, E-mail: [email protected]
    Website: www.ecb.europa.eu

    Volg Marketupdate nu ook via Telegram

    Dit artikel verscheen eerder op GoudstandaardGoudstandaard is gespecialiseerd in de verkoop en opslag van fysiek edelmetaal. Wilt u meer informatie over beleggen in edelmetalen? Bel ons op +31(0)88 46 88 488 of mail naar [email protected].




  • Centrale banken bezitten 18% van staatsschuld Italië

    Centrale banken hebben in drie jaar tijd zoveel staatsobligaties opgekocht dat ze nu al 18% van de totale Italiaanse staatsschuld op hun balans hebben staan. Deutsche Bank verzamelde de cijfers vanaf 1990 en concludeert dat de centrale bank, de Italiaanse financiële instellingen en buitenlandse beleggers een steeds groter deel van de Italiaanse staatsschuld bezitten, terwijl particuliere beleggers steeds minder obligaties bezitten.

    Werd de Italiaanse staatsschuld in 1990 nog voor 70% gefinancierd door particuliere beleggers, vandaag de dag is dat minder dan 10%. Centrale banken hadden sinds 1990 gemiddeld maar 5% van alle Italiaanse staatsobligaties in handen, totdat begin 2015 het besluit genomen werd om op grote schaal schuldpapier op te kopen. Sindsdien is het aandeel van de centrale bank toegenomen, met als resultaat dat ze waarschijnlijk dit jaar over de 20% zal gaan.

    Ook opvallend is dat binnenlandse financiële instellingen en buitenlandse beleggers een steeds groter deel van de Italiaanse staatsschuld financieren. Was hun aandeel in 1990 nog respectievelijk 18% en 4%, anno 2018 is dat opgelopen tot 41% en 35%. Daarmee zijn deze twee groepen de belangrijkste financiers van de Italiaanse staatsschuld, die met ruim 130% van het bbp bijna het hoogste is van alle landen in de eurozone.

    Centrale banken bezitten 18% van Italiaanse staatsschuld (Grafiek via @Schuldensuehner)

    Volgens ECB-woordvoerder William Lelieveldt is het niet de ECB die de Italiaanse staatsobligaties bezit, maar het Eurosysteem als geheel. Daaronder vallen de nationale centrale banken van alle eurolanden. Het overgrote deel van de Italiaanse staatsobligaties staat op de balans van de Banca d’Italia.

    Deze bijdrage is afkomstig van Geotrendlines

  • ECB trekt stekker uit bank in Letland

    De Europese Centrale Bank haalt de stekker uit ABLV Bank, omdat deze door de Amerikaanse overheid wordt verdacht van het witwassen van geld voor Noord-Korea. Het niet respecteren van de Amerikaanse sancties tegen Noord-Korea leverde zoveel negatieve publiciteit op dat spaarders binnen een week €600 miljoen aan spaartegoeden bij deze Letse bank weghaalden.

    Volgens de ECB was de uitstroom van spaartegoeden dusdanig groot dat een succesvolle doorstart niet meer mogelijk was. Om de spaarders te beschermen en het depositogarantiestelsel niet verder te belasten werd de bank door de Europese Centrale Bank overgedragen naar het Single Resolution Board. Die oordeelde dat de bank in kwestie niet van vitaal belang was voor de financiële stabiliteit en dat een herstructurering van de bank niet in het publieke belang is. De ABLV Bank is daarmee de vierde bank in de eurozone die via het zogeheten Single Resolution Mechanism wordt afgewikkeld.

    ‘Politiek besluit’

    ABLV ontkent de beschuldigingen uit de Verenigde Staten en noemde de afwikkeling van de bank een politiek gedreven besluit. In een verklaring schrijft de bank dat ze voldoende middelen had om aan alle verplichtingen aan haar klanten te voldoen, maar dat ze uit politieke overwegingen niet de kans kreeg om dat te doen. Volgens de financiële toezichthouder van Letland voldeed de bank voordat de geruchten naar buiten kwamen ook aan alle kapitaaleisen en liquiditeitseisen.

    De merkwaardige gang van zaken rond deze bank is geen goede publiciteit voor de ECB, zo verklaren verschillende bronnen tegenover Bloomberg. Als blijkt dat de bank inderdaad de Amerikaanse sancties aan haar laars lapte – waarvan we de bewijzen nog moeten zien – dan is het de vraag waarom de Europese Centrale Bank als toezichthouder op de Europese bankensector niet eerder heeft ingegrepen. Maar ook als de beschuldigingen terecht zijn is het nog maar de vraag of de bank daadwerkelijk zou zijn bezweken onder een uitstroom van spaartegoeden. De ECB heeft besloten om de bank te ontmantelen via het Single Resolution Board, waarmee een eventuele doorstart onmogelijk werd gemaakt.

    Buitenlandse klanten

    Opvallend is dat de ABLV Bank vooral buitenlandse klanten bediende. In september vorig jaar was slechts 6,1% van alle spaartegoeden onder beheer afkomstig van spaarders uit Letland. De meeste spaartegoeden behoorden toe aan spaarders uit Rusland (43,1%) en Oekraïne (21,2%), maar de bank had ook veel klanten in Moldavië, Oezbekistan en Azerbeidzjan.

    ABLV wordt onder de Europese regelgeving afgewikkeld, wat betekent dat spaartegoeden tot €100.000 per persoon vergoed worden. Het is nog onduidelijk of spaarders nog iets terug zullen zien van het bedrag boven deze grens. Door deze bail-in constructie wordt de afwikkeling van de bank niet meer gedragen door de belastingbetaler, maar door de stakeholders van de bank in kwestie.

    ABLV Bank deed vooral zaken voor buitenlanders (Bron: Bloomberg)

    Dit artikel wordt u aangeboden door Goudstandaard, uw adres voor de aankoop en verzekerde opslag van edelmetalen. Wilt u goud kopen? Neem dan contact op door te mailen naar [email protected] of door te bellen naar +31(0)88-4688488.

  • Dollar profiteert amper van positieve verrassing Amerikaanse inflatie

    De valutamarkt lieten vorige week aardig wat volatiele handel zien. De opwaartse verrassing bij de Amerikaanse inflatie had een heel onverwacht effect op de dollar, die maakte namelijk een enorme val naar een nieuw laagterecord in vele jaren, om daarna aan een net zo scherpe rally te beginnen en de week 1,5% lager te eindigen ten opzichte van de verschillende Europese valuta.

    De valutamarkt lieten ook minder voorspelbare koersen zien. Vanzelfsprekende correlaties tussen valuta en activaklassen lijken verdwenen te zijn – met name die tussen de Amerikaanse rentetarieven en de Amerikaanse dollar. Het wegvallen van de correlatie zoals we die nu zien, moet nauwlettend worden gevolgd en bevestigd.

    Valutahandelaren zullen zich volgende week waarschijnlijk richten op de notulen van de januaribijeenkomst van de Federal Reserve en op die van de laatste ECB-bijeenkomst donderdag. Verder zullen weinig gegevens verschijnen. Hieronder de belangrijkste valuta in detail.

    Euro

    Bij gebrek aan belangrijke cijfers, politiek nieuws en ontwikkelingen in het monetaire beleid werd de euro grotendeels vlak gehandeld ten opzichte van alle andere Europese valuta’s. De munt rallyde volatiel tegenover de dollar, net als alle andere belangrijke wereldvaluta.

    Aanstaande donderdag verschijnen de notulen van de ECB-bijeenkomst en de PMI-flashcijfers voor zakelijke activiteit voor februari. Deze zullen de verwachtingen van een sterke groei in de eurozone en een heel voorzichtig afstappen van het beleid van negatieve rentes waarschijnlijk niet significant veranderen.

    Britse pond

    De economische cijfers die vorige week uit het Verenigd Koninkrijk kwamen gaven een wisselend beeld. De inflatie bleef hoog, want met 3% is dit de enige grote economie waarin de inflatie consequent boven de doelen van de centrale bank blijft. Anderzijds stegen de detailhandelsverkopen in de maand januari slechts 1,5% ten opzichte van het voorgaande jaar, wat ten opzichte van de verwachtingen teleurstelde.

    Wij denken dat de inflatiecijfers aanzienlijk relevanter zijn dan de volatiele detailhandelsverkopen. Onze voorspelling dat de Bank of England bij zijn volgende bijeenkomst de rente zal verhogen, handhaven we dan ook.

    Het wordt een relatief drukke week voor het Britse pond. Woensdag verschijnt het werkgelegenheidsrapport en een aantal vertegenwoordigers van de Bank of England zal getuigen voor de parlementaire treasurycommissie.

    Amerikaanse dollar

    De inflatiecijfers van januari moeten de beleidsmakers van de Federal Reserve verder gerustgesteld hebben. De cijfers bevestigden het beeld uit het banenreport dat de krappe arbeidsmarkt eindelijk doorwerkt op de lonen en de prijzen. De dollar profiteerde niet van het nieuws; de markten werden vooral door technische factoren bepaald – en door de opluchting die de rebound van de aandelenprijzen bracht na de inzinking van vorige week.

    Aankomende week is er een lichte kalender. Wij verwachten dat de relatie tussen de Amerikaanse dollar en Amerikaanse rentetarieven zich zal herstellen en dat dit de koers van de dollar verder zal opdrijven, in het verlengde van de rally van vrijdag.

    Door: Enrique Díaz-Álvarez (Ebury)

    Enrique Diaz-Alvarez is chief risk officer en staat aan het hoofd van het analistenteam van Ebury in New York. Vanwege zijn gedrevenheid, passie en gedegen kennis, wordt Enrique door Bloomberg erkend als een van de meest accurate voorspellers van de marktbewegingen.

    Over Ebury:

    Ebury maakt internationale markten toegankelijker met valutadiensten op maat en flexibel handelskrediet voor ondernemingen. Ebury werkt samen met ruim 12.000 organisaties en verricht 12 miljard euro aan valutatransacties in 140 verschillende valuta. Het bedrijf heeft kantoren in het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Spanje en Polen. De speerpunten van Ebury:

    • Financiële diensten die normaal zijn voorbehouden aan grote multinationals
    • Financiering van uw aankopen
    • Marktkennis en valutadiensten op maat
    • Ons netwerk van liquidity providers en intermediaire banken
    • Transacties in ruim 140 verschillende valuta

    Meer informatie op www.ebury.nl

  • ECB waarschuwt: “Bitcoin is geen geld”

    De ECB vindt Bitcoin maar gevaarlijk en waarschuwt daarom in een kort berichtje op haar website dat de virtuele munt echt niet als een vorm van geld gezien moet worden. De centrale bank schrijft dat virtuele munten online uitgewisseld kunnen worden en dat alle transacties in de blockchain worden bijgehouden, maar dat de cryptomunten om verschillende redenen niet aan de definitie van geld voldoen.

    Volgens de centrale bank zijn de cryptomunten geen vorm van geld, omdat er geen centrale autoriteit achter staat, het geen algemeen geaccepteerd betaalmiddel is, gebruikers geen enkele bescherming genieten en omdat het door de grote volatiliteit geen betrouwbare opslag van waarde is.

    Om deze redenen ziet de centrale bank Bitcoin en andere virtuele munten slechts als een speculatieve belegging, waarbij het risico bestaat dat je de volledige inleg kwijtraakt. De centrale bank vindt het echter niet haar verantwoordelijkheid om de handel in virtuele munten te verbieden of om regulering toe te passen. Wel voelt ze zich genoodzaakt om mensen te waarschuwen voor de risico’s van deze nieuwe technologie.

    ECB waarschuwt voor Bitcoin

    Ook Mario Draghi is sceptisch over Bitcoins. In een gesprek voor Debating Europe zei hij daar het volgende over.


  • ECB bezorgd over slechte leningen Italiaanse banken

    Daniele Nouy, hoofd van de afdeling bankentoezicht bij de Europese Centrale Bank, houdt deze week crisisoverleg met de Italiaanse centrale bank en de top van het Italiaanse bankwezen. Het belangrijkste onderwerp op de agenda is de grote hoeveelheid slechte leningen op de Italiaanse bankbalansen, een probleem dat binnen afzienbare tijd geadresseerd moet worden.

    Volgens Reuters zal Daniele Nouy op woensdag eerst met de Italiaanse centrale bank praten en daarna de top van de Italiaanse bankensector ontmoeten. Naast de slechte leningen zal er ook gesproken worden over de jaarlijkse evaluatie van de bankensector, de zogeheten Supervisory Review and Evaluation Process (SREP).

    Italiaanse banken kwetsbaar door slechte leningen

    De ECB worstelt al langer met de grote hoeveelheid slechte leningen op de Italiaanse bankbalansen, omdat dit een bedreiging kan vormen voor de stabiliteit van de gehele Europese bankensector. Veel banken zijn onderling met elkaar verweven, wat betekent dat er nog steeds besmettingsgevaar is op het moment dat een grote Italiaanse bank in de problemen komt.

    Om dat risico te verkleinen wil de ECB als toezichthouder op de bankensector meer stappen zetten om de hoeveelheid slechte leningen op de bankbalansen te verkleinen, bijvoorbeeld door deze te verkopen aan private partijen die het risico beter kunnen dragen. Men spreekt van een slechte leningen als er sprake is van een betalingsachterstand van drie maanden of langer.

    Deze bijdrage is afkomstig van Geotrendlines